De heer Smlmin heeft indertijd gestemd tegen het voorstel om den wethouders een trak tement van 2500 te geven. Spr. achtte }000 voldoende, omdat het wethoudersambt naar zijne meening niet den vollen man eischte. De Raad was het niet met spr. eens en honoreerde het ambt met 2500. Toen spr. in de commissie voor de wethouderspensionneering gekozen werd, heeft spr. zich neergelegd bij de meerderheid dier com missie, die van oordeel was, dat de functie den geheelen man eischte. Natuurlijk moest men dan ook volledig pensioen geven. Het verwondert spr. thans, dat de heer Schoeffelenberger er tegen op komt, dat wij in de Commissie gezegd hebben, dat de termijn op een jaar gebracht moet worden. En Velsen zou, volgens dezen heer, nog gekkere din gen doen. Dat de heer Schoeffelenberger dit zegt, vindt spr. wel ietwat vreemd. Immers, hij heeft het voordeel, dat hij uit zijn vermogen leven kan en zijn arbeid daarvoor niet meer behoeft te ge bruiken. Mag hij nu iemand, die dat geluk niet heeft, die dus van zijn arbeid moet leven, verwij ten, dat hij daarvan ook pensioen wil genieten? En 8.pensioen is waarlijk nog niet veel. Als men niet krachtens zijn vermogen, kan leven en het is juist, dat wij iemand willen als wethou der, die niet persé een vermogend man behoeft te zijn is er toch niets onreëels in dit standpunt? Wij meenden zelfs aanvankelijk het voorstel van Velsen over te nemen, opdat een oud-wethouder een billijke vergoeding zou krijgen voor zijn arbeid. De heer Van Breda heeft de vergadering, waar deze zaak- besproken is, niet bijgewoond. Spr. is vóór de democratie, maar er is een grens aan en spr. begrijpt niet, dat de heer Staalman niet medegaat met het voorstel van B. en W. De heer Staalman: Ik heb die verordening niet gemaakt! De heer Van Breda heeft steeds gezegd De heer Grunwald heeft inderdaad ten volle twee begrootingen meegemaakt, geef hem dus volledig pensioen, dat is democratisch. Volgens de rede neering van den heer Staalman zouden alleen ver mogende menschen wethouder kunnen worden. Protesten, geroep: Neen, neen, dat is niet ge zegd! De heer Van Breda wil zich neerleggen bij het voorstel-B. en W. De heer Baak denkt anders over de kwestie dan de heer Schoeffelenberger, die het arrogant vindt van de wethouders, dat ze deze discussie medemaken. Wij maken toch geen verordening voor deze heeren alleen? We zouden een breede principieele discussie kunnen voeren over het al of niet noodzakelijke van een pensioen, maar dat is niet noodig. Het geval-Grunwald is oorzaak geweest, dat dit voorstel thans ter tafel komt. Maar wij moeten beide zaken wel uit elkander houden. Moet de zaak-Grunwald worden vastge koppeld aan de kwestie van een nieuwe verorde ning al dan niet? Men schudt van neen, maar we dienen goed te weten, waar we met deze pensio- neeringsvoorstellen aan vast zijn. Men heeft den heer Grunwald indertijd een fooitje aangeboden; de voorstellen van thans willen óf een volledig pensioen geven óf niets. Het College spreekt zich niet pertinent hieromtrent uit. Het had moeten zeggen, dat formeel de heer Grunwald geen recht op pensioen had. Than9 houden B. en W. zich in de ruimte. Daarom vindt spr. ook de overgangs bepaling gevaarlijk. Men blijft door deze bepaling niet uit eventueele nieuwe moeilijkheden. Spr. had liever gezien, dat de heer Grunwald deze discus sies medemaakte, daar het hier niet om de per soon, maar om de zaak gaat. De leden der com missie vonden goed om den termijn van I jaar in 2 jaar te veranderen. Als de Raad een wethouder kiest, moet deze, ongeacht zijn persoonlijk for tuin, de capaciteiten bezitten. De termijn is daar om zoo kort gesteld, omdat hij een eventueel be kleedde functie zou moeten opzeggen. Hoewel spr. niet veel weet van het ambt, begrijpt hij wel, dat men zijn geheele persoon aan de betrekking moet geven. Men heeft dan wel een half jaar noodig om zich intewerken in de zaken. Indien we de functie van wethouder dus niet voldoende regelen, krijgen we voortdurend nieuwe function- narissen, die zich in de zaken moeten inwerken. Een termijn van twee jaar is daarom veiliger dan een jaar. De heer De Zwart merkt den heer Schoeffe lenberger op, dat het toch volstrekt niet vreemd is als het College hier de behandeling bijwoont van een algemeene verordening, die waarschijnlijk niet eens op de leden ervan zal worden toegepast. Als leden van den Raad werken de wethouders mede aan alle verordeningen. En zou men de ge meente als werkgeefster, de wethouders als werk nemers willen beschouwen, dan is ook daarin niets vreemds, dat werkgevers en werknemers met el kander onderhandelen. Het protest van den heer Schoeffelenberger kan spr. dus niet accepteeren. Het is bovendien nog de vraag of de tegenwoor dige