dit vlechtwerk zoo breed en zoo «mul kan doen zijn als men dit zelf wenscht. De eenige eisoh ia.,., dat het voor allee smaakvol wordt! Een zeer mooi specimen van vlechtwerk vond ik in bovenstaande teekening. Het is een oostuu>m van neger bruin laken. Het schouderstuk van de cape, zoowel als het lijfje der japon bestaat geheel uit donkerbruin en gevlochten zijden bandfluweel van onge veer 6 cM- breed. Behalve dit zijn de verticale dus staande bandfluweelen van het lijfje op een zoodanige wijze afgesneden, dat zij nog een paar cM. tot over den orderkant van de rok neer hangen. Dit is op ei', uzelf een lange en breede franje geworden. Een op de boven omsohreven wijze ge strengelde ceintuur van bruin koord, saam- gevat door eenige galalith gespjes, voltooit dit buitengewoon smaakvolle geheel, HOE ZIET DE WERELD ER TEGEN WOORDIG UITP?f Hel „waan-ldee" van het witte voedsel. Het populair tijdschrift, gewijd aan de be langen der volksgezondheid: „De dokter in huis" schrijft onder bovenstaanden titel o.a. het volgende: Toen gedurende den oorlog het witte brood (uit tarwemeel zonder zemelen gebak ken) van menige tafel verdween en in plaats daarvan het bruine brood (uit tarwemeel met fijngemalen zemelen) en het zwarte brood (uit meer of minder gemalen roggemeel) verscheen, verklaarden de artsen terecht, dat dit over het algemeen zoo weinig gewaardeer de donkere brood veel meer voedingswaarde heeft, dan het geliefkoosde wittebrood. Dat deze voorliefde voor „wit voedsel" een der grootste dwaasheden van den modernen tijd is, toont de Engelsohe physioloog Ohar- les Sisley in een brochure aan, waarin hij „het waanidee van het witte voedsel'1 be strijdt Het onnatuurlijke witte van ons brood ont neemt aan het voedsel een groot deel van zijn kracht en natuurlijken smaak. De art sen verklaren, dat het witte brood voor me nige ziekte verantwoordelijk te stellen is; de tandartsen zeggen, dat het bruine brood en roggebrood voor ons gebit veel beter zijn. Dezelfde manie voor het. witte heeft aan de voedingswaarde van de suiker zware schade berokkend. De oude bruine suiker, die onze grootouders zoo goed smaakte en waar bij zij zioh wel gevoelden, is heden verdwe nen en menigeen leeft In het geloof, dat het witte de natuurlijke kleur van den suiker ls. Toch ls dit geenszins het geval, want de vlekkeloos uitziende suiker wordt door een rafflnade-prooea bewerkt, dat vele van de voor den tuensch nuttige eigenschappen van de suiker wegneemt. Even zoo staat het met de mooie witte rijst, De rijst, met haar natuurlijke bruine kleur bevat belangrijke voedingsstoffen, die voor don bouw van het menacheihke lichaam noo- dig zijn. Door het gebruikelijke polijsten ter- wille van het vooroordeel tegen de bruine kleur wordt de rijst van haar belangrijke mi nerale bestanddeelen en vitamen beroof* waardoor zij aan voedingswaarde verliest. De rijst speelt de grootste rol bij de voeding der Oostersche volken, doch welbegrepen de rijstkorrel in zijn geheel met do zaadhuid en de zaadkiempjes. De Indiërs en Chineezen zouden zonder twijfel weldra bezwijken als zij van de witte gepolijste rijst, die ze bq ons kunnen koopen. moesten leven. Zoo worden dus drie belangrijke bestand deelen van ons dagelijksch voedsel van hun beste krachten beroofd om onzinnige redenen Het biljet van tienduizend mark. Onder dezea titel vermeldt de Berlijnsche «orrespondent van het Handelsblad een tragi-komische geschiedenis, die duidelijk il lustreert het algemeen tekort