Gemeenteraad van Heidér.
Vergassing van Dinsdag.
Do Algemeens Beschouwingen der Ge
in ooute-begrootliig 1028 worden voortgezet.
De heer Schoeffélenberger eet
zijn rede voort. 8pr. zal nog ééne opmeiking
maken, omtrent „liet Lloht, doch is aanvan
kelijk niet te volgen.
Het Marine-monument Spr. kan
zich indenken in de mentaliteit van den
Voorzitter, die uit Ibepaald© marinekringen
voortkomt, en die in zijn Nieuwjaarsrede deze
onthulling releveerde. Zeer zeker zou daar
nog wel wat tegen in te brengen zijn. Het
nrarihe-monument is een doorn in spr. oog,
er kleeft bloed aan.
De maximum melkprijs. De ge
meenteraad zal straks, nu de zaak voor den
Hoogen Raad komt wel met de kous op den
kop thuis komen. Waarom (komt men niet
met een verordening op den broodprijs?
Werkverschaffing. Dit Ooilege
heeft daarvoor zijn beet gedaan, eere wien
«ere toekomt. Maar de vraag doet zich voor
of nog niet anderen in aanmerking daarvoor
komen. Spr. ervaring is, dat wie den groot
sten mond heeft ook het eerste daarvoor in
aanmerking komt
Belastingverlaging is een van de
goede dingen, die tot stand kwamen. De heer
Staalman heeft gisteren uit den Bijbel gele
zen, betreffende het anti-milit. standpunt van
de chr.-dem. Maar A. P. Staalman heeft nim
mer blijk gegeven van zijn anti-militaristische
gevoelens. Hij is ook voorstander van de
Burgerwacht. A. P. Staalman zei: we moeten
een goed leger hebben, maar spr. beeft liever
een slecht dan een goed, want een slecht is
minder gevaarlijk. Wat nu het a n t i - m i 1 i-
tariame der soc.-dem. betreft, zij wil
den in 1914 den oorlog tegenhouden. Spr.
citeert uit verschillende bladen ten -bewijze,
dat de groote maatschappelijke hervormingen
in handen van het socialisme veilig zijn. Het
is de kwestie maar van welk socialisme, maar
in geen geval bij de reehtsche partijen»
Raadhuis kwestie. Dit is een plaat
selijk belang. De houding tegenover den
pandhuishouder was niet reëel; spr. weet dat
van zeer nabij. De plannen, die op het oogen-
blik doof den eigenaar gekoesterd wonden,
zijn niet dan in het nadeel van de gemeente.
De heer G r u n w a 1 d
M. de V. Het algemeen rapport van de
Commissie vah rapporteurs heeft miji teleur
gesteld omdat daann geen of bijiia geen mij
ner bezwaren en meemingen naar voren zijn
gebracht.
Ik zal dus afgescheiden van het algemeen
rapport mijn meening kenbaar moeten
maken.
M. de V. Ik wil wel verklaren dat ik het
wenschelijk acht in tegenstelling met enkele
andere leden, dat bij een begroeting door
B. en W. een voorwoord wordt gegeven om
dat daaruit in groote trekken de meening
van B. en W. is neergelegd op welke wijze
zij meenen de gelden, welke toch de kurk is,
waarop de Gemeente drijft, denken te beste
den. Of ik het eens ben met hetgeen B. en
W. daar naar voren brengen is een andere
zaak.
In het voorwoord zeggen B. en W. dat
bit de late indiening van de begrooting ver
schillende factoren het hunne hebben bij
gedragen.
In de eerste plaats d'e samenstelling van
de afzonderlijke begrootingen voor de be
drijven.
Deze mededeeling komt mij op zijn zachtst
uitgedrukt hoogst vreemd voor. De begroo
tingen zijn toch tijdig door de commissies
behandeld en behoeven deze niet Iaat wor
den ingediend om behoorlijk op tijd in den
Raad te komen.
In den distributietijd toen men den eemen
tijdi niet wist wat de andere zou brengen,
kon dat niet anders; nu de geregelde tijd
weer is aangebroken mogen wij verwachten
dat de Gemeente begrooting weer op tijd
wordt behandeld.