wethouders willen aanblijven indien hen pen sioen verleend wordt. Het College is geroepen, alle verordeningen uit te voeren als uitvoerende macht in de ge meente. Het College is niet competent daaraan een andere uitlegging te geven dan er in staat te lezen. Er stond in de vorige verordening, dat een wethouder twee jaren in functie moest zijn ge weest alvorens hem pensioen kon worden toege kend, en omdat de heer Grunwald niet onder die bepaling viel, moest zijne aanvraag van toen wor den geweigerd. Maar nien kan voor Zoo'n geval ren redactiewijziging voorstellen. De persoon in kwestie had hier geen schuld aan het feit, dat hij geen volle twee jaar wethouder was. Zooals allen weten was oorzaak ervan het bedanken van den heer Michels. Wel had de heer Grunwald de volle taak van den nieuwen wethouder gehad. De letter van de verordening mocht dus al een pensloenee- ring verbieden, de geest was zeer zeker zoo, dat het pensioen verleend moest worden. Men kon ech ter met den geest-alleen geen rekening houden, en dus moest een nieuwe verordening komen. De heer Zondervan antwoordt namens de Commissie de verschillende sprekers. De Com missie staat op het standpunt, dat de kwestie- Grunwald bulten de verordening moet blijven. B. en W. maken een aanvullingsbepaling, waaronder de heer Grunwald valt. De oude verordening is gemaakt toen er aanleiding voor was. De heer Van Neck legde de functie neder en de verorde ning werd pasklaar gemaakt voor hem. De kwes tie Grunwald evenwel is anders. In art. 3 der oude verordening staat, dat iemand, die buiten zijn wil niet weer herkozen wordt, buiten de ver ordening valt. Dat is thans de twistvraag voor ons. Wij hebben den heer Grunwald buiten de verordening gehouden in tegenstelling met B. en W. Maar als wij ons op dat standpunt plaatsen, zijn er, buiten den heer Grunwald, nog wel wedu wen en weezen van andere wethouders ook, die aanspraak zouden kunnen maken op pensioen. En daar wenschen wij niet aan te beginnen. De heer Schoeffelenberger vindt het ar rogant, dat de wethouders deze behandeling mede maken. 't Is zeer onbeleefd van dien heer dit te zeggen. De Voorzitter kan dat woord ten opzichte van een mede-raadslid niet tolereeren. De heer Zondervan meende te moeten opko men tegen de uitdrukkingen van den heer Schoeffe lenberger jegens den heer Grunwald, die volstrekt niet zijn eigen „standje verdedigde" zooals deze heer deed voorkomen. De heer Grunwald heeft al leen iets voorgelezen destijds. De heer Van Breda meent, dat de kwestie- Grunwald niet afzonderlijk van de andere kan wor den behandfld. Daarom gaat spr. mee met het amen dement van B. en W. Van weduwen- en weezenpen- sioen is in de oude verordening geen sprake. Spr. is het met den heer de Zwart eens, dat ook de geest eener verordening medespreekt. De wethouder in kwestie heeft toch twee begrootingen mede gemaakt. Spr. heeft overigens niet veel sympathie voor de pensioneering van wethouders. Wel als dit ambt inderdaad den geheelen man ei9cht. Maar dat is, althans wat he tegenwoordig Collcje betreft, ri 1 ~evsl. Mevrouw Van der Hulst zei tegen de pen sioneering stemmen, omdat spr. vóór de amende- menten-Schoeffelenberger is. De heer Staalman meent, dat men de zaken niet voldoende uit elkander houdt. De heer van Breda werkt ze door elkaar. De Commissie heeft zich op het standpunt geplaatst, dat eene verorde ning moest worden gemaakt, waar het geval-Grun wald buiten staat. Spr. heeft zich steeds tegen de bestaande bepalingen verzet. Daarom is het zoo on billijk, dat men ons thans verwijt, dat wij niet de mocratisch zijn. Het is de schuld van den Raad, die de verordening zóó maakte. Terecht meenden B. en W. de verordening niet te kunnen toepassen. Wij wilden het geval-Grunwald er geheel buiten hou den en geven dien heer op billijkheidsgronden een pensioen. De vraag of hij buiten zijn wil afgetreden is, moet buiten beschouwing blijven. De verordening der Commissie zal dus dienen te worden aangeno men met uitzondering van art. 3. De heer Schoeffelenberger wil wel pen sioen geven. Daarvan is nooit sprake geweest bij spr. Maar hij wenscht billijk te blijven en heeft daartoe zijn amendementen ingediend. Spr. heeft nog lang niet de overtuiging, dat de wethouders thans den geheelen dag op de secretarie zijn en an dere bijbetrekkingen hebben opgegeven. De heer Borkert verschilt met den heer Zon dervan van standpunt. Spr. en de zijnen staan op 't standpunt, door het College ingenomen en door den wethouder de Zwart gemotiveerd. De Commis sie, op wier standpunt de heer Zondervan staat, had inderdaad naar den geest der verordening moeten handelen, en houdt te veel aan de letter der veror dening vast. Wij pensioneeren een oud-wethouder nu een nieuwe regeling