Oe Praktijk van Helder J VaOR DE VROUWEN heldersche courant, populair Bijvoegsel van de van Zaterdag 30 Dec. 1922. ll^DiSiiRS MARINE-HERINNERING. I's Morgens vroeg begaf hij zich op weg en kwam 's avonds in de stad aan. Na zijn voorraad ingeslagen te hebben ging hij nog wat door de stad dwalen, toen plotseling zag hij een bekend meisjesfiguur voor hem loo- pen. Ze bleef voor een winkel staan en toen zag Herbert dat het Daplme was. Ze schrok toen ze hem zag. t Juttertje j^O. 52. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Zooals ik vroeger al eens vertelde heb ik, eeil dikke dertig jaar geleden 1890—'91 ei'iiigen tijd doorgebracht te Bandjirmasin. Ik diende toen, in dat toenmalige marine station, op het raderstoomschip 4e kl. „Oena- raiig". een KezelliK» breed, eenigszins log, riviervaartuig, waar tamelijk veel ruimte aan boord was. Het lag gemeerd aan den marinesteiger, vóór het Kesidentiehuis en wij hadden vóór het schipeen grooten tuin tot onze beschikkingl Die tuin was netjes afgezet em daarin stond een houten ge bouwtje, bevattende het „bureau" voor com mandant en officier van administratie, be nevens oen werkplaats voor den baas tim merman, terwijl ook de kok daar, zoo noodig, wat kon prutsenI Verder was er in dien tuin een „koepel", die door de officieren werd onderhouden, waarin wij „ontvingen", een schommel en wat gymnastiekwerktuigen, en natuurlijk een groot aantal bees ten als duiven, eenden en een paar apenl Het was er een heel genoeglijk bestaan, en je voelde je er üd van de burgerij, met wie wij veel omging, maarenchaque mé daille a sonreversl .je werd er 's nachts opgegeten door de muskieten! In dat land van modder en nog eens modder, met z'n kolossale plantengroei, tieren die loeders bij milliardenl Het was dan ook geen wonder dat, wie het betalen kon, officieren en ma chinisten, een tampatje aan den wal huurde, waar je je achter de klamboe kon opschie ten, maar wie dat niet kon, bleef aan boord en trachtte zich maar zoo goed mogelijk, met allerlei geïmproviseerde klamboe's tegen de muskietensteken te beschermen! In den loop der jaren was daar langzamerhand een laan met huisjes ontstaan, waar „de" marine woonde, en die dan ook officieel als „Marine laan" te boek stondl Maar het waren er me dan ook de huisjes naarII allemaal van bam boe en atap, dikwijls lek, en waar het meu bilair hoofdzakelijk bestond uit een bed, want anders dan slapen en mandieën deed men er niet! Zij waren niet duur, tien a vijf tien gulden in de maand, en ook soms van een eigenaardigen vorm, en ik herinner me dat er een de „raderkast" heette, van wege zijn gelijkenis daarmede! De inland- sche schepelingen hadden bijna allen hun „permilie' vrouwen en kinderen aan den wal wonen en gingen wij eens varen, de rivier, de Barito, op of naar de Oostkust, naar Koetei, dan bleef er gewoonlijk een oude inlandsche stoker achter, die zijn intrek nam in het houten gebouwtje in den tuin, om op den boel te passen, als wij dan terug kwamen na een paar weken, dan waren ge woonlijk de duiven weggevlogen (hm!) en de eenden waren weggeloopen (hm, hml), terwijl de apen scheel zagen van den hon ger!! Wij wisten dan wel dat die eenden en duiven, via de braadpan, hunne bestem ming hadden bereikt.maar bewijzen konden wij het nooit en er werden maar weer nieuwen aangeschaft! Ja, dat varen op de rivieren was wel leuk! Als wij van Bandjer uittrokken deze „stad" ligt aan de Mart apoer a-rivier, die daar niet erg breed is dan kwam je al spoedig aan een