Ook het opmaken van de begrootkig voor
het waterleidingbedrijf is een niet gemak
kelijke taak geweest zeggen B. en W.
En onder meer, dat zij het aanvankelijk
voornemen hadden om niet eerder voorstel
len te doen tot tariefverhooging of althans
in werking te doen treden, dan nadat de Ge
meente het noodige water van de P. W. N.
suppleert, zijn teruggekomen.
Verder zeggen B. en W., wij zullen U
dan ook eerlang voorst-ellen doen toekomen
om eene tarieföverhooging in te voeren te
rekenen vanaf 1 Januari 1923.
Deze veranderde meening is ontstaan,
eerstens als gevolg van de bekende bedrijfs
resultaten over het eerste half jaar 1922,
waaruit blijkt, dat het bestaande' tarief niet
gehandhaafd kan blijven, aangezien dit be-
bedrijf een vrij belangrijk verlies oplevert,
en tweedens wql kan worden aangenomen:
„dat in het eerste half jaar 1923 nog geen
water van het P. W. N. zal kunnen worden
betrokken".
Uit de beantwoording van het algemeen
ranport blijkt dat het eerste half jaar 1922
een verlies heeft opgeleverd van 8346,60
en zal dit naar mijn meening over een vol
jaar ongeveer 7000,bedragen.
Nu vraag ik mij af, waar ik reeds 20 Juni
1922 bij de behandeling vah de suppl. be
grooting 1921 de noodzakelijkheid heb be
toogd tot herziening van de tarieven te ko
men ten einde te voorkomen dat het bedrijf
geregeld met verlies zal werken en ik bij
schrijven van 25 Ootober B. en W. opnieuw
opmerkzaam heb gemaakt om de tarieven te
verhoogen, daar verbaast het mij ten zeerste
dat B. en W. in hun voorwoord nu pas van
in-eening veranderd rijn en zeggen dat zij
eerlang voorstellen zullen doen om de ta
rieven te verhoogen.
M. d. V. Het komt mij voor, waar B. en
W. wisten dat 1921 reeds een verlies heeft
opgeleverd van pijn. 4000,— dat het uit
stellen van de tariefwijziging niet door den
beugel kan.
Waar B. en W. dus wisten dat er verlies
geleden zou worden, was het de dure plicht
geweest, o-m de tarieven zoodanig te ver
hoogen dat dit verlies zou wegvallen. Bleek
dan, dat bij de afname van het P. W. N. het
bedrijf nog verlies zou opleveren dan had
den B. en W. opnieuw moeten voorstellen
de tarieven te verhoogen.
Het komt mij voor dat B. en W. in deze
em struisvogelpolitiek hebben gevolgd
welke niet oirbaar is.
Een tijd als deze, waarin de laag conjunc
tuur in groote mate merkbaar is, mag in
een ooilege dat de belangen van de Ge
meente dient te behartigen, zoo iets niet
voorkomen.
Ik betreur ten zeerste dat B. en W. miju
herhaalde waarschuwingen in den wind heb
ben geslagen.
M. de V. Ik betreur met Ren W, dat het
Rijk de lasten der Gemeente opnieuw heef
bezwaard met een belangrijke verhooging
van de pensioenbijdrage voor het Gemeente-
personeel van 81/» welke blijkens bijlage
No. 2 de Gemeente op ruim 23000,— komt
te staan, welk bedrag weer door de Go-
meentenaren moet worden opgebracht.
De mededeeling van B. en W. inzake de
uitkeering krachtens de wet van 24 Mei 1897
in verband met de noodwet van 1922 baart
ook ons groote zorg.
In 1921 hebben wij toch een nooduitkee-
ring gekregen van 42807,76 wat dus met
de gewone uitkeering van het zelfde bedrag
85715,62 bedroeg.
In 1922 was geraamd f 135326 terwijl B.
en W. (bL 17 volgn. 47) voor 1923 ramen
133010.
