dit vlechtwerk zoo breed en zoo «mul kan
doen zijn als men dit zelf wenscht.
De eenige eisoh ia.,., dat het voor allee
smaakvol wordt!
Een zeer mooi specimen van vlechtwerk
vond ik in bovenstaande teekening. Het is
een oostuu>m van neger bruin laken. Het
schouderstuk van de cape, zoowel als het
lijfje der japon bestaat geheel uit donkerbruin
en gevlochten zijden bandfluweel van onge
veer 6 cM- breed. Behalve dit zijn de verticale
dus staande bandfluweelen van het lijfje op
een zoodanige wijze afgesneden, dat zij nog
een paar cM. tot over den orderkant van de
rok neer hangen. Dit is op ei', uzelf een lange
en breede franje geworden.
Een op de boven omsohreven wijze ge
strengelde ceintuur van bruin koord, saam-
gevat door eenige galalith gespjes, voltooit
dit buitengewoon smaakvolle geheel,
HOE ZIET DE WERELD ER TEGEN
WOORDIG UITP?f
Hel „waan-ldee" van het witte voedsel.
Het populair tijdschrift, gewijd aan de be
langen der volksgezondheid: „De dokter in
huis" schrijft onder bovenstaanden titel o.a.
het volgende:
Toen gedurende den oorlog het witte
brood (uit tarwemeel zonder zemelen gebak
ken) van menige tafel verdween en in plaats
daarvan het bruine brood (uit tarwemeel met
fijngemalen zemelen) en het zwarte brood
(uit meer of minder gemalen roggemeel)
verscheen, verklaarden de artsen terecht, dat
dit over het algemeen zoo weinig gewaardeer
de donkere brood veel meer voedingswaarde
heeft, dan het geliefkoosde wittebrood.
Dat deze voorliefde voor „wit voedsel" een
der grootste dwaasheden van den modernen
tijd is, toont de Engelsohe physioloog Ohar-
les Sisley in een brochure aan, waarin hij
„het waanidee van het witte voedsel'1 be
strijdt
Het onnatuurlijke witte van ons brood ont
neemt aan het voedsel een groot deel van
zijn kracht en natuurlijken smaak. De art
sen verklaren, dat het witte brood voor me
nige ziekte verantwoordelijk te stellen is; de
tandartsen zeggen, dat het bruine brood en
roggebrood voor ons gebit veel beter zijn.
Dezelfde manie voor het. witte heeft aan
de voedingswaarde van de suiker zware
schade berokkend. De oude bruine suiker, die
onze grootouders zoo goed smaakte en waar
bij zij zioh wel gevoelden, is heden verdwe
nen en menigeen leeft In het geloof, dat
het witte de natuurlijke kleur van den suiker
ls. Toch ls dit geenszins het geval, want de
vlekkeloos uitziende suiker wordt door een
rafflnade-prooea bewerkt, dat vele van de
voor den tuensch nuttige eigenschappen van
de suiker wegneemt.
Even zoo staat het met de mooie witte rijst,
De rijst, met haar natuurlijke bruine kleur
bevat belangrijke voedingsstoffen, die voor
don bouw van het menacheihke lichaam noo-
dig zijn. Door het gebruikelijke polijsten ter-
wille van het vooroordeel tegen de bruine
kleur wordt de rijst van haar belangrijke mi
nerale bestanddeelen en vitamen beroof*
waardoor zij aan voedingswaarde verliest.
De rijst speelt de grootste rol bij de voeding
der Oostersche volken, doch welbegrepen de
rijstkorrel in zijn geheel met do zaadhuid en
de zaadkiempjes.
De Indiërs en Chineezen zouden zonder
twijfel weldra bezwijken als zij van de witte
gepolijste rijst, die ze bq ons kunnen koopen.
moesten leven.
Zoo worden dus drie belangrijke bestand
deelen van ons dagelijksch voedsel van hun
beste krachten beroofd om onzinnige redenen
Het biljet van tienduizend mark.
Onder dezea titel vermeldt de Berlijnsche
«orrespondent van het Handelsblad een
tragi-komische geschiedenis, die duidelijk il
lustreert het algemeen tekort aan wisselgeld
en de groote lasrt die daarvan het gevolg is.