aan wisselgeld en de groote lasrt die daarvan het gevolg is. Op een bankinstelling stond, aldus ver telt hij, een dame op leeftijd met een billet van tienduizend mark, dat de bankbeambte niet kon of wilde - wisselen. De corres pondent wilde de oude dame helpen, zonder er evenwel aan te denken, dat ook hij niet meer dan tienduizend mark aan klein geld bezat. Wat de gevolgen waren verhaalt hi, aldus: Dus wisselen. Maar bij wien? Tn 'b sigarenwinkel zou ik desnoods voor drie, vierhonderd Mark rook waar kunnen koopen die kon ik altijd ge bruiken en sigarenhandelaars peiger nog al eens hun vaste klanten aan klein gele te helpen. Probeeren dus. De man. achter de toonbank is van een roerende welwillendheid. Hij schijnt opper best geslapen te hebben en legt met z'n Hamburger sigaar z'n aller-rozigste humeur voor me neer. Kt ga opzettelijk iets boven m'n voorgeno men inkoop, om den man in dit rozig hu meur te sterken, en leg dan vlug, quasi onverschillig, m'n biljet van tlenduloznd Mark neer. Hij kijkt er even naar, glimlacht droevig, schuift het dan resoluut naar me toe, klapt de sigarenkistjes dicht en zegt tot den vol genden klant: „Und Sie, Herr? Wenn ich bitten darf. Ik loop naar den overkant, naar den krui denier, en koop twee flesschen likeur, wat de overdadig-luxueuae uitgave van M. 800. beteekenl Ook hier mislukt het: Ik verlaat dein vriendelijken man met tien duizend mark in de hand en twee flesschen likeur rijker. In de volgende winkels ben ik voorzichti ger en begin aldus: „Ik zou graag dit of dat by u willen koopen. Maar ik kan u slechts een biljet van 10,000 in betaling aanbie den. ,s Het resultaat is verrassend. Men kijkt me zoo beleedigend, zoo uitdagend, of zoo totaal negeerend aan, dat me de moed in de schoe nen zinkt. En omdat de tijd begint te drin gen, neem ik een taxi naar het Centrum ondanks 300 X 3 X vredesprijs. Ik schat, al rijdend, dat dat grapje 1800 mark zal kos ten. En wat te beginnen, als de chauffeur geen achtduizend kan teruggeven? Hij kan 't niet. 't Is z'n eerste ril Ja, hoe dan, wat dan? In normale omstandigheden loop je naar de eerste de beste winkel en wisselt. Maar daar heb ik nu eerlijk gezegd glad genoeg van! We kijken elkaar verlegen aan. Ik zal hem 'n pand moeten geven, m'n pas of zooiets, of door moeten rijden naar 'n restau rant. Wat weer 'n paar honderd Mark meer kost. Ik begin langzaam maar zeker 'n wrok ïe koesteren tegen de oude dame aan de bank. Ze had dat kleingeld niet van me mogen aannemen. Dat was immoreel. Dan laat ik mijin pas in handen van den chauffeur achter, met mijn adres en de be lofte van een extra-fooi. En ik ga te voet, anderhalf uur, naar huis terug om tenminste geen al te malle onkosten te maken. Ik bel tien, twaalf vrienden op, of ze. wisselen kunnen. Ze lachten me uil en Tragen: „gaal overi gens alles goed?" De man van de likeurflesschen komt met de rekening. Als hij het biljet van 10.000 ziet, neemt hij de flesschen weer mee. Hij is beslist welopgevoed, anders had hij me stellig iets naar 't hoofd geworpen. s Middags vertelt me eein bezoeker, dat e „hier en daar" wel zoo'n biljet gewisseld kunt krijgen, als je vijftig Mark extra be taalt. Waar „hier e<h daar'1 is, kan hij (niet nauwkeurig zeggen. 