i
DB HAAGSCHE BOMAANBLAG.
JUTTERTJE'» ENTRÉE.
Oplossingen van den Rebus.
menschenanin, las veel Russische boeken
Onder zeer groote belangstelling in en om
de rechtszaal heeft de Haagsche rechtbank
Donderdag de zaak behandeld van de be
drijvers van den bomaanslag op 7 November
J.l. gepleegd tegen het woonhuis van het lid
▼an den Krijgsraad, majoor Versptjok, te
's-Gravenhage. Buiten het gerechtsgebouw, in
de Casiaristraat, wachtte een groot aantal
belangstellenden het tijdstip af van de opening
der publieke tribune, waar tevoren reeds ca,
een dozijn rechercheurs hadden plaats ge
nomen.
De gereserveerde plaatsen in de rechtszaal
waren verder geheel met belangstellenden
bezet, onder wie mevr. Kolthek—Timmer,
echtgenoote van het Kamerlid, terwijl men
ten behoeve van de dagbladpers, die zeer
talrijk vertegenwoordigd was, extra tafels had
aangeschoven.
De vier beklaagden worden tegelijk bin
nengeleid. Zij zijn, naar men weet P. A. Kooy-
man, monteur, oud 30 jaar, Den Haagj.L.
van der Linden, student, oud 28 Jaar, Den
Haag0. E. Eekhof, electrioien, oud 20 jaar,
Den Haag en Joh. de Haas, zonder beroep,
oud 24 jaar, te Amsterdam.
De vier beklaagden zijn gedagvaard ter
zake, dat zij te 's-Gravenhage op of omstreeks
7 November 1921 opzettelijk te zamen en in
vereeniging na voorafgaand overleg en be-
beraadslaging en in onderlinge samenwerking
een ontploffing in, tegen of nabij pand no.
816 aan den Prankenslag hebben teweeg
gebracht, welk pand was bewoond door ma
joor H. D. R. Verspijck, lid van den Krijgs
raad te 's-Gravenhage, terwijl zich ten tijde
van de ontploffing personen bevonden in en
in de omgeving van voormeld pand, van
welke ontploffing gevaar voor goederen en
levensgevaar voor anderen te duchten was.
Ten huize van L. van der Linden hebben
de beklaagden een samenkomst gehouden,
waarin tot den bomaanslag besloten werd.
Als getuigen waren gedagvaard P. Kramer,
hoofdinspecteur van politie te 's-Gravenhage,
J. P. Slobb9, inspecteur van politie te Am
sterdam, D. D. Glas, mijnwerker te Kerkrade,
Th. Sohaepman, typiste te 's-Gravenhage mr.
J. Luijten, advocaat te 's-Gravenhage, E.
Scherpenhuijzen Rom, kapitein der genie,
wonende te 's-Gravenhage, H. D. R. Verspijck,
majoor der artillerie, te 's-Gravenhage.
Onder groote stilte doet de griffier voor
lezing der uitvoerige dagvaarding. Na afloop
hiervan opent de president het verhoor.
De PresidentBeklaagde Kooyman is u....
Kooyman Ik wil even opmerken, dat ik
mi) geen beklaagde voel.
De PresidentDe wet beschouwt u toch
als beklaagde. Is u einde November in Kerk
rede geweest en hebt u daar met een zekeron
Glas gesproken
Beklaagde i Daarop weiger ik antwoord te
geven
De President doet hierop vragen omtrent
een bijeenkomst ten huize van Van der Lin
den, waar tot den bomaanslag besloten is. De
beklaagde verstrekt hieromtrent de gevraagde
lnllohtingen onder mededeeling, dat de be
klaagden tot den aanslag besloten, omdat
zooals hij zegt „w'to ons wilden wreken
tegen dat stelletje".
De President Wie bedoelt u daarmee
Beklaagde! De bourgeoisie, waarvan u de
vertegenwoordiger is 1
De PresidentIk ben niet persoonlijk. Wordt
u het ook nietl Dat is beter 1
Op de verdere vragen van den President
deelt beklaagde mede, dat hij ae bom heeft
gelegd en aangestoken, als ook, dat hj de
springstof aan Van der Linden heeft verstrekt.
De beklaagde Van der Linden onderschrijft
deze mededeellngen in hoofdzaak. De bijeen
komst, waarin tot den bomaanslag werd be
sloten, was een geheel toevallige. Beklaagde
Kooyman woonde bi) beklaagde in, terwijl
De Haas en Eekhof toevallig waren komen
oploopen.
Op verdere vragen deelt Van der Linden
mede, dat de aanslag wat zijn persoon betreft,
heel weinig verband hield met de zaak Groenen-
daal. Msjoor Verspijok werd uitgekozen, om
dat hij een der vooraanstaande personen van
de bourgeoisie is. De laatste samenkomst heeft
plaats gehad in het tramhuisje aan de Btaten-
laan, alwaar ook de laatste hand aan de ver
vaardiging van de bom is gelegd.
