JAN!.... Jan Is m*n jonaste *n pracht van 'n [Jonden, *n Kerel van vier met *n kuitenlbroék au, 'n Weergasche smakker, met krullen.... [en longen, Die 't Juttertje leest. En 'n vloek ®eggen kan. Jan speelt 't liefst met de staart van 't [poesje. "in Beest zegt de (meld. Mijn vrouw zegt: [In snoesje! Om 't (kwartier echreeuwt-ie zonder latsoen: O! (gauw.waait Jam moet In plasje gaan [doen! Jan is (gelukkig wanneer-Ie kan vragen, En hy vraagt juist wat geen sterveling weet: „Of je de lucht in je handen kan dragen"..... „Of Onze Lieve Heer óók Jantje heet"-.. Vader vraagt Jan waarom wasch je tmet water?". „Vader, waarom noem je Mieipie 'n kater?"... „Vader, waarom is 't koud als 't vriest?".-. „Vader, waarom doe je „teoo" als je niest?"-.. Maar 't ergste met Jan is me eens [overkomen (Midden op straat in 'n stampvolle tram. Jan (begon daadlijk van vragen te droomen, Toen er 'n vrouw „die niet mooi was" [inkwam. „Vader zei Jan heeft die juffrouw [geen tanden?".... „Vader, waarom zit ze zoo met 'r handen?" En toen opeens vroeg me Jan voor de vuist: „Vader, waarom heeft die juffrouw zoo'n [puist?".... Dat (mag je (niet 12 „fltill", riep Ik „Jan. [■zeggen. Jantje ging verder: „Waarom ziet ize zoo [rood?". „Jantje wees stil!.... Thuis izal vader t't zeggen." „Ja maar waarom Is die puist dan zoo [groot?". Iedereen 'zweeg. En tot schaamte geslagen, Ging Jantje'» slachtoffer vlug uit den [wagen. Toen ze voorbij ging, toen riep Jantje juist: LEEUWERIKEN. Iedereen kent dat montere vogeltje, dat géboren schynt om jubelend door liet leven te gaan en bij uitstek schijnt te zijn aange- 'wezen om het menachdom steeds een plei- ziertje te bezorgen. Reeds voor dag en dauw is de Leeuwerik al aan het uitgalmen van zijn vroolijk lied. Nog lang niet is de zon boven de kim uit gekomen, slechts een rosse streep doet dienst als heraut om de koanst der dagvor- stinn„ aan te kondigen, of de leeuwerik is al heoger en hooger geklommen om te kj- ken, waar of die zonne zoo lang toch blijft. En om zich den tijd te korten jiibedt hij het steeds imaar uit, zingt uitbundig, repeteert voortdurend zyn welkomstlied. En dat gaat zoo door, bijna den ganschen dag, lang nadat de zon in het Westen is weggezakt. Wie heeft niet met vreugde den leeuwerik In zyn bewegingen gadegeslagen? Als ge langs de buitenwegen loopt op een sonnlgen dag ln het voorjaar; als de luoht diepblauw is en een bolderend windje forsch over de velden scheert, zult ge rondom u hooren de toere klanken en het getlerelier der leeuweriken. Dan zoekt ge in de luoht vanwaar dat geluld) komt en ge ontdekt eeri stipje, duidelijk afstekend tegen het blauw van het gewelf. En uit dat stipje, dat met sprongetjes hooger stygt, gorgelt, zonder ophouden dat vrooiyk liedje, dat u zelf zoo biyde kan ma ken en het ln u zoo volkomen rustig kun doen worden. Dan stijgt «le «tin niet hooger, het Stipje hangt trillend ln do luoht en daarna gaat het, cirkel beschrij vend nnur omlaag. Dooh voortdurend klinkt zijn lied, steeds tmaar al> omlaag, i, steeds door en eindigt ten Motte Ln een daverend forto, terw ijl ge ziet, dal het «lipje /loh licvft neergezet op oen hokpaaltje. Is het te verwonderen, «lat dichtere door dat vogeltje ln extase zlln geraakt? En 1* hot wonder, dat velen aoolu opge wekt smiltertjo altijd by /.loh willen hébbon? Zon er, behalve dan «le (kanaries, wei