Oe Praktijk van Helder J
VaOR DE VROUWEN
heldersche courant,
populair Bijvoegsel van de
van Zaterdag 30 Dec. 1922.
ll^DiSiiRS
MARINE-HERINNERING.
I's Morgens vroeg begaf hij zich op weg
en kwam 's avonds in de stad aan. Na zijn
voorraad ingeslagen te hebben ging hij nog
wat door de stad dwalen, toen plotseling zag
hij een bekend meisjesfiguur voor hem loo-
pen. Ze bleef voor een winkel staan en toen
zag Herbert dat het Daplme was. Ze schrok
toen ze hem zag.
t Juttertje
j^O. 52. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Zooals ik vroeger al eens vertelde heb ik,
eeil dikke dertig jaar geleden 1890—'91
ei'iiigen tijd doorgebracht te Bandjirmasin.
Ik diende toen, in dat toenmalige marine
station, op het raderstoomschip 4e kl. „Oena-
raiig". een KezelliK» breed, eenigszins log,
riviervaartuig, waar tamelijk veel ruimte
aan boord was. Het lag gemeerd aan den
marinesteiger, vóór het Kesidentiehuis en wij
hadden vóór het schipeen grooten tuin
tot onze beschikkingl Die tuin was netjes
afgezet em daarin stond een houten ge
bouwtje, bevattende het „bureau" voor com
mandant en officier van administratie, be
nevens oen werkplaats voor den baas tim
merman, terwijl ook de kok daar, zoo noodig,
wat kon prutsenI Verder was er in dien tuin
een „koepel", die door de officieren werd
onderhouden, waarin wij „ontvingen", een
schommel en wat gymnastiekwerktuigen,
en natuurlijk een groot aantal bees
ten als duiven, eenden en een paar apenl
Het was er een heel genoeglijk bestaan, en
je voelde je er üd van de burgerij, met wie
wij veel omging, maarenchaque mé
daille a sonreversl .je werd er 's nachts
opgegeten door de muskieten! In dat land
van modder en nog eens modder, met z'n
kolossale plantengroei, tieren die loeders bij
milliardenl Het was dan ook geen wonder
dat, wie het betalen kon, officieren en ma
chinisten, een tampatje aan den wal huurde,
waar je je achter de klamboe kon opschie
ten, maar wie dat niet kon, bleef aan boord
en trachtte zich maar zoo goed mogelijk, met
allerlei geïmproviseerde klamboe's tegen de
muskietensteken te beschermen! In den loop
der jaren was daar langzamerhand een laan
met huisjes ontstaan, waar „de" marine
woonde, en die dan ook officieel als „Marine
laan" te boek stondl Maar het waren er me
dan ook de huisjes naarII allemaal van bam
boe en atap, dikwijls lek, en waar het meu
bilair hoofdzakelijk bestond uit een bed,
want anders dan slapen en mandieën deed
men er niet! Zij waren niet duur, tien a vijf
tien gulden in de maand, en ook soms
van een eigenaardigen vorm, en ik herinner
me dat er een de „raderkast" heette, van
wege zijn gelijkenis daarmede! De inland-
sche schepelingen hadden bijna allen hun
„permilie' vrouwen en kinderen aan den
wal wonen en gingen wij eens varen, de
rivier, de Barito, op of naar de Oostkust,
naar Koetei, dan bleef er gewoonlijk een
oude inlandsche stoker achter, die zijn intrek
nam in het houten gebouwtje in den tuin,
om op den boel te passen, als wij dan terug
kwamen na een paar weken, dan waren ge
woonlijk de duiven weggevlogen (hm!) en
de eenden waren weggeloopen (hm, hml),
terwijl de apen scheel zagen van den hon
ger!! Wij wisten dan wel dat die eenden
en duiven, via de braadpan, hunne bestem
ming hadden bereikt.maar bewijzen
konden wij het nooit en er werden maar
weer nieuwen aangeschaft!
Ja, dat varen op de rivieren was wel leuk!