scherpe bocht, die heette de(ik zal het maar „netjes" zeggen!). urinehoek, waar je moest oppassen om door den stroom niet tegen den wal gedrukt te worden! Menig Inlandsch huisje de halve bevolking woont daar op vlotten langs de rivier is op die manier gesneefd! Dan ging het voorbij „de Schans van Huijl", een ver vallen versterking uit den tijd der Bantjer- masische oorlogen, en spoedig kwamen wij dan op de breede Barito, waar Oenerang lus tig voortpeddelde! het was mooi en interes sant en heel wat anders dan de kust van Atjeh! I Bandjermasin is een plaats van modder, gebouwd langs de rivier, waar alle vervoer plaats vindt per prauw of tambangan. Wa gens rijtuigen of andere vervoermiddelen op wielen kwamen daar niet voor, en paar den kende men er niet! Er liep eene over levering dat er eens een luitenant van de artillerie was geplaatst, die een paard mee nam en toen dat beest arriveerde liep heel de Inlandsche bevolking uit om dat „mom ster" te zien! Als er eens een fuif in de sociteit was „de Kapel" en het regende, dan kwamen de dames op bloote voeten of sandalen de soos binnen als wanneer de heeren natuurlijk deden of zij niets zagen!! en trokken ach ter in de kleedkamer hun kousjes en dans schoentjes aan! dat was „adat" en- daar stoorde zich niemand aan! En dansen kon den al die lieve vrouwtjes! tot de zon aan den hemel kwam! Er waren in die dagen, waar van ik spreek, twee allerliefste meisjes te Bandjer, Roos en Hermine, op wie natuur lijk de geheele état-major van de „Sena- rang" allemaal vrije jongens op één na, verliefd waren en het had mij niet verwon- ceid als een van beiden,, of beiden, nog i.eiis „bij de marine" waren gekomen.als fenarang °P een goeden dag niet onver wachts naar Soerabaja was opgeroepen ge- w orden, waar al de officieren werden over geplaatst! Arme schatten 1 ik hoop dat zij zich naderhand met een ander zullen heb ben getroost! Het ging daar gemoedelijk toe in dien tyd! Een telegraafkabel was er nog niet, en ééns, soms tweemaal in de maand kwam de mail! Was die dan, na een paar dagen verslonden en besproken..,, dan kwam er weer de gewone rustige rust! Werd er iemand, die er lang was en in den smaak viel, overgeplaatst, dan bracht „heel Band jermasin" hem of hen naar de mailboot, meestal onder de vroolijke toonen van de ba- taillons-muziekl (dat hoorde zoo!) en dat was gezellig en maakte het afscheid minder moeilijk! Ook hadden de inwoners zoo hun ne vaste gewoonten! Wanneer er b.v. eens een kind was geboren 't krioelde er van kinderen, van bruin tot blank in allerlei tinten! dan zond de gelukkige vader een „jongen" rond met een leitje, waarop van deze gebeurtenis aan de gemeente werd ken nis gegeven. En de vrienden schreven dan op dat leitje, bij hunne felicitaties, allerlei toepasselijke woorden, als „één is geen", of „volhouden maar", of „wanneer komt de tweeling?" of „houd maar moed voor den vol gendeen keer", enz., enz.!.en dat werd al les goedmoedig opgenomen! Ja, ik heb op Bandjer een heerlijke zeven of acht maanden doorgebracht, die tot mijn aangenaamste herinneringen behooren! THIJS. KOLEN LADEN. Eerst had ik gezien, dat een dartel paardje eens dartelen melqboers met zoo'n vaart de melkkar voor het Instituut (zooals men hier placht te zeggen) omdraaide, dat een melk bus het evenwicht verloor en een deel van de straat vóór dat gebouw overplensde met het kostbaar vocht. De straat zag daardoor maagdelijk blank en ik dacht hoeveel maal 19 cent daar in eens te loor gingen. In Gro ningen zou