TOrig"ueek
9:4\J'iS1^SAfrag6,1TOrd»-
m.
biesen, waarvoor dan de uitgeknipte lapjes
gebruikt kunnen worden. Op de heupen
hecht gij de voor- en rugkant aan elkaar en
zet daarop een mooie bloem ter afwerking!
Mocht u ten slotte'de sjawl niet hebben
dan is het nog niet zoo erg een eenvoudige
te koopen, In dit geval kunt u er Iedere
soort vcor kiezen* een kanten een be
schilderde een van bedrukt voille ninon
een van batikzijde of een gebrocheerde.
Welhaast iedere 13 voor dit doel geschikt!
Hebt u geen sjawl en wilt u er ook geen
koopen?
Welnu: Vier gifstof-paneeltjes op gelijken
afstand aan een b re eden heupceintuur be
vestigd en in de volle lengte over de rok
gehangen van voren afgesloten met een
vlamroode roos.maakt u ook ineens tot
een „Ballfahige" dame!
Er mogen natuurlijk ook zes paneeltjes
d.w.z. baantjes van gitstof zijn. Als ze
maar ter versiering rondom over de rok
hangen. De taille kan in dit geval geheel on
versierd blijven!
Het hierboven gereproduceerde plaatje
geeft eveneens een aardige eindversiering
aan op de alweer dezelfde onderjurk 1
Dit schuine deel van een taille, breede
heupceintuur en *rokpaneeltjes kan worden
gemaakt van zwart voille ninon en opgewerkt
met gitjes.
Echter spreekt het vanzelf, dat hetzelfde
ook kan worden gemaakt van ieder ander
in aanmerking komend materiaal, waarbij in
hoofdzaak rekening moet worden gehouden
met den eisoh, dat het luchtig en doorzich
tig is!
Tenslotte geef ik hierboven nog een uit
stekende mogelijkheid voor Ijfct geval de be
doelde onderjurk niet van zijde maar van
wollen stof gemaakt is.
Het hier gereproduceerde vest is uitermate
sierlijk in het dragen en als een bijzonder
fraaie „verluchting" te beschouwen.
Wanneer dit vest b.v. gemaakt wordt van
een doffe, zwarte zijde en dan geborduurd
met vlamrood en zilver, zal het zoo men
't noemt „rijk" aandoen! Langs den buiten
rand behooren houten kralen in de overeen
stemmende tint en twee galalitih knoopen
bij wijze van slidtlng!
En dit alles gedaan, hebt u in do oombl-
natie vest en onderjapon «en geheel om
trotscb op to zijn).
Vergeten muziekinstrumenten.
Ten behoeve van imiusdci twerd onenig in
strument uitgevonden, menige „verbetering"
bedacht, geprobeerd en geprezen, die weder
geheel in het vergeetboek geraakte. Men
heeft getracht den pianotoon te verbeteren
door dien, evenals Maas- en strijkinstrumen
ten dat vermogen, te laten aanzwellen en ver
minderen, en men bouwde daartoe speciale
piano's, die met strijkstokken werden be
speeld. In 1801 twerd een dergelijk instru
ment (vertoond, en zij, die het hoorden, zei
den, dat het geluid was van een strijkkwartet
van violen, alt en bas. Meerdere dergelijke
instrumenten izyn vervaardigd, maar het
publiek wilde er niet aan.
In vroeger eeuwen bespeelde men veel de
z-g. gla&hanmonica, de tonen van dit instru
ment njaakten op het toenmalig geslacht een
buitengetwonen indruk, en de Duitsche
schrijver Jean Paul maakt er ih een zijner
geschriften melding van. De componist
GLuck oogstte in 1746 en 1749 veel lauweren
door het bespelen van een instrument, be
staande uit 26 drinkglazen. Mozart heeft
voor harmonica, fluit, hobo, alt en violoncel
samen een Adagio en Rondo gecomponeerd.
Door een zekeren Cerveny zijn veel nieuwe
instrumenten uitgevonden, die echter mee-
rendeels in onbruik zijn geraakt. Wij noe
men ervan een sub-contrabas en een sub
contrafagot. Het eerste van deze koperin
strumenten gaat in de diepte tot dubbel-
contra O. Van het tweede zijn de kleppen
aangebracht op de manier van de pianotoet
sen. De componist Handel liet voor een kro
ningsfeest een reuzen-fagot houwen, die 16
voet lang was, doch niet kon worden be
speeld, omdat men daar inderdaad een reus
voor moest zijn.
