i DB HAAGSCHE BOMAANBLAG. JUTTERTJE'» ENTRÉE. Oplossingen van den Rebus. menschenanin, las veel Russische boeken Onder zeer groote belangstelling in en om de rechtszaal heeft de Haagsche rechtbank Donderdag de zaak behandeld van de be drijvers van den bomaanslag op 7 November J.l. gepleegd tegen het woonhuis van het lid ▼an den Krijgsraad, majoor Versptjok, te 's-Gravenhage. Buiten het gerechtsgebouw, in de Casiaristraat, wachtte een groot aantal belangstellenden het tijdstip af van de opening der publieke tribune, waar tevoren reeds ca, een dozijn rechercheurs hadden plaats ge nomen. De gereserveerde plaatsen in de rechtszaal waren verder geheel met belangstellenden bezet, onder wie mevr. Kolthek—Timmer, echtgenoote van het Kamerlid, terwijl men ten behoeve van de dagbladpers, die zeer talrijk vertegenwoordigd was, extra tafels had aangeschoven. De vier beklaagden worden tegelijk bin nengeleid. Zij zijn, naar men weet P. A. Kooy- man, monteur, oud 30 jaar, Den Haagj.L. van der Linden, student, oud 28 Jaar, Den Haag0. E. Eekhof, electrioien, oud 20 jaar, Den Haag en Joh. de Haas, zonder beroep, oud 24 jaar, te Amsterdam. De vier beklaagden zijn gedagvaard ter zake, dat zij te 's-Gravenhage op of omstreeks 7 November 1921 opzettelijk te zamen en in vereeniging na voorafgaand overleg en be- beraadslaging en in onderlinge samenwerking een ontploffing in, tegen of nabij pand no. 816 aan den Prankenslag hebben teweeg gebracht, welk pand was bewoond door ma joor H. D. R. Verspijck, lid van den Krijgs raad te 's-Gravenhage, terwijl zich ten tijde van de ontploffing personen bevonden in en in de omgeving van voormeld pand, van welke ontploffing gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was. Ten huize van L. van der Linden hebben de beklaagden een samenkomst gehouden, waarin tot den bomaanslag besloten werd. Als getuigen waren gedagvaard P. Kramer, hoofdinspecteur van politie te 's-Gravenhage, J. P. Slobb9, inspecteur van politie te Am sterdam, D. D. Glas, mijnwerker te Kerkrade, Th. Sohaepman, typiste te 's-Gravenhage mr. J. Luijten, advocaat te 's-Gravenhage, E. Scherpenhuijzen Rom, kapitein der genie, wonende te 's-Gravenhage, H. D. R. Verspijck, majoor der artillerie, te 's-Gravenhage. Onder groote stilte doet de griffier voor lezing der uitvoerige dagvaarding. Na afloop hiervan opent de president het verhoor. De PresidentBeklaagde Kooyman is u.... Kooyman Ik wil even opmerken, dat ik mi) geen beklaagde voel. De PresidentDe wet beschouwt u toch als beklaagde. Is u einde November in Kerk rede geweest en hebt u daar met een zekeron Glas gesproken Beklaagde i Daarop weiger ik antwoord te geven De President doet hierop vragen omtrent een bijeenkomst ten huize van Van der Lin den, waar tot den bomaanslag besloten is. De beklaagde verstrekt hieromtrent de gevraagde lnllohtingen onder mededeeling, dat de be klaagden tot den aanslag besloten, omdat zooals hij zegt „w'to ons wilden wreken tegen dat stelletje". De President Wie bedoelt u daarmee Beklaagde! De bourgeoisie, waarvan u de vertegenwoordiger is 1 De PresidentIk ben niet persoonlijk. Wordt u het ook nietl Dat is beter 1 Op de verdere vragen van den President deelt beklaagde mede, dat hij ae bom heeft gelegd en aangestoken, als ook, dat hj de springstof aan Van der Linden heeft verstrekt. De beklaagde Van der Linden onderschrijft deze mededeellngen in hoofdzaak. De bijeen komst, waarin tot den bomaanslag werd be sloten, was een geheel toevallige. Beklaagde Kooyman woonde bi) beklaagde in, terwijl De Haas en Eekhof toevallig waren komen oploopen. Op verdere vragen deelt Van der Linden mede, dat de aanslag wat zijn persoon betreft, heel weinig verband hield met de zaak Groenen- daal. Msjoor Verspijok werd uitgekozen, om dat hij een der vooraanstaande personen van de bourgeoisie is. De laatste samenkomst heeft