dat zooveel maal 14 cent geweest zijn, dank zij de eensgezindheid der huis moeders. Met den aanblik van blankheid en zwart heid in mijn ziel (5 cent per L. verschil; ejcusez du peu) liep ik verder en bij het kolenmagazijn kwam er meer harmonie tus- schen mijn zielekleuren en de zichtbare kleu ren der omgeving. En door die harmonie der kleuren was het evenwicht in mijn innerlijk wezen her steld en kon ik de indrukken dier omgeving weer vrijelijk op mij laten inwerken. Het zag daar in de omgeving van de „Zee land" zwart, uitermate zwart. Vanuit het ko lenmagazijn tot qan het schip lag het vol van kolengruis, dat vastgetrapt werd en telkens met een fijn, heel fijn laagje kolen stof werd opgehoogd. In het kolenmagazijn, donker al reeds door het vaalgrauwe daglicht in deze zonlooze, trieste, mistige najaarsdagen, zag men een warreling van beweeg en hoorde men een kniersing van de kolenschoppen. Uit de ko lenstofwolk kwamen, kat achter kat, schier zonder eind, kruiende mannen te voorschijn, wier snuiten beplakt waren met kolenstof. Lippen, neusgaten en oogwimpers, alles was besmeurd met het vuile stof, dat in alle porieën der huid drong en dat koekte aan de handen. Ter bescherming van het haar hadden allen een hoofddeksel op. Maar wat voor hoofddeksels waren dat? In het anders zoo uniforme der marinekleeding, was geen spoor van uitmonstering meer merkbaar. Een marinier, stoer kruiend achter zijn wagen, had zijn broekspijpen gestopt in zijn sokken en die boven zijn pantalon-extremi teiten bevestigd met sokkenhouders; aan zijn pet zat geen klep en zijn baardje had weel deriger dagen gekend. Een ander had als hoofddeksel uit zijn barring opgediept een tropisch attribuut en alsof de zon gloeiend heet zijn kruintje zou stoven, zat op zijn geacht hoofd de tropen hoed met het lint „Corps Mariniers", terwijl dat kleedingstuk in sierlijke buigingen en bochten was gewrongen. Een derde had zijn rooien zakdoek op wer kelijk artistieke wijze, zooals een Indisch man dat doet, om het hoofd gewonden. Weer een ander had de pelxlep van achter zitten. Zooals gezegd was de kleeding der man nen van kaleidoscopischen aard. Hoofdkleur van geheel hun wezen was echter: zwart en nog eens zwart. Als de regelmatige wenteling der bakken van een baggermachine (vergeef me de ver gelijking) kwamen de kruiwagens uit de colenloods te voorschijn, schoten over het straatgedeelte, werden de loopbrug opge duwd en verdwenen onder het sloependek van de „Zeeland" om daarna met ledige man den, weer regelmatig van de „Zeeland" langs I een andere loopbrug af te zakken. Steeds ging het door, in oneindige reeks. I En de jongkerels schenen er zin in te heb ben, want ondanks het vuile baantje hadden ze lust in hun arbeid. Hun gang was veerkrachtig, hun snoeten stonden opgewekt en nu en dan sprankelde een moppigen zet uit hun zwart-omranden mond. Zoo'n heerlijk gezonden werkdrang prik kelt tot zelf gaan arbeiden en er is geen beter middel tegen lusteloosheid dan het zien van intensen arbeid. Soms bij het kolen laden, trekt de orgel man daarvan zijn voordeel. Precies.Maar dat was altijd maar een tegelijk en dan de afspraak voor de vol gende. Maar heb je nu de laatste weken on gelet? Op de conferenties? Juist! De vorige week was recordweek. Wist je dat? Gut nee. Toch! In Londen zaten de vier ge allieerde premiers te confereeren tegen Duitschland. Ja. En aan deze kant van de haringvijver zaten zes honderd vredes gezinnên te con fereeren tegen die zelfde vier premiers. Ja.... En