Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 12 Aug. 1922. G No. 33. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) UIT HET LEVEN ONZER GROOTE MANNEN. Ja> Watervrees!. jan Siimeon was een gedetineerd-krank zinnige. Hij was bang voor water! Met geen twee paarden kregen d'e be waarders Jan onder de pomp, toen al heel gauw gebleken was, dat hij zich zeil niet waschte! Het werd een tumult van geweld. En naast de vrees voor het water kreeg hij angst voor zijn eten en weigerde het. Jam (ou zich niet laten vergiftigen, deelde hij den dokter mede. Het eind was, dat de gevangenis-direc teur na het eerste kwartaal een onbevredi gend rapport schreef met 'n lange lijst van de regiements-overtredingen vain Nummer 87 en ten einde raad adviseerde tot tran sport naar het Rijksgesticht voor 'n jaar. Aldus gebeurde en met bet eerstvolgende transport ging Jan Siimeon mee. Jij bent hier in de buurt geboren, niet waar Jan? vroeg de gestichte Directeur- geneesheer, toen hij gearriveerd was. iZeker dokter zei Jan. Aan de an dere kant van de Kil 'ben ik groot gebracht... Mooi! aei de dokter en schreef wat op. De kil was een groote inham, die de bin nenzee uit het land gesleten had juist 'n- uur faara voorbij de plek waar het gesticht lag. [et. gesticht was hier juist gebouwd om als een ves.lrg of een deportatie-oord onbereik baar er. oaverlaatbaar te wezen. Aan bijna vier k. ton was water. Rondom de groote boeehtuin liep een breede gracht en daar voorbij roet slechts een uiterwaarde van eenige kale korenakkers, was aan drie kan ten de zee. En deze zee was de Kil 'n wjjde watervlakte tusschen onherbergzame bazalt- dijken, waarop alleen de zeewier visschers in hun kleine botters zwierven.... Heel ver aan de andere zijde was weer het vaste land! Mooi! zei nog eens de deftige dok ter.... En hou je nou maar goed, hoor Jan! En Jan hield zich goed. Van den eersten dag af at hij en met graagte. Gehoorzaam was hij op tijd wakker en in de kleeren en klaar voor het gedetineerden-werk bulten o binnen.... Vloeken deed hij inilet meer te gen de wachters en schelden ook niet. Hij. was blij rustig en kalm en leefde In stilte... Maar een enkel ding was er dat hem hlm derde dat zoetjesaan tot een pijn werd en tot een leed als van een ziekte In zijn leven. Dat was het water! De schaduwkant van zijn rustig verblijf ln' het groote gesticht was de afschuwelijke hoeveelheid water overal en rondom. Hij kom er niet aan wennen1, Jan 8imeon! Water drinken deed hij voor geen geld. Gewas- schen werd hij alleen als hem de broeders boenden onder de pomp en dam schreeuw de hij de zalen tot oproer. Als de mannen hem vroegen of hy zoo bang voor water was, huilde hy rillend en vol afschuw en riep: Als de duvel, meneer....! Wanneer de mannen naar buiten moeeten am te werken, te grasvergaren, of booikee- ren, of aerftppeLrooJen op de gestichtsak kers, dan w"» Jan in 't midden. Niemand kreeg hem aai de einden van de werkersri, en minste'"! tbn of twintig passen bleef hl, van den al»'kant. Hy was er bang van. HET GROOTE RAADSEL! Het ls en biyft vermoedeiyk altyd een raadlsel ln de mensoheiyke samenleving. Doet men sooals de samenlevingsmoraai voorschrijft dan gaat het vaak stoffelijk slecht doet men daarentegen dwars tegen deze moraal ln, dan gaat het evenzoo vaak goedl Een voorbeeld: Biyft men geleid door de moraal van kerk en gezagvolle opvoeding klein als maatschappelijk menech, een voudig, yverig, nederig en vooral gewetens vol en eerlijk dan juist heeft diezelfde moraialvolde samenleving niet veel meer dam minachting voor u. Rekt ge daarentegen uw geweten wat uit, doet zaken op een wijze, die niet heel schitterend is, zoekt ge alleen naar grove winsten te maken onverschillig wie het betalen moet.... Dam zult ge kunnen ervaren, dat diezelfde samenleving van Jan en All*msn voor u buigt en knipt, u hoog houdt en onderdanig is van wege uw niet zuur verfbnde penningen... Maar t»h: de met een glad gezicht mo- ralisefr^nde keurt heit eerste hoogeiyk goed en het laatste..al! Zoo tyn er tientallen voorbeelden. 