's Avonds hetzelfde: ln den schouwburg kan hij niet komen, omdat men niet kan wis selen. En de schrijver waarschuwt aan hel slot zijn landgeinooten, om niet zulke groote briefjes mee te nemen, maar liever stapels van dat vleze, beduimelde en waardelooze kleingoed, waarvoor men iets koopen kan. Intellect en Handenarbeid. Een bankinstelling te Amsterdam wenscht een jurist als intellectueel kantoorbediende en biedt hem 1200 's jaars. Op denzelfden dag huurt zij een schoonmaakster alleen voor de avonden, die hetzelfde salaris be dingt. Het goede mensch is overdag nog stadsschoonanaakster en geniet als zoodanig een salaris van 1550. (Merourius.) Professor zakte. Naar wij vernemen heeft de Gentsche Hoogleeraar in de Chirurgie, die in België niet terug kan komen en zich hier te lande wil vestigen, in Utrecht getracht het arts examen af te leggen. De gewezen hooglee raar is niet geslaagd, zijn kennis van de chi rurgie in het bjjzondeaj was geheel onvol doende. (Alg. Hbld.) Konlngsprljzen. De Italiaanache konihginnebljen worden thans verkooht voor vijf gulden, oen hooge prijs vergeleken hij dio van aekera andere koninklijkheden ia Europa. (Londen Opinlon.) Wat een achterlijkheid. Er wordt ln de Vereenigde Staten weer opnieuw geageerd voor eeu Federale Eoht- scheidingswet. Het blijkt, dat er nog eenige achterlijke staten zijn waar de kosten van een eohtsoheidlngsproees nog wel 10 dollar beloopen en waar de betrokken partijen dik wijls zelfs drie weken moeten wachten voor de huwelijksband wordt ontbonden. (Punch.) We zfln helaas erfelijk belast. Tb een oude kroniek geschreven door Wil- liam Fitzstephen een Canterbury monnik (te Londen- geboren), levend in den tijd van ko ning Stepben (1191), wordt in het Latijn een levendige beschouwing geven van een voet balwedstrijd. Er blijkt dienaangaande weinig veranderd te ziju. Ook het publiek was toen al even enthousiast als thans. (Weetal. Gazette.) Onze tjjd vol verrassingen. Ifaktum. De wed. v. d. Meer verzoekt aan de menscben die haar dertienjarigen zoon zich onrechtmatig toegeëigend hebben, deze weer zoo spoedig mogelijk terug \te zenden daar de slavernij is afgeschaft. Leve de vrij heid. (Adv. NieuwabL r. Frieal.) V nnrvllegendans. Hel nieuwste Uk de „cigarettendans", een wals, waarbij door alle dansers, dames zoowel als heeren, cigaretten worden gerookt en het licht in de balzaal wordt uitgedraaid. In de duisternis der zaal is alleen het gloeien der cigaretten te zien, hetwelk een alleraardigst schouwspel oplevert. Alleen is, Eet een ge vaarlijke onderneming wegens de lichtont- vlamlnre toiletjes der dames. (Weekly Dispatch.) De Amerikaansche sterren- en strepenvlag kwam het eerst in gebruik te Cambridge, onder Washington, den lsten Januari 177(1, In Juni van het daaropvolgende jaar werden deze kleuren door het Congres aangenomen. VAN DB KRANT EN DE JOURNALISTIEK! De schrijver Helps geeft in een rtlner eestvolle werken eenige wenken ten beste, Ie nog heden de behartiging waard zijn. „Het is een betreurenswaardig schouwspel, zegt hij, als men ziet, dat de pers gebruikt wordt om den eenen stand tegen den an deren op te zetten. Zij, die zich hieraan schul dig maken geven voor, dat zij de rechten der zwakkeren verdedigen, maar dit is een val- sche voorstelling. Indien zy zich een voor stelling vormen van hetgeen zij doen, zou den zij hierdoor afgeschrikt worden van hunne onedele pogingen. De pers kan zich evengoed tot slavin maken van de massa s als van de aristocratie en de tijdgeest is in het voordeel van de eersten. Het treurig ste echter is, dat geschriften, die de volks hartstochten opwekken, den werkmansstand zeiven zooveel kwaad doen. Gaat het welzijn der werklieden ons ter harte, dan zullen wij ons niet alleen