daar vlak naast zaten de school meesters te confereeren tegen de slechter wording van het onderwijs. Ja... En in de volgende dwarsstraat confe reeren de vriie vrouwen over heel de wereld voor de vrede. En in Parijs confereerden de bankiers om Duitschland te laten betalen. Precies.... En in Berlijn confereerde de finantieele commissie om Duitschland niet te laten be talen. In het Engelsche parlement confereer- Hij plaatst zijn orgel op den steiger en <je Bonar Law tegen Turkije. draait net zoo lang, totdat het de mannen begint te draaien. Dan kost het hun nog hun centjes en de orgelman hoepelt op. Toch zijn die orgeltonen van grooten in vloed op de mannen. Het werk gaat lichter, gemakkelijker, omdat er, bij de meesten al thans, Jets inwendigs gaai 'even, dat op-1 beurt en kracht en lust tot luchtiger beschou-1 wing van 's levens lasten geeft. Dat voelen de schepelingen, dat voelt de orgelman. Ook wel komt het voor, dat er een tam boer met pijper zorgen voor het veerkrachtig rhytme achter de volbelad":i kruiwagens In het begin der mobilisatie het was den eersten Zondag van dien barbaarschen tijd - toen niemand nog maar een lichte hoop had, dat we buiten den oorlog zouden blijven (n'en déplaise de achter-af betweters) had de com mandant van een oorlogsschip, waarvan me momenteel den naam is ontgaan, zijn scheeps- muziekoorps opgesteld op de campagne en ze bliezen lustige deuntjes terwijl de andere schepelingen, in zeer snel tempo, bezig wa ren kolen aan boord te brengen. Zelf stond de commandant tusschen de be stoven mannen en het kolenstof had ook hem tot een nikker gemaakt. Zoo ziet men, dat als alle elementen willen medewerken tot verkrijgen van een goed ge heel en tot het verrichten van snellen arbeid, dat ook bereikt wordt. Zat dat nu maar altijd en immer, onder welke omstandigheden ook, bij ieder voor, dan zou er misschien meer eenheid in de samenleving komen en was er wat meer op gewektheid in het verrichten van arbeid. ROBINSON. Juust. En in Lausanne confereerden de Bols jewieken en de Turken tegen Engeland. Heb ik toevallig gelezen. En dat is bij mekaar net precies de helft van de conferenties van deze q|pek En alles confereert voor mekaar en te gen mekaar. .en achter mekaars rug. .en langs mekaar heen. En bij den uitgang spreken ze af voor de volgende conferentie. En ze nemen rust en vragen 'n nieuwe wissel aan de regeering van hun land en ze reizen naar de nieuwe stad waar de nieuwe conferentie zal plaats hebben. En ze komen de eerste dag tot hoop volle resultaten. Alles laat zich op 'J gunstigst aan zien. Er wordt overeenstemming bereikt, als de teekenen niet bedriegen. En aan het eind blijven er nog eenige verschilpunten Waarover de afgevaardigden eerst met hun regeeringen van gedachten moeten wis selen. Daarvoor stellen ze 'n nieuwe conferen tie vast. En ze reizen weg. En komen later ergens anders terug. Saluut! Addio.Dr. B. DIALOOG. DE MODE DER TOEKOMST. Hoe grillig en onberekenbaar de mode soms In kleinigheden moge wezen, zij houdt zich in het groot toch aan zekere wetten. Dikwffls kan men van haar zeggen, dat zij zich beweegt als de slinger van een klok, die elke slingering naar een zijde beant woordt met een even sterke slingering naar toe, maar verdwijnt tegen het einde der 16e eeuw. Er bestaat dus een merkwaardige regel maat in deze verschijnselen van opgaan, blinken en verzinken en met behulp van ge noemde verschijnselen zijn wij in staat het raadsel van de Mode der Toekomst althans gedeeltelijk op