Op een bankinstelling stond, aldus ver
telt hij, een dame op leeftijd met een billet
van tienduizend mark, dat de bankbeambte
niet kon of wilde - wisselen. De corres
pondent wilde de oude dame helpen, zonder
er evenwel aan te denken, dat ook hij niet
meer dan tienduizend mark aan klein geld
bezat. Wat de gevolgen waren verhaalt hi,
aldus:
Dus wisselen.
Maar bij wien? Tn 'b sigarenwinkel zou ik
desnoods voor drie, vierhonderd Mark rook
waar kunnen koopen die kon ik altijd ge
bruiken en sigarenhandelaars peiger
nog al eens hun vaste klanten aan klein gele
te helpen.
Probeeren dus.
De man. achter de toonbank is van een
roerende welwillendheid. Hij schijnt opper
best geslapen te hebben en legt met z'n
Hamburger sigaar z'n aller-rozigste humeur
voor me neer.
Kt ga opzettelijk iets boven m'n voorgeno
men inkoop, om den man in dit rozig hu
meur te sterken, en leg dan vlug, quasi
onverschillig, m'n biljet van tlenduloznd
Mark neer.
Hij kijkt er even naar, glimlacht droevig,
schuift het dan resoluut naar me toe, klapt
de sigarenkistjes dicht en zegt tot den vol
genden klant:
„Und Sie, Herr? Wenn ich bitten darf.
Ik loop naar den overkant, naar den krui
denier, en koop twee flesschen likeur, wat
de overdadig-luxueuae uitgave van M. 800.
beteekenl
Ook hier mislukt het:
Ik verlaat dein vriendelijken man met tien
duizend mark in de hand en twee flesschen
likeur rijker.
In de volgende winkels ben ik voorzichti
ger en begin aldus: „Ik zou graag dit of dat
by u willen koopen. Maar ik kan u slechts
een biljet van 10,000 in betaling aanbie
den. ,s
Het resultaat is verrassend. Men kijkt me
zoo beleedigend, zoo uitdagend, of zoo totaal
negeerend aan, dat me de moed in de schoe
nen zinkt. En omdat de tijd begint te drin
gen, neem ik een taxi naar het Centrum
ondanks 300 X 3 X vredesprijs. Ik schat,
al rijdend, dat dat grapje 1800 mark zal kos
ten. En wat te beginnen, als de chauffeur
geen achtduizend kan teruggeven?
Hij kan 't niet. 't Is z'n eerste ril
Ja, hoe dan, wat dan?
In normale omstandigheden loop je naar
de eerste de beste winkel en wisselt. Maar
daar heb ik nu eerlijk gezegd glad genoeg
van! We kijken elkaar verlegen aan. Ik
zal hem 'n pand moeten geven, m'n pas of
zooiets, of door moeten rijden naar 'n restau
rant. Wat weer 'n paar honderd Mark meer
kost.
Ik begin langzaam maar zeker 'n wrok ïe
koesteren tegen de oude dame aan de bank.
Ze had dat kleingeld niet van me mogen
aannemen. Dat was immoreel.
Dan laat ik mijin pas in handen van den
chauffeur achter, met mijn adres en de be
lofte van een extra-fooi. En ik ga te voet,
anderhalf uur, naar huis terug om tenminste
geen al te malle onkosten te maken.
Ik bel tien, twaalf vrienden op, of ze.
wisselen kunnen.
Ze lachten me uil en Tragen: „gaal overi
gens alles goed?"
De man van de likeurflesschen komt met
de rekening. Als hij het biljet van 10.000
ziet, neemt hij de flesschen weer mee. Hij
is beslist welopgevoed, anders had hij me
stellig iets naar 't hoofd geworpen.
s Middags vertelt me eein bezoeker, dat
e „hier en daar" wel zoo'n biljet gewisseld
kunt krijgen, als je vijftig Mark extra be
taalt. Waar „hier e<h daar'1 is, kan hij (niet
nauwkeurig zeggen.
's Avonds hetzelfde: ln den schouwburg
kan hij niet komen, omdat men niet kan wis
selen.
En de schrijver waarschuwt aan hel slot
zijn landgeinooten, om niet zulke groote
briefjes mee te nemen, maar liever stapels
van dat vleze, beduimelde en waardelooze
kleingoed, waarvoor men iets koopen kan.
Intellect en Handenarbeid.
