JAN!....
Jan Is m*n jonaste *n pracht van 'n
[Jonden,
*n Kerel van vier met *n kuitenlbroék au,
'n Weergasche smakker, met krullen....
[en longen,
Die 't Juttertje leest. En 'n vloek ®eggen kan.
Jan speelt 't liefst met de staart van 't
[poesje.
"in Beest zegt de (meld. Mijn vrouw zegt:
[In snoesje!
Om 't (kwartier echreeuwt-ie zonder latsoen:
O! (gauw.waait Jam moet In plasje gaan
[doen!
Jan is (gelukkig wanneer-Ie kan vragen,
En hy vraagt juist wat geen sterveling weet:
„Of je de lucht in je handen kan dragen".....
„Of Onze Lieve Heer óók Jantje heet"-..
Vader vraagt Jan waarom wasch je
tmet water?".
„Vader, waarom noem je Mieipie 'n kater?"...
„Vader, waarom is 't koud als 't vriest?".-.
„Vader, waarom doe je „teoo" als je niest?"-..
Maar 't ergste met Jan is me eens
[overkomen
(Midden op straat in 'n stampvolle tram.
Jan (begon daadlijk van vragen te droomen,
Toen er 'n vrouw „die niet mooi was"
[inkwam.
„Vader zei Jan heeft die juffrouw
[geen tanden?"....
„Vader, waarom zit ze zoo met 'r handen?"
En toen opeens vroeg me Jan voor de vuist:
„Vader, waarom heeft die juffrouw zoo'n
[puist?"....
Dat (mag je (niet
12
„fltill", riep Ik „Jan.
[■zeggen.
Jantje ging verder: „Waarom ziet ize zoo
[rood?".
„Jantje wees stil!.... Thuis izal vader
t't zeggen."
„Ja maar waarom Is die puist dan zoo
[groot?".
Iedereen 'zweeg. En tot schaamte geslagen,
Ging Jantje'» slachtoffer vlug uit den
[wagen.
Toen ze voorbij ging, toen riep Jantje juist:
LEEUWERIKEN.
Iedereen kent dat montere vogeltje, dat
géboren schynt om jubelend door liet leven
te gaan en bij uitstek schijnt te zijn aange-
'wezen om het menachdom steeds een plei-
ziertje te bezorgen.
Reeds voor dag en dauw is de Leeuwerik
al aan het uitgalmen van zijn vroolijk lied.
Nog lang niet is de zon boven de kim uit
gekomen, slechts een rosse streep doet
dienst als heraut om de koanst der dagvor-
stinn„ aan te kondigen, of de leeuwerik is
al heoger en hooger geklommen om te kj-
ken, waar of die zonne zoo lang toch blijft.
En om zich den tijd te korten jiibedt hij het
steeds imaar uit, zingt uitbundig, repeteert
voortdurend zyn welkomstlied.
En dat gaat zoo door, bijna den ganschen
dag, lang nadat de zon in het Westen is
weggezakt.
Wie heeft niet met vreugde den leeuwerik
In zyn bewegingen gadegeslagen?
Als ge langs de buitenwegen loopt op een
sonnlgen dag ln het voorjaar; als de luoht
diepblauw is en een bolderend windje forsch
over de velden scheert, zult ge rondom u
hooren de toere klanken en het getlerelier
der leeuweriken. Dan zoekt ge in de luoht
vanwaar dat geluld) komt en ge ontdekt eeri
stipje, duidelijk afstekend tegen het blauw
van het gewelf.
En uit dat stipje, dat met sprongetjes
hooger stygt, gorgelt, zonder ophouden dat
vrooiyk liedje, dat u zelf zoo biyde kan ma
ken en het ln u zoo volkomen rustig kun
doen worden.
Dan stijgt «le «tin niet hooger, het Stipje
hangt trillend ln do luoht en daarna gaat
het, cirkel beschrij vend nnur omlaag. Dooh
voortdurend klinkt zijn lied, steeds tmaar
al>
omlaag,
i, steeds
door en eindigt ten Motte Ln een daverend
forto, terw ijl ge ziet, dal het «lipje /loh licvft
neergezet op oen hokpaaltje.
Is het te verwonderen, «lat dichtere door
dat vogeltje ln extase zlln geraakt?