Blijkens de onzekerheid welk bedrag ons
wordt toegewezen is dit dus een raming
waarvan wij niet de minste zekerheid heb'
ben dat wij bij benadering dat bedrag zul
len krijgen,
M. de V. ik wensch er den nadruk op te
leggen dat al wat wij minder uitgekeerd
krijgen, dat dit weer op de bela£ftingbiljetten
terecht zal moeten komen.
Vooral ben ik pessimistisch gestemd waar
B. en W. zelf zeggen dat niet aan de meest
bescheiden verwachtingen wordt tegemoet
gekomen.
Ik vermoed dus dat B. en W. al iets weten
en acht ik het gewenscht dat B. en W. open
kaart spelen. De Raad als vertegenwoordi
ger van de Burgerij heeft daar zeker recht
op.
Waar B. en' W. in deze zoo belangrijke
zaak voor onze Gemeente de vrees koeste
ren dat wij niet krijgen wat wij noodig heb
ben vraag ik mij af, hoe B. en W. er toe
komen om voor werkloozensteun; een be
drag op de begrooting te brengen van
100.000,—. Wel rekenen B. en W. op een
teruggave van het Rijk van 40 doch waar
de Regeering de grootst mogelijke zuinig
heid betracht, ben1 ik niet zeker dat deze
zich vast legt aan- 40 voor werkloozen
steun, althans niet op 40.000,en geloof
ik niet dat B. en W. hierop mogen rekenen.
Doch zelfs als wij die steun wel zouden
krijgen komt het mij toch voor dat het be
drag enorm hoog is.
Wanneer gerekend wordt, als werke-
loozensteun 20,— per week dau, zou ge
durende een geheel jaar 100 werkeloozen
gesteund kunnen worden.
M. de V„ Ik wil hier uitdrukkelijk ver
klaren wat ik reeds herhaaldelijk heb ge
daan, dat ik niet wensch, dat in onze ge
meente gebrek wordt geleden en mocht het
noodig zijn dan zal de burgerij ook zeker
de lasten moeten dragen.
Doch ik ben niet bereid er toe mede te
werken een zoodanig bedrag op de begroo
ting te brengen; als het er op staat, wordt
het gemakkelijker uit gegeven en zal ik mij
er mee kunnen vereenigen door dit bedrag
ot> de helft te stellen, doch op voorwaarden
dat B. en W. bereid zijn een Oommissie aan
te wijzen die met de betrokken wethouder
'de werkloozensteun regelt, bijvoorbeeld van
2 w erkgevers en twee werknemers die mede
invloed zullen uitoefenen om te bepalen wie
steun noodig hebben.
B. en W. zeggen verder in hun voor
woord: „dat zeer slechte geruchten de ronde
doen dat Rijksambtenaren in dit begroo-
tingsjaar '81/, van hun inkomen zullen
moeten bijdragen voor eigen pensioen en
weduwenpensioen en dat door een herclas
sificatie de salarissen zullen verminderd
worden met 6 zoodat het zuiver inko
men van een niet gering deel van onze ge
meentenaren zal dalen, hetzij niet 14 het
zij met 8llt
„Dit zal niet nalaten (ook) van invloed
te zijn op de inkomsten der handeldrijven-
deó, zoodat de kans groot is, dat het totaal
belastbaar inkomen aanmerkelijk zal dalen."
Nu zeggen B. en W. verder ojtn.: „En zo
de geraamde bedragen nog worden beknib
beld, dan tornt men wellicht aan het wel-
standspeü van een meer of minder groot
deel van onze gemeente(ambte)naren het
geen ontegenzeggelijk van tniadeeligen in
vloed zal zijn op de geheele bevolking."
B. en W. zeggen nog: „Daardoor schept
men trouwens bovendien een factor, die er
toe leiden zal, dat de gemeente wordt be
roofd vah de beste krachten voor haren
dienst."
B. en W. erkennen dius zelf dat het zuiver
inkomen in onze gemeente belangrijk lager
zal zijn in 1923 dan in 1922, door de pen
sioenaftrek en wellicht ook door herclassi
ficatie.
B. en W. hadden daaraan1 ook bunnen
toevoegen dat het zuiver inkomen nog Lager
zal zijn door het vertrek voor het grootste
deel van het Loodspersoneel.