gemaakt wordt. Nu dienen wij die regeling loyaal toe te passen. Wat de heer Schoeffelenber zegt, zou wellicht aanleiding geven tot afdwalen in minder kiesche beschouwingen om trent de wijze waarop de wethouders hun tijd zoek- brengeo. De Voorzitter merkt op, dat een schrijve» 'als door den heer Zondervan bedoeld (betreffende een verzoek van den heer Grunwald) niet ter secre tarie aanwezig is. De heer Van Loo: Dit laatste is jaist een der punten, die in de besprekingen der Commissie ha* zwaarst wogen. Men meende inderdaad, dat dc ,heer Grunwald geene herkiezing wenschte. Dit was voor ons een der motieven, dat wij besloten geen pensioen toe te kennen. Wij beschouwden den heer Grunwald niet als iemand, die „buiten zijn wil" niet weder gekozen was. Er is gezegd, dat bij den Raad een schrijven was ingekomen, waarin de heer Grun wald mededeelde, dat hij niet wenschte te worden herkozen, maar wij hebben dat schrijven nimmer gezien. Spr. zelf heeft zich verleden jaar uitgelaten dat het billijk zou zijn den heer Grunwald pensioen toe te kennen, en de geest in den Raad was ook al dus. Op die gronden wenscht spr. pensioen te geven krachtens de oude verordening. De heer Van der Veer meent, dat de vraag, die beantwoord moet worden deze is: heeft de heer Grunwald recht op pensioen of niet? Al het andere is om de zaak heendraaien of haar op een akkoordje gooien. We moeten eerlijk blijven en niet modderen. De heer verstegen wijst er op, dat B. «n W. op het verzoek van den heer Grunwald om pensioen afwijzend adviseerden aan den Raad, omdat dit vol gens de verordening niet kon. Uit den Raad zijn toen stemmen gekomen, die het College hardvielen over deze houding, omdat het buiten den wil van den heer Grunwald was, dat hij geen 2 jaren wet houder was. Toen werd eene Commissie benoemd om de zaak onder de oogen te zien en voor de toe komst dergelijke onbillijkheden uit te sluiten. We kregen een ontwerp, en afgaande op hetgeen ge schied was, meende het College, dat de heer Grun wald wel rechten kon laten gelden. In het voorstel B. en W. is dit belichaamd. Het is niet de bedoe ling geweest den heer Grunwald te bevoordeelen. De heer Zondervan constateert, dat de heer Van Loo een kleine zwenking maakt. Volgens B. en W. kan de heer Grunwald nooit een pensioen krijgen van 400. Zijn salaris was 1000, volgens de gemeentewet is de helft hiervan vast inkomen, de andere helft toelage, en kan men over de helft pensionneeren. Dus dat is slechts ƒ500. Wij mo gen dus geen 400 geven. De heer De Zwart: Die scheiding tusschen vast inkomen en vacatiegeld is wel in de tegen woordige verordening aangebracht, maar in de oude was die er niet. Daarin werd alleen gespro ken van jaarwedde. Men had toen dus moeten protesteeren, dat de heer Grunwald geen 400 kon krijgen. De heer Zondervan wa9 bij de besprekin gen niet aanwezig. De heer De Zwart: Maar gij hebt de be grotingsposten goedgekeurd. De nieuwe veror dening heeft de beide bedragen thans gescheiden. De heer Staalman: Niemand had zich bij de begrooting voldoende in deze materie inge werkt. Eerst nu men de zaak onder de oogen ging zien, is men tot deze splitsing gekomen. Er is een goedheid gepleegd jegens den heer Grun wald. Het College heeft ook dit standpunt inge nomen, alleen is het wat royaler geweest. De ver ordening verzet er zich tegen, dus men moet een foefje uithalen wil men den heer Grunwlad pen sioen geven. En omdat hij het zelf vroeg, is deze zaak ter sprake gekomen, anders was er geen kwestie van geweest. Als men hem thans wil pen sionneeren met ƒ400, wat verhindert B. en W. dan hem ook het achterstallige salaris uit te kee- ren, dat hij krachtens de nieuwe verordening zou moeten hebben ontvangen? Dit is een van de con sequenties van zoo'n besluit; de andere zijn al de weduwen en weezen van vorige wethouders. De discussies worden gesloten en de voorstel len komen thans in stemming, (De wethouders verlaten de vergadering). Op art. a, luidende: „Het pensioen wordt ver leend aan hem, die anders dan tengevolge van „vervallenverklaring overeenkomstig art. 26 of „89 der Gemeentewet, ophoudt wethouder te zijn, „en minstens één jaar als zoodanig heeft gefun deerd en aan de weduwen en (of) weezen van „in dienst of na pensionneering overleden wet houders. Heeft echter de wethouder, tengevolge „van omstandigheden buiten zijn wil, zijn functie „geen vol jaar bekleed, dan zal dit gedeelte van „een jaar voor een geheel jaar worden gerekend" is een amendement-Schoeffelenberger ingediend van den volgenden inhoud: „Het pensioen wordt „verleend aan hem, die anders dan tengevolge van vervallenverklaring overeenkomstig art. 26 of 89 „der Gemeentewet, ophoudt wethouder te zijn en „minstens vier jaar als zoodanig heeft gefungeerd, „en