En 1* hot wonder, dat velen aoolu opge
wekt smiltertjo altijd by /.loh willen hébbon?
Zon er, behalve dan «le (kanaries, wei óón
vogel z.yn, die zoo gaarne als koolvogel ge-
homton wordt?
Nu hoer Ik al velen zeggen: dat Is een
marteling voor het Ireest.
Ten deele, ja, dooh als ge .ziet met hoeveel
zorg en liefde de leeuwerik wordt verpleegd,
dan geloof Ik, dat die .marteling" voor den
leeuwerik vry wel te dragen is.
Ja, ln1 het voorjaar, als de drang naar vrij
heid overweldigend is, .dan fladdert zoo'n'
beestje tegen de tralies om in de grootsche
natuur te koanen, waar hy zijn leven kan
uitleven.
Doch daarvan voelt ook rijm verzorger iets
en hy hangt de kooi in het usoometje en hij
steekt een sappig graspolletje en brengt dat
in de-kooi.
Voor hoe velen, vooral ln de steden, die
altyd hokken tusschen de- huizenblokken,
die om de een of andere reden gebonden
zyn aan hun woninkje; die van de natuur
niet meer zien dan een streep hemel grauw
h'eid of hemelblauw en niet meer hooren,
dan het gesnotter van den musch of het
wit kgeklep van de duif, is de leeuwerik het
symiljool van de natuur?
Neemt hun ook dien leeuwerik af en niets
dan somberheid zal hen omringen.
En vooral by dat soort menschen vindt
de leeuwerik een liefdevolle, teere verple
ging
Liever mogen we hem hooien en zien in
de ruimte der luchten en velden, zeker!
Hebt ge wel eens zoo'n leeuweriknestje
gevonden? 'Hoe knusjes liggen de teerge-
vlekte eitjes daar in het goed geronde, goed
beschutte holletje.
Vooral in het duinlandschap komt ge vaak
van die nestjes tegen.
En ik zou de jeugd en ook de ouderen
'Hen 'ynwekken: haf liggen die eitjes; ge
hebt er absoluut niets aan en gij voorkomt
een treurig moment ln het leeuwerikleven
tje en ge zorgt, dat het leger der leeuweriken
wordt vergroot, zoodat ook de verdelgers
van velerlei inseoten zijn vermeerderd.
Als de eitjes eteik (bebroed zyn, weet de
leeuwerik haast van geen wijken. Ze blijven
o zoo lang zitten en trotseeren de kans, dat
de mensen-verdelger van zooveel, ook zyn
broos leventje zal aantasten.
Hoe zielig kunnen ze je van uit dat nestje
dan aanstaren, 't Is alsof ze smeefcen: Laat
me mot rust
Doch nauwelijks hebt ge u omgedraaid of
ge hoort: rutsch en de Leeuwerik heeft de
wyk genomen, want, nietwaar, je weet niet
wat zoo'n menschmonster wel in het schild)
voert.
Ze hebben toch al zooveel vijanden. Is
daar niet de kraai, die, waggelstappend, de
velden afgraast en likkebaardt aan allee wat
maar el is? De hermelijn en andere schui
mers der velden?
Laten wy ze dan althans sparen.
We doen daarmee een goed werk en hon
derdvoud igen dank daarvoor wordt ons ge
bracht door het monter, lustig getlerelier
hoog in de lucht.
*n Praatje over hout en over tafels!
Een houtkooper te HeMngfors in Noor
wegen liet zich eenigen tijd geleden een
tafel maken, die was samengesteld uit blok
jes hout van nagenoeg alle houtsoorten,
welke in de wereld bekend zyn.
Do tafel was opgebouwd uit ongeveer
6200 blokjes en stukjes!
En nu van hout en houtsoorten gesproken:
Ieder die wel eens het Koloniaal Museum
te Haarlem bezocht welk museum inmid
dels stuksgewijs naar Amsterdam is en
wordt overgebracht zal zich de buiten
gewone hoeveelheid houten blokken herin
neren, die daar te zien zyn!
Hier Is ook de kleinigheid van meer dan
4000 houtsoorten; het zijn de soorteni, welke
in en naby onze koloniën gevonden worden!