Als wij van Bandjer uittrokken deze
„stad" ligt aan de Mart apoer a-rivier, die
daar niet erg breed is dan kwam je al
spoedig aan een scherpe bocht, die heette
de(ik zal het maar „netjes" zeggen!).
urinehoek, waar je moest oppassen om door
den stroom niet tegen den wal gedrukt te
worden! Menig Inlandsch huisje de halve
bevolking woont daar op vlotten langs de
rivier is op die manier gesneefd! Dan ging
het voorbij „de Schans van Huijl", een ver
vallen versterking uit den tijd der Bantjer-
masische oorlogen, en spoedig kwamen wij
dan op de breede Barito, waar Oenerang lus
tig voortpeddelde! het was mooi en interes
sant en heel wat anders dan de kust van
Atjeh! I
Bandjermasin is een plaats van modder,
gebouwd langs de rivier, waar alle vervoer
plaats vindt per prauw of tambangan. Wa
gens rijtuigen of andere vervoermiddelen
op wielen kwamen daar niet voor, en paar
den kende men er niet! Er liep eene over
levering dat er eens een luitenant van de
artillerie was geplaatst, die een paard mee
nam en toen dat beest arriveerde liep heel
de Inlandsche bevolking uit om dat „mom
ster" te zien!
Als er eens een fuif in de sociteit was
„de Kapel" en het regende, dan kwamen de
dames op bloote voeten of sandalen de soos
binnen als wanneer de heeren natuurlijk
deden of zij niets zagen!! en trokken ach
ter in de kleedkamer hun kousjes en dans
schoentjes aan! dat was „adat" en- daar
stoorde zich niemand aan! En dansen kon
den al die lieve vrouwtjes! tot de zon aan den
hemel kwam! Er waren in die dagen, waar
van ik spreek, twee allerliefste meisjes te
Bandjer, Roos en Hermine, op wie natuur
lijk de geheele état-major van de „Sena-
rang" allemaal vrije jongens op één na,
verliefd waren en het had mij niet verwon-
ceid als een van beiden,, of beiden, nog
i.eiis „bij de marine" waren gekomen.als
fenarang °P een goeden dag niet onver
wachts naar Soerabaja was opgeroepen ge-
w orden, waar al de officieren werden over
geplaatst! Arme schatten 1 ik hoop dat zij
zich naderhand met een ander zullen heb
ben getroost!
Het ging daar gemoedelijk toe in dien
tyd! Een telegraafkabel was er nog niet,
en ééns, soms tweemaal in de maand kwam
de mail! Was die dan, na een paar dagen
verslonden en besproken..,, dan kwam er
weer de gewone rustige rust! Werd er
iemand, die er lang was en in den smaak
viel, overgeplaatst, dan bracht „heel Band
jermasin" hem of hen naar de mailboot,
meestal onder de vroolijke toonen van de ba-
taillons-muziekl (dat hoorde zoo!) en dat was
gezellig en maakte het afscheid minder
moeilijk! Ook hadden de inwoners zoo hun
ne vaste gewoonten! Wanneer er b.v. eens
een kind was geboren 't krioelde er van
kinderen, van bruin tot blank in allerlei
tinten! dan zond de gelukkige vader een
„jongen" rond met een leitje, waarop van
deze gebeurtenis aan de gemeente werd ken
nis gegeven. En de vrienden schreven dan
op dat leitje, bij hunne felicitaties, allerlei
toepasselijke woorden, als „één is geen", of
„volhouden maar", of „wanneer komt de
tweeling?" of „houd maar moed voor den vol
gendeen keer", enz., enz.!.en dat werd al
les goedmoedig opgenomen!
Ja, ik heb op Bandjer een heerlijke zeven
of acht maanden doorgebracht, die tot mijn
aangenaamste herinneringen behooren!
THIJS.
KOLEN LADEN.
Eerst had ik gezien, dat een dartel paardje
eens dartelen melqboers met zoo'n vaart de
melkkar voor het Instituut (zooals men hier
placht te zeggen) omdraaide, dat een melk
bus het evenwicht verloor en een deel van
de straat vóór dat gebouw overplensde met
het kostbaar vocht. De straat zag daardoor
maagdelijk blank en ik dacht hoeveel maal
19 cent daar in eens te loor gingen. In Gro
ningen zou dat zooveel maal 14 cent geweest
zijn, dank zij de eensgezindheid der huis
moeders.