óón vogel z.yn, die zoo gaarne als koolvogel ge- homton wordt? Nu hoer Ik al velen zeggen: dat Is een marteling voor het Ireest. Ten deele, ja, dooh als ge .ziet met hoeveel zorg en liefde de leeuwerik wordt verpleegd, dan geloof Ik, dat die .marteling" voor den leeuwerik vry wel te dragen is. Ja, ln1 het voorjaar, als de drang naar vrij heid overweldigend is, .dan fladdert zoo'n' beestje tegen de tralies om in de grootsche natuur te koanen, waar hy zijn leven kan uitleven. Doch daarvan voelt ook rijm verzorger iets en hy hangt de kooi in het usoometje en hij steekt een sappig graspolletje en brengt dat in de-kooi. Voor hoe velen, vooral ln de steden, die altyd hokken tusschen de- huizenblokken, die om de een of andere reden gebonden zyn aan hun woninkje; die van de natuur niet meer zien dan een streep hemel grauw h'eid of hemelblauw en niet meer hooren, dan het gesnotter van den musch of het wit kgeklep van de duif, is de leeuwerik het symiljool van de natuur? Neemt hun ook dien leeuwerik af en niets dan somberheid zal hen omringen. En vooral by dat soort menschen vindt de leeuwerik een liefdevolle, teere verple ging Liever mogen we hem hooien en zien in de ruimte der luchten en velden, zeker! Hebt ge wel eens zoo'n leeuweriknestje gevonden? 'Hoe knusjes liggen de teerge- vlekte eitjes daar in het goed geronde, goed beschutte holletje. Vooral in het duinlandschap komt ge vaak van die nestjes tegen. En ik zou de jeugd en ook de ouderen 'Hen 'ynwekken: haf liggen die eitjes; ge hebt er absoluut niets aan en gij voorkomt een treurig moment ln het leeuwerikleven tje en ge zorgt, dat het leger der leeuweriken wordt vergroot, zoodat ook de verdelgers van velerlei inseoten zijn vermeerderd. Als de eitjes eteik (bebroed zyn, weet de leeuwerik haast van geen wijken. Ze blijven o zoo lang zitten en trotseeren de kans, dat de mensen-verdelger van zooveel, ook zyn broos leventje zal aantasten. Hoe zielig kunnen ze je van uit dat nestje dan aanstaren, 't Is alsof ze smeefcen: Laat me mot rust Doch nauwelijks hebt ge u omgedraaid of ge hoort: rutsch en de Leeuwerik heeft de wyk genomen, want, nietwaar, je weet niet wat zoo'n menschmonster wel in het schild) voert. Ze hebben toch al zooveel vijanden. Is daar niet de kraai, die, waggelstappend, de velden afgraast en likkebaardt aan allee wat maar el is? De hermelijn en andere schui mers der velden? Laten wy ze dan althans sparen. We doen daarmee een goed werk en hon derdvoud igen dank daarvoor wordt ons ge bracht door het monter, lustig getlerelier hoog in de lucht. *n Praatje over hout en over tafels! Een houtkooper te HeMngfors in Noor wegen liet zich eenigen tijd geleden een tafel maken, die was samengesteld uit blok jes hout van nagenoeg alle houtsoorten, welke in de wereld bekend zyn. Do tafel was opgebouwd uit ongeveer 6200 blokjes en stukjes! En nu van hout en houtsoorten gesproken: Ieder die wel eens het Koloniaal Museum te Haarlem bezocht welk museum inmid dels stuksgewijs naar Amsterdam is en wordt overgebracht zal zich de buiten gewone hoeveelheid houten blokken herin neren, die daar te zien zyn! Hier Is ook de kleinigheid van meer dan 4000 houtsoorten; het zijn de soorteni, welke in en naby onze koloniën gevonden worden! Van elke soort ls aanwezig een blokje ln (•enigszins .ruwe en een in meer bewerkten staat. De eigenaardige