Van elke soort ls aanwezig een blokje ln
(•enigszins .ruwe en een in meer bewerkten
staat. De eigenaardige hoedanigheid dezer
houtsoorten varieert zoodanig, dat er blok
jes by zyn zoo teer, poreus en zacht, dat het
op verkoolde turf lijkt en uitelkaar valt
wanneer men 't hardhandig beroert.
Daartegenover zijp er soorten die barder
zyn daD graniet of marmer en een helder
klinkernd geluid geven.
Nog zyn er voorbeelden van ikurkachtig
hout van welriekend of scherp harsach
tig hout Sommige brokken lijken ver
teerd en sommige precies stukken steen. De
meesten zyn wit of geel of kleurloos, maar
er zyn er ook die mahonioachtig en rood of
koperkleurig uitzien!
Er zyn er die den schijn hebben van stuk
ken spons, zoo vol onregelmatige gaatjes
en weer anderen doen aan als zuivere gum
mi. Men kan er met de vingers een kuil
indrukken, die losgelaten, weer verdwijnt!.
En nu over tafels gesproken:
In hetzelfde museum zyn eenigo tafel
bladen uit één stuk, die een middellijn
hebben van.twee meter!
Deze bladen zyn eenvoudig zoo uit een
boom gezaagde „mootjes" enj daarna ge
schaafd en gepolitoerd
Negen personen moeten er met uitge
spreide armen omheen staan om den om
vang te omvamen.
Dat ls ook iets anders dan een Holland-
sohe boonenstaakl
de eigenaardige
(hou tin die ook
BABBELUURTJE OVER MODE.
De Cape.
|Do Oape als modern kloodlngstukl.Ja
dat wil nog zoo ©en, twee, drie maar
niet!»
Hoewel do oape ln Parijs reeds eeiUge
laren gedragen wordt <u« derhalve daar in
net «obool mot moor bijzonder la kou dit
kloodlngstiik er bjj ojui nuiur zoo goed al»
niet definitief latoxnenl
In Parijs zijn alloon de zoor kostbare en
uiers ohlqu© exemplaren neg bijzonder; bij
ons wil de moest eenvoudige er niet lm
tenzij bij vrouwen^ die «te
eharmo ervan (begrepen hebl
tegeiyk niet het ld onding* tuk kunnen ten
toon sproidenl
Dat de oauo als gardero(l>eirt>uk htor weinig
genegenheid vindt zal wol ln de eerste
plaat» to wyten zyn aan hot feit, dat toch
naast de oape ln leder geval ook nog min
stens oen manteloostuum om een lange man
tel noodlg 1b!
Want rij kan niet gedecideerd in de plaats
komen; van een van beiden en of de mantel
of het mantelpak vervangen I
Hoogstens kan de cape een gezellige af
wisseling zyn en niet anders dan op de
juiste momenten gedragen worden!
Dit is natuuriyk een vrij verzwarende om-
standigheidl Want het ligt voor de hand:
voor ons vrouwen, die zich de handen wrij
ven wanneer er weer eens een oostuum af
kan voor ons heeft het vraagstuk dan
nauwelyks meer dan één bant. We vinden
het dan natuuriyk veel verstandiger oyi
voor den beschikbaren som rechtstreeks een
manteloostuum of 'n langen) mantel te 'kie
zen, dan 'n cape, die je volstrekt niet altyd
dragen kunt!
Hierin schuilt dus een groot gedeelte van
de im-populairiteit van dit overkleed I
Maar daarnaast ls er nog een tweede
maohtige factor en dat ls deze: De cape
stelt aan haar draagster een onverbiddeiy-
ken elsohl De cape ls een kleedingstuk, dat
zonder pardon elegant moet worden gedra
gen.
Men moet om het eens heel duidelijk
te zeggen: met de cape kunnen omgaan"I
Want wanneer we haar heel netjes en cor
rect om de hals sluiten en dan verder zoo
styfjes recht naar beneden laten) hangen
dan wordt zy allicht voor ons gevoel 'n ver
velend ding en zien we er spoedig uit als
'n tonnetje rond.
Voor die vrouwen echter, welke aan de
beide elschen door de cape gesteld, kunnen
voldoen, kan zy oen allerprettigst bezit zyn
en is er op het stuk van eleganoe heel veel
mee te doen!