Met den aanblik van blankheid en zwart
heid in mijn ziel (5 cent per L. verschil;
ejcusez du peu) liep ik verder en bij het
kolenmagazijn kwam er meer harmonie tus-
schen mijn zielekleuren en de zichtbare kleu
ren der omgeving.
En door die harmonie der kleuren was
het evenwicht in mijn innerlijk wezen her
steld en kon ik de indrukken dier omgeving
weer vrijelijk op mij laten inwerken.
Het zag daar in de omgeving van de „Zee
land" zwart, uitermate zwart. Vanuit het ko
lenmagazijn tot qan het schip lag het vol
van kolengruis, dat vastgetrapt werd en
telkens met een fijn, heel fijn laagje kolen
stof werd opgehoogd.
In het kolenmagazijn, donker al reeds door
het vaalgrauwe daglicht in deze zonlooze,
trieste, mistige najaarsdagen, zag men een
warreling van beweeg en hoorde men een
kniersing van de kolenschoppen. Uit de ko
lenstofwolk kwamen, kat achter kat, schier
zonder eind, kruiende mannen te voorschijn,
wier snuiten beplakt waren met kolenstof.
Lippen, neusgaten en oogwimpers, alles
was besmeurd met het vuile stof, dat in alle
porieën der huid drong en dat koekte aan
de handen.
Ter bescherming van het haar hadden
allen een hoofddeksel op. Maar wat voor
hoofddeksels waren dat? In het anders zoo
uniforme der marinekleeding, was geen
spoor van uitmonstering meer merkbaar.
Een marinier, stoer kruiend achter zijn
wagen, had zijn broekspijpen gestopt in zijn
sokken en die boven zijn pantalon-extremi
teiten bevestigd met sokkenhouders; aan zijn
pet zat geen klep en zijn baardje had weel
deriger dagen gekend.
Een ander had als hoofddeksel uit zijn
barring opgediept een tropisch attribuut en
alsof de zon gloeiend heet zijn kruintje zou
stoven, zat op zijn geacht hoofd de tropen
hoed met het lint „Corps Mariniers", terwijl
dat kleedingstuk in sierlijke buigingen en
bochten was gewrongen.
Een derde had zijn rooien zakdoek op wer
kelijk artistieke wijze, zooals een Indisch
man dat doet, om het hoofd gewonden.
Weer een ander had de pelxlep van achter
zitten.
Zooals gezegd was de kleeding der man
nen van kaleidoscopischen aard.
Hoofdkleur van geheel hun wezen was
echter: zwart en nog eens zwart.
Als de regelmatige wenteling der bakken
van een baggermachine (vergeef me de ver
gelijking) kwamen de kruiwagens uit de
colenloods te voorschijn, schoten over het
straatgedeelte, werden de loopbrug opge
duwd en verdwenen onder het sloependek
van de „Zeeland" om daarna met ledige man
den, weer regelmatig van de „Zeeland" langs I
een andere loopbrug af te zakken.
Steeds ging het door, in oneindige reeks. I
En de jongkerels schenen er zin in te heb
ben, want ondanks het vuile baantje hadden
ze lust in hun arbeid.
Hun gang was veerkrachtig, hun snoeten
stonden opgewekt en nu en dan sprankelde
een moppigen zet uit hun zwart-omranden
mond.
Zoo'n heerlijk gezonden werkdrang prik
kelt tot zelf gaan arbeiden en er is geen
beter middel tegen lusteloosheid dan het zien
van intensen arbeid.
Soms bij het kolen laden, trekt de orgel
man daarvan zijn voordeel.
Precies.Maar dat was altijd maar
een tegelijk en dan de afspraak voor de vol
gende. Maar heb je nu de laatste weken
on gelet?
Op de conferenties?
Juist! De vorige week was recordweek.
Wist je dat?
Gut nee.
Toch! In Londen zaten de vier ge
allieerde premiers te confereeren tegen
Duitschland.
Ja.
En aan deze kant van de haringvijver
zaten zes honderd vredes gezinnên te con
fereeren tegen die zelfde vier premiers.
Ja....