Waar dat het geval is M. d. V. moet mi.
de meest mogelijke zuinigheid worden be
tracht alle noodelooze uitgaven worden ver
meden.
Ik ben echter ook van meerling, dat wij
niet moeten tornen aan de salarieering van
de Gemeente-werklieden en ambtenaren,
omdat de aanvankelijke verbetering van in
komsten tijdens de hoog conjunctuur niet
hebben meegemaakt en het mij1 niet billijk
voor komt, dat nu de laag conjunctuur er
is, maar direct de salarissen gaan vermin
deren.
Dit neemt echter niet weg, dat ik niet de
meening van B. en W. onderschrijf dat wan
neer die verlaging zou geschieden dat de
Gemeente zou worden beroofd van de beste
krachten.
Het kan toch B. en W. ook niet onbekend
zijn, dat voor iedere betrekking helaas tal
van sollicitanten, waaronder hoogst bekwa
men en tal van gepromoveerden zich aan
bieden.
M. de V. Bij de behandeling in de eerste
afdeeling van de begrooting is door mij de
noodzakelijkheid betoogd om de vacantie-
toeslag te doen vervallen, overwerk niet
meer dan in uiterste gevallen te doen be
talen; ook voor de gemeente-werklieden de
48-urige werkweek in te voeren en ook de
werktijd van de ambtenaren te verlengen.
Nu het Rijk, dat hier een belangrijk be
drijf heeft, de 48-urige werkweek heeft in
gevoerd niet alleen hier, doch in alle haar
bedrijven over het geheele land, komt het
mij voor dat de Gemeente niet royaler mag
zijn dan het Rijk en dus ook de 48-urige
werkweek heeft in te voeren.
Ik meende echter in die afdeeling dit
voorstel niet te moeien doen, doch voor te
stellen de Commissie van. Georganiseerd
Overleg op te dragen deze zaak nader onder
de oogen te zien en ten spoedigste daar
over rapport uit te brengen.
Ik heb het vertrouwen; dat deze Com
missie de zaak ernstig zal bestudeer en en
met het oög op het belangrijk lager inkomen
in onze gemeente er toe zal willen meewer
ken om deze materie tot een goede oplos
sing te brengen.
M. de V. wanneer ik de bedrijven de re
vue laat passeeren, dan bemerk ik tot mijn
genoegen' dat B. en W. gevolg hebben ge
geven aan de opmerking door mij opge
maakt bij mijn schrijven van 25 Oct 11 om
de uitbreidingen uit de beschikbare mid
delen, te gebruiken waardoor de Gemeente
gevrijwaard wordt om daarvoor leeningen
aan te gaan.
M. de V. Alvorens ik de Gasfabriek be
spreek wensch ik de opmerking te maken
dat ik gisterenavond met niet geringe ver
bazing de redeneering van den heer Bor-
kert heb gevolgd waar hij het had over de
bedrijven.
Volgens hem en blijkbaar vertolkte hij de
meening van zijn geheele fractie moest de
winst in de Bedrijven blijven, deze moeiden
de Bedrijven ten goede komen. En M. de V.
juist het tegendeel heeft plaats gehad.
De heer Borkert heeft gezegd, en geluk
kig voor hem dat hij dat gezegd heeft, dat
hij geen verstand van financien heeft
Ware dat wel het geval en had de heer
B. de begrooting en ook de begrooting van
de Bedrijven gelezen, dan zou de heer B.
versteld hebben gestaan van de stoutheid
van zijn partijgenooten in het College van
R. en W.
Het waterleidingbedrijf heb ik reeds zoo
even behandeld en zal ik bij de betreffende
artikelen daarvan nog het ©en en ander
zeggen.
De Gasfabriek.
Het komt mij voor, dat wanneer er winst
wordt gemaakt dus na aflossing, verplichte
afschrijving en afschrijving van de beschik
bare middelen, de overblijvende winst zeker
in de gemeente-kas gestort mag worden om
het bedrag van den hoofdelijken omslag te
verminderen.