'Deze ontboezeming diende om te komen op een bepaald terrein onzer samenleving, war inmiddels hetzelfde plaats heeft. Het terrein van de Kunst! De groote en eeuwigdurende vraag: Kunst of geen krunst! Moet de kunstenaar ge steld' dat hy' krachtig genoeg ls (wat lang niet allen zijn) om zich te beheerschen ?een hoog» 'kunst maken voor de samenle- ir05 7®® de Sroote en indrukwek kende gestichtsgracht Nooit kregen de mannen hem dicht aan den kant, ofschoon zyn kornuiten van1 de afdeelimg hem op de Proef stelden zooveel ze konden. Want ze hadden er schik in. Maar som® maakten ze hem tot krankzin nigheid toe kwaad. Als ze hem '<n ijzeren kroes water wilden laten leegdrinken, lachte "U «Heen goedaardig en liep weg. Maar als ze het hem te benauwd maakten in de buurt van de akkersloten of de gestichtsgracht dam brieschte hy. Als ze tegen hem riepen: „toe Jan spring eris im, beste zwemmer"! - of als ze 'n stuk hout onder 't kroo® gooi den en zeiden: Zoek 't, Jan!Dan durf de hij gerust 'n hark of 'n griep te nemen en 'n belager te achtervolgen tot bij den achteringang van de gebouwen Daarom lieten ze het ten leste en noem den hem alieen maar: Jan-watervrees! Wel ging er nog eens een keer het ver haal rond, dat de broer van Jam met z'n vrouw op 'bezoek in' het gesticht waren ge weest en zich erg over de ziekte van Jan verwonderd hadden. Want er was geen schuwer zwemmer aan de overkant van de Kil, had deze broer verteldHyzelf met Jan hadden in hun dreumestyd als ratten door 't kanaal gezwommen. In de kil was Jan gerust vaak voor 'n paar sigaren onder de kiel van de zeewieibottere doorgedoken. Steenen had hy wel uit den modder ln de veenplassen gediept.... Maar t zou uit zijn ziekte komen meende de dokter. En dit zeiden dus Jan's broer en zyin vrouw hem na. Daarbij bleef het! Jan was bang voor water. De dokter on derzocht hem vaak en praatte met hem over allerlei en kwam niet verder. En door heel de inrichting van den directeur-geneesheer tot den assistent-broe der en den sufsten patiënt toe wend het bekend: Jan was bang voor water. En daarom noemden ze hem nooit meer anders, dan Jan-watervreest En toen ineens op een middag laat ln den zomer, terwyi de mannen verdeeld la gen te rooien: met de ruwe rompen in een- zelfden schym voorovergebukt op de rul- versch omwroete aardie toen schoof Jan watervrees langzaam opzy. Khiestap voor kniestap ging hy weg opzy, doende of hy rooide achter de bruine ruggen van de ke rels, die daar ook in den zwijgend kwijnen den! middag over het doodbruLn verdorde land' kropen. Totdat hy achter den broeder was, die in een grys gestreept pak loom er- by stond te leunen op 'n griep.... Tegelijk was hy, in sluipende buiging, in twee stappen aan den slootkant en liet zich neer op den .buik, achterwaarts voelend met z'n beenen naar het water. En met een schok viel hy weg, toen zyn voeten het water voel den en strijkelings langs den graswal zakte hy onder de dik-moesige kroosbedding, het kantriet met de armen weg buigend. Nog- eens bolde zyn ronde kop boven de groe ning om koers te nemen.... En hy dook weg als 'n spelende vlsch en begon te zwem men diep onder water. Telkens kwam hy even boven om te hap pen, net even boven het groene kroos. Soms rustte hy diep onder im den veenwal van de sloot. En zwom dan verder altyd onder water, slechts 'n flauwe