Van der Linden verklaart voorts nog, het
niet gevaarlijke gedeelte van de bom samen
met Kooyman te zijnen huize te hebben ver
vaardigd. In het genoemde tramhuisje heeft
zioh het laatste bedrijf voltrokken, Kooyman
heeft de bom geplaatst, dooh de atktaud,
waarop beklaagde Van der Linden stond, was
te groot dan dat hij dit kon zien,
Beklaagde Eekhof, die hierop wordt onder
vraagd, verklaart einde Qetober in Kerkrade
geweest te «Hu, U(j was in gezelschap van
Kooyman en ontving daar springstof vaneen
zekeren Glas. Hij zelf en Kooyman hebben de
springstof in hun bezit gehad.
Bekt Kooyzzan roept uit, dat dit nietwaar
is. U\j alleen was de onverdeelde bezitter der
De verschijning van ons nieuwe week
blaadje is in tal van gezinnen met vreug
de begroet WJj ontvingen althans oen groot
aantal uitlngon In dichtmaat die daarvan ou-
ralakenbaar het bewijs leveren. Het ls na
tuur ondoenlijk ze alle af te drukken; wij
hebben er evenwel de beste uitgepikt en
drukken die hieronder af. Een heel enkele
daarvan gedeeltelijk, hetzij wegens de leng
te, hetzij wegens net minder geslaagde van
het vervolg. Van den rebus ontvingen wij
278 oplossingen, waarvan 40 berijmde. Van
deze 278 oplossingen zijn er 207 goed, waar
onder 60 berijmde Wij moeten hierbij op
merken, dat de rebus zelf aanleiding gaf tot
eenig versohil in oplossing.
De oplossing van den rebus is als volgt:
„Vanaf 81 December komt als gratis bijla-
S;e van ons blad 1 Juttertje, een blad voor
edereen". Nu waren er verscheiden oplos
sers, die inplaats van „blad", „weekblad",
„courant" en zelfs en zelfs nog andere woor
den gebruikten. Het spreekt vanzelf, dat die
oplossingen goed waren. Andere waren er, die
de bijvoeging „populair" hadden ingelascht;
dit is niet goed, en deze moesten opzij wor
den gelegd.
Wij meenden allereerst voor de beste be
rijmde oplossing een prijs beschikbaar te
moeten stellen. Als zoodanig kwam in de
eerste plaats behalve de zeer geestige op
lossing hors concours van „Jan Olie"
in aanmerking Johanna Heringa, Lange-
straat 74a, alhier. Daarna kwam het beste
gediohtje, waarvoor in aanmerking kwam
„Een oude Jutter". Deze heer gelieve zijn
naam en adres op te geven, dan krijgt ook
hjj een prijs, Als extra-prijsjes voor de aar
springstof. Het feit, dat deze ten huize van
Van der Linden was, zegt niets, daar hj) by
Van der Linden inwoonde. Tot Eekhof roept
hij: Laten wy ens toch niet stak voor stuk
door die kerels laten afslachten.
De president maant tot meer beleefdheid
aan.
Beklaagde Kooyman. Zyn mijn vy&nden be
leefd tegenover my?
De president herhaalt zyn aanmaning.
Beklaagde De Haas verklaart, dat hy de
byeenkomst ten huize van Van der Linden
slechts zeer toevallig bijwoonde. Op 7 Nov. is
hy naar Den Haag gekomen om bij den aan
slag tegenwoordig te zyn. Hy en Eekhof heb
ben buiten het tramhuisje gestaan, terwyi
Van der Linden en Kooyman binnen bezig
waren. Op de vraag, wat dezen binnen deden,
wH beklaagde geen pertinent antwoord geven.
Hy heeft Kooyman vergezeld en gezien, dat
deze de lont aanstak.
Daarop is hy weggegaan en naar Amster
dam teruggekeerd.
Op een vraag van den ambtenaar van het
O. M. deelt beklaagde Kooyman mede, dat
hy het grootste aandeel had in de vervaardi
ging van de bom.
De Haas verklaart verder, dat voor hem
het zwaartepunt van dezen aanslag lag in de
Groenendaal-zaak, terwyi Eekhof mededeelt,
dat hy aan den aanslag heeft deelgenomen op
uitnoodiging van Van der Linden.
Op een vraag van den verdediger, mr. B.
Grootenboer, deelt beklaagde Van der Linden
mede, dat, na ampele besprekingen alle voor
zorgen zyn genomen, om te voorkomen, dat
menschenlevens met den aanslag zouden zyn
gemoeid. De sterkte van de bom was er op
berekend, dat eenlge schilvers van den muur
der voorkamer zouden afspringen en eenige
andere zaken zouden worden vernield. De
tussehendeur zou echter, naar men berekend
had, gespaard biyven. Beklaagde heeft her-
haaldeiyk en ook nog op den bewusten avond
gecontroleerd, dat het gezin van den heer
Verspyck zich niet in de voorkamer bevond.