hoedanigheid dezer houtsoorten varieert zoodanig, dat er blok jes by zyn zoo teer, poreus en zacht, dat het op verkoolde turf lijkt en uitelkaar valt wanneer men 't hardhandig beroert. Daartegenover zijp er soorten die barder zyn daD graniet of marmer en een helder klinkernd geluid geven. Nog zyn er voorbeelden van ikurkachtig hout van welriekend of scherp harsach tig hout Sommige brokken lijken ver teerd en sommige precies stukken steen. De meesten zyn wit of geel of kleurloos, maar er zyn er ook die mahonioachtig en rood of koperkleurig uitzien! Er zyn er die den schijn hebben van stuk ken spons, zoo vol onregelmatige gaatjes en weer anderen doen aan als zuivere gum mi. Men kan er met de vingers een kuil indrukken, die losgelaten, weer verdwijnt!. En nu over tafels gesproken: In hetzelfde museum zyn eenigo tafel bladen uit één stuk, die een middellijn hebben van.twee meter! Deze bladen zyn eenvoudig zoo uit een boom gezaagde „mootjes" enj daarna ge schaafd en gepolitoerd Negen personen moeten er met uitge spreide armen omheen staan om den om vang te omvamen. Dat ls ook iets anders dan een Holland- sohe boonenstaakl de eigenaardige (hou tin die ook BABBELUURTJE OVER MODE. De Cape. |Do Oape als modern kloodlngstukl.Ja dat wil nog zoo ©en, twee, drie maar niet!» Hoewel do oape ln Parijs reeds eeiUge laren gedragen wordt <u« derhalve daar in net «obool mot moor bijzonder la kou dit kloodlngstiik er bjj ojui nuiur zoo goed al» niet definitief latoxnenl In Parijs zijn alloon de zoor kostbare en uiers ohlqu© exemplaren neg bijzonder; bij ons wil de moest eenvoudige er niet lm tenzij bij vrouwen^ die «te eharmo ervan (begrepen hebl tegeiyk niet het ld onding* tuk kunnen ten toon sproidenl Dat de oauo als gardero(l>eirt>uk htor weinig genegenheid vindt zal wol ln de eerste plaat» to wyten zyn aan hot feit, dat toch naast de oape ln leder geval ook nog min stens oen manteloostuum om een lange man tel noodlg 1b! Want rij kan niet gedecideerd in de plaats komen; van een van beiden en of de mantel of het mantelpak vervangen I Hoogstens kan de cape een gezellige af wisseling zyn en niet anders dan op de juiste momenten gedragen worden! Dit is natuuriyk een vrij verzwarende om- standigheidl Want het ligt voor de hand: voor ons vrouwen, die zich de handen wrij ven wanneer er weer eens een oostuum af kan voor ons heeft het vraagstuk dan nauwelyks meer dan één bant. We vinden het dan natuuriyk veel verstandiger oyi voor den beschikbaren som rechtstreeks een manteloostuum of 'n langen) mantel te 'kie zen, dan 'n cape, die je volstrekt niet altyd dragen kunt! Hierin schuilt dus een groot gedeelte van de im-populairiteit van dit overkleed I Maar daarnaast ls er nog een tweede maohtige factor en dat ls deze: De cape stelt aan haar draagster een onverbiddeiy- ken elsohl De cape ls een kleedingstuk, dat zonder pardon elegant moet worden gedra gen. Men moet om het eens heel duidelijk te zeggen: met de cape kunnen omgaan"I Want wanneer we haar heel netjes en cor rect om de hals sluiten en dan verder zoo styfjes recht naar beneden laten) hangen dan wordt zy allicht voor ons gevoel 'n ver velend ding en zien we er spoedig uit als 'n tonnetje rond. Voor die vrouwen echter, welke aan de beide elschen door de cape gesteld, kunnen voldoen, kan zy oen allerprettigst bezit zyn en is er op het stuk van