In vroeger eeuwen, toen men niet overal
piano's voorhanden had, waren de virtuozen
vaak verplicht op reis te gaan met ©en z.g.
roispiano: een instrument, dat in elkander
gesnoven kon worden, en alzoo in de dili
gence weinig plaats innam. Uit die dagen
dateert ook de naaidoostvirginaal: half naai-
doost, half spinet, met een1 dunnen toon. De
hoümechanicus Ph, J. Milchmeyer, die van
1750 tot 1813 leefde, vervaardigde een plano
niet drie manualen, die honderdvijftig klank
combinaties veroorloofden. Aan de oude
piano's ontbrak het tegenwoordig pedaal.
Uit den tegeftwoordigen tijd dateeren piano's
met drie en zelfs vier pedalen: het piano-
kop,pel-pedaal is een uitvinding van den fa
brikant Noebe te Hamburgi Iedere voet moet
voor twee pedalen zorgen. Deze bunnen- te
zamen, of elk afzonderlijk, en in alle com
binaties, worden gebruikt. De pedalen ter
rechter, diskant- en baspedaal genaamd, hef
fen de demping van de piano voor de heLft
ieder op. Het eene pedaal ter linker vervult
het effect van het ons bekende „una oorda",
het andere, dat orgelpuntpedaal heet, heft
de demiping van de laagste bassnaren op.
Inderdaad zullen al deze pedalen het eiflfeot
bij het spelen vermeerderen, en de bediening
is niet zeer moeilijk.
Niettemin heeft ook deze nieuwigheid
geen sutjces verworven.
Een instrumentbouwer Hofman vervaar
digde in 1779 een dubbelvleugel, elk van twee
piano's, waarop twee piano-spelers, of, door
koppeling van de belde piano's, één enkele
speler vier klavieren kon bewerken I
De componist Berlioz, die in zijn Dainna-
tion de Faust nog al van sterk» effecten
hieftd hij gebruikt daar o. a. bazuinblazers,
die aan de uiterste hoeken der concertzaal
worden opgesteld liet in 1855 een reuzen-
contrabas construeeren, die alleen bespeeld
kon worden door een kunstenaar, die er niet
tegen opzag de bijbehfoorende ladder op en
al te Itoopen. Deze retuaenbas bevindt zich
thans in het instrumenterimuseUani van het
Parijsche conservatorium
Zoo zouden wij nog meerdere instrumen
ten bunnen noemen, dies na een kortstondig
bestaan, weder in het vergeetboek geraken,
en ongetwijfeld zullen nog wel andere ook
worden uitgevonden.
ZONDERLINGE LOTGEVALLEN IN HET
DAGELIJKSCHE LEVEN...,
Het ontslag!
Een min of meer fatterig jongmensch
kwam op zekeren dag tot de onaangename
ontdekking dat hij heelemaal aan lager wal
was. Maar overtuigd van zichzelf, dat hy
een geweldige moreele moed bezat en over
wegende dat het allerbeste voor hem een
z.g. nieuw vaderland zou wezen, besloot hij
de stoute schoenen aan te doen en te probee-
ren Amerika te bereiken. Begrijpelijkerwijs
ontbrak hem echter voor deze tocht als pas
sagier eerste klasse het noodige geld. Hij
zou het dus moeten probeeren door middel
van een baantje aan boord!
Nn daar zag hij heelemaal niet tegen' op!'
En werkelijk begon hij zijn geluk te be
proeven van het eene schip naar het ander.
Eerst als hofmeester, maar dat lukte niet di
rect. Toen daalde hij een stapje en sollici
teerde voor kok. Ook dat ging niet voor
spoedig. Kellner ook niet.Steward.-.
Neen.
Officier dat ging niet dat begreep hij
ook wel, want die men-schen hadden eerst
van alles en nog wat geleerd en dan begon
nen ze van onder op.
Dus moest hij het al lager probeeren. En
werkelyk gelukte het den ijverigen maar fat-
terigen jongen man eindelijk een plaats te
krijgen op een van de mailschepen als.
stoker.