Beklaagden hebben alles gedaan om mensche-
ïyke slachtoffers te voorkomen.
De overige beklaagden stemmen met deze
verklaring in. Alleen Kooyman voegt er aan
toe: „Mij persooniyk had het niet zooveel
kunnen schelen, als majoor Verspyck het
slaohtoffer was geworden."
Het getuigenverhoor.
Majoor Verspyck als getuige gehoord, ver
klaart, dat hy en zyn gezin des winters zeer
zelden in de voorkamer zitten. Wat Van der
Linden dienaangaande verklaarde was dan
ook juist. Wel eohter had ieder oogenblik de
een of andere voorbijganger hst huis kunnen
passesren. Getuige doet verder mededeeling
van de te weeg gebrachte vernielingen.
Na deze verklaringen staat mr. Donker
Curtius op: „Namens de geheele verdediging
zegt hy zy het mij vergund onze vol
doening nlt te spreken, dat het gezin van
majoor Verspyck door dezen aanslag, dien wy
allen verafschuwen, niet gedeerd is geworden.
De mededeelingen van getuige mr. J. Luyten,
die hierop gehoord wordt, leveren geen be-
langrijke byzoaderheden op. Deze getuige
logeerde tydeiyk by majoor Verspyck en legt
verklaringen in geiyken zin, als deze af.
Daarna wordt de heer P. Kramer, hoofd
inspecteur van politie te 's-Gravenhage, ge
hoord.
Getuige deelt mede, dat op het tijdstip van
den aanslag nog geregeld verkeer over het
Frankenslag plaats heeft en legt verder nadere
verklaringen af op grond der teweeggebrachte
verwoestingen. Voor zoover get. heeft kunnen
nagaan, was In de aohterkamer het woon
vertrek niets beschadigd.
Get. E. Soherpenhuysen Rzn„ kapitein der
genis, wordt als deskundige gehoord. Hy doet
mededeelingen van teohnisohen aard omtrent
de samenstelling van de bom. Door de wyze,
waarop de bom geplaatst was, leverde haar
ontploffing gevaar op voer voorbygangers.
Op een tiental meters afhtand kan een weg
geslingerde steen zelfs levensgevaariyk zyn
voor voorbygangers. Met zekerheid valt niet
te zeggen, dat een aanslag als deze geen
levensgevaar ken opleveren voor het in de
aohterkamer zittende gezin van majoor Ver
spijck. De door deze ontploffing veroorzaakte
f;asdruk was niet zoodanig, dat hy een gat
n een muur kon slaan, ilooh wel kon hy
Uohte beschotten verplaatsen en glaswerk
verzielen.
Get. mej. Sohaepman, typiste te 'i-Graven-
hage, is omstreeks het tijdstip van den aanslag
het huls van majoor VerspUok gepasseerd.
Dan wordt gehoord D. D. Glas, myuwerker
te Kerkrade. Tegeu het afleggen van den eed
heeft hy bezwaar, waarop hy in de gelegeu-
hetd wordt gesteld, de voorgeschreven ver
klaring te onaerteekeuen. Getuige deelt mede,
dat Kooiman en Eekbof hem einde Ootober
hebben opgezocht. Er is toeu gesproken over
„staking en revolutionaire Ideeën" en van het
een kwam meu aan het audere. Toen heeft
getuige springstof afgegeven aan Koolman.
y wist niet, waarvoor deze bestemd was.
digate gedichtjes hebben wy gemeend nog
een tweetal beschikbaar te moeten stellen;
deze zijn ten deel gevallen aan Klaziena Ga-
zendam, Kroonstraat 26, en Willy Vergragt,
Boakoop. Tenslotte rijn, bij loting, aan de
volgende goede oplossers nog prezen ten
deel gevallen:
Jongejuffr. G. Vredendtiin, Weststraat 47;
V, de Kook, Keizerstraat 89; Nelly Jansen,
Aohtergraobt Z.z. 47.; G. P. van Doorn,
Oudekerkstraat 6.
Aan mejuffrouw Vergragt hebben wij haar
prysje toegezonden; de overige gelukkige
winners (en winnaressen) kunnen de prijs-
jos afhalen hedenmiddag tot 6 uur aan ons
bureau, Koningstraat, of Maandag den ge-
heelen dag.
Verder volgt hier de volledige uitslag der
prijsvraag. Goede oplossingen ontvingen wij
van:
1) Onder dè berijmde was er een, gezet
voor driestemmig mannenkoorI Waren de
teohnische bezwaren niet te groot onze
drukkerij bezit geen muziek-teekens en het
vervaardigen van een cliché heeft bezwa
ren dan zouden wij den lezer deze mu
zikale proeve zeker niet hebben onthouden.
Uit Helder ontvingen we de volgende
goede oplossing van den prijsrebus.
Jan G.; Cornelis K.; A. S.; Jo. L.; Mej.