Waar toch Ieder jaar belangrijke bedra
gen worden gereserveerd voor beschikbare
middelen, dit is voor het vormen van be
drijfskapitaal en om daaruit uitbreidingen
uit te betalen, waardoor de bedrijven op een
gezonde basis zijn gebracht, daar kan het
toch geen bezwaar opleveren dat d© winst
in de gemeente-kas wordt gestort
Ik wil er even op wijzen, dat uit de reke
ning 1920 (zie bladz. 6 volgn. 9a. gasfabriek)
begrooting 1922 èen winst in do gemeente
kas is gestort van 72.690,62" (zie ook bldz.
36 volgn. 10 der uitgaven begrooting gas
fabriek bijlage 2) terwijl -uit de begrooting
van 1923 op bi. 6 volgn. 8a uitkeering Gas
fabriek 8981,777 blijkt dat de winst over
1921, (zie ook bldz. 88 volgn. 10 der uitgaven
begrooting Gasfabriek) een winst is gemaakt
van 7185.23.
'Hieruit blijkt dat B. en W. het met mij
eens zijn, dat de winst gebruikt mag wor
den tot verlaging van de Inkomstenbelasting.
Of de heer Borkert nu nog zoo tevreden
is over de gevoerde bedrij f apolitiek meen
ik te mogen betwijfelen.
Straks zal ik bij de betreffende posten in
zake dit bedrijf mjjn meening daar over
doen kenbaar maken.
Electrisch Bedrijf. Ik mag hierbij de ver
wachting uitspreken, dat B. en W. ook voor
dit bedrijf dezelfde lijn zullen volgen.
Gemeente-Reiniging. Ik betreur het ten
zeerste, dat dit bedrijf steeds duurder #wordt
en komt het mij noodzakelijk voor, na te
gaan of deze tak van dienst niet economi
scher kan werken.
Centrale Boekhouding. Ik behoef niet te
herhalen, dat ik nog even onverzwakt sta
met mijn meening, dat dit bedrijf noodzake
lijk in het belang der gemeente moet wor
den opgeheven. Ik adht het beter daar nu
niet verder op in te gaan. Toch wil ik con-
stateeren, dat geen der gemeente besturen
ons zijn gevolgd hoewel er verscheidene zijn
geweest, die inlichtingen bij de O.B. hebben
ingewonnen.
Ik kan mjjn beschouwingen niet besluiten
zonder de opmerking te maken, dat blij
kens bldz. 48 hoofdstuk 6 afd. 1 Lager On
derwijs dat de bedragen hiervoor geraamd
in 1923 belangrijk hooger zijn dan in 1921
is uitgegeven.
De begrooting in zijn geheel beschouwen
de, geeft mij deze geen opgewekt'beeld voor
de toekomst. Wanneer ik nu naga, dat over
het belastingjaar 1921/1922 aan belastingen
is ontvangen 1.187.631,06 en blijkens volg-
no. 1 der ontvangsten van vroegere dien
sten over restanten in verband met het voor
stel van B. en W. (bijlage 1891922) op den
dienst 1922/23 een bedrag van 00.096.50*
wordt overgebracht, dan blijkt daaruit de
juistheid van mijn betoog in de vergadering
van 20 Juni en 80 Aug. naar voren ge
bracht
Wanneer wij nu nagaan, dat de ongun
stige tijd voor de gemeente eerst zal be
merkt worden bij het daarstellen der kohie
ren van het Rijksbelastingjaar, dat dus ook
voor de gemeente geldt over 1924/25, omdat
in die kéhieren eerst tot uiting zullen ko
men de lagere inkomens, in 1923 genoten,
dan zie ik met zeer veel zorg de toekomst
tegemoet, omdat ik niet veel van verlaging
der uitgaven verwacht, terwijl de inkomsten
belangrijk zullen dalen, daarom M. de, V.
kan ik er niet genoeg op aandringen om
de meest mogelijke zuinigheid te betrach
ten.
M. de V. Ik heb getracht zoo objectief
mogelijk de zaken te beschouwen en ook
mijn critiek verre te houden van persoon
lijke aanvallen. Alleen het groote belang van
onze gemeente heeft mij genoopt te zeggen,
wat ik meende hier te moeten aanvoeren.