eleganoe heel veel mee te doen! Maar ook al gaan we er zelf niet toe over de cape voorloopig te dragen) uit finantieele ol andere overwegingen het kan toch volstrekt geen kwaad eens op de hoogte te komen van wat er alzoo te dragen valtl Daarom geef ik hieronder een van de ver schillende gangbare en chique modellen van dit voorjaar: Met het oog op den ba zomer wordt dit model heel veel vervaardigd van zijden oa- bardine, crepe maroalne, shantung en ver dere soepele zijden stoffen. Een byzonder mooie opvatting ls een cape van zwart of donkerblauw crepe ma- rooaine en deze gevoerd met een grillig bont-Oostereche zijde. Van dezelfde zijde wordt dan tevens het Ujfje gemaakt van de japon, welke onder de /cape gedragen wordt, tenrijl dan het nokje hiervan weer van de capestof ls Zoo krygt men een alleraardigst geheel van mantel en japon. In Parijs noemt imen dit (en terecht) „Um ensemble". Vele capemodellen hebben de handspllt- ten precies opzy, dooh in de praktyk blijkt dit min of meer onhandig. De beste plaats ervoor ls opzij-van voren, zooals ook op bygaande teokeniug duidelijk aangegeven ls. Bovendien bevorderen de splitten op de ze plaats de meer elegante houding der draagster, omdat hierdoor de oape in het dragen en by het bewegen nimmer hlnder- iyk kan zyn, wat by de cape met zy-split- ten nog aleens voorkom! De rockende Schoorsteen! Er was een bekend Engelsch staatsman, die alle dingen nog luchtig en van de opti mistische zyde nam in het leven! Alleen betreffende de huwelljksaange- legenheden huldigde hij 'n andere meening, zoo was bekend. En van hem wordt nu de volgende ver- makoiyke historie verteld: De staatsman het was een mlnlator S.ng eens op oen tmoolon middag wande n ln tic omgeving van rijn landgoed. Op Ittn tocht ontmoette hy oen zijner pachters, die tot rijn grooto verbazing 'n vUftlg meter van zijn woning verwijderd op een groeten steen zat en Aldaar zyn dampend middag- maal verorberde, Wol, Oharlti* vroeg de minister ver baasdwaarom zit jo Lüer aoo la je een tje Ln de buitenlucht? Ach 81r.stotterde de man, richt- baar uil hot vebl gealugon - lk kan het binnen niet uithouden,de suhoorstoen ellendig, Ohar- sol do landheer, wiens goedhartigheid dadeiyk boven kwant.Nou Ik zal rookt zon verschrikkelijk..1 Zoo?,maar «lat ls kal nu motnon eens kijken. Rn voordat de verblufte en geschrokken pachter het kon verhinderen, was de staats man naar de dicht hy liggende woning ge- Nauwelyks had deze de lage deur van de woning geopend óf een zuiver gericht pro- lel in den vorm van een reusachtlgen eukenlepel trof hem ln t gezichtl En een woedende vrouwenstem krijschte: Wil je as de.maken' dat je weg komt, leeiyke slampamperboerekin- kel.luiwammes.Er uit.of Getroffen in den dubbelen zin des woords trad de verschrikte minister achteruit en trok zich snel terug. De pachter zat nog op zyn vorige plaats en schudde vol deernis het hoofd. Vriendeiyk trad de minister op hem toe en klopte hem bemoedigend op den schou der En hij zei: Troost je Chariee.By mij rookt de schoorsteen ook wel eensl De grootste bruggen der wereld zyn: 1. over de St Laurens-rivier by Montreal, 2637 M.; 2. over de East-rivier by New-York, 1826 M.; over het Lürlcher meer by Rapperswyi, 1600 M.; 4. over de Wolga by Sysran, 1484 M. en over het Hol- landsch diep by Moerdyk, 1478 M De brug over de St Laurens-rivier werd