En daar vlak naast zaten de school
meesters te confereeren tegen de slechter
wording van het onderwijs.
Ja...
En in de volgende dwarsstraat confe
reeren de vriie vrouwen over heel de
wereld voor de vrede.
En in Parijs confereerden de bankiers
om Duitschland te laten betalen.
Precies....
En in Berlijn confereerde de finantieele
commissie om Duitschland niet te laten be
talen.
In het Engelsche parlement confereer-
Hij plaatst zijn orgel op den steiger en <je Bonar Law tegen Turkije.
draait net zoo lang, totdat het de mannen
begint te draaien. Dan kost het hun nog
hun centjes en de orgelman hoepelt op.
Toch zijn die orgeltonen van grooten in
vloed op de mannen. Het werk gaat lichter,
gemakkelijker, omdat er, bij de meesten al
thans, Jets inwendigs gaai 'even, dat op-1
beurt en kracht en lust tot luchtiger beschou-1
wing van 's levens lasten geeft.
Dat voelen de schepelingen, dat voelt de
orgelman.
Ook wel komt het voor, dat er een tam
boer met pijper zorgen voor het veerkrachtig
rhytme achter de volbelad":i kruiwagens
In het begin der mobilisatie het was den
eersten Zondag van dien barbaarschen tijd -
toen niemand nog maar een lichte hoop had,
dat we buiten den oorlog zouden blijven (n'en
déplaise de achter-af betweters) had de com
mandant van een oorlogsschip, waarvan me
momenteel den naam is ontgaan, zijn scheeps-
muziekoorps opgesteld op de campagne en
ze bliezen lustige deuntjes terwijl de andere
schepelingen, in zeer snel tempo, bezig wa
ren kolen aan boord te brengen.
Zelf stond de commandant tusschen de be
stoven mannen en het kolenstof had ook hem
tot een nikker gemaakt.
Zoo ziet men, dat als alle elementen willen
medewerken tot verkrijgen van een goed ge
heel en tot het verrichten van snellen arbeid,
dat ook bereikt wordt.
Zat dat nu maar altijd en immer, onder
welke omstandigheden ook, bij ieder voor,
dan zou er misschien meer eenheid in de
samenleving komen en was er wat meer op
gewektheid in het verrichten van arbeid.
ROBINSON.
Juust.
En in Lausanne confereerden de Bols
jewieken en de Turken tegen Engeland.
Heb ik toevallig gelezen.
En dat is bij mekaar net precies de helft
van de conferenties van deze q|pek
En alles confereert voor mekaar en te
gen mekaar.
.en achter mekaars rug.
.en langs mekaar heen.
En bij den uitgang spreken ze af voor
de volgende conferentie.
En ze nemen rust en vragen 'n nieuwe
wissel aan de regeering van hun land en ze
reizen naar de nieuwe stad waar de nieuwe
conferentie zal plaats hebben.
En ze komen de eerste dag tot hoop
volle resultaten.
Alles laat zich op 'J gunstigst aan
zien.
Er wordt overeenstemming bereikt,
als de teekenen niet bedriegen.
En aan het eind blijven er nog eenige
verschilpunten
Waarover de afgevaardigden eerst met
hun regeeringen van gedachten moeten wis
selen.
Daarvoor stellen ze 'n nieuwe conferen
tie vast.
En ze reizen weg.
En komen later ergens anders terug.
Saluut!
Addio.Dr. B.
DIALOOG.
DE MODE DER TOEKOMST.
Hoe grillig en onberekenbaar de mode
soms In kleinigheden moge wezen, zij houdt
zich in het groot toch aan zekere wetten.
Dikwffls kan men van haar zeggen, dat zij
zich beweegt als de slinger van een klok,
die elke slingering naar een zijde beant
woordt met een even sterke slingering naar
toe, maar verdwijnt tegen het einde der 16e
eeuw.