aan de weduwen en (of) weezen van in dienst „of na pensionneering overleden wethouders". Het amendement-Schoeffelenberger wordt ver worpen met 12 tegen 5 stemmen en 4 onthoudin gen. Vóór stemmen Mevr. Van der Hulst en de heeren Van Breda, Bok, Van Os en Schoeffelen berger. Verder is er een amendement-Baak, dat den termijn van één jaar op twee jaar wil brengen. Met 10 tegen 7 verworpen. Vóór de heeren Van der Veer, Tielrooij, Poll, Bot, Bok, Van Os en Baak. Art. 2 wordt thans ongewijzigd aangenomen. Art. 3 regelt het pensioenbedrag. De eerste 8 jaren voor elk vol jaar 1/8 van het vaste inkomen bedoeld in art. 94 gemeentewet. Voor perioden langer dan 8 jaar IV» maal het bedrag van dit in komen, enz. De heer Schoeffelenberger stelde voor dit aldus te lezen: „Na 4 dienstjaren voor elk dienstjaar 1/20 van het genoten salaris maal 4. Na langeren termijn 1/20 deel van het ge noten salaris meer. Verworpen met 14 tegen 2 stemmen. Vóór Mevr. Van der Hulst en de hee ren Van Os en Schoeffelenberger. Art. 3 aange nomen. Art. 10 luidt als volgt: „Belanghebbende of diens „wettelijke vertegenwoordiger kan ten allen tijde „een aanvraag om pensioen indienen. Geschiedt „dit niet binnen zes maanden na het tijdstip, „waaro" de aanspraak op pensioen ontstaat of „herleeft, dan gaat het pensioen in afwijking van het hepa 'd^ in art. 5 in met den aanvantr van et '■Meuderkw-rtsal. waarin de aanvrage i ~e „daan". De heer Schoeffelenberger stelt voor dit te lezen als volgt: „Belanghebbende of „diens wettelijke vertegenwoordiger(ster) kan een „aanvraag om pensioen Indienen, na bekomen „dienstjaren." Op verzoek en na toelichting van den heer Staalman wordt het amendement ingetrokken. Een overgangsbepaling aan de verordening toe gevoegd, luidt: „Voor hen, die bij het inwerking treden dezer verordening wethouder der gemeen te zijn, telt de tijd, gedurende welken deze be diening door hen is vervuld, mede bij de bereke ning van het hen toe te kennen pensioen volgens „deze verordening." In het voorstel van B. en W. is hieraan nog toegevoegd de clausule: „De onder „de werking der Verordening, regelende de pen sionneering der wethouders, vastgesteld 31 Mei „1917, in functie geweest zijnde wethouders wor den of blijven gepensionneerd overeenkomstig de „bepalingen dier Verordening, met dien verstande „evenwel, dat de bepaling van art. 2, lid 2, van de „Verordening van heden geacht wordt in eerst genoemde verordening te zijn opgenomen ge- „weest." Door deze clausule zou den heer Grun wald een pensioen van 400 worden toegewezen. De heer Staalman wil de beide alinea's af zonderlijk in stemming zien gebracht. Het tweede gedeelte wordt met 14 tegen 3 stemmen verwor pen; vóór stemmen de heeren Van Loo, Borkert en Van Breda. Tenslotte wordt het voorstel der Commissie: den heer Grunwald alsnog een pensioen van 80 uit te 'keeren, verworpen met 9 tegen 7 stemmen. Tegen Mevr. Van der Hulst en de heeren Poll, Bot, Bok, Schoeffelenberger, Kuiper, Baak, Van der Veer en Tielrooij. De verordening wordt verder aangenomen. 3. Directeur Water- en Lichtbedrijven. Adres van S. Rijkés, om eervol ontslag als Di recteur der Water- en Lichtbedrijven, ingaande 1 Augustus 1921, met advies van Burg. en Weth. (Held. Crt. 28 Juni). Mevr. Van der Hulst gaat accoord met het voorstel van B. en W. De heer Teune kan op deze wijze toonen wat hij presteert; hij gevoelt zich volkomen capabel voor de functie, laat men hem dus de gelegenheid geven zijn capaciteiten te toonen. De heer Boogaard merkt op, dat de direc teur verleden jaar reeds een ontslagbrief had in gediend, doch zou wachten tot de fabriek geheel opgeleverd was. Is dit hans het geval? vraagt spr. De Voorzitter antwoordt bevestigend. De heer Grunwald had naar aanleiding van de in den vorigen Raad gehouden discussies thans dit voorstel niet verwacht. Spr. vindt het verkeerd om den onder-directeur steeds met het zwaard van Damocles boven zijn hoofd te bedreigen. De heer Teune staat te hoog om hem „te probeeren" qua directeur. We moeten hem óf nemen óf niet nemen. Als nu zou blijken, dat de heer Teune met tertijd op een of andere wijze niet voldoet, is hij daarvoor gedesavoueerd. Spr. had daarom liever eene oproeping gezien voor een directeur. De heer Teune had dan mede kunnen dingen naar die functie. Wat nu geschiedt acht spr. minder wen- schelijk. De heer Teune is nu niet zoo vrii als anders het geval zou ïijn. Spr. zou in de plaats de9 heeren Teune een dergelijk voorstel niet wer- schen te accepteeren. Als de Raad meent, - in alle opzichten voor de functie geschikt is, laat men hem dan benoemen. Met het huidige voorstel kan spr. zich niet vereenigen. De heer VanBreda vraagt dit voorstel te ren- voyeeren naar de Commissie voor de