te lossen. Zal ook de vierde in de rij der hoepelrokken de voorbode van allerlei ellende worden? Moeten wij aan de toekomst van deze crinoline zooveel gewicht hechten als zeker Duitsch schrijver, die daar in zag wat het volk in staartsterren en derge lijke dingen pleegt te zien: een slecht voor teeken? „Telkens toch,,, zoo redeneert hij, „als die geheimzinnige hoepelrok optrad en de wereld beheerschte, zijn er groote oorlo gen en geweldige ontknoopingen gevolgd. Na den Spaansche hoepelrok kwam de der tig-jarige oorlog en de algemeene Europee- sche verwarring, die eerst een eind vond in den vrede van Munster; na dien van Mada me de Pompadour, kwam de Fransche revo lutie. Zou nu ook deze derde de toekomst voorspellen en iets van dien aard in zijn sdhild voeren?" Inderdaad is de negentien de eeuwsche hoepelrok de voorlooper ge weest van den Krim-oorlog, de bevrijding van Italië, den oorlog in Amerika, de Pool- sche, Grieksche, Roemeensche, Mexicaan- 9che omwentelingen enz. De historie van den hoepelrok kan ons nog iets anders leeren. De mode is ge'en op zich zelf staand verschijnsel, zij richt zich naar bestaande toestanden. Romeinsche, Spaan sche of Fransche mode, dit alles is tenslotte een zaak van politiek. Terwijl de Vertugade van Spaansche afkomst is, moet de oorsprong van de crinoline in Frankrijk gezocht wor den. Wat echter den panier betreft, meer malen is de vraag opgeworpen of hij eigen lijk wel uit Frankrijk afkomstig is en of niet met betrekking tot zijn uitvinding de voor rang aan België of Engeland moet worden toegekend. Zekere mevrouw van Heeren zou reeds in 1700 een voorlooper van die mode geleverd hebben. Den 21ste Juni van dat jaar moet deze rijke dame wier smaak destijds gezag had in de Brusselsche wereld, voor het eerst in haar tuinhuis verschenen zijn in een kleed dat niet zooals tevoren in zware weeldrige plooien neerviel, maar opgepoeft en van achteren uit een soort van prop sa mengevat was. Reeds vier weken later we melden de wandelplaatsen van de Belgische hoofdstad van zulke opgetrokken rokken. Dit vreemde costuum was nu wel geen eigen lijke hoepelrok, maar het is niet onmogelijk, dat het de eerste stoot tot zijn wederopstan ding gegeven heeft, en dat het langzamer hand in den panier overging. Wat te Brussel mevrouw van Heeren was, dat was twintig jaar later mevrouw Kinston te Londen. Teneinde eens met iets heel nieuws en bijzonders te kunnen schitteren, bestudeerde deze beroemde modedame op zekeren dag het werk van Hope over cos tuum geschiedenis. Zij vond daarin beschre ven hoe voorheen haar groote koningin Eli- zabeth een door middel van riet uitgespan nen rok gedragen en er in dat toilet zeer in drukwekkend had uitgezien. Zij raadpleeg de haar kleermaker over een rok van zee groene zijde, met hleek-groene streepjes ge stikt en met watten gevoerd, door balein uit gespannen en voor het gemak bij het dragen met optrekkoorden voorzien. In dit opzien barend costuum verscheen de mode-konin gin op een mooie zomermiddag in St. James Park; en het voorbeeld vond algemeene na volging. Voor zoover men weet, moet Lady Kingston uit zich zelf op het idee van den hoepelrok gekomen zijn zonder hem aan den DE WEGEN VAN HET NOODLOT! Statig ging de zon onder over de Ameri- kaansche prairiën. Geen geluid verbrak de stilte. Zoover het oog reikte was er niets te zien, boom noch struik en geen levend wezen was er te bekennen. Meer en meer verdween de zon onder de horizon, toen plot seling, heel in de verte een zwarte