Er bestaat dus een merkwaardige regel
maat in deze verschijnselen van opgaan,
blinken en verzinken en met behulp van ge
noemde verschijnselen zijn wij in staat het
raadsel van de Mode der Toekomst althans
gedeeltelijk op te lossen. Zal ook de vierde
in de rij der hoepelrokken de voorbode van
allerlei ellende worden? Moeten wij aan de
toekomst van deze crinoline zooveel gewicht
hechten als zeker Duitsch schrijver, die daar
in zag wat het volk in staartsterren en derge
lijke dingen pleegt te zien: een slecht voor
teeken? „Telkens toch,,, zoo redeneert hij,
„als die geheimzinnige hoepelrok optrad en
de wereld beheerschte, zijn er groote oorlo
gen en geweldige ontknoopingen gevolgd.
Na den Spaansche hoepelrok kwam de der
tig-jarige oorlog en de algemeene Europee-
sche verwarring, die eerst een eind vond in
den vrede van Munster; na dien van Mada
me de Pompadour, kwam de Fransche revo
lutie. Zou nu ook deze derde de toekomst
voorspellen en iets van dien aard in zijn
sdhild voeren?" Inderdaad is de negentien
de eeuwsche hoepelrok de voorlooper ge
weest van den Krim-oorlog, de bevrijding
van Italië, den oorlog in Amerika, de Pool-
sche, Grieksche, Roemeensche, Mexicaan-
9che omwentelingen enz.
De historie van den hoepelrok kan ons nog
iets anders leeren. De mode is ge'en op zich
zelf staand verschijnsel, zij richt zich naar
bestaande toestanden. Romeinsche, Spaan
sche of Fransche mode, dit alles is tenslotte
een zaak van politiek. Terwijl de Vertugade
van Spaansche afkomst is, moet de oorsprong
van de crinoline in Frankrijk gezocht wor
den. Wat echter den panier betreft, meer
malen is de vraag opgeworpen of hij eigen
lijk wel uit Frankrijk afkomstig is en of niet
met betrekking tot zijn uitvinding de voor
rang aan België of Engeland moet worden
toegekend. Zekere mevrouw van Heeren zou
reeds in 1700 een voorlooper van die mode
geleverd hebben. Den 21ste Juni van dat jaar
moet deze rijke dame wier smaak destijds
gezag had in de Brusselsche wereld, voor het
eerst in haar tuinhuis verschenen zijn in
een kleed dat niet zooals tevoren in zware
weeldrige plooien neerviel, maar opgepoeft
en van achteren uit een soort van prop sa
mengevat was. Reeds vier weken later we
melden de wandelplaatsen van de Belgische
hoofdstad van zulke opgetrokken rokken.
Dit vreemde costuum was nu wel geen eigen
lijke hoepelrok, maar het is niet onmogelijk,
dat het de eerste stoot tot zijn wederopstan
ding gegeven heeft, en dat het langzamer
hand in den panier overging.
Wat te Brussel mevrouw van Heeren was,
dat was twintig jaar later mevrouw Kinston
te Londen. Teneinde eens met iets heel
nieuws en bijzonders te kunnen schitteren,
bestudeerde deze beroemde modedame op
zekeren dag het werk van Hope over cos
tuum geschiedenis. Zij vond daarin beschre
ven hoe voorheen haar groote koningin Eli-
zabeth een door middel van riet uitgespan
nen rok gedragen en er in dat toilet zeer in
drukwekkend had uitgezien. Zij raadpleeg
de haar kleermaker over een rok van zee
groene zijde, met hleek-groene streepjes ge
stikt en met watten gevoerd, door balein uit
gespannen en voor het gemak bij het dragen
met optrekkoorden voorzien. In dit opzien
barend costuum verscheen de mode-konin
gin op een mooie zomermiddag in St. James
Park; en het voorbeeld vond algemeene na
volging. Voor zoover men weet, moet Lady
Kingston uit zich zelf op het idee van den
hoepelrok gekomen zijn zonder hem aan den
DE WEGEN VAN HET NOODLOT!
Statig ging de zon onder over de Ameri-
kaansche prairiën. Geen geluid verbrak de
stilte. Zoover het oog reikte was er niets
te zien, boom noch struik en geen levend
wezen was er te bekennen. Meer en meer
verdween de zon onder de horizon, toen plot
seling, heel in de verte een zwarte stip op
dook. Langen tijd scheen het voorwerp niet
grooter te worden, maar eindelijk begon het
een vorm aan te nemen. Na een kwartier on
derscheidde men een ruiter, die, voorover
hangend in liet zadel langzaam nader kwam.