schommeling la tend in' het kroosbed' boven zich Óp het rooiland eindigde het werk tegen aen avond. En op dien tijd eindigde Jan- watervrees de eerste tocht! Tegen den wal van de uiterwaarde trok hy ziolt ln het hooge koren en schoof door de akkers. Tweemaal moest hy nog 'n sloot doorkomen voor hy kwam aan een breed gl est kamp, waarachter de steenen dyk van de Kil was. Hier rustte hy in de hoog© halmen tot het donker was. Hy knabbelde op de volle aren om zyn honger te stillen en kroop eindeiyk naar den hoogen berm.... Over den bazaitdijk heen was de zee de wijde stille zee met vinig, maar zich wat omlaag buigen tot de menigte?.... De gemeente van Pharizeeërs en Schrift geleerden roept uit: Natuuriyk! Groote Kunst.... niet anders dan dat, opdat wy in een volgend geslacht trots op onze gestor ven (liefst op sensat toneele wijze en van at moede gestorven) Kunstenaars kunnen nrt- zen.... Maar inmiddels gaat de aandacht van deze schriftgeleerden uit naar gemakkelijk be grijpbare bazarartikelen en luchtig genot ge vende literatuur. En zoo staat de kunstenaar voor de ge wetensvraag, zooals de eeriyke man van hierboven: Leeft hy zijn inineriykste gedach ten uit ln den vorm, die hem het hoogst en diepst aansprekend is, dan sterft hy vroeg of laat op zyn eenzame hoogte, want nie mand kykt naar hem om. En begint ten slot te zyn uiterlijke verschyndng, vanwege de om de Kunst geleden ellende, minder in overeenstemming te raken met het gebrul - keiyke van de welgevoede, opgeruimde, luchtig levende samenleving.... dan komt er 'n stille boycot, 'n wegdenken, 'n ver geten Totdat men later dissertaties over hem schryft en zich met de kennis van zyn ver ongelukt leven de dootorstitel verwerft.... Heeft daarentegen een kunstenaar den moed om zyn Kunst, waarvan hy begreep, dat de onnoozele menigte in overgroote meerderheid vreemd bleef voor zich te houden eni, meegaande met den alom ge- vierden en hoog aangezienen zakenman', producten te maken, dié tenlminste passen by den zotst ip van Jan Publiek.... dan tornt de «nc (©erende Jan voor den dag. Dan doet hij igenhandig den afvallige de strop van z blieke meening om den nek en spykert aa de paal het waarschuwende bord: ....J. N. R. ID*»® wafl In de hoop, dat deze zich ootmoedig scha men zal en eeni waarschuwend teeken1 zyn voor anderen! heel in de vage verte *11 rij lichtpunten waar het vaste land was. Geruischloos ging Jan-watervrees in zee van een vooruitstekende bazaltsteen af. Hy begon te 'zwemmen. Na een uur rustte hij op den rug en trok de genummerde ge stichtsbuis uit. Dan echoot hy verder. Bo ven hem was nacht. Om hem heen was water. De zee was glad en Jan zwom gestadig voort met den kop in de richting van de bochtige lijn met lichten.Diep in den nacht Blak hy het wijde end van de Kil over. Ook de broek had hy uitgedaan en achtergelaten. Hy zwom rustig en gemakkelijk, welbewust van zyn voornemens. Om de vaste pooze rustte hy, wiegend op z'n rug of op zn zy en spelend in het water zonder zich te ver moeien. Dam zag hy uit naar de streep in de verte en begon weer. De dag kwam weer en de zon klom achter hem boven het water. Jan zwom. Een keer rustte hy een poos ln de jol, die teer-licbt wiegelende achter een geankerde zeewierbotter. En ging weer te water. Meer dan twaalf uren duurde de tocht. Toen kwam de bochtige lijn eindelijk dicbt- by. Zwoegend dreef Jan verder en zwom ln uur naar een uitstekende punt daar in de buurt, die hij kende. Toen kwam 't land en toen 'kwam dichtby de dijk. Nergens in de verte waren mensohem Voorzichtig en vol heimelijk genoegen voel de Jan grond en kwam overeind. Wadend bereikte hy de eerste glad ge spoelde steenen en klom omhoog. Toen kwamen van zes, zeven