Een bankinstelling te Amsterdam wenscht
een jurist als intellectueel kantoorbediende
en biedt hem 1200 's jaars. Op denzelfden
dag huurt zij een schoonmaakster alleen
voor de avonden, die hetzelfde salaris be
dingt. Het goede mensch is overdag nog
stadsschoonanaakster en geniet als zoodanig
een salaris van 1550.
(Merourius.)
Professor zakte.
Naar wij vernemen heeft de Gentsche
Hoogleeraar in de Chirurgie, die in België
niet terug kan komen en zich hier te lande
wil vestigen, in Utrecht getracht het arts
examen af te leggen. De gewezen hooglee
raar is niet geslaagd, zijn kennis van de chi
rurgie in het bjjzondeaj was geheel onvol
doende. (Alg. Hbld.)
Konlngsprljzen.
De Italiaanache konihginnebljen worden
thans verkooht voor vijf gulden, oen hooge
prijs vergeleken hij dio van aekera andere
koninklijkheden ia Europa.
(Londen Opinlon.)
Wat een achterlijkheid.
Er wordt ln de Vereenigde Staten weer
opnieuw geageerd voor eeu Federale Eoht-
scheidingswet. Het blijkt, dat er nog eenige
achterlijke staten zijn waar de kosten van
een eohtsoheidlngsproees nog wel 10 dollar
beloopen en waar de betrokken partijen dik
wijls zelfs drie weken moeten wachten voor
de huwelijksband wordt ontbonden.
(Punch.)
We zfln helaas erfelijk belast.
Tb een oude kroniek geschreven door Wil-
liam Fitzstephen een Canterbury monnik (te
Londen- geboren), levend in den tijd van ko
ning Stepben (1191), wordt in het Latijn een
levendige beschouwing geven van een voet
balwedstrijd. Er blijkt dienaangaande weinig
veranderd te ziju. Ook het publiek was toen
al even enthousiast als thans.
(Weetal. Gazette.)
Onze tjjd vol verrassingen.
Ifaktum. De wed. v. d. Meer verzoekt aan
de menscben die haar dertienjarigen zoon
zich onrechtmatig toegeëigend hebben, deze
weer zoo spoedig mogelijk terug \te zenden
daar de slavernij is afgeschaft. Leve de vrij
heid. (Adv. NieuwabL r. Frieal.)
V nnrvllegendans.
Hel nieuwste Uk de „cigarettendans", een
wals, waarbij door alle dansers, dames zoowel
als heeren, cigaretten worden gerookt en het
licht in de balzaal wordt uitgedraaid. In de
duisternis der zaal is alleen het gloeien der
cigaretten te zien, hetwelk een alleraardigst
schouwspel oplevert. Alleen is, Eet een ge
vaarlijke onderneming wegens de lichtont-
vlamlnre toiletjes der dames.
(Weekly Dispatch.)
De Amerikaansche sterren- en strepenvlag
kwam het eerst in gebruik te Cambridge,
onder Washington, den lsten Januari 177(1,
In Juni van het daaropvolgende jaar werden
deze kleuren door het Congres aangenomen.
VAN DB KRANT EN DE
JOURNALISTIEK!
De schrijver Helps geeft in een rtlner
eestvolle werken eenige wenken ten beste,
Ie nog heden de behartiging waard zijn.
„Het is een betreurenswaardig schouwspel,
zegt hij, als men ziet, dat de pers gebruikt
wordt om den eenen stand tegen den an
deren op te zetten. Zij, die zich hieraan schul
dig maken geven voor, dat zij de rechten der
zwakkeren verdedigen, maar dit is een val-
sche voorstelling. Indien zy zich een voor
stelling vormen van hetgeen zij doen, zou
den zij hierdoor afgeschrikt worden van
hunne onedele pogingen. De pers kan zich
evengoed tot slavin maken van de massa s
als van de aristocratie en de tijdgeest is in
het voordeel van de eersten. Het treurig
ste echter is, dat geschriften, die de volks
hartstochten opwekken, den werkmansstand
zeiven zooveel kwaad doen.