Maar ook al gaan we er zelf niet toe over
de cape voorloopig te dragen) uit finantieele
ol andere overwegingen het kan toch
volstrekt geen kwaad eens op de hoogte te
komen van wat er alzoo te dragen valtl
Daarom geef ik hieronder een van de ver
schillende gangbare en chique modellen van
dit voorjaar:
Met het oog op den ba zomer wordt dit
model heel veel vervaardigd van zijden oa-
bardine, crepe maroalne, shantung en ver
dere soepele zijden stoffen.
Een byzonder mooie opvatting ls een
cape van zwart of donkerblauw crepe ma-
rooaine en deze gevoerd met een grillig
bont-Oostereche zijde.
Van dezelfde zijde wordt dan tevens het
Ujfje gemaakt van de japon, welke onder
de /cape gedragen wordt, tenrijl dan het
nokje hiervan weer van de capestof ls
Zoo krygt men een alleraardigst geheel
van mantel en japon. In Parijs noemt imen
dit (en terecht) „Um ensemble".
Vele capemodellen hebben de handspllt-
ten precies opzy, dooh in de praktyk blijkt
dit min of meer onhandig. De beste plaats
ervoor ls opzij-van voren, zooals ook op
bygaande teokeniug duidelijk aangegeven
ls.
Bovendien bevorderen de splitten op de
ze plaats de meer elegante houding der
draagster, omdat hierdoor de oape in het
dragen en by het bewegen nimmer hlnder-
iyk kan zyn, wat by de cape met zy-split-
ten nog aleens voorkom!
De rockende Schoorsteen!
Er was een bekend Engelsch staatsman,
die alle dingen nog luchtig en van de opti
mistische zyde nam in het leven!
Alleen betreffende de huwelljksaange-
legenheden huldigde hij 'n andere meening,
zoo was bekend.
En van hem wordt nu de volgende ver-
makoiyke historie verteld:
De staatsman het was een mlnlator
S.ng eens op oen tmoolon middag wande
n ln tic omgeving van rijn landgoed. Op
Ittn tocht ontmoette hy oen zijner pachters,
die tot rijn grooto verbazing 'n vUftlg meter
van zijn woning verwijderd op een groeten
steen zat en Aldaar zyn dampend middag-
maal verorberde,
Wol, Oharlti* vroeg de minister ver
baasdwaarom zit jo Lüer aoo la je een
tje Ln de buitenlucht?
Ach 81r.stotterde de man, richt-
baar uil hot vebl gealugon - lk kan het
binnen niet uithouden,de suhoorstoen
ellendig, Ohar-
sol do landheer, wiens goedhartigheid
dadeiyk boven kwant.Nou Ik zal
rookt zon verschrikkelijk..1
Zoo?,maar «lat ls
kal
nu
motnon eens kijken.
Rn voordat de verblufte en geschrokken
pachter het kon verhinderen, was de staats
man naar de dicht hy liggende woning ge-
Nauwelyks had deze de lage deur van de
woning geopend óf een zuiver gericht pro-
lel in den vorm van een reusachtlgen
eukenlepel trof hem ln t gezichtl En een
woedende vrouwenstem krijschte:
Wil je as de.maken' dat je weg
komt, leeiyke slampamperboerekin-
kel.luiwammes.Er uit.of
Getroffen in den dubbelen zin des woords
trad de verschrikte minister achteruit en
trok zich snel terug.
De pachter zat nog op zyn vorige plaats
en schudde vol deernis het hoofd.
Vriendeiyk trad de minister op hem toe
en klopte hem bemoedigend op den schou
der
En hij zei:
Troost je Chariee.By mij rookt de
schoorsteen ook wel eensl
De grootste bruggen
der wereld zyn: 1. over de St Laurens-rivier
by Montreal, 2637 M.; 2. over de East-rivier
by New-York, 1826 M.; over het Lürlcher
meer by Rapperswyi, 1600 M.; 4. over de
Wolga by Sysran, 1484 M. en over het Hol-
landsch diep by Moerdyk, 1478 M
De brug over de St Laurens-rivier werd
ln 1857 voor het verkeer geopend, nadat
er vijf jaar aan gebouwd was. De brug, die
New-York met Brooklyn verbindt, werd ln
dertien jaar gebouwd en word ln 1888 voor
het verkeer opengesteld. ZH kostte byna
veertig millioen guldenL De brug over het
Hollandsch diep werd dom genoeg alleen
ten behoeve van het spoorwegverkeer aan-
elegd en in 1872 geopend: de kosten van
eze brug bellepen ruim zes millioen gulden.