beijve ren om hun goed voedsel en behoorlijke klee ding te verschaffen, maar dan zal men er zich ook voor wachten om onredelijke ver wachtingen bij hen op te wekken, hen on dankbaar en ontevreden te maken. Bovenal zal men er naar streven om hen op zich zei ven te doen vertrouwen, en hen niet in den waan te brengen, dat er een heilzame ver andering in hun lot tot stand gebracht kan worden zonder inspanning van hun zijde, 'iet zou ook dwaas zijn hieraan te verlan gen. Die zich een waarlijk verheven ideaal vormt van de toekomst onzer werklieden zal hun niet lichtelijk iets voorhouden, dat schade toebrengt aan hunne verstandelijke ontwikkeling, al bracht hun dit ook dadelijk eenig stoffelijk voordeel. (S. Smiles in „Karakter^. heilspellende zaken nog een minuut langer in huis te houden. De manie va» kapotrgooien werkte aan stekelijk. Het aardewerk vloog in 't rond en aan stukken op een manier, zooals zelfs de vroolijke keuken op de kermis die niet kent. Wegen, gangen en sloppen lagen bezaaid met eet- en drinkgerei. Den menschen die dwaasheid uit het hoofd praten was natuurlijk vruchteloos. Het bombardement, dikwijls gepaard met gevaar voor rustige wandelaars, werd voort gezet, tot er denkelijk niets meer over was om offers te brengen aan dom bijgeloof. Wat bleek nu later. De teekena waren er, en dit ligt voor de hand. te Maastricht door de firma „Regout" in gebakken, het scheen een nieuw of voor dien niet opgemerkt handelsmerk te zijn Handige Arabieren nu, die met een reus achtige groote partij aardewerk waren blij ven zitten, hadden het praatje in de wereld gebracht. Hadjies en anderen, die er voor deel im zagen, hielpèn het verbreiden, zie daar de geheele oplossing van het geheim die even eenvoudig is, als de bedoeling dui delijk. Prachtige truc om van de lichtgeloovig held van het volk te profiteeren. Zijn we nu te Djokdja een herhaling tf wachten van de dwaze comedie, die destijdr in deze streken werd opgevoerd? ZONDERLINGE LOTGEVALLEN IN HET DAGELIJKSCH LEVEN. De hond als buikspreker. Een aan lager wal geraakte buikspreker kwam met een mormel van een hond een herberg binnen1 en vroeg om een glas bier. Mij ook een glas bier zei de hond. De herbergier keek verbaasd van den rond naar den baas en vroeg: Kan die ïond praten? Natuurlijk kan die spreken, dat hoor e toch wel. Kom schiet op met mijn glas bier! zei de hond. In steeds grooter verbazing deni hond aan starend zei de herbergier: En het lijkt maar een doodgewone hond. Wilt u hem verkoopen? Nou zei de buikspreker, erg breed leb ik het niet, ik zou best een beetje geld kunnen gebruiken. Maar voor een schijntje geef ik hem toch niet. Wat is het dier U waard? Honderd gulden antwoordde de her bergier. En wal wilt u mei hel dier doen? Ham op de kermissen laten kijken1. Ja zei de huikspreker, die weer deed of hij over het bod nadacht. Ik ben wel genoodzaakt het aan te nemen. Hij bukte zich, streelde den hond over den kop en tilde hem over de toonbank. —Is dat nou wel netjes, haas, dal je me verkoopt? vroeg de hond. Vaarwel, trouwe kameraad, zei de buikspreker het spijt me, maar het moest wel. En toen de buikspreker zijn honderd gul den had opgestreken eh zich hij de deur nog even naar het dier omkeerde, als om het nog een laatste afscheidsgroet te geven, zei de ïond: Ik laat ine hangen als lk nog ooil een woord spreek. En hij hield trouw woord! Hafejie! Hatsjie! De professor tn 0e hoek van de kamer niesde geweldig, maar zijn vrouw sloeg er geen acht