H. A. G.; Cora de J.; J. F. E.; Mej. M. de
B.; J. A.; H. M.; N. O.; O. v. O.; Mej. A.
B.; J. G.; J. W. F. W.; N. S.; P. F. de M.;
J. M.; W. N.; E. H.; A. B.; Mej. O. E. J.
K.; T. H.; B. P.; A. D.; H. B.; J. K.; H.
Had hy geweten, dat de springstof bestemd
val voor majoor Verspyck, dan had hy haar
stellig niet afgegeven, aangezien hy den majoor
uit dienst kende en wist, dat deze in de
mobilisatie veel had gedaan om het alleu naar
den zin te maken.
Nadat nog de heer F. van Slobbe, inBpeo-
teur van politie te Amsterdam, die beklaagde
De Haas heeft gearresteerd, is gehoord, is
het getuigenverhoor afgeloopen.
Het requisitoir.
De ambtenaar van het O.Jf., mr. Bauduin,
vangt aan met de feiten nog eens te releveeren,
die de rechtbank zal hebben te toetsen aan
art. 157 van het W. v. 8. In dit artikel wordt
gesproken van het teweegbrengen van een
ontploffing en het veroorzaken van een over
strooming. De wetgever wil dus aan het woord
„teweegbrengen" een ruimere beteekenis toe
kennen dan aan het woord „veroorzaken".
De handelingen van elk der beklaagden wil
spreker dan ook beschouwen als onderdeel
van het „teweegbrengen" van de ontploffing.
Wanneer de rechtbank zich hiermede ver-
eenigt, staat het daderschap van elk der be
klaagden vast en behoeft niet van medeplich
tigheid te worden gesproken. In verband met
de jurisprudentie van den Hoogen Raad zal
echter ook by een nauwere begrenzing van
het begrip „teweegbrengen" de veroordeeling
van alle beklaagden als daders moeten plaats
hebben. By de nauwste begrenzing zou nog
alleen beklaagde De Haas wegens „mede
plichtigheid" veroordeeld kunnen worden.
Spreker brengt hierop hulde aan het beleid
en de activiteit der Haagsche en Amsterdam-
sche politie. Den Haag en Amsterdam mogen
trotsch zyn op de prestaties van hun politie,
en het geheele land mag er de politie dank
baar voor zyn. Voorts herinnert spreker aan
de ravage, door den aanslag veroorzaakt en
het levensgevaar, dat daardoor is ontstaan.
Het feit is dus zeer ernstig. De uitnemende
jurist Des Amorie van der Hoeven, lid der
Tweede Kamer, heeft by de wyziging van art
157 van het W. v. S. destyds duideiyk uiteen
gezet, welk een afschuweiyk karakter dit
misdryf draagt. (Bekl. Kooiman roept uit
„Hiermede veroordeel je de gansche bour
geoisie 1" Spreker gaat hierop na, welk aandeel
elk der beklaagden in het misdrijf heeft ge
had. Door zyn entwikkeling had Van der
Linden een overwicht op de anderen. Deze en
bekl. Kooiman zullen dan ook de zwaarste
straf moeten hebben. Bekl. De Haas heeft een
zoo gering mogeiyk daadwerkelijk aandeel
aan de zaak genomen, dooh valt nochtans
onder de strafwet, hoeseer dit niet zyn be
doeling zal zyn geweest.
Bekl. Eekhof verkeert in een byzondere
positie. Hy heeft ernstig berouw over zyn
daad. Spreker rloht zieh tot de medebeklaagden
van Eekhof, die van diens jeugd en enthousiasme
sohandeiyk misbruik hobben gemaakt. Hy
hoopt, dat zy in de gevangenis tot inkeer
znllcn komen en dan nog eens als mensch
zuben nadenken over het lot van dezen jongen
man. Het gepleegde misdryf beschouwt spreker
als een onduldbaar terrorisme, een moord-
dadigen aanslag op onze medeburgers en een
poging tot intimidatie van ambtenaren van
de rechteriyke macht.
Spreker eindigt met te requireeren voor
beklaagden Van der Linden en Kooiman elk
15 jaar, voor beklaagde De Haas 5 jaar en
voor beklaagde Eekhof 2 jaar gevangenisstraf.
Hierop werd de zitting geschorst.
Te 2 uur wordt de zitting (hervat en het
woord1 verleend aan de verdediging.
De beschuldigde Kooljtman krijgt allereerst
het woord.
Met horten en stooten kooit het er in het
begin uit, hij struikelt over zyn woorden,
van zenuwachtig ongeduld', onn nu vooral
toch In do imeeat krachtige termen te zeggen
wat hy allang wilde vertollen.