De heer Baak: De gewoonte om van elke
fractie één woordvoerder te doen optreden,
wil spr. niet vOlgen, omdat hy uitdrukkelijk
wil verklaren, dat de heer Van Breda niet
namens de r.-k. 'fractie sprak.
Hetgeen door de verschillende sprekers is
behandeld, bevatte weinig principieels. Al
leen de heer Staalman deed ©enigszins een
principe naar voren komen. Maar spr. is
geen voorstander om steeds het principieele
naar voren te brengen. Zooiets hoort naar
spr. meening niet thuis in den Raad. Een
raadslid behoort alleen de gemeentebelangen
als zoodanig te bespreken. Daardoor ontstaan
dan allerlei botsingen met anderen, die de
belangen anders -behartigen.
Men spreekt nu over bezuiniging, maar die
geschiedt steeds naar den verkeerden kant.
IMeh schermt met deze en dergelijke woor
den, maar geeft geen basis hoever men wil
gaan. Een „menschwaardig bestaan moet er
zijn, zegt men, maar zij die dat zeggen, heb
ben in den regel zelf zoo'n meusohwaardig
bestaan. Men moet aangeven wat men er
onder verstaat.
Voorwoord begrooting. Spr. is
het eens met sommige beschouwingen daar
in, maar er is één groot© fout gemaakt
De gemeente Helder wordt geplaatst bij
de herclassificatie in de 2e klasse. Spr. kan
dit nadrukkelijk verzekeren* maar het is ver
keerd, dat B. en W. dit aanhalen en van de
onderstelling uitgaan, dèt het zoo is. Een lid
van de commissie maakt er thans al gebruik
van.
Zij die probeeren de loonen naar beneden
te krijgen en gebruikmaken van het argu
ment dat de rijksambtenaren ook verlaging
hebben, gebruiken een slecht argument
waarvan men geen gebruik mag maken. De
heer Van Breda heeft het rijkspersoneel geen
dienst bewezen door dit te zeggen, ook de
heer Tielrooij niet. Wij zijn van ziulke strij
ders niet gediend. Iedere burger moest er
zich achter plaatsen om het inkomen van het
rijkspersoneel te verhoogen, waarbij toch ook
de winkelstand belang heeft Wat zou er van
den winkelstand terecht komen als hier geen
rijksambtenaren waren? Zijl jubelden immers
bij eiken duurtetoaslag. En nu hebben wij
hier de Mij. van Nijverheid (de heer Grun-
wald schudt zijn hoofd; is deze heer mis
schien voorzitter?). (Interrupties).
De heer Grunwald probeerrt het niet met
verlaging, maar tracht de -bezuiniging te vin
den aan den anderen kant Hij wil ook even
als de anderen bezuinigen, en hoort bij de
heeren Bok, Tielrooij en Van Breda. Aan
vankelijk had ik er den heer Schoeffelenber-
ger ook bij, maar die is misschien wel te be-
keeren.
Er is gisterenavond veel naar voren ge
bracht dat niet alles kan worden weeriegd.
Slechts op enkele punten zal spr. ingaan. De
beeT Van Breda begon de finale te blazen en
we dachten iets bijzonders te krijgen, maar
in zijn 4 punten was niet veel, behalve dan
zijn kritiek op het Ooilege. Hij sprak over
prijsverlagingen, etc., maar stel daar tegen
over de hoogere belastingen en huren, dan
komen de menschen nog nadeeliger uit.
Raadpleeg de statistieken van verbruik, die
zijn hooger dan die van 1918.
Er zijn vele sollicitanten voor betrekkin
gen, ook de heer Grunwald haalde dit argu
ment aan. Dat is toch vreeseltjk, zoo'n argu
ment te gebruiken, als men weet hoe de toe
stand is, waaróm een doctor in de letteren
moet solliciteeren. Het is schandelijk zoo -te
spreken.
De heer Grunwald: Heb ik dat gezegd?
De heer Baak citeert de betreffende
woorden uit de rede des heeren Grunwald.
De heer Grunwald: Dat hebt u ver
keerd opgevat!
De heer Baak: „Jaag ze maar weg; door
de laag conjunctuur is er plaats genoeg".