stip op dook. Langen tijd scheen het voorwerp niet grooter te worden, maar eindelijk begon het een vorm aan te nemen. Na een kwartier on derscheidde men een ruiter, die, voorover hangend in liet zadel langzaam nader kwam. Zijn geheele houding wees op vermoeidheid en ook zijn paard kon men het aanzien, dat het een langen tocht achter den rug had. Het zweet droop van zijn lichaam en slechts met moeite droeg het zijn zwaren last over de vlakte. Nog steeds niets te bekenhen, wanneer zal ik nu eindelijk eens wat onder schot krij gen? In drie dagen niets gegeten! Ik ga dood van den honger. Wrevelig haalde de ruiter een verrekijker uit zijn tasoh en begon de omgeving af te zoeken. Maar er vertoonde zich niets aan zijn oog. Hij had een forsohe gestalte en was ge kleed op de wijze van de prairie-jagers. Wel kon men hem aanzien, dat hij eens andere tijden gekend had, en zonder zijn onverzorg- den baard zou men hem om zijn gedistin geerd gezicht pieer op zijn plaats gevonden hebben in een van de salons in New-York. Waarschijnlijk was hij een van de velen die om een of andere gewichtige reden de maat schappij ontvlucht waren en vergetelheid in de prariën gezocht hadden. Hij moest al vele jaren in de vlakte van het Westen hebben doorgebracht, te oordeelen naar zijn wapens, die op een langdurig gebruik wezen en zijn manier van rijden, die van een goed ruiter was. Langzaam slenterde het paard voort, nu en dan een enkel grassprietje afhappend Daar doemde eindelijk aan de horizon een donkere plek op. Een zucht van verlichting ontsnapte hem. „Boomen! Dus waarschijnlijk ook men- schen!.Als ik nu nog maar wist wat voor soort van menschen het zijn! Van die ver- wenschte roodhuiden moet ik niets hebben! Ik moet voorzichtig zijn, want als ik hen zie, hebben zij mij allang opgemerkt!" Hjj reed nog een goed eind door, toen liet hij zich van zijn paard glijden. „Ga liggen, Liddy!" Gehoorzaam legde zich het paard neer, en de ruiter ging behoedzaam met het ge weer in de hand in de richting van het De Eeuw van de Conferenties. We leven in een wonderlijke eeuw, amice! En of:.in de eeuw van het kind. En.van de ge-emancipeerde vrouw! En van de wonderen der techniek. Je bedoelt de stoomfietsen? En de vliegerij. En de draadlooze telegrafie. En de tanksja 't is 'n reuze-tijd! En wat vindt jij nou 't allerbelangrijkst in onze dagen? Nou.laat 's kijken.De malaise Mis: De conferenties! De con. nietwaar?.... Heb je ooit in vroeger eeuwen zooveel van conferenties gehoord?.... Nee! Vroeger huurde de een 'n ven del krijgsknechten en de ander sloeg met de groote bel van de slottoren de onderhoorigen bij mekaar. En dan ging 't er van langs. En 't eindigde met 'n feestmaal in de groote burchtzaal. werk. Je hebt gelijk! Maar in onze eeuw hebben we de con ferenties in de plaats gekregen.Al vier jaren aan een stuk hebben we conferenties! Ik geloof 't ook! En 't houdt niet op!'t wordt met de week erger.Vorige jaren hadden we er tenminste maar een tegelijk.... Als de eene afgeloopen was, begon pas de vol gende. En nou? Nou hebben we der langzamerhand zes tegelijk!..Parijs, Versailles, St. Germain.. Washington..Genua..Genève! Spa.. Scheveningen. London.Nice. Ostende! Berlijn. Moskou. Cannes. de andere zijde. Is de wereld uiterst weel derig gekleed geweest dan vervalt zij weldra I Parijschen smaak te ontleenen. In elk geval in het stijve; is zij bont geweest dan slaat zij is dit een bevestiging van de waarheid, dat over naar het donkere en doffe. Raakt de crinoline