Hy beschouwt de rechtbank als de klasse-
JuBtltie van zijn tegenstandster, de bour
geoisie. Hoe hljj tot zijn daad kwam, zal hy
nu vertellen. Als jongen is hy tot de S.D.A.P.
toegetreden. Hy kwam uit een kleinburger-
ïyk gezin, dooh is gaandeweg geheel gepro
letariseerd. Hy heeft de SLDJLP. verlaten,
omdat hy beu was van den zwendel en het
bedrog der leiders.
De i)resident: „Zoudt u zioh willen mati
gen? Het gaat niet aan, mensohen, die zich
hier niet kunnen verdedigen, zoo aan te
vallen."
Beikl. Kooljtman vertelt verder, dat hy im
1908 is tot\getr<xlen tot de Ooramuinlstisohe
Partij, die hij echter verlaten heeft, ook weer
wegens bet leiderschap, o.a. wegens de hou
ding van Wijnkoop en De Visser. Toen is
hy met eenlge anderen tot de overtuiging
gekomen, dat de revolutie Iets ls, dat bulten
ae partyeo moet worden gepropageerd. Wie
beschermt den proletariër echter, wanneer
hy voor zijn overtuiging uitkomt? Ik werd
door de bourgeoisie uitgedreven en kon niet
onderkomen. Er zat niets anders op dan bui-
Sen of verzet plegen. Niet alleen gaf de
ourgeoisie my aan den honger prijs, doch
L,; A. en O. L.: H. F.; H. K.; A. de V.;
W. F.; O. A. v. d. P.; H. O.; J. de B.; A. v.
K.; M. J. 't H.; O. V.s N. O. K.; H. G. L.
P. B.; J. H.; B. M.; fc V.; Jo. G.: O. B.
J. H.; V. de W.; B. V.; J. v. T.: Mej. O. R.
Mej. A. C. M.; Mej. O. de Z.-b; J H. B
Mej. A. H. K.; J. v. T.; T. en P. v. H.; L.
O. K.; J. J.; H. N. K.; J. v. D.; M. fc;
J. W.; F. G.; M. G.; J. L.; H. 't H.; Gebr.
M.; J. B.; N. B.; N. K.; M. D.; A. O. B. S.
M. v. B. v. d. G.; L. O. K.; H. S. v. d
B.; J. S.; P. P.; N. J.; J. S.; K. V.; K. v!
V.; A. H.; J. de M.:L. M.; Mevr. v. O.; A.
A. O.; S. B.; Jo v. D.; H. A.; W. N. L.; P
B.; H. R.; A. de V.; Jb. K.; W. B.; A. de B
P. R.; M. 't H.; T. R.; A. de W.; M. d., K.
v. d. M.; B. B.; H. K.; G. S.; Mej. N. Q
E. de W.; E. K.; L. O.; J. J. fl.; N. O.; M.
S.; J. K; O. H.; J. D.; O. A. V.;Aus A. Miep
M. B.; J. D. S.; G. B.; Wybrandt D.; Mei
W. J.; G. V.; H. J. J. B.; Sam P.; H. O. de
M.; D. H.; T. V.; B. P.; Arie M.; Annie v.
de L.; Mevr. v. W.; L. L.; F. C. P. v. d. B;
W. A. M.; C. H. L.; J. K. S.; M. R.; W. v.
D.; Neüy S.; J. H.? G. M.; H. O. S.; C. D.;
M. N.; Alie M.; D. O. F. d. V.; jongejuffr.
S.; H. A. S.; Nellie K.; H. A. E. v. G.;
J. C.; M. V.; ff. K; V. de K.; T. v. G.; M.
v. A.; Nioo v. d. G.; I. J. L.; P. V. en K. K.
Voorts van andere plaatsen:
Mej. G. K. te Julianadarp.
Aagje S., Heerhugowaard; ff. D., Texel;
R. J. D., Texel; D. S., Amsterdam; Klein
kinderen mevr. Z., Groningen; Mej. G. v. d.
P. Texel; Martha D. Anna-Paulowna; L. W.,
Amsterdam; Jh. v. R. Julianadorp.
De volgende goede oplossers zonden hun
oplossing in dichtmaat:
O. D., Th. J. V. Jr^ Mej. R. G. H. B.; G. N.
N,s W. B.; Joh. K.; B. M.; P. H. Js.; G.;
de Communistisch© Party beschouwde Van
der Linde die zich voor my eo waar ka
meraad heeft (betoond ais politiespion.
.Ook de communisten dreven Van der Linde
en my dus uit. Br bloed niets andere over
dan verzet, oog om oog en tand om tand.
De aanslag had zeer wel door my en Van
der Linde alleen kunnen worden verricht.
De Haas zocht ik echter uit tot mijn recht
vaardiging in de oogen der Oommmi»-
tische Party. Daarvoor diende ook Bekhof,
die geheel toevallig iJs uitgekomen. Beklaag
de eindigt zijn verweer met een: „De dag
der bevrijding zal komen, weg met de par
tijen, weg met de bonzen, leve de revolutie!"
Bekl. Eekhof verklaart, de draagwydte van
zyn daad niet te 'hebben beseft.