plaats gehad in het tramhuisje aan de Btaten- laan, alwaar ook de laatste hand aan de ver vaardiging van de bom is gelegd. Van der Linden verklaart voorts nog, het niet gevaarlijke gedeelte van de bom samen met Kooyman te zijnen huize te hebben ver vaardigd. In het genoemde tramhuisje heeft zioh het laatste bedrijf voltrokken, Kooyman heeft de bom geplaatst, dooh de atktaud, waarop beklaagde Van der Linden stond, was te groot dan dat hij dit kon zien, Beklaagde Eekhof, die hierop wordt onder vraagd, verklaart einde Qetober in Kerkrade geweest te «Hu, U(j was in gezelschap van Kooyman en ontving daar springstof vaneen zekeren Glas. Hij zelf en Kooyman hebben de springstof in hun bezit gehad. Bekt Kooyzzan roept uit, dat dit nietwaar is. U\j alleen was de onverdeelde bezitter der De verschijning van ons nieuwe week blaadje is in tal van gezinnen met vreug de begroet WJj ontvingen althans oen groot aantal uitlngon In dichtmaat die daarvan ou- ralakenbaar het bewijs leveren. Het ls na tuur ondoenlijk ze alle af te drukken; wij hebben er evenwel de beste uitgepikt en drukken die hieronder af. Een heel enkele daarvan gedeeltelijk, hetzij wegens de leng te, hetzij wegens net minder geslaagde van het vervolg. Van den rebus ontvingen wij 278 oplossingen, waarvan 40 berijmde. Van deze 278 oplossingen zijn er 207 goed, waar onder 60 berijmde Wij moeten hierbij op merken, dat de rebus zelf aanleiding gaf tot eenig versohil in oplossing. De oplossing van den rebus is als volgt: „Vanaf 81 December komt als gratis bijla- S;e van ons blad 1 Juttertje, een blad voor edereen". Nu waren er verscheiden oplos sers, die inplaats van „blad", „weekblad", „courant" en zelfs en zelfs nog andere woor den gebruikten. Het spreekt vanzelf, dat die oplossingen goed waren. Andere waren er, die de bijvoeging „populair" hadden ingelascht; dit is niet goed, en deze moesten opzij wor den gelegd. Wij meenden allereerst voor de beste be rijmde oplossing een prijs beschikbaar te moeten stellen. Als zoodanig kwam in de eerste plaats behalve de zeer geestige op lossing hors concours van „Jan Olie" in aanmerking Johanna Heringa, Lange- straat 74a, alhier. Daarna kwam het beste gediohtje, waarvoor in aanmerking kwam „Een oude Jutter". Deze heer gelieve zijn naam en adres op te geven, dan krijgt ook hjj een prijs, Als extra-prijsjes voor de aar springstof. Het feit, dat deze ten huize van Van der Linden was, zegt niets, daar hj) by Van der Linden inwoonde. Tot Eekhof roept hij: Laten wy ens toch niet stak voor stuk door die kerels laten afslachten. De president maant tot meer beleefdheid aan. Beklaagde Kooyman. Zyn mijn vy&nden be leefd tegenover my? De president herhaalt zyn aanmaning. Beklaagde De Haas verklaart, dat hy de byeenkomst ten huize van Van der Linden slechts zeer toevallig bijwoonde. Op 7 Nov. is hy naar Den Haag gekomen om bij den aan slag tegenwoordig te zyn. Hy en Eekhof heb ben buiten het tramhuisje gestaan, terwyi Van der Linden en Kooyman binnen bezig waren. Op de vraag, wat dezen binnen deden, wH beklaagde geen pertinent antwoord geven. Hy heeft Kooyman vergezeld en gezien, dat deze de lont aanstak. Daarop is hy weggegaan en naar Amster dam teruggekeerd. Op een vraag van den ambtenaar van het O. M. deelt beklaagde Kooyman mede, dat hy het grootste aandeel had in de vervaardi ging van de bom. De Haas verklaart verder, dat voor hem het zwaartepunt van dezen aanslag lag in de Groenendaal-zaak, terwyi Eekhof mededeelt, dat hy aan den aanslag heeft deelgenomen op uitnoodiging van Van der Linden. Op een vraag van den verdediger, mr. B. Grootenboer, deelt beklaagde Van der Linden mede, dat, na ampele besprekingen alle voor zorgen zyn genomen, om te voorkomen, dat menschenlevens met den aanslag zouden zyn gemoeid. De sterkte van de bom was er op berekend, dat eenlge schilvers van den muur der