Zijn geheele houding wees op vermoeidheid
en ook zijn paard kon men het aanzien, dat
het een langen tocht achter den rug had.
Het zweet droop van zijn lichaam en slechts
met moeite droeg het zijn zwaren last over
de vlakte.
Nog steeds niets te bekenhen, wanneer
zal ik nu eindelijk eens wat onder schot krij
gen? In drie dagen niets gegeten! Ik ga dood
van den honger.
Wrevelig haalde de ruiter een verrekijker
uit zijn tasoh en begon de omgeving af te
zoeken. Maar er vertoonde zich niets aan
zijn oog.
Hij had een forsohe gestalte en was ge
kleed op de wijze van de prairie-jagers. Wel
kon men hem aanzien, dat hij eens andere
tijden gekend had, en zonder zijn onverzorg-
den baard zou men hem om zijn gedistin
geerd gezicht pieer op zijn plaats gevonden
hebben in een van de salons in New-York.
Waarschijnlijk was hij een van de velen die
om een of andere gewichtige reden de maat
schappij ontvlucht waren en vergetelheid in
de prariën gezocht hadden. Hij moest al vele
jaren in de vlakte van het Westen hebben
doorgebracht, te oordeelen naar zijn wapens,
die op een langdurig gebruik wezen en zijn
manier van rijden, die van een goed ruiter
was.
Langzaam slenterde het paard voort, nu
en dan een enkel grassprietje afhappend
Daar doemde eindelijk aan de horizon een
donkere plek op. Een zucht van verlichting
ontsnapte hem.
„Boomen! Dus waarschijnlijk ook men-
schen!.Als ik nu nog maar wist wat voor
soort van menschen het zijn! Van die ver-
wenschte roodhuiden moet ik niets hebben!
Ik moet voorzichtig zijn, want als ik hen zie,
hebben zij mij allang opgemerkt!"
Hjj reed nog een goed eind door, toen liet
hij zich van zijn paard glijden. „Ga liggen,
Liddy!"
Gehoorzaam legde zich het paard neer,
en de ruiter ging behoedzaam met het ge
weer in de hand in de richting van het
De Eeuw van de Conferenties.
We leven in een wonderlijke eeuw,
amice!
En of:.in de eeuw van het kind.
En.van de ge-emancipeerde vrouw!
En van de wonderen der techniek.
Je bedoelt de stoomfietsen?
En de vliegerij.
En de draadlooze telegrafie.
En de tanksja 't is 'n reuze-tijd!
En wat vindt jij nou 't allerbelangrijkst
in onze dagen?
Nou.laat 's kijken.De malaise
Mis: De conferenties!
De con.
nietwaar?.... Heb je ooit in vroeger
eeuwen zooveel van conferenties gehoord?....
Nee! Vroeger huurde de een 'n ven
del krijgsknechten en de ander sloeg met de
groote bel van de slottoren de onderhoorigen
bij mekaar.
En dan ging 't er van langs. En 't
eindigde met 'n feestmaal in de groote
burchtzaal.
werk.
Je hebt gelijk!
Maar in onze eeuw hebben we de con
ferenties in de plaats gekregen.Al vier
jaren aan een stuk hebben we conferenties!
Ik geloof 't ook!
En 't houdt niet op!'t wordt met
de week erger.Vorige jaren hadden we
er tenminste maar een tegelijk.... Als de
eene afgeloopen was, begon pas de vol
gende.
En nou?
Nou hebben we der langzamerhand zes
tegelijk!..Parijs, Versailles, St. Germain..
Washington..Genua..Genève! Spa..
Scheveningen. London.Nice.
Ostende!
Berlijn.
Moskou.