Bedrijven om daar besproken te worden. Spr. wil gaarne eens we ten in hoeverre de heer Teune ook voor het water leidingbedrijf als directeur geschikt is. Deze oplossing acht spr. tactischer dan die welke de heer Grunwald aan de hand doet. De heer Borkert merkt op, dat de heer van Breda de Commissievergadering niet heeft bijge woond. De groote meerderheid der Commissie stond op het standpunt om het op deze wijze eens te probeeren. Bovendien is het een voor de gemeente zeer voordeelige proef ook. De heer Van Loo had aanvankelijk een andere meening over de zaak, maar als zuinigheidsmaatre gel kan spr. dit wel accepteeren. Den heer Staalman spijt het, dat de zaak thans dezen kant uitgaat. We hébben de zaak opzettelijk in besloten raad besproken teneinde den naam van den heer Teune buiten de discussies te houden en ook om te voorkomen, dat hem een brevet van on bekwaamheid worde uitgereikt indien hij onver hoopt niet mocht worden gekozen. Nu evenwel de zaak aldus ter sprake komt, wil spr. wel even op merken, dat de heer Teune niet moet denken, dat hij persé gekozen wordt of dat hij automatisch de opengevallen plaats bezet. Hieromtrent blijft den Raad de vrije keus; bij een eventueelen oproep zal ook de heer Teune de gelegenheid krijgen mede te solliciteeren. De heer Verstegen Is het met den heer Staal man eens, dat de Raad verstandiger gedaan had de zaak niet ter sprake te brengen. In het voorstel van B. en W. staat niets anders dan dat B. en W. de functie vooralsnog onvervuld willen laten. Mevrouw van der Hulst heeft evenwel het vuur geopend. Zoo gaat het altijd in de wereld: de vrouw heeft het eerst gezondigd. Spr. Is niet bang, dat de heer Teu ne, zooals de heer Grunwald vreest, als een elastie ken bal zal opbotsen, nu eens tegen dez,e dan weder tegen de andere partij. Partijen blijven in deze ge heel buiten spel wij letten alleen op de bekwaamhe den van iemand. Ér bestond ten opzichte van den heer Teune een voor en tegen, Spr. staat op het standpunt, dat wat voor werklieden geldt, ook van toepassing moet zijn op hoofdambtenaren, n.1. ge lijke berechting. De gasfabriek is, onder uiterst moeilijke omstandigheden, mede door den heer Teu ne bestuurd; nu is het niet meer dan billijk, dat de burgerij ook eens kennismaakt met diens werk on der meer normale omstandigheden, onder een fa briek, die aan betere elschen voldoet, met beter ma teriaal, enz. Die kans moet voor een adjunct-direc teur even groot zijn als voor een werkman. Daarom stellen B. en W. voor de zaak te laten zooals die in het voorstel is geredigeerd. De heer Teune vervangt den directeur, zonder verdere beloften of toezeg gingen. De heer Grunwald vond het verkeerd den naam van den heer Teune te noemen. De heer Bor kert spreekt van probeeren met den heer Teune en van een zunigheidsmaatregel voor de gemeente. Maar spr. heeft niets op 's heeren Teune's capacitei ten willen afdingen en wil in dit opzicht van geen bezuiniging weten. Maar wij moeten iemand heb ben, die drie zaken kan leiden, en dat moet een krachtige figuur zijn. Spr. heeft niets tegen den heer Teune als directeur, maar wij moeten een krachtig man aan het hoofd hebben. Daarom wil spr. een oproep plaatsen en dan zien wie zich daarvoor aan melden. Om in een dergelijk bedrijf het met iemand te probeeren, gaat niet aan. Al9 iemand een bedrijf meester wil zijn, moet hij het geheel onder de knie hebben. Wie zal constateeren of de heer Teune al dan niet bevalt? In het voorstel staat de betrekking van directeur „voorshands" onvervuld te laten; men wil dus, als de heer Teune inderdaad de krachtige man blijkt te zijn, hem benoemen. Maar men laat een dergelijke betrekking toch niet onvervuld als men meent, dat er een krachtige figuur voor is? Men kan toch de belangen van een bedrijf niet op ófferen aan die van personen. Beter ware geweest een oproep te plaatsen voor directeur en den heer Teune eventueel voor te dragen. Nu heeft de heer Teune het idee: laat ik eens goed mijn best doen, dan word ik benoemd. Straks is al gezegd, dat een directeur niet 9teeds een overzicht kan hebben van alles wat aan het bedrijf vastzit, omdat hierVoor de Centrale Boekhouding is. De directeur is dus ook af hankelijk van hetgeen de C. B. gelieft te beweren. Nog onlangs beweerde de C. B. dat de fabriek thans eene capaciteit had van 10 millioen, en de di recteur sprak dit tegen Geroep: De Centrale Boekhouding had gelijk! De heer Grunwald: Herhaaldelijk botst een directeur tegen de opinie der Centrale Boekhouding op. Op die manier kan zoo'n directeur zich immers nooit ten volle ontplooien. De heer V a n O s wilde aanvankelijk zijne stem niet aan dit voorstel geven. Thans echter zal spr. dit wel doen. In de toekomst zal wel blijken, dat het niet