De oodtte Courant
die tegenwoordig ln Nederland verschijnt,
ls de „OprechteHaarlemsche Courant". Dit
blad werd ln 1666 door Abr. Casteleyn op
gericht als „Weeckeiyoko Courante van
Europa", werd ln 1659 herdoopt in „Haar-
lemsche Dlngsdaeghse Courant," ln 1660
verscheen) ook Zaterdags een nummer. In
1664 werd aan den titel het woord „oprechte"
toegevoegd; Immers de Inhoud ervan word
door oneerlijke lieden nagedrukt. In 1847
werd zy een dagblad.
Van de gelegenheid proflteeren!
HfJ: Jonge, jonge wat een uitgezochte
dag vandaag!Nietwaar, vrouw?.Het
ls een dag om alles te durven, om alles te
fcrotseeren.
Zy: Lieve Ik moet vanmiddag naar
de ooetumière voel je er niet voor om
met me mee te gaan?.
Vriendenraad!
Jansen: Jonge beste vrind, wat kyk
jy sip.Wat is er aan de hand?.
De Jong: Ik ga echtscheiding aan vra
gen I.
Jansen: Wat eeg je?.... Echtschei
ding?.
De Jong: Natuuriyk I.M'n vrouw
heeft in rond zes weken geen enkel woord
n me gesproken.
ansen: Jonge.Kerel kerel.
bedenk je nog eens goed!.Zoo'n vrouw
krijg je van Je leven niet meer terug 1.
Het rekenwonder!
Moeder: Vertel nu een Kereltje Van
morgen' heb lk je vyf koekjes gegeven
om eerUjk te verdoelen met zus.Hoe
heb je het nou gedaan: leder twee en 'n half
of heb je zus misschien drie koekjes ge
geven
Kereltje: Nee, moeder U rel eerlijk
deelen. En ik zag dadelyk dat het met vyf
kiekjes niet goed zou uitkomen. Daarom
heb ik vóór ik begon met deelen er eerst
een opgegeten. Toen ging 't best!
"n Tegenvaller!
De oude Majoor Granaat wandelde met
een vriend/ toen zy een aardig meisje voor
bij kwamen.
Onmiddellijk wendde de majoor zich tot
zyn metgezel en zei triumfanteUjk:
Heb je gezien, kerel hoe dat aar
dige jonge ding lachte, toen ze me aan
keek?.
Och, trek je dat niet zoo aan ant
woordde rijn vriend troostend, toen lk je
voor 't eerst zag, kon lk me ook haast niet
houden van 't lachen.Maar lk was heel
gauw aan je gezicht gewedd. 1.
Flip vraagt aan zyn vriend Jan of hy het
tegenovergestelde weet van: Myn oom woont
in Helder.
Jan, verheugt: Ja zeker, mijn tante woont
in Goor.
Meester: Waarom trok Hannibal met zyn
ger over de Alpen?
Leerling: Omdat hy er niet door kon,
meester.
De heer A. - die zijn heel© leven zeer heüf-
i van aard la geweest, dicteert den notaris
zUn laatste wilslbesohlkklng.
De rechtsgeleerde maakt allerlei aanmer-
ngen van jurldleohen aard.
Tenslotte verliest mijnheer A. zijn geduld
en roept den notaris toe:
„Zeg eens - wie ligt er hier op sterven
uotf lk?.
Een Zondagsschoolleoraar had het over den
Verloren Zoon en ilHssprak hot karakter ven
den ouderen d»roed«r. „Mlaar temidden vwi
vreugde" «elde hy - ,/waa er ten vrion
de toebumldeelert voor het feest geen vreug
de schonkwien de terugkomst vim den
vorlonm zoon geen gi*not»u««n Vi'rmhlfMvtMQ
lmitor 1)lttorh<«l«l,Een v« er, die niet
iljn goedkeuring hechtte mui het feeat, dsl
gegeven «orden sou en die veel' liever ge-
wensnlit had het feest niet hy te sronenl.
Kou een van Jtfllle tny nu vortulUm wie dat
waa?".vroeg de le<>raar.