uit de gratie, de dames worden weer slank als de palmen van Arabië, tot de hoepelrok wederom in eere wordt her steld. In 1914 was dit eerherstel van de cri noline uit de te Parijs genomen voorberei dende maatregelen met zekerheid te voor spellen; maar de groote oorlog heeft door al lerlei invloeden, niet het minst door gebrek aan stoffen, haar natuurlijken ontwikkeling vertraagd. Naar den gewonen loop der din gen zal zij haar beste dagen moeten beleven, di. haar grootsten omvang moeten bereiken in de tweede helft der twintigste eeuw. Im mers, sedert meer dan vier eeuwen is de hoepelrok telkens als een phoenix uit zijn asschen herrezen, en is zijn bloeitijd steeds in het midden der eeuw gevallen, terwijl in het begin en aan het einde der honderd jaren een neiging tot het slanke en spichtige heerscht. elke belangrijke mode uit het hperschende karakter van haar tijdvak geboren wordt, en dat, zoo zij al op verschillende punten van de beschaafde wereld afzonderlijk te voorschijn treedt, al deze afzonderlijke verschijnselen met elkander in innig verband staan. BABBEL-UURTJE OVER MODE. Het Ontvang- en Visite-toilet. (Vervolg.) In aansluiting op miin artikel van de vori ge week zijn er nog eenige dingen, die in dit verband van nut kunnen zijn. Want het toi let voor het ontvangen en brengen van visi tes, is niet af met de door mij genoemde mo dellen van de vorige week. Om eens iets te noemen: het is niet vaak mogelijk om in het visite toilet zelf over de Sinds 1820 is in de vrouwlijke kleeding een I straat te gaan. En het is ook niet altijd r.io- En ieder ging weer aan zijn J langzame uitzetting te merken, die van jaar gelijk op het toilet 'n „bijpassende mantel" tot jaar toeneemt en tusschen 1854 en 38661 te dragen, gelijk in het eerste artikel werd haar grootste afmetingen bereikt. Dan in aangeduid. 1867, verdwijnt na een veertienjarige heer- Tusschen de enkele japon en de japon mA schappij de groote crinoline. In 1720 zinkt bijpassende mantel ligt een heel geschik te het kapsel en wordt zoo klein mogelijk, de tweede hoepelrok, de panier, zoo genoemd naar zijn overeenkomst met een groote om gekeerde korf, zwelt langzamerhand tot een groote en grootere ballon op. Tegen het ein de der 18de éeuw heeft dit kleedingstuk af oplossing. Deze oplossing is: de cape! De cape of cape-mantel heeft vrijwel de geheele moderne geschiedenis door goede diensten gedaan als overkleed. In elk van de gedaan; als Madame Dubarry twee maanden duizend vormen, waarin vroegere geslachten na Marie-Antoinette op het schavot klimt wordt haar hoepelrok in de lucht rond ge- sllrgtrd onder luid gejubel van het volk, dat daarin onwillekeurig het zinnebeeld der adellijke wereld herkent en daarmee spot. De heerschappij van Ren eersten hoepelrok begint na de verkiezing van Karei den Vijf den tot keizer van Duitschland. De zooge naamde Vertugade neemt steeds in omvang dit kleedingstuk droegen, heeft het altijd zeer „gekleed". Bovenden munt het altijd weer uit door groote gemakkelijkheid. Toch was de aandacht en de genegenheid voor de cape bij het laatste geslacht zoo groot niet. Het leek zelfs gezien de veie mis lukkingen in de laatste mode-jaren dat ze voor de naaste toekomst vrijwel had af gedaan en er de eerst-volgende perioden niet bosehje. De boomen waren laag en stonden ver uiteen. Achter het bosehje, zag hij, stond een blokhut! Een dikke rookwolk steeg uit den schoorsteen op. Die schijnen zich veilig te voelen mompelde de ruiter. Maar toen hij dicht bij de