Enfin: Het was er maar om te doen om
in Amerika te komen 1
Met een breed gebaar teekende hij den
monsterrol, kwam op den dag van vertrek
aan boord en werd na de gebruikelijke plicht-
pegingen door den chef-machinist naar be
neden verwezen,
Drie dagen lang zag deze hem niet terug,
maar op den vierden dag, terwijl hij wandel
de over het promenadedek, kwam hij naar
zijn vermoeden den jongen man tegen-, keu
rig gekleed in een sportkostuum en een zee
kijker over den schouder gehangen.
Vergiste hij zich niet?.... Neen het
was de jonge stoker!
Zeg eens jonge man.begon hij.
wat voer jij hier uit?.Weet je niet dat
je plaats -beneden is anders voor in den
bak?.
De jonge man zag den chef-machinist ver
wonderd aan en klopte hem daarna op den
schouder:
O! zei hij met welwillend gebaar.
hebt u het dan nog niet gehoord, mijnheer
Ik heb mijn ontslag genomen!
zijn in werkelijkheid niet volkomen ondoor
dringbaar; in alle gesteenten komen sp1(*e"
en scheuren voor, terwijl nagenoeg alle klei
toch nog eenigszins doorlaatbaar ia Vooral
ook in den zeebodem dringt het water onder
belangrijken overdruk door.
Os deze wijze wordt steeds meer water aan
den\ringloop onttrokken; op groote diepte
gaat het in waterstof en zuurstof over.
De schrijver ziet dan ook de toekomst zeer
somber in! „Ein Trunk Wasser wird sehliesz-
lich kostbaarer werden als ein Klumpen
Goldes, und nach erbitterter Kampfen wer
den die letzten Menscheh am Rande des
letzten Tiefbrunnens' verschmachten".
Droogt de aarde uit?
Een dronk water kostbaarder dan een klomp goud.
Het Polytechn. Tijdschr. ontleent aan
„Pumpen und Brunnenbau, Behrtechnik",
1922, een beschouwing van prof. Dr. Axel
Winckler over den steeds verminderenden
waterrijkdom op en nabij de aardoppervlakte.
Als bewijzen voert hij aan: de omvang der
zeeën wordt geleidelijk kleiner, hooge berg
toppen van thans waren vroeger eilandjes in
den Oceaan; de rivieren worden smaller en
onbeduidender, getuige de thans land ge
worden oerstroomdalen; zelfs in den loop der
laatste honderd jaren worden steeds meer
rivieren geleidelijk onbevaarbaar, meren en
zeeën drogen uit Maar ook de -grondwater
standen dalen; artesische bronnen weigeren
op den duur haar milde gaven, steeds meer
daalt de grondwaterspiegel, waarvan de
schrijver eenige voorbeelden aanhaalt.
Als verklaring van deze verschijnselen
neemt Prof. Winckler aan de geleidelijk
voortschrijdende afkoeling van de aardkorst
volgens de theorie van Kant-Laplaoe; deze
korst kan daardoor meer water bergen; de
zoogenaamde „ondoordringbare lagen" die
den bodem der grondwaterstroomen vormen,
De Bruinvisschen.
De bruinvisch is een bekende verschijning
aan onze kust Dikwijls kan men ze, dicht
by de glooiing van den zeedijk, zien, en al
tijd zyn er dan groote scholen bij elkaar.
Het blijft altijd interessant die visschen
in hun evoluties gade te slaan. Omdat het
zoogdieren zijn, kunnen ze niet buiten fris-
sch» lucht en moeten dus af en toe naar bo
ven komen om een hap daarvan mee te ne
men.
Duidelijk kunt ge dan ook, wanneer de
visschen niet al te ver uit den wal zyn, het
uitblazen der afgewerkte en het inademen
van frische lucht, aan het snuivend geluid
dat ze daarby maken, waarnemen.
Meestal zwemmen ze groepsgewijze, want
het schijnt een visch te zyn, die van gezel
ligheid houdt.
Soms ziet ge alleen den rug met de daar
op voorkomende vin boven water komen om
die dadelyk weer te zien verdwijnen. Het is
dan net alsof de bruinvisschen rond hoepe
len in het water.