voorkamer zouden afspringen en eenige andere zaken zouden worden vernield. De tussehendeur zou echter, naar men berekend had, gespaard biyven. Beklaagde heeft her- haaldeiyk en ook nog op den bewusten avond gecontroleerd, dat het gezin van den heer Verspyck zich niet in de voorkamer bevond. Beklaagden hebben alles gedaan om mensche- ïyke slachtoffers te voorkomen. De overige beklaagden stemmen met deze verklaring in. Alleen Kooyman voegt er aan toe: „Mij persooniyk had het niet zooveel kunnen schelen, als majoor Verspyck het slaohtoffer was geworden." Het getuigenverhoor. Majoor Verspyck als getuige gehoord, ver klaart, dat hy en zyn gezin des winters zeer zelden in de voorkamer zitten. Wat Van der Linden dienaangaande verklaarde was dan ook juist. Wel eohter had ieder oogenblik de een of andere voorbijganger hst huis kunnen passesren. Getuige doet verder mededeeling van de te weeg gebrachte vernielingen. Na deze verklaringen staat mr. Donker Curtius op: „Namens de geheele verdediging zegt hy zy het mij vergund onze vol doening nlt te spreken, dat het gezin van majoor Verspyck door dezen aanslag, dien wy allen verafschuwen, niet gedeerd is geworden. De mededeelingen van getuige mr. J. Luyten, die hierop gehoord wordt, leveren geen be- langrijke byzoaderheden op. Deze getuige logeerde tydeiyk by majoor Verspyck en legt verklaringen in geiyken zin, als deze af. Daarna wordt de heer P. Kramer, hoofd inspecteur van politie te 's-Gravenhage, ge hoord. Getuige deelt mede, dat op het tijdstip van den aanslag nog geregeld verkeer over het Frankenslag plaats heeft en legt verder nadere verklaringen af op grond der teweeggebrachte verwoestingen. Voor zoover get. heeft kunnen nagaan, was In de aohterkamer het woon vertrek niets beschadigd. Get. E. Soherpenhuysen Rzn„ kapitein der genis, wordt als deskundige gehoord. Hy doet mededeelingen van teohnisohen aard omtrent de samenstelling van de bom. Door de wyze, waarop de bom geplaatst was, leverde haar ontploffing gevaar op voer voorbygangers. Op een tiental meters afhtand kan een weg geslingerde steen zelfs levensgevaariyk zyn voor voorbygangers. Met zekerheid valt niet te zeggen, dat een aanslag als deze geen levensgevaar ken opleveren voor het in de aohterkamer zittende gezin van majoor Ver spijck. De door deze ontploffing veroorzaakte f;asdruk was niet zoodanig, dat hy een gat n een muur kon slaan, ilooh wel kon hy Uohte beschotten verplaatsen en glaswerk verzielen. Get. mej. Sohaepman, typiste te 'i-Graven- hage, is omstreeks het tijdstip van den aanslag het huls van majoor VerspUok gepasseerd. Dan wordt gehoord D. D. Glas, myuwerker te Kerkrade. Tegeu het afleggen van den eed heeft hy bezwaar, waarop hy in de gelegeu- hetd wordt gesteld, de voorgeschreven ver klaring te onaerteekeuen. Getuige deelt mede, dat Kooiman en Eekbof hem einde Ootober hebben opgezocht. Er is toeu gesproken over „staking en revolutionaire Ideeën" en van het een kwam meu aan het audere. Toen heeft getuige springstof afgegeven aan Koolman. y wist niet, waarvoor deze bestemd was. digate gedichtjes hebben wy gemeend nog een tweetal beschikbaar te moeten stellen; deze zijn ten deel gevallen aan Klaziena Ga- zendam, Kroonstraat 26, en Willy Vergragt, Boakoop. Tenslotte rijn, bij loting, aan de volgende goede oplossers nog prezen ten deel gevallen: Jongejuffr. G. Vredendtiin, Weststraat 47; V, de Kook, Keizerstraat 89; Nelly Jansen, Aohtergraobt Z.z. 47.; G. P. van Doorn, Oudekerkstraat 6. Aan mejuffrouw Vergragt hebben wij haar prysje toegezonden; de overige gelukkige winners (en winnaressen) kunnen de prijs- jos afhalen hedenmiddag tot 6 uur aan ons bureau, Koningstraat, of Maandag den ge- heelen dag. Verder volgt hier de volledige uitslag der prijsvraag. Goede oplossingen ontvingen wij van: 1) Onder dè berijmde was er een, gezet voor driestemmig mannenkoorI