Gaat het welzijn der werklieden ons ter
harte, dan zullen wij ons niet alleen beijve
ren om hun goed voedsel en behoorlijke klee
ding te verschaffen, maar dan zal men er
zich ook voor wachten om onredelijke ver
wachtingen bij hen op te wekken, hen on
dankbaar en ontevreden te maken. Bovenal
zal men er naar streven om hen op zich zei
ven te doen vertrouwen, en hen niet in den
waan te brengen, dat er een heilzame ver
andering in hun lot tot stand gebracht kan
worden zonder inspanning van hun zijde,
'iet zou ook dwaas zijn hieraan te verlan
gen. Die zich een waarlijk verheven ideaal
vormt van de toekomst onzer werklieden
zal hun niet lichtelijk iets voorhouden, dat
schade toebrengt aan hunne verstandelijke
ontwikkeling, al bracht hun dit ook dadelijk
eenig stoffelijk voordeel.
(S. Smiles in „Karakter^.
heilspellende zaken nog een minuut langer
in huis te houden.
De manie va» kapotrgooien werkte aan
stekelijk. Het aardewerk vloog in 't rond en
aan stukken op een manier, zooals zelfs de
vroolijke keuken op de kermis die niet kent.
Wegen, gangen en sloppen lagen bezaaid
met eet- en drinkgerei.
Den menschen die dwaasheid uit het
hoofd praten was natuurlijk vruchteloos.
Het bombardement, dikwijls gepaard met
gevaar voor rustige wandelaars, werd voort
gezet, tot er denkelijk niets meer over was
om offers te brengen aan dom bijgeloof.
Wat bleek nu later.
De teekena waren er, en dit ligt voor de
hand. te Maastricht door de firma „Regout"
in gebakken, het scheen een nieuw of voor
dien niet opgemerkt handelsmerk te zijn
Handige Arabieren nu, die met een reus
achtige groote partij aardewerk waren blij
ven zitten, hadden het praatje in de wereld
gebracht. Hadjies en anderen, die er voor
deel im zagen, hielpèn het verbreiden, zie
daar de geheele oplossing van het geheim
die even eenvoudig is, als de bedoeling dui
delijk.
Prachtige truc om van de lichtgeloovig
held van het volk te profiteeren.
Zijn we nu te Djokdja een herhaling tf
wachten van de dwaze comedie, die destijdr
in deze streken werd opgevoerd?
ZONDERLINGE LOTGEVALLEN IN HET
DAGELIJKSCH LEVEN.
De hond als buikspreker.
Een aan lager wal geraakte buikspreker
kwam met een mormel van een hond een
herberg binnen1 en vroeg om een glas bier.
Mij ook een glas bier zei de hond.
De herbergier keek verbaasd van den
rond naar den baas en vroeg: Kan die
ïond praten?
Natuurlijk kan die spreken, dat hoor
e toch wel. Kom schiet op met mijn glas
bier! zei de hond.
In steeds grooter verbazing deni hond aan
starend zei de herbergier:
En het lijkt maar een doodgewone hond.
Wilt u hem verkoopen?
Nou zei de buikspreker, erg breed
leb ik het niet, ik zou best een beetje geld
kunnen gebruiken. Maar voor een schijntje
geef ik hem toch niet. Wat is het dier U
waard?
Honderd gulden antwoordde de her
bergier.
En wal wilt u mei hel dier doen?
Ham op de kermissen laten kijken1.
Ja zei de huikspreker, die weer deed
of hij over het bod nadacht. Ik ben wel
genoodzaakt het aan te nemen.
Hij bukte zich, streelde den hond over den
kop en tilde hem over de toonbank.
—Is dat nou wel netjes, haas, dal je me
verkoopt? vroeg de hond.
Vaarwel, trouwe kameraad, zei de
buikspreker het spijt me, maar het moest
wel.
En toen de buikspreker zijn honderd gul
den had opgestreken eh zich hij de deur nog
even naar het dier omkeerde, als om het nog
een laatste afscheidsgroet te geven, zei de
ïond:
Ik laat ine hangen als lk nog ooil een
woord spreek.
En hij hield trouw woord!
Hafejie!
Hatsjie!
De professor tn 0e hoek van de kamer
niesde geweldig, maar zijn vrouw sloeg er
geen acht op.
Hatsjie!
Een tweede uitbarsting volgde.1 Weer deed
zijn vrouw alsof zij niets merkte. Maar den
derden keer kon de bezoekster zioh niet lan
ger inhouden.
Arme professor! Wat ls hij verkouden'!
Nee het is geen verkoudheid, het is
verstrooidheid antwoordde zijn vrouw, een
toornige blik naar haar man worpend. Ik
vroeg hem vanmorgen even op baby te pas
sen en toen1 gaf hij haar de peperbus om mee
te spelen, lnplaats van den rammelaar 1.