Ook gebeurt het, dat ge een poosje, zoo
ongeveer een drie- viertal seconden slechts
de rugvin alleen boven water ziet steken.
Het is dan net alsof het dier voor zijn ge
noegen een oogenblik aan de zee oppervlakte
komt uitrusten van de vermoeienissen der
buitelingen, die het een poos tevoren op
eenige mylen afstand heeft gemaakt.
De bekende schrijver Brehm zegt im zyn
groot werk ,3et Dierenleven", dat de robben
onder water rusten, doch doordien ze niet
buiten frissche lucht kunnen, móeten ze zich
minstens om de drie minuten naar boven be
geven om lucht te scheppen. Die beweging
geschiedt onbewust.
Iets dergelyks schynt by de bruinvisschen
ook het geval zyn.
Als we slechts de rugvin zien en die en
kele seconden boven water zichtbaar blijft,
is dat vermoedeiyk toe te schrijven aan den
slaaptoestand, waarin de bruinvisch zich be
vindt.
Vaak gebeurt het, dat de kop, daarna de
rug en de horizontale staart van de bruin
visch boven water zichtbaar zyn.
Je hoort dan forscher het gesnuif, je ziet
dat de rugvin bruisend het water doorklieft.
Het water is dan heftig bewogen en je merkt,
dat de bruinvisch haast heeft en dat hy
zich bUjkbaar geen tyd gunt om adem te ha
len, omdat hy achter een school haring of
geep of ansjovis of welke soort van visch
dan ook, aanjakkert. Doch het moet, het
moet. Hy moet even boven komen, hoewel
hy zich daarvoor den tyd niet gunt, want
heerlyke happen gaan in zoo'n moment ver
loren.
Soms zie je hem geheel boven water uit
springen, wel een meter daarboven. Je ziet
zyn witte buik, zyn glanzend hruin korpus
met zyn geweldige staart. Hy plonst weer in
het water, dat alle kanten heenspat. Hy is
in spannende jacht achter de visschen.
Tijd om adem te scheppen, heeft hy niet.
Hy wacht zóó lang, tot het laatste restje
lucht byna is opgeteerd. Dan, met een for-
sohen klap van zijn horizontalen staart, slaat
hy zich naar boven, met zoo'n geweldige
vaart, dat hy ver boven het water uitspringt.
Dat is wel het alleraardgiste om te zien.
Als op ©en mooien zomerdag, als de zee spie
gelend glad is, zoo overal van die snelle
zwemmers ver boven het water uitschieten,
terwyi by hup neerplonsen het water hoog
opspat.
Go kunt er van verzekerd zyn, dat er dan
heel wat visch als prooi aan die duikelingen
hloot staat.
Dikwijls ziet ge, dat twee bruinvisschen
tegeiyk. boven water komen. Ze duikelen ge
zamenlijk weer weg en even daarna komen
ze, snuivend, gebjk weer boven. Ze zwem
men zy aan zy en hooren by elkaar. Ge kunt
er dan van op aan met moeder en dochter of
moeder en zoon te doen te hebben, want
heel lang, wel een jaar lang, krijgt het kind
de opvoeding van moeder bruinvisoh, voor
het op eigen houtje zyn weg door de water
wereld zoekt.
Ze houden er ook van, om een sohip in
groepen, myien lang te volgen. Dan zwem
men ze voor den boeg van het schip, duiken
er onder door, buitelen boven water ei vóór
over.
Blijkbaar hebben ze dan geen bepaald
doel; alleen is het iets van spelenvaren wat
ze uitvoeren en een demonstratie van hoe
nietige snelheid de vaart van een schip is,
vergeleken by hun behendige zwemkunst.
Eigenaardig is wel, dat er geen jacht op
deze zeebewoners gemaakt wordt, hoewel ze,
evenals de robben, toch geweldige vischver-
slinders zyn.
Vermoedeiyk kan de opbrengst de moeite
niet loonen, want ook de bruinvisschen zul
len zich niet zoo gemakkelyk laten verschal
ken en alleen met stevige netten zou het mo-
geiyk zyn; omdat zoo'n knaap van een paar
meter lengte, heel wat kracht kan ontwikke
len.