op. Hatsjie! Een tweede uitbarsting volgde.1 Weer deed zijn vrouw alsof zij niets merkte. Maar den derden keer kon de bezoekster zioh niet lan ger inhouden. Arme professor! Wat ls hij verkouden'! Nee het is geen verkoudheid, het is verstrooidheid antwoordde zijn vrouw, een toornige blik naar haar man worpend. Ik vroeg hem vanmorgen even op baby te pas sen en toen1 gaf hij haar de peperbus om mee te spelen, lnplaats van den rammelaar 1. Dè'f ls ds reden! Kleine Jan, die alles graag weten wil, was op zekeren dag zijn moeder weer eens aan het ulthooren. Toen de moeder hoopte, dat lilj eindelijk eens wat zou ophouden, vroeg hij ineens: Moeder, waarom trouwde u eigenlijk met vader? Jan, ik trouwde met vader, omdat hij me gered heeft toen ik bijna verdronk. O, dan zal hel daarom wel zijn, dat va der me altijd gezegd heeft, dat ik geen zwem men moest loeren concludeerde Jantje. (In een vestiaire gelezen.) „Men wordt verzocht zooveel mogelijk klee- ren af te geven'". Hij: Kan niets je er ïoe bewegen van ge dachten te veranderen en te trouwen?" Zij: „Jawel, een andere man misschien.'1 Jansen: „Heb ik gisteren een paraplu laten staan?" Kapper: „Wat voor soort?'* „Janeen: „O, dat doet er niet toe, ïk ben niet kieskeurig.'' Kindermeisje: „Ik geloof, dat baby uw baar heeft" Mevrouw: „Lieve hemel! neem het 'tr gauw af en laat het hem niet meer te pak ken krijgen." Pa, wat is wetenschappelijk koopman schap? Iemand een colbert-oostuum verkoopen, wanneer hij komt om zioh een celluloid boord aan te schaffen. Geestelijke: „Weet je wel, jongen, waar de kleine ongens heengaan, die op Zondag vis sollen?" Jongen: „Zeker wel, mijnheer, gaat u maar mee, dan zal ik het u wel wijzen!" Zij tol haar man, die een tijdje onder de auto heeft gelegen, om deze te repareeren: „Ik heb lntusschen den kleinen cylinder ge olied." Hij: „Loop naar de weerga met Je kleine oylinde», het was mijn oor." Hij: „Heb io het meisje mijn jas laten schoonmaken?" -Zij: „Nee, ik heb hel zelf gedaan. Sedert die chauffeur haar de bons gegeven heeft, kan zij de lucht van benzine niet meer ver dragen.1" Ella: „Zei Je niet, dal zij lw<w mannen wan hopig heeft gemaakt?" Bella: „Ja, zij heeft er tféü een blauwtje aten loopen" Ella: „En den anderen clan?"1 Bella: „Dien heeft zij getrouwd." Mijnheer Jansen: „Er zijfn ieder Jaar viif honderd olifanten noodig om biljartballen te maken." Tante Jeanne: „Wat vreemd toch, dat <1* menschen die groote dieren hebben kunnen leeren zulk fijn werk te maken." Samen..1 A. Jullie staan samen ln rekening-courant aan de bank, nietwaar amioe? Je vrouw en jy?. B. Juist ja samen.... Ik breng het feld erheen «a mijn vrouw haalt 't van- aan. Dichter: Wel mijnheer wat denkt u nu precies van myn laatste verzen?.... Uitgever: Wel het doet me byzonder veel genoegen ts hoorsn, dat het uw laatste zun. Geheimzinnige teekens. Uit Djokdja komt een bericht, dat op en kele kleedingstukken, zooals hoofddoeken en kains plotseling geheimzinnige teekens ver schijnen en wel in den vorm van een kruis, van welke kleur wordt er niet bq vermeld; de bloedkleur lijkt anders wel de meest ge- chikte, daar het teeken beschouwd wordt als een bedreiging met allerlei ziekten en rampen, die den drager boven het hoofd hangen. Het kruis zou er op zyn aangebracht door den duivel, iets dat i priori al twyfelachtig is, daar deze booze geest, die overigens alles aandurft, een afschuw van dat teeken heeft; hel is echter mogelyk, dat de duivel, zoo als de inlanders zich dien