Dè'f ls ds reden!
Kleine Jan, die alles graag weten wil, was
op zekeren dag zijn moeder weer eens aan
het ulthooren. Toen de moeder hoopte, dat
lilj eindelijk eens wat zou ophouden, vroeg
hij ineens:
Moeder, waarom trouwde u eigenlijk
met vader?
Jan, ik trouwde met vader, omdat hij
me gered heeft toen ik bijna verdronk.
O, dan zal hel daarom wel zijn, dat va
der me altijd gezegd heeft, dat ik geen zwem
men moest loeren concludeerde Jantje.
(In een vestiaire gelezen.)
„Men wordt verzocht zooveel mogelijk klee-
ren af te geven'".
Hij: Kan niets je er ïoe bewegen van ge
dachten te veranderen en te trouwen?"
Zij: „Jawel, een andere man misschien.'1
Jansen: „Heb ik gisteren een paraplu laten
staan?"
Kapper: „Wat voor soort?'*
„Janeen: „O, dat doet er niet toe, ïk ben
niet kieskeurig.''
Kindermeisje: „Ik geloof, dat baby uw baar
heeft"
Mevrouw: „Lieve hemel! neem het 'tr
gauw af en laat het hem niet meer te pak
ken krijgen."
Pa, wat is wetenschappelijk koopman
schap?
Iemand een colbert-oostuum verkoopen,
wanneer hij komt om zioh een celluloid boord
aan te schaffen.
Geestelijke: „Weet je wel, jongen, waar de
kleine ongens heengaan, die op Zondag vis
sollen?"
Jongen: „Zeker wel, mijnheer, gaat u maar
mee, dan zal ik het u wel wijzen!"
Zij tol haar man, die een tijdje onder de
auto heeft gelegen, om deze te repareeren:
„Ik heb lntusschen den kleinen cylinder ge
olied."
Hij: „Loop naar de weerga met Je kleine
oylinde», het was mijn oor."
Hij: „Heb io het meisje mijn jas laten
schoonmaken?"
-Zij: „Nee, ik heb hel zelf gedaan. Sedert
die chauffeur haar de bons gegeven heeft,
kan zij de lucht van benzine niet meer ver
dragen.1"
Ella: „Zei Je niet, dal zij lw<w mannen wan
hopig heeft gemaakt?"
Bella: „Ja, zij heeft er tféü een blauwtje
aten loopen"
Ella: „En den anderen clan?"1
Bella: „Dien heeft zij getrouwd."
Mijnheer Jansen: „Er zijfn ieder Jaar viif
honderd olifanten noodig om biljartballen te
maken."
Tante Jeanne: „Wat vreemd toch, dat <1*
menschen die groote dieren hebben kunnen
leeren zulk fijn werk te maken."
Samen..1
A. Jullie staan samen ln rekening-courant
aan de bank, nietwaar amioe? Je vrouw en
jy?.
B. Juist ja samen.... Ik breng het
feld erheen «a mijn vrouw haalt 't van-
aan.
Dichter: Wel mijnheer wat denkt u nu
precies van myn laatste verzen?....
Uitgever: Wel het doet me byzonder veel
genoegen ts hoorsn, dat het uw laatste
zun.
Geheimzinnige teekens.
Uit Djokdja komt een bericht, dat op en
kele kleedingstukken, zooals hoofddoeken en
kains plotseling geheimzinnige teekens ver
schijnen en wel in den vorm van een kruis,
van welke kleur wordt er niet bq vermeld;
de bloedkleur lijkt anders wel de meest ge-
chikte, daar het teeken beschouwd wordt
als een bedreiging met allerlei ziekten en
rampen, die den drager boven het hoofd
hangen.
Het kruis zou er op zyn aangebracht door
den duivel, iets dat i priori al twyfelachtig
is, daar deze booze geest, die overigens alles
aandurft, een afschuw van dat teeken heeft;
hel is echter mogelyk, dat de duivel, zoo als
de inlanders zich dien denken, niet reageert
op het symbool der "Christenheid en mei
forsche hand de twèe lijnen aanbrengt, som
der vrees voor onheil.