Alleen in den oorlogstijd werd er wat meer
aandacht geschonken aan de bruinvisschen,
d.w.z. uit een oogpunt van geldwinnerij.
Toen toch had alles, wat maar kauwbaar
(eetbaar zullen we maar niet over spreken)
was, waarde.
Zoo'n bruinvisschencadaver werd toen in
brokken gesneden, ingezouten en zoo onzen
buren ter verorbering toegezonden.
Ik maak me sterk, dat ze daarvoor ook
nu feestelyk zullen bedanken en daarin heb
ben ze volkomen gelyk.
Als vroolyke kwant op de zeeën zie ik den
bruinvisch gaarne, want van zyn verrichtin
gen kunnen we tenminste iets gadeslaan
zonder daarvoor naar een aquarium te gaan.
Modern.
Mevrouw: Maar beste Emma je hebt van
deze maand werkelyk al voor meer geld ge
broken, dan je loon bedraagt! Hoe wil je
dat ik je dat allemaal van je geld zal af
houden?.
Dienstbode: Als u ime eens wat meer loon
gaf?.Wat denkt u daarvan mevrouw?
De optimist!
Hotelhouder (woedend).... Mynheer hoe
krijgt u het in uw hoofd om in mj]n hotel
te komen en notabene een dozyn oesters te
bestellen en op te eten, terwyl u twee dub
beltjes in uw zak hebt?.
De Gast: ....Ja mynheer.... ik zal 11
zeggenom n de waarheid te zeggen
ik hoopte om misschien in een van de oesters
een parel te vinden, ziet u!.
Dokter: Ziezoo hie® heb je een recept.
Laat dat klaarmaken en neem iederen
avond een eetlepel op vier eetlepels water.....
Patiënt: Kan ik niet 'n beetje minder wa
ter nemen.... We hebben geloof ik in 't
geheel maar dxia lepels.
De Gevolgen.
Mevrouw Streng eïschte altijd onmiddel
lijke gehoorzaamheid van haar onderge
schikten en van haar kinderen. Tegenspre
ken was haar een gruwel.
Onder deze omstandheden was het eens in
de vacantie, toen er logees over waren, dat
de lucht ineens begon te betrekken en er
snel een onweer in aantocht was. Aangezien
het een gewoonte was by mevrouw Streng
om veel te profiteeren van het groote platte
dak boven de huizen, stond natuurlijk het
valluik hiervan byna geregeld open. Nu ge
bood mevrouw Streng met het oog op de
bui, aan haar zoontje het luik te gaan slui
ten. Deze ging naar den zolder, maar keerde
terug.
Moeder.begon hij.
Wat is er viel mevrouw In de rede.
Heb je 't luik gesloten?.
Neen, moeder, want.
Geen wanten.Heb je gesloten?
Neen want.
Jan! ga 't luik sluiten.asjeblieft.
Ja,'maar moeder.
Jan!!!!!
Jan klom de trappen op en sloot het luik
en maakte de haken vast. De bui was er aL
De storm gierde en vliegende regenvlagen
sloegen omlaag.
Na ongeveer een uur was de bui eindelijk
voorby en was tegeiyk het theeuurtje aan
gebroken. De familie verzamelde zich in de
serre.
Op eens zei mevrouw Streng verwonderd:
Waar zit tante Anne toch in 's hemels
naam?.
En Jan antwoordde:
Op 't dak, moeder.
Gelukkig maar.
Mies en Wim waren samen aan 't varen
op het groote meer en in een kleine kano.
Wim was een aardige, slanke jonge man en
Mies een alleraardigste bakvisch.
Wim had er aardigheid in Mies eens wat
men noemt aan den tand te voelen.
'n Aardig ding, vindt je niet Mies?
vroeg hy.'n aardig ding, deze kamo.
Schattig! riep Mies nit.
Ben je er niet hang in?
O, nee ik vind 't zalig.gewoon
zalig.
Maar ze heeft een groot gebrek, deze
kano vertelde Wim.
Is 't werkelyk?.En dat is? in
formeerde Mies.
Dat zal ik je zeggen: Als je in deze
kano naar achteren wil gaan tot b.v. waar
jy zit.... ikzal zeggen als ik jou
n zoen zou willen geven, zie je.dan zou
ik dat niet kunnen want dan zou de kano
oogenblikkeiyk duiken en omvallen en we
zouden in 't water liggen.