plekken te gelijk van achter den dyk mannen naar zyn bynen en rijksveldwachters. Een meneer trad uit den groep, die Jan omsingelde! Het spyt me heel erg, hoor Jan zei hy vriendschpppeiykJe bent 'n buiten gewone kerel, maar ik moet je mee terug nemien.jy kunt het niet helpen* dat wy zooveel ervaring hebben. Als wij dat niet hadden gehad tenopzichte van jouw water vrees, dan was jy knapper geweest, dan wy met z>n allen.Je plan was enorm CAREL BRENSA. UIT DE OUDE DOOS. Uit nngsb Chef: Jon go, dit postpakket is bijzonder vlug afgeleverd. Hoe komt dat zoo? Bediende: Ze dachten op 't postkantoor misschien, dat er 'n tydibom in zat.... De aanleiding. Ik kan 't niet helpen, imaar ik vind' die mevrouw Van der Snap 'n vreeseiyke veel- praatster. Natuuriyk, maar dat kan toch niet anders, als je drie automobielen 'hebt om over te snoeven en vyf dienstboden om over te klagen.... Om na te volgen?. Vrouw: Waar zit je aan te denken, mannle? Man: Ik zit er over te piekeren, of de vrouw van Jonas hem geloofde, toen hy zyn lange afwezigheid van buis verklaarde door te vertellen, dat hy door een walvisch was opgeslokt. Janje: Pal wat zyn eigeniyk voorouders? Pa: Vooroudera, Jantje.... Dat zijn jou familieleden, die vóór jou geleefd hebben B.v. ik ben een voorvader van je En grootvader ook, die daar aan den muur hangt.En oome Frans en tante Greta. Jantje: Zool Nou dan snap ik niet waarom ze je in de geschiedenisboeken leeren* dat je er zoo grootsch op moet wezenl. Alsof de Kunstenaar uitsluitend bestaat by de gratie van wat hy bloedend voortbrengt Alsof het nieit meer dan belacheiyk is het oordeel als maatstaf te nemen van de glo bale massa stervelingen, die juist omge keerd uit het brein van den door het Leven neergezetten kunstenaar de les van haar el- en nietigheid' heeft te leeren.Alsof niet e kunstenaar kunstenaar is en blijft! Zoo wel wanneer hy van zyn kunstenaarsschap blijkt geeft im onbegrepen werk dam wel wanneer hy nooit vt verfveeg geeft of 'n regel taal schryft wanneer by leeft als 'n hooge en eenzame, rein en stil boven heT „aardsoh gewoel" dan wel wanneer hy elsals 'n parelduiker in den modder woelt en voor zijn onzichtbaar denken het onbegre- pene uit de diepte van ,,'smenschen Poel" peurt.... Het is al om 't even en voor den opper vlakkig meepratenden sterveling uiet te doorgronden! Ik in ieder geval juich het toe, dat waar achtig door het ombegrepen Leven als bloe men te voorschijn gebrachte kunstenaars wanneer ze eerst hebben laten zien en des- geweniscbt nog iedere minuut van den dag kunnen laten zien, dat ze 'kunstenaars zyn wanneer dezen de niet® beteekenende pu blieke moraal achter zich neerleggen, hun diepste gedachtebeelden als een heilig klei nood voor zich bewaren en het publiek ge ven waarom het publiek.... vróégt! Aldus heeft ook gedaan de voor kort plot seling in Engeland overleden merkwaardige schryver Charles Garvice. Deze negen en1 zestig jarige was een iet wat zonderlinge figuur geworden in de En- gelsche letterkundige wereld. Hij was een van de door Jan Publiek gekruisigden en die het genoemde bord aam zyn schandpaal had. Niettemin maakte diezelfde Jan' Publiek hem ryk vanwege zyn zonde. Niettemin bleel de schrijver een kunste- MARLNE-HERINNERING. Het is al een kleine veertig jaar geleden dat we met de „Hendrik" bij Kuipertje lagen om kolen te laden. Dat was het toenmalige Ramtorenschip „Prins Hendrik dor Neder landen" warmer nagedachtenis! dat toen nog lm zijn volle fleur was en waarmede we, als we eens te Singapore kwamen, tegen over den Engelschman nog een tameUjk goed figuur maakten. Ik kan me dat schip nog zoo goed voorstellen met zyn twee to rens, waarin ieder 2 „zware" kanonnen ston