De beklaagde De Haas houdt vervolgens
nog een kort pleidooi voor ziohzelf.
De aan Kooijman toegevoegd© verdediger,
mr. Donker Ourtius, zegt, dat diens daad ge
kenmerkt wordt door zijn absoluut onper
soonlijk karakter. Hy beoogd© niet zioh te
verrijken; ook kende hy majoor Verspyck
niet persooniyk. Het eenige doel was over
winning van de bourgeoisie door middel van
directe actie. Hoe zouden wy deze daad an
ders moeten noemen als wij haar niet een
sociaal misdrijf noemen? In dit verband wijst
pleiter ook op de zucht van Kooyman om
zichzelf te bezwaren. Zonder een woord ovot
K. te hebben gesproken, kennen wy hem nu
reeds met zijn exaltatie, zyn absoluut gemis
aan intellectueel criticisme, zyn sterk reagee-
ren op gevoelsprikkels. Hy komt voort uit
dat deel der burgerij, die zich in dalende rich
ting beweegt. Zyn jeugdomsbandigheden heb
ben hem op de straat gebracht, waar hy in
aanraking kwam met kameraden, die hy later
op de werkplaats weer zou ontmoeten. Op
18-jarigen 'leeftyd heeft hy zioh hy de 8. D.
A. P. aangesloten. Daar heeft hy zich niet
kunnen vereenigen met het aftroggelen van
voordeelen aan de bourgeoisie. Zullen wij
wellicht mr. Troelstra binnen niet langen tijd
als Excellentie zien optreden? Kooyman nu
kon het niet verdragen, dat de klassestrijd
middel werd' tot persooniyk voordeel voor
enkelen.
Pleiter schetst het paradys, dat Kooijiman
zich droomt, en eindigt zijn redevoering met
deze woorden:
Hy moge de bom geplaatst en aangestoken
hebben door anderen is zy hem al jaren
geleden...in de hand gedrukt die be
vinden zich niet op deze bank.
Hiermede is blootgelegd de wondepleki van
deze vervolging.
Dat de maatschappy zich verdedigt nie
mand Juicht het meer toe dan ik doch dat
zy treft de handen, die uitvoerden en niet die
hoofden, die inspireerden, zie hier de dwa
ling, het onrecht.
En als men my zoude tegenwerpen, dat ln
onze democratie de vrijheid zonder grens
toelaat de opruiing zonder maat door de pers
en het tooneel, (het woord en het beeldt dan
keer ik my tot u en vraag: waaraan ontleent
dan de maatschappy het recht om 'heden zoo
onbarmhartig te zijn, terwyi gisteren zoo
zwak?
'Nuttelooze vraag, indien de stem van de
menigte, die slechtste aller raadgeefsters, tot
uw raadkamer mocht binnendringen, vraag
daarentegen, die als kristal op marmer zal
vallen in de beraadslagingen, indien u zult
meenen, dat uw vonnis niet een zuivere poli
tiemaatregel mag wezen, doch de uitspraak
van uw sociaal geweten.
De verdediger van Van der Linde, mr. v. <1.
Hurk, onderwerpt de dagvaarding aan een
grondig onderzoek. Van der Linde heeft
slechts uit solidariteit meegedaan, hy had
zich de uitwerking van d© bom geheel anders
en veel geringer voorgesteld. Voorts meent
hij, dat er geen levensgevaar heeft 'bestaan
ln den zin der wet, en dat er een zeer geringe
trefkans bestond. Wat de sociale zijde be
treft, wyst hy op de zeer moeilijke taak der
rechtbank, die hier met haar uitspraak een
preoedent schept.
De offloler eisdht nu de hoogste straf en
beroept zich op mr. des AnJorie v. d. Hoeven,
wiens zlenswyze echter niet meer als het gel
dende recht kan worden beaohouwd. De offi
cier schermde met woorden als intimidatie,
terrorlseeren, enz. Pleiter acht dit verkeerd.
Dit zyn uitdrukkingen, waarvan de beteeke
nis niet geheel gevoeld wordt. Van der Linde
moet volkomen toerekenbaar worden geacht,
hy ls een ethisch anders denkende, die voor
zichzelf oonsequent ls gebleven. PI. gelooft,
dat de rechtbank zioh te dezer zake niet op
een politiek, doch op een sooiaal standpunt
zal stellen. Hy meent, dat een mild vonnis
mede zal zyn van belang voor de deelhebbers
aan de bestaande rechtsorde. Wat het karak
ter van Van der Linde betreft, pleiter kent
deze van het gymnasium, als een betrouw
baren, «achtmoedlgen jongen; Toen pl. de oei
betrad, was hij verbaasd, dat hy daar nog
dehzeilfden aaontmoedlgen nian aantrof. Van
der Linde heeft een teedere aanhankeiykheld
voor zijn moeder en een sentimenteel© vriend
schap van een poes. Zijn laatste lectuur be-
Jobanna H.t O. H. A.; G. P. v D.; H. J. v. D.;
A. H.; G. M. M.; O. K.; B.j D. G.; 0. de W.;
Dora V.; Klazlna G.; O. V.; Een oude Jut
ter; Jos. H., Amsterdam; Willy V., Boskoop;
J. D. Dz.; Texel.
uttertie, wee» welkom in het leven
ut vrij en frank, maar steeds ln ed len trant;
Jan zult ge velen vreugd in t leven geven,
Dan schenkt ge let» goed» voor hart en voor
verstand.