01 jee.riep Mies.stel je voor.
Toen zweeg ze. Ze zweeg zelfs lang en
Wim vond dat hy niet veel aardigheid van
zyn plagerij had.
Maar toen sprak Mies weer en ze zei zacht
Vindt jy zwemmen niet zalig, Wim?
Ik hou dol van zwemmen en ik kan 't geluk
kig heel goed.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
1. Ooievaar, otter, oever, ivoor, emmer,
vader, akker, adder, rijmer.
II. Zeven is hier het meervoud van zeel
(Ook oplossingen als 7 halven 7 halven
7 heelen of 7 heelen 4- 7 nullen 7 ziin
goed.)
Goede oplossingen van beide raadsels ont
vangen van:
6. B.; F. en M. B.; P. en A. D.; M. D
A i M- S- de G.; W. G.; H. H
r f ;A«n.w-K' C- en GK-I H- v- d- K-
J. K; D. M; M. M.; M. D.; F. G. v. P.; J. v. d.
P.; A. v. 8.; J. G. S.; K. V.; A. en W. de Z,
Nieuwe raadsels.
L Welke namen van hoofdsteden van
Europeesche landen leest ge hieruit:
L d, r, a, i, m, d.
2. b, r, e, s, s, u, t, t, g, r, e, p.
ó- g> n» o, e, k, e, h, p, a, n.
Tiwiitgeheel is een onderdeel van de
78'»1 o o' .is een lichaamsdeel.
8. 9, 2, t ia een kostbaar iets.
DE TWEE BROEDERS.
Er waren eens twee broèders, die, toen
ze nog kinderen waren, altijd samen speel
den, naar school gingen, aten, dronken1 eri
sliepen. Haast nooit zag men er een alleen:
ze waren onafscheidelijk en hielden dolveel
van elkaar.
Maar toen ze volwassen waren' en het tijd
werd, dat ze hun eigen brood gingen ver
dienen, zeide de oudste broeder tot den jong
ste: „Kies zelf het beroep, dat je 't liefste uit
oefent en God zegene je keuze, maar ik ga
dadelyk naar het Hof van den Koning, want
niet lijkt me zoo goed en mooi als den Ko
ning en myn land te dienen."
„Ik hoop van harte, dat het je goed mag
gaan," zeide de jongste, ,,'k zou ook heel
graag myn land en Koning dienen, maar
ik ben veel te dom om aan het Hof te ver-
keeren. Een hoef smeden van gloeiend
yzer, het vuur hoog op laten vlammen en
het aanbeeld laten klinken, dat kan ik het
best en daarom word ik net als vader een
smid."
Nu omhelsden de broeders elkander har
telijk, zeiden elkaar vaarwel met tranen' in
de oogen en gingen huns weegs, Daar het
Hof van den Koning ver weg was van de
smederij zagen ze elkander in verscheidene
jaren niet
De oudste broeder reed naar het Hof en
bood den Koning zijn diensten aan. Hy
werd in dienst genomen en bleek zóó flink
en eerlyk te zyn, dat het niet heel lang
duurde, eer hy tot een van Konings raads^
lieden benoemd werd.
En de jongste broeder bouwde een sme
derij aan een grooten landweg en werkte
daar vroolyk van den vroegen morgen tot
den laten avond. Hij werd de „sterke smid"
genoemd, omdat hy zoo sterk was en de
„eerlyke smid", omdat hy niemand ooit meer
liet betalen dan het werk waard was en de
„meester smid", omdat er geen smid zoo goed
en zóó vlug als hy een paard kon beslaan.
En altyd wanneer hy aan het werk was,
scheen zijn hamer tot hem te zingen:
„Al wie hard werkt met hoofd en hand,
Die dient zijn vorst en vaderland."
U.
Op zekeren dag ontving de Koning van
het land, waar de twee broeders woonden,
bericht, dat de Hertog van het naburige land
vertoornd was op hem en zyn volk en een
oorlog zou gaan beginnen.
Sommige van 's Konings rvdslleden rie
den hem aan, zyn leger by elkaar te roepen
en onverwachts het hertogdom binnen te
rukken. „We moeten den hertog vóór zyn".
zeiden ze. Maar andere raadslieden wilden
liever den vrede trachten te bewaren en on
der hen was de oudste broeder, in wlen de
Koning veel vertrouwen stelde.