Er heersohte adoitiLooae stilte!.... Toen
kwam liet antwoord van san heel klein ventje
achter In de klas:
Jawel, tmeoator.t gemeste kalf I
Boeltje, het zwarte poesje.
L
Boeltje was een klein zwart poesje. Hy
was van huis weggeloopen, omdat zyn
Meine meesteres hem een mooi lintje met
een (belletje eraan om zyn hals had gebon
den. Daar houden katten nu eenmaal niet
van, omdat ze dan1 geen muizen kunnen
vangen. Onderweg ging gelukkig het lintje
loè en zoo was Boeltje zyn (bel gauiw kwyt.
Hy liep nog een heeie poos door, tot hy er
zeker van was, dat niemand hem meer een
bel aan izou binden. Toen (ging hy op een
paaltje zitten aan den kant van den we^,
om er eens over na te denken, wat hy nu
zou beginnen. Hij likte zich zorgvuldig
schoon en zag, dat hy heelemaal zwart was.
,JZoo", dacht Roel: „Niet één wit haartje!
Dus (ben lk een gelukskat. Ik zal een mees
ter of een meesteres zien te vinden. Die
breng ik dan vast geluk aanl En dan aal ik
nog zoo beroemd worden als de gelaarsde
kat. Ik zal voortmaken met wasschen, zoo
dat ik klaar (ben om me Langs de beenen van
den eersten den besten voorbijganger te
j«~en."
iar de eerste voorbyganger was een
paard. Het trok langzaam een wagen voort,
alsof het moe was en de oude man. die op
den bok zat, scheen al even vermoeid te zyn
Hy zat rustig te slapen.
„Deze man zal wel wat geluk kunnen ge
bruiken", dacht Roeltje: ,Hlj zal myn mees
ter zljtn."
Het was gemakkelijk genoeg achterop de
kar te springen en Roeltje klooi over leege
manden en zakken tot hij den ouden man
bereikt had. Hy wreef vriendeiyk met zijn
kopje langs de versleten broekspijpen van
der. man. Deae werd niet wakker, maar
schopte in rijn slaap. Hy schopte Roeltje
haast van dien wWgen. Maar Roeltje bleef
erven vriendelijk. Hij klom op den schouder
van den mam en streek hom langs het ge
zicht. De man gromde, doch werd niet wak
ker. Roeltje wist niet goed, wat nu te be-
gLnnen. Wat had je nu aan een nieuwen
meester, ais die heelemaal niet op je k-tte.
Wacht, hy wist wat. om zijn ibaas wakke*
te imaken. En Roeltje beet ham zachtjes eveii|
ln het oor!
„Aul" schreeuwde de iman, verschrikt op- i
springend. En tegelijkertijd trok hij aan' de I
leidsels, maar juist het hardst aan het ver
keerde eind. Het oude paard, dat ook haast
liep te slapen, deed een wilden sprong ln
de richting, die zijn meester hem gewezen
had en het volgend oogenblik rolden paard,
kar en «nan halsoverkop ln de droge sloot.
Het paard lag op zljtn rug te spartelen, de
kar lag onderstboven met de wielen nog
draai endi ln de lucht en alle leege manden
waren opgestapeld op den armen ouden man.
Wat Roeltje betreft, wel die vloog een
eind omhoog en kwam toen weer netjes op
zijn pootjes terecht. „Bij alle muizen en vls-
sohen", zei hy: „Dat is verkeerd gedoopen".
IL
Op hetzelfde oogenblik, dat Roeltje ln het
oor van den ouden man gebeten had, was
er een mooi rijtuig, door een dame bestuurd,
om de boóht van den weg gekomen- De da
me zag Roeltje niet, maar wel zag ze het
paard sóhrikken en in de sloot springen.
>,0, wat heb lk nu gedaan?" riep ze uit:
„Tk kwam veel te hard den bocht om gere
den en daardoor ls het oude paardje ge
schrokken." Ze liet de paarden stilstaan en
zy en de heer, die by haar was, sprongen
uit het rytulg. De oude man was onder de
manden! uit gekropen en zat nu aan den
kant van den weg. Hij schudde zijn vuist
tegen Roeltje en zei: „wacht maar, lk zal
je wel krijgen."
„O, het spyt me zoo," zei de dame, den-
I kend, dat de man togen haar sprak. „Heb je
je erg bezeerd?"