ln 1857 voor het verkeer geopend, nadat er vijf jaar aan gebouwd was. De brug, die New-York met Brooklyn verbindt, werd ln dertien jaar gebouwd en word ln 1888 voor het verkeer opengesteld. ZH kostte byna veertig millioen guldenL De brug over het Hollandsch diep werd dom genoeg alleen ten behoeve van het spoorwegverkeer aan- elegd en in 1872 geopend: de kosten van eze brug bellepen ruim zes millioen gulden. De oodtte Courant die tegenwoordig ln Nederland verschijnt, ls de „OprechteHaarlemsche Courant". Dit blad werd ln 1666 door Abr. Casteleyn op gericht als „Weeckeiyoko Courante van Europa", werd ln 1659 herdoopt in „Haar- lemsche Dlngsdaeghse Courant," ln 1660 verscheen) ook Zaterdags een nummer. In 1664 werd aan den titel het woord „oprechte" toegevoegd; Immers de Inhoud ervan word door oneerlijke lieden nagedrukt. In 1847 werd zy een dagblad. Van de gelegenheid proflteeren! HfJ: Jonge, jonge wat een uitgezochte dag vandaag!Nietwaar, vrouw?.Het ls een dag om alles te durven, om alles te fcrotseeren. Zy: Lieve Ik moet vanmiddag naar de ooetumière voel je er niet voor om met me mee te gaan?. Vriendenraad! Jansen: Jonge beste vrind, wat kyk jy sip.Wat is er aan de hand?. De Jong: Ik ga echtscheiding aan vra gen I. Jansen: Wat eeg je?.... Echtschei ding?. De Jong: Natuuriyk I.M'n vrouw heeft in rond zes weken geen enkel woord n me gesproken. ansen: Jonge.Kerel kerel. bedenk je nog eens goed!.Zoo'n vrouw krijg je van Je leven niet meer terug 1. Het rekenwonder! Moeder: Vertel nu een Kereltje Van morgen' heb lk je vyf koekjes gegeven om eerUjk te verdoelen met zus.Hoe heb je het nou gedaan: leder twee en 'n half of heb je zus misschien drie koekjes ge geven Kereltje: Nee, moeder U rel eerlijk deelen. En ik zag dadelyk dat het met vyf kiekjes niet goed zou uitkomen. Daarom heb ik vóór ik begon met deelen er eerst een opgegeten. Toen ging 't best! "n Tegenvaller! De oude Majoor Granaat wandelde met een vriend/ toen zy een aardig meisje voor bij kwamen. Onmiddellijk wendde de majoor zich tot zyn metgezel en zei triumfanteUjk: Heb je gezien, kerel hoe dat aar dige jonge ding lachte, toen ze me aan keek?. Och, trek je dat niet zoo aan ant woordde rijn vriend troostend, toen lk je voor 't eerst zag, kon lk me ook haast niet houden van 't lachen.Maar lk was heel gauw aan je gezicht gewedd. 1. Flip vraagt aan zyn vriend Jan of hy het tegenovergestelde weet van: Myn oom woont in Helder. Jan, verheugt: Ja zeker, mijn tante woont in Goor. Meester: Waarom trok Hannibal met zyn ger over de Alpen? Leerling: Omdat hy er niet door kon, meester. De heer A. - die zijn heel© leven zeer heüf- i van aard la geweest, dicteert den notaris zUn laatste wilslbesohlkklng. De rechtsgeleerde maakt allerlei aanmer- ngen van jurldleohen aard. Tenslotte verliest mijnheer A. zijn geduld en roept den notaris toe: „Zeg eens - wie ligt er hier op sterven uotf lk?. Een Zondagsschoolleoraar had het over den Verloren Zoon en ilHssprak hot karakter ven den ouderen d»roed«r. „Mlaar temidden vwi vreugde" «elde hy - ,/waa er ten vrion de toebumldeelert voor het feest geen vreug de schonkwien de terugkomst vim den vorlonm zoon geen gi*not»u««n Vi'rmhlfMvtMQ lmitor 1)lttorh<«l«l,Een v« er, die niet iljn goedkeuring hechtte mui het feeat, dsl gegeven «orden sou en die veel' liever ge- wensnlit had het feest niet hy te