Cannes.
de andere zijde. Is de wereld uiterst weel
derig gekleed geweest dan vervalt zij weldra I Parijschen smaak te ontleenen. In elk geval
in het stijve; is zij bont geweest dan slaat zij is dit een bevestiging van de waarheid, dat
over naar het donkere en doffe. Raakt de
crinoline uit de gratie, de dames worden
weer slank als de palmen van Arabië, tot
de hoepelrok wederom in eere wordt her
steld. In 1914 was dit eerherstel van de cri
noline uit de te Parijs genomen voorberei
dende maatregelen met zekerheid te voor
spellen; maar de groote oorlog heeft door al
lerlei invloeden, niet het minst door gebrek
aan stoffen, haar natuurlijken ontwikkeling
vertraagd. Naar den gewonen loop der din
gen zal zij haar beste dagen moeten beleven,
di. haar grootsten omvang moeten bereiken
in de tweede helft der twintigste eeuw. Im
mers, sedert meer dan vier eeuwen is de
hoepelrok telkens als een phoenix uit zijn
asschen herrezen, en is zijn bloeitijd steeds
in het midden der eeuw gevallen, terwijl in
het begin en aan het einde der honderd jaren
een neiging tot het slanke en spichtige
heerscht.
elke belangrijke mode uit het hperschende
karakter van haar tijdvak geboren wordt, en
dat, zoo zij al op verschillende punten van de
beschaafde wereld afzonderlijk te voorschijn
treedt, al deze afzonderlijke verschijnselen
met elkander in innig verband staan.
BABBEL-UURTJE OVER MODE.
Het Ontvang- en Visite-toilet.
(Vervolg.)
In aansluiting op miin artikel van de vori
ge week zijn er nog eenige dingen, die in dit
verband van nut kunnen zijn. Want het toi
let voor het ontvangen en brengen van visi
tes, is niet af met de door mij genoemde mo
dellen van de vorige week.
Om eens iets te noemen: het is niet vaak
mogelijk om in het visite toilet zelf over de
Sinds 1820 is in de vrouwlijke kleeding een I straat te gaan. En het is ook niet altijd r.io-
En ieder ging weer aan zijn J langzame uitzetting te merken, die van jaar gelijk op het toilet 'n „bijpassende mantel"
tot jaar toeneemt en tusschen 1854 en 38661 te dragen, gelijk in het eerste artikel werd
haar grootste afmetingen bereikt. Dan in aangeduid.
1867, verdwijnt na een veertienjarige heer- Tusschen de enkele japon en de japon mA
schappij de groote crinoline. In 1720 zinkt bijpassende mantel ligt een heel geschik te
het kapsel en wordt zoo klein mogelijk, de
tweede hoepelrok, de panier, zoo genoemd
naar zijn overeenkomst met een groote om
gekeerde korf, zwelt langzamerhand tot een
groote en grootere ballon op. Tegen het ein
de der 18de éeuw heeft dit kleedingstuk af
oplossing.
Deze oplossing is: de cape!
De cape of cape-mantel heeft vrijwel de
geheele moderne geschiedenis door goede
diensten gedaan als overkleed. In elk van de
gedaan; als Madame Dubarry twee maanden duizend vormen, waarin vroegere geslachten
na Marie-Antoinette op het schavot klimt
wordt haar hoepelrok in de lucht rond ge-
sllrgtrd onder luid gejubel van het volk,
dat daarin onwillekeurig het zinnebeeld der
adellijke wereld herkent en daarmee spot.
De heerschappij van Ren eersten hoepelrok
begint na de verkiezing van Karei den Vijf
den tot keizer van Duitschland. De zooge
naamde Vertugade neemt steeds in omvang
dit kleedingstuk droegen, heeft het altijd
zeer „gekleed". Bovenden munt het altijd
weer uit door groote gemakkelijkheid.
Toch was de aandacht en de genegenheid
voor de cape bij het laatste geslacht zoo groot
niet. Het leek zelfs gezien de veie mis
lukkingen in de laatste mode-jaren dat
ze voor de naaste toekomst vrijwel had af
gedaan en er de eerst-volgende perioden niet
bosehje. De boomen waren laag en stonden
ver uiteen. Achter het bosehje, zag hij, stond
een blokhut! Een dikke rookwolk steeg uit
den schoorsteen op. Die schijnen zich
veilig te voelen mompelde de ruiter. Maar
toen hij dicht bij de hut gekomen was, zag
bij iets, dat hem van schrik deed huiveren.