Waren de teohnische bezwaren niet te groot onze drukkerij bezit geen muziek-teekens en het vervaardigen van een cliché heeft bezwa ren dan zouden wij den lezer deze mu zikale proeve zeker niet hebben onthouden. Uit Helder ontvingen we de volgende goede oplossing van den prijsrebus. Jan G.; Cornelis K.; A. S.; Jo. L.; Mej. H. A. G.; Cora de J.; J. F. E.; Mej. M. de B.; J. A.; H. M.; N. O.; O. v. O.; Mej. A. B.; J. G.; J. W. F. W.; N. S.; P. F. de M.; J. M.; W. N.; E. H.; A. B.; Mej. O. E. J. K.; T. H.; B. P.; A. D.; H. B.; J. K.; H. Had hy geweten, dat de springstof bestemd val voor majoor Verspyck, dan had hy haar stellig niet afgegeven, aangezien hy den majoor uit dienst kende en wist, dat deze in de mobilisatie veel had gedaan om het alleu naar den zin te maken. Nadat nog de heer F. van Slobbe, inBpeo- teur van politie te Amsterdam, die beklaagde De Haas heeft gearresteerd, is gehoord, is het getuigenverhoor afgeloopen. Het requisitoir. De ambtenaar van het O.Jf., mr. Bauduin, vangt aan met de feiten nog eens te releveeren, die de rechtbank zal hebben te toetsen aan art. 157 van het W. v. 8. In dit artikel wordt gesproken van het teweegbrengen van een ontploffing en het veroorzaken van een over strooming. De wetgever wil dus aan het woord „teweegbrengen" een ruimere beteekenis toe kennen dan aan het woord „veroorzaken". De handelingen van elk der beklaagden wil spreker dan ook beschouwen als onderdeel van het „teweegbrengen" van de ontploffing. Wanneer de rechtbank zich hiermede ver- eenigt, staat het daderschap van elk der be klaagden vast en behoeft niet van medeplich tigheid te worden gesproken. In verband met de jurisprudentie van den Hoogen Raad zal echter ook by een nauwere begrenzing van het begrip „teweegbrengen" de veroordeeling van alle beklaagden als daders moeten plaats hebben. By de nauwste begrenzing zou nog alleen beklaagde De Haas wegens „mede plichtigheid" veroordeeld kunnen worden. Spreker brengt hierop hulde aan het beleid en de activiteit der Haagsche en Amsterdam- sche politie. Den Haag en Amsterdam mogen trotsch zyn op de prestaties van hun politie, en het geheele land mag er de politie dank baar voor zyn. Voorts herinnert spreker aan de ravage, door den aanslag veroorzaakt en het levensgevaar, dat daardoor is ontstaan. Het feit is dus zeer ernstig. De uitnemende jurist Des Amorie van der Hoeven, lid der Tweede Kamer, heeft by de wyziging van art 157 van het W. v. S. destyds duideiyk uiteen gezet, welk een afschuweiyk karakter dit misdryf draagt. (Bekl. Kooiman roept uit „Hiermede veroordeel je de gansche bour geoisie 1" Spreker gaat hierop na, welk aandeel elk der beklaagden in het misdrijf heeft ge had. Door zyn entwikkeling had Van der Linden een overwicht op de anderen. Deze en bekl. Kooiman zullen dan ook de zwaarste straf moeten hebben. Bekl. De Haas heeft een zoo gering mogeiyk daadwerkelijk aandeel aan de zaak genomen, dooh valt nochtans onder de strafwet, hoeseer dit niet zyn be doeling zal zyn geweest. Bekl. Eekhof verkeert in een byzondere positie. Hy heeft ernstig berouw over zyn daad. Spreker rloht zieh tot de medebeklaagden van Eekhof, die van diens jeugd en enthousiasme sohandeiyk misbruik hobben gemaakt. Hy hoopt, dat zy in de gevangenis tot inkeer znllcn komen en dan nog eens als mensch zuben nadenken over het lot van dezen jongen man. Het gepleegde misdryf beschouwt spreker als een onduldbaar terrorisme, een moord- dadigen aanslag op onze medeburgers en een poging tot intimidatie van ambtenaren van de rechteriyke macht. Spreker eindigt met te requireeren voor beklaagden Van der Linden en Kooiman elk 15 jaar, voor beklaagde De Haas 5 jaar en voor beklaagde Eekhof 2 jaar gevangenisstraf. Hierop werd de zitting geschorst. Te 2 uur wordt de zitting (hervat en het woord1 verleend aan de verdediging. De beschuldigde Kooljtman