mogelijk is drie bedrijven onder één direc teur te doen functionneeren. Mógelijk zal de heer Teune voor gas- en waterleiding de geschikte persoon blijken te zijn, en voor electriciteit niet. Dat zal de toekomst moeten leeren. De heer Verstegen kan niet laten passeeren hetgeen de heer Grunwald thans zegt, waar deze heer ambtenaren aanvalt, die niet in staat zijn zich te verdedigen ten opzichte van de aantijgin gen. De heer Grunwald zeide, dat wij een krach tige figuur moesten hebben aan het hoofd der water- en lichtbedrijven. Spreekt uit die woorden twijfel ten opzichte van den adjunct-directeur. De ondervinding zal immers moeten leeren of iemand geschikt is of niet. De mooiste acten of brevets geven geen idee omtrent iemands capaciteiten. Wij hebben de aangelegenheid sober aan den Raad voorgelegd, zonder eenige verplichting op ons te nemen of aan den Raad op te leggen. Het is een eenvoudige vervanging, precies als wanneer de directeur met verlof of ziekte weg was. Iets anders is uit het voorstel niet te halen en het doet spr. leed, dat de heer Gr. er iets anders uit haalt. Spr. zou gaarne zien, dat men het voorstel van B. en W. aannam. De heer Grunwald wil hierover nogmaals het woord voeren om te protesteeren tegen het woord „aantijgingen", maar dit wordt hem door den Voorzitter belet. Met algemeene stemmen, behalve die van den heer Grunwald, wordt de voordracht vervolgens aangenomen. 6. Schadevergoeding. Voorstel inzake schadevergoeding aan P. Blom. Held. Crt. 18 Juni. Aangenomen. 7. Ziekenhuis. Voorstel tot aankoop van het instrumentarium van den Directeur van den Gem. Geneeskundigen Dienst, ten behoeve van het Gemeente-Ziekenhuis. Held. Crt. ai Juni. Aangenomen. 8. Verleening subsidie. Voorstel betreffende subsidieering van de oplei ding tot onderwijzer aan bijzondere bewaar scholen. Held. Crt. 21 Juni. De heer H e ij b 1 o k merkt op, dat de redactie van dit punt niet juist is. De opleiding is ook voor andere scholen en volstrekt niet alleen de bizondere. Aangenomen. 9. Huurschuld. Voorstel inzake oninvorderbaarverklaring van huurschuld. Aangenomen. 10. Aanwijzing gevolmachtigde. Voorstel tot aanwijzing van een gevolmachtigde voor de verkiezing van hoofdingelanden van het Hoogheemraadschap Noord-Hollandsch Noor derkwartier. De heer Borkert verklaart namens de soc.- dem. fractie geacht te willen worden tegen te stemmen. Het gaat natuurlijk hier niet tegen den persoon des burgemeesters, maar geschiedt krach tens het ingenomen standpunt om zich bij verkie zingen te onthouden, zoolang geen sociaal-demo craten als candidaten worden aangewezen. Overigens aangenomen. 1L Erfpacht grond. Voorstel tot uitgifte van grond in erfpacht aan het P. E. N. Aangenomen. De heer Grunwald vraagt of deze erfpacht jaarlijks kan worden opgezegd zooals dat gebruike lijk is. De Voorzitter bevestigt dit. Benoemingen. Benoeming onderwijzeres aan School no. 1. 1. Mej. M. Rijkeboer te St. Maarten; 2. C. P. Westers te Kerkebuurt; 3. Mej. Ph. Swart te Anna- Paulowna. De heer Zondervan wenscht over deze voor dracht in Comité-zitting nog eenige besprekingen te houden. De Voorzitter zegt, dat daarte gen geen bezwaar bestaat en de benoeming ook in comité kan geschieden. Aangehouden. Schrijven W. H. Tielrooij. De Voorzitter deelt mede, dat hij van den heer Tielrooy een schrijven heeft ontvangen inzake een persoonlijken aanval van den heer Baak op dien heer, in den vorigen Raad. De heer Tielrooy ver zocht bij de herstemming over het belastingvoorstel daarop te mogen terugkomen. Dit kon toen echter niet, en spr. heeft het schrijven aangehouden tot aan het einde der agenda. Spr. wil den heer Tielrooy thans gaarne het woord geven. De heer Tielrooy had de vorige maal reeds op de zaak willen terugkomen. Maar het werd zoo laat en de Raad was vermoeid en spr. heeft toen maar gewacht tot deze vergadering. Spr. is gegriefd door eenige beleedigende uitdrukkingen, welke de heer Baak te zijnen opzichte gebezigd heeft, die. ook, bovendien onjuist zijn. Tegen die onjuiste voor stelling van zaken protesteert spr. Hij begrijpt nu eerst ten volle de bcteekenis der stenografische ver slagen en is blij, dat het voorstel tot Intrekking daarvan teruggenomen is. De heer Baak heeft spr. beschuldigd revolutionaire opmerkingen te hebben gemaakt Dij de begrooting, en te hebben gezegd, dat het goed was, dat we in November 1918 die revolu tionaire woelingen kregen. Spr. citeert ten bewijze hoe hij over de s. d. a. p. gesproken heeft, zijn woorden uit het stenografische verslag. O. a. heeft spr. in zijn rede gezegd, dat hij, ofschoon niets wil lende afdoen aan de bekwaamheid der soc.