den van 28 oM., waarmee eens per week werd geëxerceerd en waar de mariniers dan aan de zwengels stonden te draaien op de commando's van „toren rechts" of „toren links" of „stuk links inhalen", enz. enz.; het was daar allemaal handbeweging en dat was een warm werkje in den Oost! En „Kuiper tje". Wie van de ouderen herinnert zich dat niet? dat niets was dan één kolenmaga- zy'n* vuil, warm en vies, en waar men zoo spoedig mogelijk trachtte weg te komen. Daarbij vergeleken was Onrust dan nog een paradijs, Onrust, dat er vlak naast lag en waarde marinewerf was en waar men ten- waar de marinewerf was en waar men ten- lag het groote yzeren droogdok, daar waren de werkplaatsen, daar hoorde men timmeren en siüeden en het gezellige geluid van breeu- wenl daar was den geheelen dag leven en beweging, daar waren de honderde Chinee- sche werklui aan hunne bezigheden en daar werd geen uur geluilakt En 's avonds zaten die menschen met hunne vrouwen genoeg lijk in hunne kwalyk-riekende kampong en wandelden de Europeanen twee of driemaal het eiland rond, om dan, de officieren en ambtenaren, telgen half zeve^ 'in' de sociteit ,3ust" neer te stryken, aan de kletstafol, met een glas yswater of een koud biertje, tegen dat de „trommel" van het Departement der Marine kwam, met de stoombarkas. En dan werd daar braaf gemopperd en gecriti- oeerd als „ze", aan het Departement, weer dit hadden bepaald of „ze" weer dat hadden uitgevonden! Maar dat gekanker duurde ge woonlijk niet lang, men had behoefte aan een gezellig praatje na een warmen dag en onder het genot van een bittertje en een T>«rtti biilard, bleef men genoeclük bij elkaar tot men om acht uur, in de verte, van den kant van Batavia „pockoei boem" het nachtschot hoorde! dan ging iedor zijns weegs, naar huis of schip ca was de dag taak weer afgeloopen. Ja, Onrust was een ge zellig eiland, al was het er warm en koort sigen thans is het ©en verlaten wilder nis, R. I. P.ü Maar ik zou dan van de „Hendrik" vertel len, die kolen lag te laden op Kuipertje. Daar haddey we dan een jongmensch aan boord', die het in zyn marine carrière nog niet verder gebracht had dan „jongen". Hy kwam van de opleiding, maar men had hem, by het verlaten daarvan, niet eens tot licht matroos kunnen bevorderen vanwege zyn méér dan buitengewoon slecht gedrag. Het was eenvoudig een beest! een booswicht, waar niets mee te beginnen was. Hy heet te.ja, Ik weet zyn naam nog wel, maar misschien is hy wel ergens ln het gevang ge storven of opgehangen of misschien ook wel is hy later een nuttig lid der maatschappy eworden, en in bedde gevallen zou het pu- llceeren van zyn naam niet aangenaam zlln.zoodat ik nem maar Pieterse zal noe men. Pieterse dan was een brandal, een el lendeling, een echt „loeder". Hy voerde aller lei kattekwaad en gemeene streken uit, was hinderiyk voor zyn kameraden en zoog zyne superieuren het bloed onder de nagels weg. Hij had alle disciplinaire straffen reeds dub bel en dwars doorloopen, zat in de provoost of in de „klas", maar had zich tot nu toe buiten het gevang weten te houden. Zyn meerderen wisten niet wét met hem te be ginnen, goede woorden hadden ook niet de room, waar hy leest, geschreven ln de kolen stof met een dikken vinger: „Ik mag lijen dat de kolonel dooddonderf' en daaronder „Pieterse" 111 Het tevreden gezicht van den kolonel ver anderde in een oogonblik! hii werd doods bleek, een onweersbui kwm in hem op en hij kon byna niet spreken van drift toen hij zei: „zie je dat.eerste officier.zie je dat???.... laat die jongen onmiddellijk hier komen!" Pieterse werd op gefloten -en kwam een ©ogenblik later op het halfdek, vuil, zwart en transpkeerend van het kolenladem, maar uiteriyk