„Laat me, bid ik U, naar het kasteel van
den Hertog rijden," zoo sprak hy tot den
Koning. „Dan kan ik van hem zelf hooren
of hy vriend of vyand is. Er wordt zooveel
verteld, wat niet waar is en het is gemakke-
lyker den oorlog te beginnen, dan er mee
te eindigen."
Dat vond de Koning heel best. „Maar als
je by het luiden van de avondklokken op
den dag voor Kerstmis niet terug bent," zei
hy, „dan zullen zy die oorlog willen hun zin
hebben1". En daarmee moest de raadsman te
vreden zyn.
Dag en nacht reed hy door naar het kas
teel van den Hertog en nadat hy met den
Hertog gesproken had, aanvaardde hy on-
middellyk den terugtocht. Weer reed hy dag
en nacht door om vroeg genoeg terug te zyn.
Maar de weg was lang en de hevige storm
had de meeste wegwijzers omver geblazen.
En hoewel hy nooit sliep of aan een tafel
at, was hy in den vroegen morgen van den
dag voor Kerstmis nog ver van het paleis.
En wat nog erger was, op een eenzaam ge
deelte van den weg, ver van een dorp ver-
wyderd, verloor zyn paard een hoefyzer.
Hy stapte af en' schreide met bet hóófd op
liet zadel gebogen. „Wat moet 'k beginnen?
Zonder hoefyzer kan mijn p"rrd niet verder.
Zonder paard kan ik myn ko^'rp g^en goede
berichten brengen. Zonder g'rde berichten
rukt nog vanavond het leger de grens over."
De arme man was wanhopig. Waar moest
hij om hulp gaan?
Hl) kon niet vooruit zien, want de zon
was nog niet op. Ook kwam er geen andere
reiziger langs den weg. Maar plotseling hoor
de hy verrast op. „Kling klang, kling, kling,
klang, kling" Dat kan alleen een smid zijn,
riep hy verheugd uit en ging op het geluid
af. En jawel, al gauw bereikte hy een sme-
dery. „Smid, als Je vorst en vaderland lief
hebt, besla dan myn paard »oo gauw je
maar eenigszins kunt."
Toen de zon opging was het paard besla
gen en de ruiter zat. al weer in het zadel met
zyn beurs in de hand.
Maar de smid wqu geen geld hebben.
"Mijn Vaderland en den Koning te kunnen
dienen is my meer waard dan geld," zei hy
en hy richtte zyn sterke gestalte hoog op
en keek 's Konings raadsman in de oogen.
En toen in het eerste licht vanden mor
gen zagen beiden, dat de ander zyn broeder
was. „God zegene je, broeder," en „God
helpe je, op tyd te komen" was al wat ze nog
konden zeggen. En weg holde de raadsman,
nog lang nagekeken door den smid.
Het paard, dat in de paar uren oponthoud
wat uitgerust was, reed. nog harder dan te
voren en juist, toen de avondklokken be
gonnen te luiden van het paleis, zag "de
torenwachter den boodschapper aan komen
stuiyen over den weg. Nog vóór het luiden
geëindigd was, stond hy voor de poort en
gaf den Koning, die hem al tegemoet kwam,
de goede tijding: ,J)e Hertoe w^^bt U en
wen niets dan vrede en voorsneed toe!"
De Koning en het heele Hof met hem was
zeer verheugd.
De Koning ]i©fc dadeiyk mon'» VWren en
een gouden keten voor den randsman halen
6iui beurs met goud in zijn hand
giyden. Maar de oudste broeder wilde niets
Vflndat alles voor zich alleen hebben.
„Vat ik ook gedaan zou hebben," zei hy:
„Ik zou te laat zyn gekomen, als niet miin
broeder, de smid, mij dadeiyk had gehol
pen." s
„Twee goede dienaren zijn meer waard dan
eém, zei de Koning en hy liet den jongsten
oroeder halen, om hem ook te knnnen be-
danken. En hy ontving dezelfde geschenken.
En de beide broeders leefden nog lang en
gelukkig, elk met zyn eigen werk.