Hij zag een geweldige Grizzly-beer, gebogen
over het lichaam van een man; aan den
tegenovergestelden kant van de hut een jong
meisje op een laag rotsblok gevlucht, vol
angst afwachtende, dat de beer zich op haar
zou storten.
Zonder aarzelen stapte hjj moedig op den
beer af. Deze keerde zich om en zag met
zijn kleine, glinsterende oogjes zijn nieuwen
aanvaller kwaadaardig aan. Hij liet zich niet
afschrikken, naderde kalm het ondier. Op
tien pas afstand legde hij zijn geweer aan,
mikte en trof het dier precies in het oog.
De beer stond een oogenblik kaarsrecht,
toen viel hij dof-ploffend naast zijn slacht
offer neer. Een kreet van vreugde! en het
meisje liet zich van de rotsblokken afglijden
en snelde naar haren redder. Plotseling
bleef zij staan. Dat gezicht! Ze kende het!
Daar kwamen herinneringen uit het verle
den. Ze zag zich zelf in een tuin.een ver
drietige jongeman voor haar. Ze hoorde hem
weer zeggen: Daphne, wees niet zoo wreed,
ik houd zoo zielsveel van je. Ik weet wel, Joe
is rijker, maar hij is een bon-vivant, een
slecht mensoh! Maar zij had hem uitge
lachen en was weggeloopen. Nadien had ze
hem nooit weer gezien. Moest ze hem hier
nu terugvinden, als haar redder? Maar het
was niet zoo. Herbert droeg geen baard, hij
zou er nooit zoo slordig uitzien! Ook de jager
onderging een heftige aandoening. Hij had
haar erkend en een sombere trek kwam op
zijn gelaat.
Paphme jij hier? Ik dacht dat je in New
York was! Heeft die schurk je mee hier naar
toe genomen?
Herbert! dus. je bent het toch! O! wat
heb ik naar je ve'rlangd! Hij heeft me ge
dwongen méé te gaan. Ik heb een vreeselijk
leven gehad!
Hoe is dat alles gekomen?
Ik was even naar buiten gegaan, den
kant van de vlakte uit. Toen hoorde ik
opeens een gil; ik rende naar huis en zag
dat Joe door een beer aangevallen was. Toen
ben ik op dat rotsblok geklommen.
Maar had je dan geen geweer kunnen
halen? Je was toch dichter bij de hut dan
bij de rots?.Je hebt dus geen moeite ge
daan om hem te redden, hoewel je inderdaad
zei, dat je van hem hield?
Zonder haar antwoord af te wachten liep
Herbert naar het slachtoffer. Ja, hij was
dood!
Ik zal hem begraven al heeft hij het
niet verdiend! Hij maakte een kuil voor
den gestorvene en legde hem daar in. Toen
floot hij zijn paard. Onmiddellijk kwam het
trouwe dier aanrennen. Herbert sprong op
zijn rug. Toen Daphne dit zag snelde zij
naar hem toe.
Herbert, wat ga je doen? Neem me mee.
Ik kan hier toch niet alleen blijven. Ik heb
altijd van jou gehouden, maar papa wilde.
dat ik Joe zou trouwen.
Dat is een leugen! Niemand heeft je ge
dwongen. Bovendien je hebt hem nu niet
geholpen! Morgenochtend passeert hier een
karavaan naar Frisco. Adieu!
En met die woorden verdween hij in de
duisternis. Luid roepen^ liep het meisje heiu
achterna, maar hij was en bleef weg. Snik
kend wierp ze zich op het bed in de hut.
Eenige jaren verliepen. Nog steeds zwierf
de ruiter eenzaam door de prariën, levend
van wat hij schoot.
Zoo naderde weer de jaarljjksch terugkee-
rende dag, dat hij naar San Francisco moest
om kruit te halen.
Herbert! jij hier! Wat kom je hier doen?
Ik heb kruit gekocht antwoordde hij
kortaf.
Kun je me nog steeds niet vergeven?
Je hebt eens mijn liefde geweigerd, toen
het geluk je nog omringde; dat kan ik je
nooit vergeven. Vaarwel!
En met die woorden verdween hjj. Voor
haar ging de zon achter donkere wolken
schuil