Verhoog alzoo den roem van 't vroegere „Vlie
gend Blaadje
Dat steeds ook welkom ia al» „Heldersche
Courant
Geef elke week voor oud en jong een praatje,
Dan zijt ge een blijde gast steeds voor led ren
stand.
J. D. Dz.
Bii de geboorte van Juttertje
„Een schip op strand 1" zoo klonk het luid,
(Ik lag nog in de veeren)
En fluks sprong; ik m'n kooitje uit
En wierp mij in de kleeren.
Een schip op strand! welk juttershart
Gaat daar niet wijd van open?
Wij wachtten 't heele jaar met smart;
Wie durfde 't nü nog hopen?
Ik ijlde met den juttersdrom
Naar d' hoofdjes met de palen:
Ik kwam, ik zag.... ik keerde om:
Ach, hier viel niets te halen 1
Ik keer weer huiswaarts, nat en koud.
Ga bij den haard wat dutten;
Ik droom van schepen vol met goud.
Waaruit men vrij kan jutten.
„De krant!" zoo roept men. en Tc ontwaak;
Ik kijkwat zien mijn oogen?
Daar wordt mijn oude juttershart
Opnieuw zeer fel bewogen.
Ik zie aan Hollands noorderstrand,
(Dat m' immer bleef bekoren).
I» uit onze oude jutterskrant
Een Juttertje" geboren.
stonö uit boeken met een metWiJdenden toon.
Hy ls een man van byna sontimenteelen
zyn laatste boek was Anme Beate van Doe-
to jetski en hy stond sterk onder den in
vloed van Bakunine. Evenals deze leider is
Van der Linde tot „de daad" gekomen. Ook
gevoelt hy veel voor een figuur als Hoela, hij
is aanvankelijk communist geweest, doch
keerde die party den rug toe, omdat' hij de
politieke leiders als zwendelaar» beschouwt.
Hy heeft nu door zyn daad den strijd willen
aanbinden tegen de .politieke leider», d*
Groenendaal-zaak stond daarby voor hem ge
heel op den achtergrond. Om menschenlevens
te loor te doen gaan was het hem niet te doen.
Hy zelf erkent, dat het proletariaat geien
moord wil. „Waren er memschenlevenB ver
loren gegaan izoo zegt hy dan hadden
wjj ons propagandistisch doel ver voorby
geschoten."
Hy wilde verder actie voeren tegen de re
actie. De metaalbewerkersstaking maakte
grooten indrulk op heml Pleiter 'kan voorts
mededeelen, da t Van der Linde een veel groo-
tere hoeveelheid springstof in zijn 'bezit had
dan gebezigd is voor de vervaardiging van
de bom. Het overgeblevene heeft hy echter
in zee geworpen, ten einde te voorkomen,
dat anderen de springstof zouden bezigen
voor z. i. minder edele doeleinden.
Er zit iets tragisoh in het voorvechterschap
van Van der Linde. Als zoon van goeden
huize stond 'hy bloot aan allerlei verdacht
making van de zijde van zyn geestverwanten.
Pleiter ziet, in tegenstelling met den officier
van justitie, in Van der Linde een iman van
beperkte geestvermogens. Pl. eindigt zijn
rede met een beroep op een proefschrift van
mr. Enihoven, waarin o.m. betoogd wordt,
dat zware straffen in deze gevallen niet af
schrikwekkend werken. Zij leiden veeleer tot
martelaarschap.
Mr. Coops, verdediger van Eekhof, roept
de rechtbank toe: vergeeft het hem, want hy
wist niet wat hy deed. Hy refereert zioh ver
der aan de door mr. Van der Hurk op de dag
vaarding geoefende critiek. Van mededader
schap kan geen sprake zijn. Het is een ge
voelige droomerige jongen, die niets vertoont
vam 'de breedsprakerigheid en ydelheid, eigen
aan het proto-type van den revodutionnair.
Hij heeft werklust en de rapporten over hem
zyn zeer gunstig. Met zijn ouders stond' hy
op goeden voet. Hy is lid der Communisti
sche Party geworden, nadat (hy een vergade
ring had bezocht, waarvan hy toevallig een
strooibiljet in handen had gekregen.