kalm. En' toen kreeg hy er van langs! In woe dende bewoordingen bracht de kolonel hem zijn gedrag onder het oog, hy schuimbekte byna door de baast waarmede hy sprak, hy maakte Pieterse uit voor al wat leelyk was, hy had er nu genoeg van, hy zou hem voor den Krijgsraad halen, hy 'zou hem naar de gevangenis zenden, bij zou.... ja, ik weet heuscb niet meer wat de kolonel in zijin drift zou doen, maar dat het uit was met Pieten^ was duidelijk. Ondertusschen stond deze patiënt, met een gezicht alsof hy geen tien kon tellen, te wachten tot de kolonel 'klaar was en toen deze, na een poosje, werkelijk niet meer kón, zei Pieterse: „Kernei, eeni woordje alsjeblieft? „Wel wat heb je monster.wou je „Wel Kemel zei Pieterse U zeit nou als dat ik dat gedaan heeft, maar U begrijp toch wel dat éls ik het gedaan had ik er me naam niet onder had gezet!! De kolonel stond paf! en de eerste offi cier niet minder! Zoo'n brutaliteit hadden ze nog nooit bijgewoond! Maar Pieterse Meld vol dat hy „van niets af wist," en daar er geen bewijs tegen hem te krijgen was, en de kolonek toen zijn drift wat was ge zakt, weer voor rede vatbaar werd, ging Pietéree ongestraft naar vooruit.en kon hy weer andere lievigheden gaan verzinnen! Maar ondertusschen beval de kolonel hem Advocaat A. Dus je hebt je cliënt vrij gekregen?Op welke gronden eigeniyk? Advocaat B. Ontoerekenbaarheid, ami ce. Ik kon aantooneu, dat zijn vader sinds vele jaren ln een krankzinnigengesticht ver toefde. A. Maar dat is toch niet zoo?. B. Welzeker.... Als dokter!.... minste uitwerking op hem.Hy zou mis schien alleen gevoelig geweest zyn voor „laarzen", maar dat mocht helaas niet meer. Men begon werkeiyk te hopen dat h'j zich maar eens aan een van zyn superieuren zou veigrypen of dienst zou weigeren, dan raakte men hem kwyt.maar dat dit niet ge beurde, daarvoor zorgde Pieterse wel! Op dien goeden dag dat wy kolen lagen te laden op Kuipertje, komt de kolonel 's mor gens aan dek, informeerde naar den stand der werkzaamheden, hoort van den eersten offi cier dat het prachtig gaat en de kolen er over een paar uur wel „in" zullen zyn en is dan goed in zyn humeur.tot zyn oog valt op den gesloten koekoek van de long- naar! Wanneer men den naam van de auteur Charles Garvice uitsprak, deed men dat in den regel met 'n glimlach van geringschat ting. Zooals men dat in Engeland nog doet ten opzichte van b.v. Marlitt en izooals men dat ten onzenit zoo keurig doet ten opzichte van J. J. Cremer en alle andere van voor 'SO.... •Men smaalde 'n beetje op Garvloe. Maar 'n kwartier tevoren had men in de naaatiby- zijiulc „book office" of de een of andere straatshop z'n laatst uitgekomen deeltje ge kocht. En Garvice lachte mee. En ging door te schrijven voor kleine zielen en verliefde keukenmeisjes. Hy was een journalist van groot talent. Samen met Sir Arthur Pearson was hij ver honden aan „Pearson® Weekly". En hy pro beerde goede en mooie boeken te schryven, want hij w-as vol fantasie.... Totdat op een goeden dag waarschijn lijk vanwege den naakten bodem in de schatkist en langzamerhand ervarend dat goed en mooi werk weinig koopers vindt schreef hy ineens den roman': „Her Heart's Desire"! Het was iets voor menschen, die veel van aandoenlijke liefdesgeschiedenissen houden en voldoende goedkoope tranen in voorraad hébben als het eens 'n tijdje 'be roerd loopt met de hoofdpersonen Toen volgde een tweede product: „A Co- ronet of Shame". Daarna: „Love Decides".... Het bleef gaan als koek. Het was altyd hetzelfde genre een ver haal dat min of meer laag bij den grond be gon en eindigde in overdaad van titels en rijke salons! De oplagen vermenigvuldigden zich. Bin nen niet ai te langen tijd kon men Gharles Garvice's