-dem. wet houders voor hunne taak, hun politiek in het alge meen in een richting stuurt, die onze arme gemeente in schulden brengt, waar het eind van zoek is. Dat was de inhoud van spr. betoog, en misschien heeft spr. onaangename dingen gezegd. Uit het vakblad van den Bond des heeren Baak citeert spr. vervol gens enkele regels, ten bewijze, dat de heer Baak wel zoo scherp was in zijn kritiek als spr. De Voorzitter verzoekt den heer Tielrooy niet verder op dit onderwerp in te gaan. De heer T i e 1 r o o ij is speciaal door ééne uit drukking van den heer Baak gegriefd, n.1. deze, dat hij de heer Tielrooij zou zijn vergeten, dat hij eenmaal kalf geweest was en thans koe is geworden. Het geeft geen pas een dergelijke uit drukking in den Raad te bezigen. Wat spr. ge worden is, is hij door eigen kracht geworden, en geenszins door parasiteeren op andermans in komsten. De heer H e ij b 1 o k protesteert er tegen, dat de R.aad thans gedwongen zou worden naar een politiek debat te luisteren. De heer Tielrooij had er bij de behandeling van het punt in kwestie dan maar op in moeten gaan. De heer Baak wil wel iets over deze zaak zeg gen. Echter niet bij eene rondvraag aan het einde eener lange agenda, maar in een openbaar debat. De kwestie is, dat het geweten van den heer Tiel rooij begint te knagen; hij is inderdaad en spr. wil hier die uitdrukking, waarin overigens niets beleedigends steekt nog eens herhalen kalf geweest, om zich bij de begróoting zoo aan te stellen. Spr. heeft gesproken van een geheel an deren Tielrooij dien we nu hooren als tijdens de begrooting, toen de heer Tielrooij sprak van de ingrijpende sociale verbeteringen, die door de actie der soc -dem. zouden zijn ingevoerd. Spr. gebruikt wel eens krasse uitdrukkingen, het is wel eens goed die te gebruiken. Thans zegt de heer Tielrooij, dat het heelemaal geen ramp voor de werklieden zou zijn als ze eens wat meer be taalden en deze uitlating was een van de oorzaken, waarom srj1. den heer Tielrooij aanviel. Spr. heeft r-adslid dsar'oe het recht. De b»er Tielrooij stelt thans voor menschen, die hun kinderen kun nen laten leeren, geen aftrek toe te staan; dat is in strijd met zijn eigen beginsel. Waar zit uw democratie? vraagt spr. den heer Tielrooij. Nog vanavond zeide de heer Tielrooij, dat jongens, die op 's Rijkswerf „al" 350 verdienen, geen kinder aftrek behoorden te krijgen, terwijl anderen, voor wie de ouders schoolgeld betalen, worden vrijge steld. Bij de begrooting sprak de heer Tielrooij van den „polsslag van den tijd" die gehoord werd. Want zijn eigen salaris was er toen mee gemoeid. Laat de heer Tielrooij in het vervolg nu niet weer een raadslid achter diens rug om bij de rondvraag, dus bij overrompeling, aanvallen en liever een politiek debat uitschrijven. Dan kan de zaak in openbare vergadering besproken worden. Van zijn in den vorigen Raad geuite woorden neemt spr. er geen enkel terug. De Voorzitter meent, dat de hfeer Tielrooij wel het recht had het woord te vragen voor een persoonlijk feit. Ook spr. was van meening, dat de uitdrukking, door den heer Baak gebezigd, niet ongepast is. Maar wat vanavond gezegd is, acht spr. ongepast. Men moet elkander niet ver bitteren. Het incident is hiermede gesloten, en men is thans genaderd tot de Rondvraag. De heer Bok wil alsnog terugkomen op de In gekomen Stukken sub d: Bericht der Commissie voor de Publieke Werken, inzake het maken van plannen voor een nieuw verpleeghuis. Daarover is met geen woord gesproken. Van deze Commissie is een schrijven ingekomen, waarin gezegd wordt, dat de Commissie zich ten zeerste verwonderd heeft over het feit, dat voor het maken van plannen voor 'een nieuw verpleeghuis voor ouden van dagen een aantal architecten buiten Helder is uitgenoodigd, zulks met passeering van architecten, alhier geves tigd. De Commissie meent, dat het meer op den weg had gelegen van het Burgerlijk Armbestuur om een prijsvraag daarvoor uit te schrijven, waarbij ook Heldersche architecten in de gelegenheid waren ge weest mede te dingen. Te meer bevreemdt het der Commissie, dat aldus is gehandeld, waar er reeds een volledig uitgewerkt plan voor een Armenhuis bestond van den Gemeen te-Bouwmeester. Zij acht het voorts in hooge mate grievend voor dezen functionaris dat de geheele voorbereiding van de plannen inzake een nieuw verpleeghuis is ge schied buiten hem om, omdat de Gemeente-Bouw meester in dit geval als deskundige had moeten worden gehoord. De meerderheid der Commissie noodigt het Col lege van B. en W. beleefd uit het bovenstaande ter kennis van den Raad te brengen. Spr. meent, dat de meeste raadsleden dit schrij ven van de Commissie niet gelezen hebben en wenscht het alsnog gaarne te bespreken. In de gemeente zijn goede architecten, die een dergelijk gebouw zouden kunnen ontwerpei. De gemeente- bouwmeester heeft