In verband hiermede, willen we even in
herinnering brengen, zoo schrijft de Ma-
langsche Oosthoekbode, wat nu 'n kleine der
tig .iaar geleden plaats had in deze streken.
Plotseling verschenen op het aardewerk ge
heimzinnige, onleesbare teekens, die niets
goed heetten te voorspellen.
De angst en vrees was destyds zoo sterk
dat alle breekbare waar er aan werd onee-
offerd. Liever kopjes en schotels op straa
en aan gruzelementen gesmeten, dan die on
DE KONIJNTJES VAN DEN KLEINEN
KONING.
lens op een morgen, toen de kleine koning
ontwaakte, waren al zyn liefste konijntjes
verdwenen en niemand, zelfs niet de uil, die
toch den heelen nacht wakker ia, wist er iets
van te vertellen. Ze waren zoo mooi: heele-
maal wit met rose oortjes en roode oogjes
Je kunt wel denken, wat een verdriet het
koninkje had.
„Vind myn konijntjes en ik zal je alles
geven,wat je vraagt, al ls het ook miin
kroon zoo sprak hij tegen ieder, dien hij
maar zag en natuurlijk ging leder dadeiyk op
weg om te zoeken.
wL?rinBeiVn Prin8e88en, de hertogen en
hertoginnen, de graven en gravinnen en alle
andere dames en heeren van de hofhouding
^tui8®n stadwaarts om de konyn
t k s tö zoeken. Al heol ffauw keerdpn rvr>
gewekt terug. Ze hadden de konijntjes wel
niet gevonden, maar ze hadden er gekocht
van suiker en marsepein en waren w«ï
mee in hun schik. „Deze zyn even mwi e£
ieel zoeter dan echte konyntjes" ze'den re
^?n den Jonden koning. Maar die dacht er
anders over. „Deze kun Je albenoreten en
Trien vu»men ze riet", zei hij.
De soldaten van den kleinen koning dach
ten dat de koning van het naburige land de
mooie konyntjes gestolen had. Samen mar
cheerden ze er heen, om de d.ertjes terug te
halen. Ze hadden mooie, roo.e uniformen
aan, ze sloegen luid op de trommels en ze
waren moedig al» leeuwen, maar dat hielp
allemaal niets. Ze keerden zonder konijntjes
terug: de koning van het naburige land had
zelfs geen puntje van hun ooren gezien.
De jagers van den koning zeiden: „Koning,
de vossen hebben de konyntjes vast meege
sleept naar hun holen. Wy zullen ze terug
brengen of in elk geval te weten, komen, wat
er met hen gebeurd is", en ze gingen zoo
snel ze maar konden naar de bosschen met
hun geweren. Maar hoeveel lawaai ze ook
r.a kten en hoeveel vossen ze ook schoten,
?e konden geen spoor van «en konijntje
V1 De'bedienden van het paleis gingen naar
het park. „Nu kunnen de konyntjes nergens
'nders dan hier zyn", zeiden ze en ze vertel
len den politie-agent van het park van de
liertjes. Maar die zei minachtend: „Konijnen
vorden in het park niet toegelaten en zoo
rve t<*n c-rk de bedienden onvemchterzake
erug keeren.
De tuinman van het paleis ging haastig
'en tuin in, om te zoeken en te zien of de
rorijntjes soms aan de blaadjes geknabbeld
adden. Mpar hy kon geen beschadigd blaad-
,3 en ook geen konyntje vinden.
n
Het dochtertje van den tuinman, Elsje,
*ing eerst by het konynenhok kyken. Ze
wist wel, dat de beestjes daar niet waren,
maar ze moest toch ergens met zoeken be
ginnen. Niemand, ook de kleine koning zelf
niet, hield zooveel van de witte konyntjes als
Elsje. Ze wist precies hun namen en hoe oud
ze waren en wat ze het lie'ste aten. Eiken
morgen, zoo gauw ze haar to'.erham op had,
bracht ze de konyntjes sla en koolbladeren.