krijgt allereerst het woord. Met horten en stooten kooit het er in het begin uit, hij struikelt over zyn woorden, van zenuwachtig ongeduld', onn nu vooral toch In do imeeat krachtige termen te zeggen wat hy allang wilde vertollen. Hy beschouwt de rechtbank als de klasse- JuBtltie van zijn tegenstandster, de bour geoisie. Hoe hljj tot zijn daad kwam, zal hy nu vertellen. Als jongen is hy tot de S.D.A.P. toegetreden. Hy kwam uit een kleinburger- ïyk gezin, dooh is gaandeweg geheel gepro letariseerd. Hy heeft de SLDJLP. verlaten, omdat hy beu was van den zwendel en het bedrog der leiders. De i)resident: „Zoudt u zioh willen mati gen? Het gaat niet aan, mensohen, die zich hier niet kunnen verdedigen, zoo aan te vallen." Beikl. Kooljtman vertelt verder, dat hy im 1908 is tot\getr<xlen tot de Ooramuinlstisohe Partij, die hij echter verlaten heeft, ook weer wegens bet leiderschap, o.a. wegens de hou ding van Wijnkoop en De Visser. Toen is hy met eenlge anderen tot de overtuiging gekomen, dat de revolutie Iets ls, dat bulten ae partyeo moet worden gepropageerd. Wie beschermt den proletariër echter, wanneer hy voor zijn overtuiging uitkomt? Ik werd door de bourgeoisie uitgedreven en kon niet onderkomen. Er zat niets anders op dan bui- Sen of verzet plegen. Niet alleen gaf de ourgeoisie my aan den honger prijs, doch L,; A. en O. L.: H. F.; H. K.; A. de V.; W. F.; O. A. v. d. P.; H. O.; J. de B.; A. v. K.; M. J. 't H.; O. V.s N. O. K.; H. G. L. P. B.; J. H.; B. M.; fc V.; Jo. G.: O. B. J. H.; V. de W.; B. V.; J. v. T.: Mej. O. R. Mej. A. C. M.; Mej. O. de Z.-b; J H. B Mej. A. H. K.; J. v. T.; T. en P. v. H.; L. O. K.; J. J.; H. N. K.; J. v. D.; M. fc; J. W.; F. G.; M. G.; J. L.; H. 't H.; Gebr. M.; J. B.; N. B.; N. K.; M. D.; A. O. B. S. M. v. B. v. d. G.; L. O. K.; H. S. v. d B.; J. S.; P. P.; N. J.; J. S.; K. V.; K. v! V.; A. H.; J. de M.:L. M.; Mevr. v. O.; A. A. O.; S. B.; Jo v. D.; H. A.; W. N. L.; P B.; H. R.; A. de V.; Jb. K.; W. B.; A. de B P. R.; M. 't H.; T. R.; A. de W.; M. d., K. v. d. M.; B. B.; H. K.; G. S.; Mej. N. Q E. de W.; E. K.; L. O.; J. J. fl.; N. O.; M. S.; J. K; O. H.; J. D.; O. A. V.;Aus A. Miep M. B.; J. D. S.; G. B.; Wybrandt D.; Mei W. J.; G. V.; H. J. J. B.; Sam P.; H. O. de M.; D. H.; T. V.; B. P.; Arie M.; Annie v. de L.; Mevr. v. W.; L. L.; F. C. P. v. d. B; W. A. M.; C. H. L.; J. K. S.; M. R.; W. v. D.; Neüy S.; J. H.? G. M.; H. O. S.; C. D.; M. N.; Alie M.; D. O. F. d. V.; jongejuffr. S.; H. A. S.; Nellie K.; H. A. E. v. G.; J. C.; M. V.; ff. K; V. de K.; T. v. G.; M. v. A.; Nioo v. d. G.; I. J. L.; P. V. en K. K. Voorts van andere plaatsen: Mej. G. K. te Julianadarp. Aagje S., Heerhugowaard; ff. D., Texel; R. J. D., Texel; D. S., Amsterdam; Klein kinderen mevr. Z., Groningen; Mej. G. v. d. P. Texel; Martha D. Anna-Paulowna; L. W., Amsterdam; Jh. v. R. Julianadorp. De volgende goede oplossers zonden hun oplossing in dichtmaat: O. D., Th. J. V. Jr^ Mej. R. G. H. B.; G. N. N,s W. B.; Joh. K.; B. M.; P. H. Js.; G.; de Communistisch© Party beschouwde Van der Linde die zich voor my eo waar ka meraad heeft (betoond ais politiespion. .Ook de communisten dreven Van der Linde en my dus uit. Br bloed niets andere over dan verzet, oog om oog en tand om tand. De aanslag had zeer wel door my en Van der Linde alleen kunnen worden verricht. De Haas zocht ik echter uit tot mijn recht vaardiging in de oogen der Oommmi»- tische Party. Daarvoor diende ook Bekhof, die geheel toevallig iJs uitgekomen. Beklaag de eindigt zijn verweer met een: „De dag der bevrijding zal komen, weg met de par tijen, weg met de bonzen, leve de revolutie!" Bekl. Eekhof verklaart, de draagwydte van zyn daad niet te 'hebben beseft. De beklaagde De Haas houdt vervolgens nog een kort pleidooi voor ziohzelf. De aan Kooijman toegevoegd© verdediger, mr. Donker Ourtius, zegt, dat diens daad ge