tweemaal een plan ingediend voor een nieuw armhuis, hetwelk niet eens in bespreking is geweest. Spr. acht dit in hooge mate grievend voor dien ambtenaar. Nu komt er bij, dat eene begrooting hieromtrent en een kosten berekening moeilijk te maken is. Laat men den anderen aanwezigen architecten daarvoor de ge legenheid geven, opdat wij tot vergelijking kun nen komen. De heer H e ij b 1 o k antwoordt, dat de kwestie in de Commissie voor P. W. is besproken, waar besloten werd dit schrijven aan het College van B. en W. te zenden. Spr. was daar tegen. De Raad keurde indertijd goed, dat B. en W. een plan ont wierpen. De gelden zijn daarvoor al gevoteerd. De heer Adriaanse: In de Commissie voor rW. werd uiteengezet, hoe het Armbestuur de opdracht ontvangen had en uitgevoerd had. Spr. erkent, dat het voor den Gemeente-Bouwmeester niet aangenaam is te worden gepasseerd. Wij heb ben onzerzijds gedaan wat mogelijk was om eene berekening te maken. De zaak behoort eigenlijk aan het Armbestuur te worden gericht, dat haar ook heeft behandeld. De heer V a n O s zegt, dat het Burgerlijk Arm bestuur het haar verleende crediet op de minst kostbare wijze heeft aangewend. Juist omdat men het plan-Kastelijn niet geschikt vond, achtten wij dit de beste wijze en ook de meest zuinige. We hebben nu voor weinig geld een aantal plan nen verkregen; een tweede kwestie is natuurlijk of deze plannen kunnen worden uitgevoerd. Men moest het veeleer in ons prijzen, dat we het ons verstrekte crediet zoo zuinig hebben aangewend. De heer Bok spreekt van een openbare prijsvraag, dat is echter heel wat ander9. Spr. betwijfelt of de plaatselijke architecten een speciaal gebouw als dit wel zouden hebben kunnen maken. De heer Van Breda bespreekt de vergaderin gen van het georganiseerd overleg. Daarvoor wor den menschen van de gasfabriek uit hun werk ge haald om overdag te vergaderen. Spr. geeft in overweging die vergaderingen des avonds te doen plaats hebben. De heer Van Loo bespreekt het verkeer met Huisduinen. Aanvankelijk was er één auto, die dat verkeer onderhield, maar er is nu concurren tie, en die is nu ontaard in een wedstrijd om het hardst. Want wie maar het eerst weer in de stad is, kan een nieuw vrachtje halen. Nauwe straten zooals de Langestraat e. a. In den Helder, hebben er zeer veel van te lijden. Daarenboven luopen vele kleine kinderen groot gevaar onder die auto's te komen. Kan men geen maatregelen nemen, dat die auto's wat langzamer rijden, vraagt spr. De Voorzitter antwoordt, dat de vigeerende verordening nog niet kan worden toegepast. Er moet bewezen zijn, dat de autos inderdaad te snel rijden en gevaar opleveren, en dat is niet zoo gemak kelijk. Spr. zal evenwel zien wat er aan te doen is. De heer Staalman bespreekt de advertentie in de Held. Crt. waarin de bouw van een meisjes vakschool aanbesteed wordt. Die geldkwestie is evenwel nog niet in orde. Is die zaak onder de oogen gezien en kan de gemeente met die adverten tie geen strop halen? De heer De Zwart antwoordt, dat bedoelde ad vertentie in het belang is van den voortgang van den bouw. Wij hebben definitieve toezegging om trent eene leening. Er staat trouwens ook „behou dens goedkeuring van B. en W." De heer Verstegen antwoordt den heer Bre da. Het is uiterst moeilijk aan diens wenschen te gemoet te komen. De stukken voor die vergaderin gen liggen n.1. alleen overdag ter visie en som9 zijn er heel wat stukken te bestudeeren. Bovendien zijn de menschen des avonds ook dikwijls belast met allerlei t andere werkzaamheden voor hun organisa ties. De commissies zijn ook ingesteld in het be lang 'der gemeente. Finantieele gevolgen voor de gemeente brengt dit niet mee, de menschen worden in hun werk eenvoudig vervangen, de dienst wordt dan ingekrompen. Voor hoofden van bedrijven kan het inderdaad soms lastig zijn. De heer VanBreda is het met deze redeneering niet eens. Vervanging is niet steeds mogelijk. Ieder heeft zijn werk. 't Kost in ieder geval de gemeente toch geld door verlies van arbeidskracht. Een ge meentebelang acht spr. deze vergaderingen niet, al leen een persoonlijk. De Voorzitter stelt voor de discussies hier omtrent te sluiten. Men kan dan een voorstel van de zaak maken en zoo opnieuw bespreken. Thans wordt er misbruik gemaakt van het recht om vragen te stellen. De heer Baak merkt hieromtrent nog op, dat de heer van Breda toch het belang voor de gemeente moest begrijpen, 't Is een algemeen belang, de heeren die zoo spreken als de heer van Breda leven 100 jaar te laat. Men kan van deze vergaderingen niet vergen dat ze 's avonds worden gehouden, het be treft hier een algemeen belang. Hierna wordt de vergadering gesloten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1921 | | pagina 6