denken, niet reageert op het symbool der "Christenheid en mei forsche hand de twèe lijnen aanbrengt, som der vrees voor onheil. In verband hiermede, willen we even in herinnering brengen, zoo schrijft de Ma- langsche Oosthoekbode, wat nu 'n kleine der tig .iaar geleden plaats had in deze streken. Plotseling verschenen op het aardewerk ge heimzinnige, onleesbare teekens, die niets goed heetten te voorspellen. De angst en vrees was destyds zoo sterk dat alle breekbare waar er aan werd onee- offerd. Liever kopjes en schotels op straa en aan gruzelementen gesmeten, dan die on DE KONIJNTJES VAN DEN KLEINEN KONING. lens op een morgen, toen de kleine koning ontwaakte, waren al zyn liefste konijntjes verdwenen en niemand, zelfs niet de uil, die toch den heelen nacht wakker ia, wist er iets van te vertellen. Ze waren zoo mooi: heele- maal wit met rose oortjes en roode oogjes Je kunt wel denken, wat een verdriet het koninkje had. „Vind myn konijntjes en ik zal je alles geven,wat je vraagt, al ls het ook miin kroon zoo sprak hij tegen ieder, dien hij maar zag en natuurlijk ging leder dadeiyk op weg om te zoeken. wL?rinBeiVn Prin8e88en, de hertogen en hertoginnen, de graven en gravinnen en alle andere dames en heeren van de hofhouding ^tui8®n stadwaarts om de konyn t k s tö zoeken. Al heol ffauw keerdpn rvr> gewekt terug. Ze hadden de konijntjes wel niet gevonden, maar ze hadden er gekocht van suiker en marsepein en waren w«ï mee in hun schik. „Deze zyn even mwi e£ ieel zoeter dan echte konyntjes" ze'den re ^?n den Jonden koning. Maar die dacht er anders over. „Deze kun Je albenoreten en Trien vu»men ze riet", zei hij. De soldaten van den kleinen koning dach ten dat de koning van het naburige land de mooie konyntjes gestolen had. Samen mar cheerden ze er heen, om de d.ertjes terug te halen. Ze hadden mooie, roo.e uniformen aan, ze sloegen luid op de trommels en ze waren moedig al» leeuwen, maar dat hielp allemaal niets. Ze keerden zonder konijntjes terug: de koning van het naburige land had zelfs geen puntje van hun ooren gezien. De jagers van den koning zeiden: „Koning, de vossen hebben de konyntjes vast meege sleept naar hun holen. Wy zullen ze terug brengen of in elk geval te weten, komen, wat er met hen gebeurd is", en ze gingen zoo snel ze maar konden naar de bosschen met hun geweren. Maar hoeveel lawaai ze ook r.a kten en hoeveel vossen ze ook schoten, ?e konden geen spoor van «en konijntje V1 De'bedienden van het paleis gingen naar het park. „Nu kunnen de konyntjes nergens 'nders dan hier zyn", zeiden ze en ze vertel len den politie-agent van het park van de liertjes. Maar die zei minachtend: „Konijnen vorden in het park niet toegelaten en zoo rve t<*n c-rk de bedienden onvemchterzake erug keeren. De tuinman van het paleis ging haastig 'en tuin in, om te zoeken en te zien of de rorijntjes soms aan de blaadjes geknabbeld adden. Mpar hy kon geen beschadigd blaad- ,3 en ook geen konyntje vinden. n Het dochtertje van den tuinman, Elsje, *ing eerst by het konynenhok kyken. Ze wist wel, dat de beestjes daar niet waren, maar ze moest toch ergens met zoeken be ginnen. Niemand, ook de kleine koning zelf niet, hield zooveel van de witte konyntjes als Elsje. Ze wist precies hun namen en hoe oud ze waren en wat ze het lie'ste aten. Eiken morgen, zoo gauw ze haar to'.erham op had, bracht ze de konyntjes sla en koolbladeren. En nu was het hok leeg. De tr-nen sprongen Elsje in de oogen. Maar voer ze tijd hadden im over haar