sronenl. Kou een van Jtfllle tny nu vortulUm wie dat waa?".vroeg de le<>raar. Er heersohte adoitiLooae stilte!.... Toen kwam liet antwoord van san heel klein ventje achter In de klas: Jawel, tmeoator.t gemeste kalf I Boeltje, het zwarte poesje. L Boeltje was een klein zwart poesje. Hy was van huis weggeloopen, omdat zyn Meine meesteres hem een mooi lintje met een (belletje eraan om zyn hals had gebon den. Daar houden katten nu eenmaal niet van, omdat ze dan1 geen muizen kunnen vangen. Onderweg ging gelukkig het lintje loè en zoo was Boeltje zyn (bel gauiw kwyt. Hy liep nog een heeie poos door, tot hy er zeker van was, dat niemand hem meer een bel aan izou binden. Toen (ging hy op een paaltje zitten aan den kant van den we^, om er eens over na te denken, wat hy nu zou beginnen. Hij likte zich zorgvuldig schoon en zag, dat hy heelemaal zwart was. ,JZoo", dacht Roel: „Niet één wit haartje! Dus (ben lk een gelukskat. Ik zal een mees ter of een meesteres zien te vinden. Die breng ik dan vast geluk aanl En dan aal ik nog zoo beroemd worden als de gelaarsde kat. Ik zal voortmaken met wasschen, zoo dat ik klaar (ben om me Langs de beenen van den eersten den besten voorbijganger te j«~en." iar de eerste voorbyganger was een paard. Het trok langzaam een wagen voort, alsof het moe was en de oude man. die op den bok zat, scheen al even vermoeid te zyn Hy zat rustig te slapen. „Deze man zal wel wat geluk kunnen ge bruiken", dacht Roeltje: ,Hlj zal myn mees ter zljtn." Het was gemakkelijk genoeg achterop de kar te springen en Roeltje klooi over leege manden en zakken tot hij den ouden man bereikt had. Hy wreef vriendeiyk met zijn kopje langs de versleten broekspijpen van der. man. Deae werd niet wakker, maar schopte in rijn slaap. Hy schopte Roeltje haast van dien wWgen. Maar Roeltje bleef erven vriendelijk. Hij klom op den schouder van den mam en streek hom langs het ge zicht. De man gromde, doch werd niet wak ker. Roeltje wist niet goed, wat nu te be- gLnnen. Wat had je nu aan een nieuwen meester, ais die heelemaal niet op je k-tte. Wacht, hy wist wat. om zijn ibaas wakke* te imaken. En Roeltje beet ham zachtjes eveii| ln het oor! „Aul" schreeuwde de iman, verschrikt op- i springend. En tegelijkertijd trok hij aan' de I leidsels, maar juist het hardst aan het ver keerde eind. Het oude paard, dat ook haast liep te slapen, deed een wilden sprong ln de richting, die zijn meester hem gewezen had en het volgend oogenblik rolden paard, kar en «nan halsoverkop ln de droge sloot. Het paard lag op zljtn rug te spartelen, de kar lag onderstboven met de wielen nog draai endi ln de lucht en alle leege manden waren opgestapeld op den armen ouden man. Wat Roeltje betreft, wel die vloog een eind omhoog en kwam toen weer netjes op zijn pootjes terecht. „Bij alle muizen en vls- sohen", zei hy: „Dat is verkeerd gedoopen". IL Op hetzelfde oogenblik, dat Roeltje ln het oor van den ouden man gebeten had, was er een mooi rijtuig, door een dame bestuurd, om de boóht van den weg gekomen- De da me zag Roeltje niet, maar wel zag ze het paard sóhrikken en in de sloot springen. >,0, wat heb lk nu gedaan?" riep ze uit: „Tk kwam veel te hard den bocht om gere den en daardoor ls het oude paardje ge schrokken." Ze liet de paarden stilstaan en zy en de heer, die by haar was, sprongen uit het rytulg. De oude man was onder de