hut gekomen was, zag bij iets, dat hem van schrik deed huiveren. Hij zag een geweldige Grizzly-beer, gebogen over het lichaam van een man; aan den tegenovergestelden kant van de hut een jong meisje op een laag rotsblok gevlucht, vol angst afwachtende, dat de beer zich op haar zou storten. Zonder aarzelen stapte hjj moedig op den beer af. Deze keerde zich om en zag met zijn kleine, glinsterende oogjes zijn nieuwen aanvaller kwaadaardig aan. Hij liet zich niet afschrikken, naderde kalm het ondier. Op tien pas afstand legde hij zijn geweer aan, mikte en trof het dier precies in het oog. De beer stond een oogenblik kaarsrecht, toen viel hij dof-ploffend naast zijn slacht offer neer. Een kreet van vreugde! en het meisje liet zich van de rotsblokken afglijden en snelde naar haren redder. Plotseling bleef zij staan. Dat gezicht! Ze kende het! Daar kwamen herinneringen uit het verle den. Ze zag zich zelf in een tuin.een ver drietige jongeman voor haar. Ze hoorde hem weer zeggen: Daphne, wees niet zoo wreed, ik houd zoo zielsveel van je. Ik weet wel, Joe is rijker, maar hij is een bon-vivant, een slecht mensoh! Maar zij had hem uitge lachen en was weggeloopen. Nadien had ze hem nooit weer gezien. Moest ze hem hier nu terugvinden, als haar redder? Maar het was niet zoo. Herbert droeg geen baard, hij zou er nooit zoo slordig uitzien! Ook de jager onderging een heftige aandoening. Hij had haar erkend en een sombere trek kwam op zijn gelaat. Paphme jij hier? Ik dacht dat je in New York was! Heeft die schurk je mee hier naar toe genomen? Herbert! dus. je bent het toch! O! wat heb ik naar je ve'rlangd! Hij heeft me ge dwongen méé te gaan. Ik heb een vreeselijk leven gehad! Hoe is dat alles gekomen? Ik was even naar buiten gegaan, den kant van de vlakte uit. Toen hoorde ik opeens een gil; ik rende naar huis en zag dat Joe door een beer aangevallen was. Toen ben ik op dat rotsblok geklommen. Maar had je dan geen geweer kunnen halen? Je was toch dichter bij de hut dan bij de rots?.Je hebt dus geen moeite ge daan om hem te redden, hoewel je inderdaad zei, dat je van hem hield? Zonder haar antwoord af te wachten liep Herbert naar het slachtoffer. Ja, hij was dood! Ik zal hem begraven al heeft hij het niet verdiend! Hij maakte een kuil voor den gestorvene en legde hem daar in. Toen floot hij zijn paard. Onmiddellijk kwam het trouwe dier aanrennen. Herbert sprong op zijn rug. Toen Daphne dit zag snelde zij naar hem toe. Herbert, wat ga je doen? Neem me mee. Ik kan hier toch niet alleen blijven. Ik heb altijd van jou gehouden, maar papa wilde. dat ik Joe zou trouwen. Dat is een leugen! Niemand heeft je ge dwongen. Bovendien je hebt hem nu niet geholpen! Morgenochtend passeert hier een karavaan naar Frisco. Adieu! En met die woorden verdween hij in de duisternis. Luid roepen^ liep het meisje heiu achterna, maar hij was en bleef weg. Snik kend wierp ze zich op het bed in de hut. Eenige jaren verliepen. Nog steeds zwierf de ruiter eenzaam door de prariën, levend van wat hij schoot. Zoo naderde weer de jaarljjksch terugkee- rende dag, dat hij naar San Francisco moest om kruit te halen. Herbert! jij hier! Wat kom je hier doen? Ik heb kruit gekocht antwoordde hij kortaf. Kun je me nog steeds niet vergeven? Je hebt eens mijn liefde geweigerd, toen het geluk je nog omringde; dat kan ik je nooit vergeven. Vaarwel! En met die woorden verdween hjj. Voor haar ging de zon achter donkere wolken schuil

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 7