kenmerkt wordt door zijn absoluut onper soonlijk karakter. Hy beoogd© niet zioh te verrijken; ook kende hy majoor Verspyck niet persooniyk. Het eenige doel was over winning van de bourgeoisie door middel van directe actie. Hoe zouden wy deze daad an ders moeten noemen als wij haar niet een sociaal misdrijf noemen? In dit verband wijst pleiter ook op de zucht van Kooyman om zichzelf te bezwaren. Zonder een woord ovot K. te hebben gesproken, kennen wy hem nu reeds met zijn exaltatie, zyn absoluut gemis aan intellectueel criticisme, zyn sterk reagee- ren op gevoelsprikkels. Hy komt voort uit dat deel der burgerij, die zich in dalende rich ting beweegt. Zyn jeugdomsbandigheden heb ben hem op de straat gebracht, waar hy in aanraking kwam met kameraden, die hy later op de werkplaats weer zou ontmoeten. Op 18-jarigen 'leeftyd heeft hy zioh hy de 8. D. A. P. aangesloten. Daar heeft hy zich niet kunnen vereenigen met het aftroggelen van voordeelen aan de bourgeoisie. Zullen wij wellicht mr. Troelstra binnen niet langen tijd als Excellentie zien optreden? Kooyman nu kon het niet verdragen, dat de klassestrijd middel werd' tot persooniyk voordeel voor enkelen. Pleiter schetst het paradys, dat Kooijiman zich droomt, en eindigt zijn redevoering met deze woorden: Hy moge de bom geplaatst en aangestoken hebben door anderen is zy hem al jaren geleden...in de hand gedrukt die be vinden zich niet op deze bank. Hiermede is blootgelegd de wondepleki van deze vervolging. Dat de maatschappy zich verdedigt nie mand Juicht het meer toe dan ik doch dat zy treft de handen, die uitvoerden en niet die hoofden, die inspireerden, zie hier de dwa ling, het onrecht. En als men my zoude tegenwerpen, dat ln onze democratie de vrijheid zonder grens toelaat de opruiing zonder maat door de pers en het tooneel, (het woord en het beeldt dan keer ik my tot u en vraag: waaraan ontleent dan de maatschappy het recht om 'heden zoo onbarmhartig te zijn, terwyi gisteren zoo zwak? 'Nuttelooze vraag, indien de stem van de menigte, die slechtste aller raadgeefsters, tot uw raadkamer mocht binnendringen, vraag daarentegen, die als kristal op marmer zal vallen in de beraadslagingen, indien u zult meenen, dat uw vonnis niet een zuivere poli tiemaatregel mag wezen, doch de uitspraak van uw sociaal geweten. De verdediger van Van der Linde, mr. v. <1. Hurk, onderwerpt de dagvaarding aan een grondig onderzoek. Van der Linde heeft slechts uit solidariteit meegedaan, hy had zich de uitwerking van d© bom geheel anders en veel geringer voorgesteld. Voorts meent hij, dat er geen levensgevaar heeft 'bestaan ln den zin der wet, en dat er een zeer geringe trefkans bestond. Wat de sociale zijde be treft, wyst hy op de zeer moeilijke taak der rechtbank, die hier met haar uitspraak een preoedent schept. De offloler eisdht nu de hoogste straf en beroept zich op mr. des AnJorie v. d. Hoeven, wiens zlenswyze echter niet meer als het gel dende recht kan worden beaohouwd. De offi cier schermde met woorden als intimidatie, terrorlseeren, enz. Pleiter acht dit verkeerd. Dit zyn uitdrukkingen, waarvan de beteeke nis niet geheel gevoeld wordt. Van der Linde moet volkomen toerekenbaar worden geacht, hy ls een ethisch anders denkende, die voor zichzelf oonsequent ls gebleven. PI. gelooft, dat de rechtbank zioh te dezer zake niet op een politiek, doch op een sooiaal standpunt zal stellen. Hy meent, dat een mild vonnis mede zal zyn van belang voor de deelhebbers aan de bestaande rechtsorde. Wat het karak ter van Van der Linde betreft, pleiter kent deze van het gymnasium, als een betrouw baren, «achtmoedlgen jongen; Toen pl. de oei betrad, was hij verbaasd, dat hy daar nog dehzeilfden aaontmoedlgen nian aantrof. Van der Linde heeft een teedere aanhankeiykheld voor zijn moeder en een sentimenteel© vriend schap van een poes. Zijn laatste lectuur