manden! uit gekropen en zat nu aan den kant van den weg. Hij schudde zijn vuist tegen Roeltje en zei: „wacht maar, lk zal je wel krijgen." „O, het spyt me zoo," zei de dame, den- I kend, dat de man togen haar sprak. „Heb je je erg bezeerd?" „Weet niet," bromde de m«n: „Hot kan me niet schelen ook. Maar mijn arme ouwe paard, dat is erger". „Wel, dat ïykt me levend genoeg," sel de heer. „Het ligt hard te spartelen" De heer en de dame trokken met ve^ moeite paard en vagen weer uit de a terwyi de oude man toekeek. Toen het pai weer op zijn pooton stond, zag het er vroo- ïyker uit, dan het ln lang gedaan had. „Dat valt nogal mee," zei de heer. „nat tuig ls"heelomaal stuk," zei de oude man, terwyl hy één gebroken streng aan wees. Toen hekeek hy zijn oude kar. „De verf beschadigd," mopperde hy. Wat heb je noodi# voor schadevergoe ding?" vroog de heer. De oude man krabde zich aóhtor hot oor en dacht er over of hy wel een rijksdaalder zou durven vragen, teen de damo zei: „Zou vyftig gulden po- noeg rijn, om allee te herstellen? Ze hield don man twee bankbiljetten van 25 gulden voor. Deze pakte ze haastig aan en zei: „Dank u wél mevrouw. Ja, dat zal wel genoeg zyn." De heer en de dame stapten weer in hun rijtuig en reden weg. Toen kwam Roeltje weer te voorsohyn, ae staart in de hoogte en den rug gekromd. TI ij was op weg om langs <lo boenen van zijn anng««nomcn mees ter te gaan wrijven, overtuigd, dat hy vrien- doiyk bedankt zou worden voor het geluk, dat hy gebracht had. Maar wat denk Je wel dat de ondankbare oude man deedP Rij nam eer steen op t gooide naar Roeltje. Die wist den steen ik net te ontwyken en vluchtte Ln een boom. vast besloten oom volgenden keer beter uit te kijken wie hy geluk sou brengen. Oplossingen der vorige raadsels: 1. tttUU' waters Rebben diepe gronden. Waterlelie leute big beu geril Itertha antp - das - do. TI. Een pen. Goede oplossingen vim helde raedauls ont vangen van; De prijzen styn bij loting ten deel gevallen aan: W. Groot, Wllbelmlmaetradt la; M. do Raas. Goversetraat 47; O. en L. Klokman, Spoorstraat 97b: O. J. van Marle, Govers- iwarsstraat 18; F. van dor Möy, Botbastraat (8; D. Mulders, Kanaalweg 158; S. Prins, Kruisweg 176; H. Romyn, le Emimadwarö- straat 3M. Schilperoort, Torenstraat 80; K. A. Zeeman, Huisduinen 42. Nieuwe raadsels: L Het geheel is een spreekwoord, dat uit 5 woorden of 25 Lettere (bestaat. 11, 2, 9, 24 vindt men ln de woestijn. 2, 8, 16 ie do hoogste speelkaart 7, 12, 6^5 ls een viervoetig huisdier. 20, 25, 8 ls een dorp op de VeluweL 17, 18, 4 gébruikt do schoenmaker. 16, 28, 21 is een hemellichaam. 16, 10,-8,19, 8 is een tuinmanegereedschap. 1, 17, 22 vindt men Langs (Landwegen en om tuloen. 14, 18, 2 is oen meisjesnaam. n. Welke diernamen kun Je van onder staande letters nïaken? 1. 1 o d r i k o k. 2. grullstoves. 8. 111 a f o n. „Nou gaaf die Juffrouw weer heen met [die puistl". Dr. B. Robhtscn. Mme. Corrg. Maar was dat wel zoo? V. en M. B.; W. M. B.; F. D.; P. D.| A. 1).| NJ, fi. de O.; W. Cl.; M. de H.j H. v, H.j .le H.i H. v. d. K.; B. K.; O. en B. K.; 11. J. v. d. K.; A. en W. K.; 0.1.1 L. K.; T. de L.J D. M.; O. J. v. M.; F. v. d, M.; O. N.j 8. P.| li. R.J W. 0. R.; J. D. J. 8.; A. v. 8.| M. 8.; D. a; J. 8.; N. en U. T.: O. V.j D. V.} A. en J. de V.; A. Z.; K. A. Z.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 12