wangen te rollen, zag Elsje ets, dat haar verrastte: het was een gat in len hoek van de whutting, die om het kony- 'enhok gemekt w*s.: Zro gauw Elsje dat gezien had, droogde ze haar tranen en holde en tuin uit en oen we" op, d.e achter de •chutting 1'ep. De konyntjes waren daar ïie', mpar in de d'kke stof aeg op den weg :*g E sje duidelijk de sporen van kleine :onijnenpootjes. Ze volgde d'e sroren, tot ze »ph'evlen by ean groen dwrrs^ad. „Net een leeriyk raadje voor konijntjes", dacht Els m 7-e lien het on wichtjes roepend: „Ko- lijntje, konyntje." Maar geen konyntje liet zich zien. Daar wig Els opeens aan den kant van het pad een bosje klaver, haast heelemaal kaal gegeten. „Dat hebben konynentandjes gedaan!" rieu re verheugd uit en haastig ging ze verder, b'1 eiken bocht van het pad ho pend de konyntjes te rullen zien. Maar, hoe wel ze achter e'ken boom en ln elk hoekje en gaatje keek, bereikte ze het andere eind van het pad zondsr ze gevonden ts hebben. HL Nu kon ze twee wegen opgaat. De eene weg leidde naar het naburige land en was bedekt met een menigte voetsporen, maar dat waren alleen de sporen van de soldaterj, die de konyntjes ook gezocht hadden. De andere weg voerde naar de bosschen, waar heen de jagers gegaan waren. Het was be groeid met gras en bloemen, maar Elsje zag geen stuk gebeten blaadjes. „Welken kant zal ik nu u'*<»aan?" ruchtte Elsje. Ze had nog na uwe'ij ks gesproken, toen er even een koeltje be^n te waaien. „Ha!" riep Elsje: „ik mik kool". En weg was ze het bosch in tot ze h«t koollandje van een oud vrouwtje bere'kte. En daar zaten de konyntjes van den jongen koning hun buik jes dik te eten aan de koril Elsje holde zoo hard ze kon naar huis terug en vertelde wat ze gezien had. Dadeiyk gin gen eenige mannen od weg, om voorzichtig de konyntjes te vangen. Wat was de kleine koning blij. „Ik zal je geven, wat je wilt, al 's he* miin kroon," zei hy teeen E'sje. En «1'e dames en heeren van de hofhouding drongen om Elsje heen, om te hooren, wat t* vr>r">n zou. „Een rijtuig met naarden", f'u's'erd* er een. „Een zak goud", fluisterde •<en Pn,Jor. ,.wn huls en een stuk grond", zei derde. Al'en wilden het lieve meisje hei- ren. em pnede ke-s te doen. Maar Elsje wist Mlf we1, v-et Pet liefste had. „O, Koning", -M -O rue» e»n buiging: „Geef ms alstublieft VriMWe vcor mij alleen." Ln ds kleins koning gaf tr hatr twee! RAADSELS. CpVislnges der vsrtge raadsel* I. Chrysanthemum. eent reus ham. H. looaien. (I Oea em). Goeds sptosahifea va» belde raadsels ontvangen van: de B.; D. B.; S. B.; C. B.; P. en M. B.; G- O. v. D.; A. en P. D.; T. D.; J. en M. I). 0 V üh' Fri; M 9de G-; P' G-' B G-< F O W; i' Ht;G- °- K'> w- cn L- K A. en n S K/> D' M'; F M '- M M.; M. N.; G. O.; M. O.; J. v. d. P.; F. G. v. P.; J. P.; H en 1 w. T.jH.'j. K ü.?DMv kV j Nlsnws raadsels. XXXXXXXXX J?Ms simde en op de X1 gg^nc'e kruisjeslyn Xkomt de naam van een XIceksoort, die meest in X den winter gegeten X wordt. X On den len regel het X fevra*gde woordop X den fen de naam van *een bekend zeeheld; op oen Ben een an''er woord voor nalatenschap; op den 4en le's, dat altijd rond is; op den oen de na^m v*n nachtvogels; op den 6en net tegenovergea'e'de van kort; op den 7en "e naam van een grappig dier; op den 8en een deel van een wagen; op den 9en een me deklinker. II. Welke Neierlandsohe eilanden leest ge hieruit: 1. n-h-a-e-r-»-»-1--*. 2. g-r-o-u-n-b-r-e-B. 3. i-i-d-'-e-v-n-n.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 12