be- Jobanna H.t O. H. A.; G. P. v D.; H. J. v. D.; A. H.; G. M. M.; O. K.; B.j D. G.; 0. de W.; Dora V.; Klazlna G.; O. V.; Een oude Jut ter; Jos. H., Amsterdam; Willy V., Boskoop; J. D. Dz.; Texel. uttertie, wee» welkom in het leven ut vrij en frank, maar steeds ln ed len trant; Jan zult ge velen vreugd in t leven geven, Dan schenkt ge let» goed» voor hart en voor verstand. Verhoog alzoo den roem van 't vroegere „Vlie gend Blaadje Dat steeds ook welkom ia al» „Heldersche Courant Geef elke week voor oud en jong een praatje, Dan zijt ge een blijde gast steeds voor led ren stand. J. D. Dz. Bii de geboorte van Juttertje „Een schip op strand 1" zoo klonk het luid, (Ik lag nog in de veeren) En fluks sprong; ik m'n kooitje uit En wierp mij in de kleeren. Een schip op strand! welk juttershart Gaat daar niet wijd van open? Wij wachtten 't heele jaar met smart; Wie durfde 't nü nog hopen? Ik ijlde met den juttersdrom Naar d' hoofdjes met de palen: Ik kwam, ik zag.... ik keerde om: Ach, hier viel niets te halen 1 Ik keer weer huiswaarts, nat en koud. Ga bij den haard wat dutten; Ik droom van schepen vol met goud. Waaruit men vrij kan jutten. „De krant!" zoo roept men. en Tc ontwaak; Ik kijkwat zien mijn oogen? Daar wordt mijn oude juttershart Opnieuw zeer fel bewogen. Ik zie aan Hollands noorderstrand, (Dat m' immer bleef bekoren). I» uit onze oude jutterskrant Een Juttertje" geboren. stonö uit boeken met een metWiJdenden toon. Hy ls een man van byna sontimenteelen zyn laatste boek was Anme Beate van Doe- to jetski en hy stond sterk onder den in vloed van Bakunine. Evenals deze leider is Van der Linde tot „de daad" gekomen. Ook gevoelt hy veel voor een figuur als Hoela, hij is aanvankelijk communist geweest, doch keerde die party den rug toe, omdat' hij de politieke leiders als zwendelaar» beschouwt. Hy heeft nu door zyn daad den strijd willen aanbinden tegen de .politieke leider», d* Groenendaal-zaak stond daarby voor hem ge heel op den achtergrond. Om menschenlevens te loor te doen gaan was het hem niet te doen. Hy zelf erkent, dat het proletariaat geien moord wil. „Waren er memschenlevenB ver loren gegaan izoo zegt hy dan hadden wjj ons propagandistisch doel ver voorby geschoten." Hy wilde verder actie voeren tegen de re actie. De metaalbewerkersstaking maakte grooten indrulk op heml Pleiter 'kan voorts mededeelen, da t Van der Linde een veel groo- tere hoeveelheid springstof in zijn 'bezit had dan gebezigd is voor de vervaardiging van de bom. Het overgeblevene heeft hy echter in zee geworpen, ten einde te voorkomen, dat anderen de springstof zouden bezigen voor z. i. minder edele doeleinden. Er zit iets tragisoh in het voorvechterschap van Van der Linde. Als zoon van goeden huize stond 'hy bloot aan allerlei verdacht making van de zijde van zyn geestverwanten. Pleiter ziet, in tegenstelling met den officier van justitie, in Van der Linde een iman van beperkte geestvermogens. Pl. eindigt zijn rede met een beroep op een proefschrift van mr. Enihoven, waarin o.m. betoogd wordt, dat zware straffen in deze gevallen niet af schrikwekkend werken. Zij leiden veeleer tot martelaarschap. Mr. Coops, verdediger van Eekhof, roept de rechtbank toe: vergeeft het hem, want hy wist niet wat hy deed. Hy refereert zioh ver der aan de door mr. Van der Hurk op de dag vaarding geoefende critiek. Van mededader schap kan geen sprake zijn. Het is een ge voelige droomerige jongen, die niets vertoont vam 'de breedsprakerigheid en ydelheid, eigen aan het proto-type van den revodutionnair. Hij heeft werklust en de rapporten over hem zyn zeer gunstig. Met zijn ouders stond' hy op goeden voet. Hy is lid der Communisti sche Party geworden, nadat (hy een vergade ring had bezocht, waarvan hy toevallig een strooibiljet in handen had gekregen. Hy deed mede aan den aanslag naar hy zegt uit vrees om berispt