boeken in millioenen exemplaren tellen. Er was nog maar één novellist in ge heel Engeland, dié evenveel verkocht en wiens naam zelfs nooit naar Nederland is overgewaaid. Dat was Nat Gould een heel Kleinigheden. De wasohstellen in de slaapkamer reinigt men van den vetten rand, die de zeep daarin achter gelaten heeft door op een vochtige doek wat zout te nemen en daarmede den binnenrand uit te wrijven. Wanneer het trotsch alle voorzorgen ges beurt dat kinderen of grooten een scherp voorwerp hebben ingeslikt 'n knoop, 'n hoekig beentje laat hy of zy dan dadelijk beginnen slymerige dranken en spyzen te nuttigen in afwachting van den geneesheer. Alles wat in dit opzicht by de hand is is goed: melk, olie, bry> gekneede aardappelen, eto.. In den tyd van de sinaasappelen behoeven de schillen niet alg waardeloos te worden weggegooid. Behalvo dat men ze kan dro gen en daarna bezigen voor verschillende reukoffers, kan men ze ook dadelijk zonder verdere plichtplegingen ln de gevulde waschkom gooien gedurende den nacht! De schil van één appel is voldoende voor een vollen waschkom en geeft een heerlijk geu rig en huid verf rissohond waschwater. Het springen van lampeglazen ls te voor komen door deze 'glazen z.g. af te gloeien. Men legt ze hiertoe voor het gebruik ln een met sterk zout water gevulde bak of keteL Hierna brengt men de kook erin. Als het water 'n kwartier gekookt heeft, zet men wa ter met glas van het vuur en laat het geheel langzaam tot koud afkoelen. knap schrijver van sportboeken. En Garvice speelde ten slotte in la Bo- hame van Londen een aanzienlijke rol. Hier zeide by vam zichzelf: Nu moet men wel begrypen waarom ik eigeniyk te gen myn zin schryf: Toen ik in vroeger ja- eed ik f tig ti eb ik ren z.g. groot werk wilde schrijven 'eweldig armoe en liep al tegen de vi, u ik samen met u mezelf uitlach m'n eigen auto en 'n huis in de stad en een op 't land. Ik reis wanneer ik wil en waar heen ik wik Myn rechterhand kan veel doen zonder dat mijn linker het weet.,.. Ja nu zullen de latere menschen vermoedeiyk geen standbeeld voor my oprichten! Ik weet dat, maar ik verlang niet anders.Ik ben z.g. een product vain de materleeie wereld evenals gy allen!.... Maar dat wat lk diep ln mij heb, heb ik in my gehouden ook al hebt gy daarvan niets gemerkt!.... En zoo was het omdat het in het leven nooit andere is! Het wondere leven schept geen kunstenaars om ze vóór den tyd te laten verloren gaan.... Zy blijven, al ver worden ze voor het oog van de menigte tot misgewassen. Hoogstens kan het goddelijke nut van den kunstnaar voor d'e samenleving waarin hy geplaatst is verloren gaan maar dan is dat zonder uitzondering de schuld van de betreffende samenleving zelf! Zoo was het met Charles Garvice. Wan neer hii eens een enkele keer in de „Au- thors Club" een speech hield, was er niets te merken van zijn voor het lezend publiek pasklaar gemaakte taal. Dan integendeel glimlachte men niet schouderophalend, maar was gevangen door zijn ontroerende en diep ingrijpende woor denkeus Zoo was hy door de schuld van zyn omgeving geworden tot een kunstenaar, die een yzeren en beschermenden muur om zyn iunstenaarsschap had gebouwd, waardoor n-u maar 'by hooge uitzondering iemand een blik mocht werpen'. 't Juffertje Eerst in de groote gevangenis gebracht, was hij hort daarna getransporteerd naar het rijksgesticht omdat hij zoo vreemd deed! geen Kunstenaar! landingsplek samenBroeders met kara- L 9 9 9 I aan aan den schipper"en 'by dien man- I netjesputter was hy voorloopig in goede I handen! dat kón nog zoo in die dagen'!! Thijs. 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 Dr. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 9