„Weet niet," bromde de m«n: „Hot kan
me niet schelen ook. Maar mijn arme ouwe
paard, dat is erger".
„Wel, dat ïykt me levend genoeg," sel de
heer. „Het ligt hard te spartelen"
De heer en de dame trokken met ve^
moeite paard en vagen weer uit de a
terwyi de oude man toekeek. Toen het pai
weer op zijn pooton stond, zag het er vroo-
ïyker uit, dan het ln lang gedaan had. „Dat
valt nogal mee," zei de heer.
„nat tuig ls"heelomaal stuk," zei de oude
man, terwyl hy één gebroken streng aan
wees. Toen hekeek hy zijn oude kar. „De
verf beschadigd," mopperde hy.
Wat heb je noodi# voor schadevergoe
ding?" vroog de heer. De oude man krabde
zich aóhtor hot oor en dacht er over of hy
wel een rijksdaalder zou durven vragen,
teen de damo zei: „Zou vyftig gulden po-
noeg rijn, om allee te herstellen? Ze hield
don man twee bankbiljetten van 25 gulden
voor.
Deze pakte ze haastig aan en zei: „Dank
u wél mevrouw. Ja, dat zal wel genoeg zyn."
De heer en de dame stapten weer in hun
rijtuig en reden weg. Toen kwam Roeltje
weer te voorsohyn, ae staart in de hoogte
en den rug gekromd. TI ij was op weg om
langs <lo boenen van zijn anng««nomcn mees
ter te gaan wrijven, overtuigd, dat hy vrien-
doiyk bedankt zou worden voor het geluk,
dat hy gebracht had.
Maar wat denk Je wel dat de ondankbare
oude man deedP Rij nam eer steen op t
gooide naar Roeltje. Die wist den steen ik
net te ontwyken en vluchtte Ln een boom.
vast besloten oom volgenden keer beter uit
te kijken wie hy geluk sou brengen.
Oplossingen der vorige raadsels:
1. tttUU' waters Rebben diepe gronden.
Waterlelie leute big beu geril
Itertha antp - das - do.
TI. Een pen.
Goede oplossingen vim helde raedauls ont
vangen van;
De prijzen styn bij loting ten deel gevallen
aan:
W. Groot, Wllbelmlmaetradt la; M. do
Raas. Goversetraat 47; O. en L. Klokman,
Spoorstraat 97b: O. J. van Marle, Govers-
iwarsstraat 18; F. van dor Möy, Botbastraat
(8; D. Mulders, Kanaalweg 158; S. Prins,
Kruisweg 176; H. Romyn, le Emimadwarö-
straat 3M. Schilperoort, Torenstraat 80;
K. A. Zeeman, Huisduinen 42.
Nieuwe raadsels:
L Het geheel is een spreekwoord, dat
uit 5 woorden of 25 Lettere (bestaat.
11, 2, 9, 24 vindt men ln de woestijn.
2, 8, 16 ie do hoogste speelkaart
7, 12, 6^5 ls een viervoetig huisdier.
20, 25, 8 ls een dorp op de VeluweL
17, 18, 4 gébruikt do schoenmaker.
16, 28, 21 is een hemellichaam.
16, 10,-8,19, 8 is een tuinmanegereedschap.
1, 17, 22 vindt men Langs (Landwegen en
om tuloen.
14, 18, 2 is oen meisjesnaam.
n. Welke diernamen kun Je van onder
staande letters nïaken?
1. 1 o d r i k o k.
2. grullstoves.
8. 111 a f o n.
„Nou gaaf die Juffrouw weer heen met
[die puistl".
Dr. B.
Robhtscn.
Mme. Corrg.
Maar was dat wel zoo?
V. en M. B.; W. M. B.; F. D.; P. D.| A. 1).|
NJ, fi. de O.; W. Cl.; M. de H.j H. v, H.j
.le H.i H. v. d. K.; B. K.; O. en B. K.; 11. J.
v. d. K.; A. en W. K.; 0.1.1 L. K.; T. de L.J
D. M.; O. J. v. M.; F. v. d, M.; O. N.j 8. P.|
li. R.J W. 0. R.; J. D. J. 8.; A. v. 8.|
M. 8.; D. a; J. 8.; N. en U. T.: O. V.j D. V.}
A. en J. de V.; A. Z.; K. A. Z.