en 'bevit te wor den. Eerst na zijn arrestatie vernam hy met welke zware straffen dit misdryf wordt be dreigd; De maatschappy behoeft hieT niet te worden beveiligd tegen een gevaariyk indi vidu. Hy zelf zou het liefst voorwaardeiyk willen veroordeeld worden, met een proeftyd van 15 jaar. Dit teekent zijn mentaliteit. Zijn oudere zyn van plan hem een opleiding te geven tot teekenaar en hem nauwlettend on der toezicht te houden. Veroordeelt men de zen tongen voorwaardeiyk, dan zullen de anarchisten kunnen zingen: ,;Er ist verloren!" Daartegenover stelt pleiter alleen den tegen zang uit Faust: „Er ist gerettet!" Geestelijk is deze jongen reeds gered, redt hem niu ook maatsohappeiyk door hem voonwaardeiyk te veroordeelenl ;Mlr. Grootenboer, toegevoegd verdediger van J. de Haas, wijst op de passieve rol van dezen beklaagde en betoogt, dat van mede daderschap van dezen beklaagde geen sprake kan rijn. Aan het teweegbrengen van de ont ploffing heeft hy niet deelgenomen. Zelf» twijfelt pL aan rijn medepillohtigheld. De Haas ls slechts imedegegaan naar de plaat» waar de daad gebeurde, hy heeft er met de anmen over elkaar bygeetaan. Men had De Haas slechts als toeschouwer genoodlgd, die de Ameterdamsóho partygenooten moest overtuigen van de onjuistheden van hun ver dachtmakingen ten opzichte van Kooijman en Van der Linde. Pleiter gelooft dan ook, dat hetgeen 'De Haas gedaan heeft, valt onder art. 181 W. v. Str., nJ. het kenniedra'gen van een misdrijf zonder de autoriteiten of de be dreigden te waarschuwen. Intusschen is het mogelijk, dat de Rechtbank hem toch atihuli- dlg zal verklaren. Daarom wil pl. nog iet» omtrent den persoon van De Haas mededee len. Hy ls geboren uit een familie van kome dianten, dooh ia zelf 'geen komediant. Op 12- jarlgen leeftyd teekende hy voor de Marine- waar hy het eohter niet kon uithouden. Hfl ls later weggejaagd en anitl-mllitalrlst ge worden. Verder ls hy absoluut ommaatsolhap- peiy'k, doch hy hoeft een afkeer vain geweld; zy« beginsel verbiedt hem geweld te gebrui ken, doch evenals Jezus In woede de wisse laars met de zweep uit den tempel joeg, meent hij, dat geweld som» kan worden verklaard en als natuuriyk beschouwd. Zoo vond hij geen aanleiding het by dezen aanslag ge bruikte geweld tegen te gaan. Indien hij ge weten had, dat deze daad gevaar zooi ople veren voor menschenlevens, zou hy *toh ®r niet 'mede 'hebben ingelaten. Na re- en dupliek, waarby het O. M. voor- waardeiyke veroordeellng voor Bekhof ai- wlj»t, wordt de uitspraak bepaald op 18 Ja nuari. 'k Bekijk met aandacht 't kleine wicht De baby mag er weien I Wat held re oogen ln 't gericht: Vernuft kun je er al in lezen. 'k Ben innig aangedaan, verdraaid! (Schoon 'k vdnd, dat 't kind wat laat U) Maar hoor een» aan: de bengel kraait. „Ik kom hier voortaan grotul 't I» ongelooflijk! 't wurm begint Maar dadelijk vlot te praten! Ik denk: dat 's vast een wonderkind, Hou die maar in de gaten I Ik luister vol verbazing toe, Z'n mond is niet te stoppen, (Dat heeft 'i van z'n lieve moe!) Hij tapt zoovyaar al moppen 1 Aan 't eind geeft hij .me 'n rebus op. Een rebus vol geheimen. En zegt: „jij met >e schrand ren kop Moest daar eens wat op rijmen. Ofschoon gevleid, zeg *k: „dank je hoor. Ik weet niks te verzinnen'. Hij houdt een doos bonbons me voor, Én zegt: „die kan je winnen. Ik denk: bonbons, dat 's mü te flauw. Ik geef meer om een snapje; Maar ja, ik weet wel. dat mn vrouw Houdt van zoo'n lekker hapje. En dus, ou er dit heele jaar Voor mij niks viel te jutten Zal ik in s Hemels naam dan maar Miin rijmtaJent benutten. „Vooruit dan (zeg ik), iö je j'"1. We zullen t maar probeeren Ik maak maar dad'lijk eep begin. Je wilt me excuseerenr Ik neem de pen op, peins Ik zwoeg en zweet, Want ja. 'k heb wel zoo n rumelboric. Maar d» «leeaa, waet is!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 2