En nu was het hok leeg. De tr-nen sprongen
Elsje in de oogen. Maar voer ze tijd hadden
im over haar wangen te rollen, zag Elsje
ets, dat haar verrastte: het was een gat in
len hoek van de whutting, die om het kony-
'enhok gemekt w*s.: Zro gauw Elsje dat
gezien had, droogde ze haar tranen en holde
en tuin uit en oen we" op, d.e achter de
•chutting 1'ep. De konyntjes waren daar
ïie', mpar in de d'kke stof aeg op den weg
:*g E sje duidelijk de sporen van kleine
:onijnenpootjes. Ze volgde d'e sroren, tot ze
»ph'evlen by ean groen dwrrs^ad. „Net een
leeriyk raadje voor konijntjes", dacht Els
m 7-e lien het on wichtjes roepend: „Ko-
lijntje, konyntje." Maar geen konyntje liet
zich zien. Daar wig Els opeens aan den kant
van het pad een bosje klaver, haast heelemaal
kaal gegeten. „Dat hebben konynentandjes
gedaan!" rieu re verheugd uit en haastig ging
ze verder, b'1 eiken bocht van het pad ho
pend de konyntjes te rullen zien. Maar, hoe
wel ze achter e'ken boom en ln elk hoekje en
gaatje keek, bereikte ze het andere eind van
het pad zondsr ze gevonden ts hebben.
HL
Nu kon ze twee wegen opgaat. De eene
weg leidde naar het naburige land en was
bedekt met een menigte voetsporen, maar
dat waren alleen de sporen van de soldaterj,
die de konyntjes ook gezocht hadden. De
andere weg voerde naar de bosschen, waar
heen de jagers gegaan waren. Het was be
groeid met gras en bloemen, maar Elsje zag
geen stuk gebeten blaadjes.
„Welken kant zal ik nu u'*<»aan?" ruchtte
Elsje. Ze had nog na uwe'ij ks gesproken,
toen er even een koeltje be^n te waaien.
„Ha!" riep Elsje: „ik mik kool". En weg
was ze het bosch in tot ze h«t koollandje van
een oud vrouwtje bere'kte. En daar zaten de
konyntjes van den jongen koning hun buik
jes dik te eten aan de koril
Elsje holde zoo hard ze kon naar huis terug
en vertelde wat ze gezien had. Dadeiyk gin
gen eenige mannen od weg, om voorzichtig
de konyntjes te vangen. Wat was de kleine
koning blij. „Ik zal je geven, wat je wilt, al
's he* miin kroon," zei hy teeen E'sje. En
«1'e dames en heeren van de hofhouding
drongen om Elsje heen, om te hooren, wat
t* vr>r">n zou. „Een rijtuig met naarden",
f'u's'erd* er een. „Een zak goud", fluisterde
•<en Pn,Jor. ,.wn huls en een stuk grond", zei
derde. Al'en wilden het lieve meisje hei-
ren. em pnede ke-s te doen. Maar Elsje wist
Mlf we1, v-et Pet liefste had. „O, Koning",
-M -O rue» e»n buiging: „Geef ms alstublieft
VriMWe vcor mij alleen."
Ln ds kleins koning gaf tr hatr twee!
RAADSELS.
CpVislnges der vsrtge raadsel*
I. Chrysanthemum.
eent reus ham.
H. looaien. (I Oea em).
Goeds sptosahifea va» belde raadsels
ontvangen van:
de B.; D. B.; S. B.; C. B.; P. en M. B.;
G- O. v. D.; A. en P. D.; T. D.; J. en M. I).
0 V üh' Fri; M 9de G-; P' G-' B G-< F O
W; i' Ht;G- °- K'> w- cn L- K A. en
n S K/> D' M'; F M '- M M.; M. N.; G.
O.; M. O.; J. v. d. P.; F. G. v. P.; J. P.; H en
1 w. T.jH.'j. K ü.?DMv kV
j Nlsnws raadsels.
XXXXXXXXX J?Ms simde en op de
X1 gg^nc'e kruisjeslyn
Xkomt de naam van een
XIceksoort, die meest in
X den winter gegeten
X wordt.
X On den len regel het
X fevra*gde woordop
X den fen de naam van
*een bekend zeeheld; op
oen Ben een an''er woord voor nalatenschap;
op den 4en le's, dat altijd rond is; op den
oen de na^m v*n nachtvogels; op den 6en
net tegenovergea'e'de van kort; op den 7en
"e naam van een grappig dier; op den 8en
een deel van een wagen; op den 9en een me
deklinker.
II. Welke Neierlandsohe eilanden leest
ge hieruit:
1. n-h-a-e-r-»-»-1--*.
2. g-r-o-u-n-b-r-e-B.
3. i-i-d-'-e-v-n-n.