Hy deed mede aan den aanslag naar hy
zegt uit vrees om berispt en 'bevit te wor
den. Eerst na zijn arrestatie vernam hy met
welke zware straffen dit misdryf wordt be
dreigd; De maatschappy behoeft hieT niet te
worden beveiligd tegen een gevaariyk indi
vidu. Hy zelf zou het liefst voorwaardeiyk
willen veroordeeld worden, met een proeftyd
van 15 jaar. Dit teekent zijn mentaliteit. Zijn
oudere zyn van plan hem een opleiding te
geven tot teekenaar en hem nauwlettend on
der toezicht te houden. Veroordeelt men de
zen tongen voorwaardeiyk, dan zullen de
anarchisten kunnen zingen: ,;Er ist verloren!"
Daartegenover stelt pleiter alleen den tegen
zang uit Faust: „Er ist gerettet!" Geestelijk
is deze jongen reeds gered, redt hem niu ook
maatsohappeiyk door hem voonwaardeiyk te
veroordeelenl
;Mlr. Grootenboer, toegevoegd verdediger
van J. de Haas, wijst op de passieve rol van
dezen beklaagde en betoogt, dat van mede
daderschap van dezen beklaagde geen sprake
kan rijn. Aan het teweegbrengen van de ont
ploffing heeft hy niet deelgenomen. Zelf»
twijfelt pL aan rijn medepillohtigheld. De
Haas ls slechts imedegegaan naar de plaat»
waar de daad gebeurde, hy heeft er met de
anmen over elkaar bygeetaan. Men had De
Haas slechts als toeschouwer genoodlgd, die
de Ameterdamsóho partygenooten moest
overtuigen van de onjuistheden van hun ver
dachtmakingen ten opzichte van Kooijman
en Van der Linde. Pleiter gelooft dan ook,
dat hetgeen 'De Haas gedaan heeft, valt onder
art. 181 W. v. Str., nJ. het kenniedra'gen van
een misdrijf zonder de autoriteiten of de be
dreigden te waarschuwen. Intusschen is het
mogelijk, dat de Rechtbank hem toch atihuli-
dlg zal verklaren. Daarom wil pl. nog iet»
omtrent den persoon van De Haas mededee
len. Hy ls geboren uit een familie van kome
dianten, dooh ia zelf 'geen komediant. Op 12-
jarlgen leeftyd teekende hy voor de Marine-
waar hy het eohter niet kon uithouden. Hfl
ls later weggejaagd en anitl-mllitalrlst ge
worden. Verder ls hy absoluut ommaatsolhap-
peiy'k, doch hy hoeft een afkeer vain geweld;
zy« beginsel verbiedt hem geweld te gebrui
ken, doch evenals Jezus In woede de wisse
laars met de zweep uit den tempel joeg, meent
hij, dat geweld som» kan worden verklaard
en als natuuriyk beschouwd. Zoo vond hij
geen aanleiding het by dezen aanslag ge
bruikte geweld tegen te gaan. Indien hij ge
weten had, dat deze daad gevaar zooi ople
veren voor menschenlevens, zou hy *toh ®r
niet 'mede 'hebben ingelaten.
Na re- en dupliek, waarby het O. M. voor-
waardeiyke veroordeellng voor Bekhof ai-
wlj»t, wordt de uitspraak bepaald op 18 Ja
nuari.
'k Bekijk met aandacht 't kleine wicht
De baby mag er weien I
Wat held re oogen ln 't gericht:
Vernuft kun je er al in lezen.
'k Ben innig aangedaan, verdraaid!
(Schoon 'k vdnd, dat 't kind wat laat U)
Maar hoor een» aan: de bengel kraait.
„Ik kom hier voortaan grotul
't I» ongelooflijk! 't wurm begint
Maar dadelijk vlot te praten!
Ik denk: dat 's vast een wonderkind,
Hou die maar in de gaten I
Ik luister vol verbazing toe,
Z'n mond is niet te stoppen,
(Dat heeft 'i van z'n lieve moe!)
Hij tapt zoovyaar al moppen 1
Aan 't eind geeft hij .me 'n rebus op.
Een rebus vol geheimen.
En zegt: „jij met >e schrand ren kop
Moest daar eens wat op rijmen.
Ofschoon gevleid, zeg *k: „dank je hoor.
Ik weet niks te verzinnen'.
Hij houdt een doos bonbons me voor,
Én zegt: „die kan je winnen.
Ik denk: bonbons, dat 's mü te flauw.
Ik geef meer om een snapje;
Maar ja, ik weet wel. dat mn vrouw
Houdt van zoo'n lekker hapje.
En dus, ou er dit heele jaar
Voor mij niks viel te jutten
Zal ik in s Hemels naam dan maar
Miin rijmtaJent benutten.
„Vooruit dan (zeg ik), iö je j'"1.
We zullen t maar probeeren
Ik maak maar dad'lijk eep begin.
Je wilt me excuseerenr
Ik neem de pen op, peins
Ik zwoeg en zweet,
Want ja. 'k heb wel zoo n rumelboric.
Maar d» «leeaa, waet is!