Dat was de bedoeling ervan. De heer Wibaut
is door den heer Van Breda aangehaald. Deze
heer moet evenwel voorzichtig zijn met der
gelijke citaten. Wibaut heeft n.1. er bij ge
zegd: „als er op niets meer bezuinigd kan
worden". En dat is ook het standpunt van
alle organisaties, ook die van spr. Maar het
citaat verliest er zijn waarde door.
De heer Van Breda -meende, dat Ged. Sta
ten de begrooting aldus niet zouden góed-
Leuren. De heer Van Breda kan gerust zijn:
Ged» Staten van Gelderland hebben zich ten
opzichte van de gemeente Harderwijk op het
standpunt gesteld, dat aan eenmaal verkregen
rechten van het gemeentepersoneel niet moet
worden getornd. Veel van dit betoog slaat
ook op den heer Tielrooij. Deze heer maakt
het het ergst van alle bezuinigers. Juist van
den heer Tielrooij verbaast me dat in hooge
mate, omdat deze heer bij zijn entrée in den
Raad zoo heel anders heeft gesproken. (Spr.
leest voor hetgeen de heer Tielrooij toen
heeft gesproken). Hij noemde de soc.-dem.
aardige menschen, waarmede h;j wel uit vis-
schen wilde gaan. Misschien is de heer Tiel
rooij thans ontevreden, omdat ook hij 81/i
van zijn salaris moet missen. Het is onbegrij
pelijk, dat de heer Tielrooij zegt, dat er ver
andering moet komen in het georganiseerd
overleg.
Donkere Duinen. De heer Tielrooij
heeft daar veel in gezeten, spr. wou dat-ie er
nog maar zat. Hij heeft zich als deskundige
opgeworpen en becritiseert degeen die met
de leiding is belast. We hebben in den heer
Tielropq een uitstekend deskundige gevonden
en spr. hoopt, dat hij mettertijd opper-hout-
vester aldaar wordt»
De heer Borkert haalt het verbond aan met
de v.-d.; dat is slecht uitgevallen. Spr.' zou
willen zeggen: de heeren waren dus in slecht
gezelschap en gelukkig dat er ook andere
elementen zijn die meer voor de denkbeelden
der soc.-dem. voelen.
Spr. komt terug op de Mij. van Nijverheid.
Wat die menschen willen, begrijpt ®pr. niet.
Aan de bestuurstafel knikt men van ja, maar
spr. weet het niet, want hij gelooft niet, dat
die heeren al1 hun troeven uitspelen. Bij hoog
conjunctuur zitten ze in den piepzak, zooals
mr. Veraart zich eens uitdrukte, bij laag
conjunctuur krijgen ze weer allerlei praats.
Zij komen fel op tegen de bedrijfsraden, te
gen de socialisatieplannen, enz. Zij willen nu
langer laten werken* maar spr. heeft de over
tuiging, als eenmaal de 48-urige werkweek
er is, dat zij niet zullen rusten voor zij de
53-urige hebben, en zoo komen we dan lang
zamerhand op de vroegere toestanden terug.
Van deze heeren zijn er meerderen in die
Maatschappij, en de heeren Bok en Van
Breda bevinden zich in dat gezelschap.
Spr. komt nu tot een uitvoerige -becijfering
van hetgeen men onder redelijk loon kan ver
staan. Als- men een basis van bezuiniging
aangeeft, zal men toch als redelijk loon het
gemiddelde inkomen moeten aannemen eener
bevolking. Nu is dat volgens de geraamde
opbrengst der belasting -hier 18 millioen, dat,
verdeeld over 28600 inwoners per hoofd 649
geeft. Dit geeft geen juist beeld, omdat de
inkomen-s beneden ƒ800 vrij zijn van belas
ting. Het gemiddeld inkomen van eiken aan
slag bedraagt ƒ2189, dat Is ƒ42 per week,
voor een gezin met 2 kinderen 2500, dat is
1 49 per week. Dat zal men wel te veel vin
den, want de cijfers voor de gem.-werklieden
zijn van ƒ39 tot ƒ44.40 per week. Spr. be
cijfert verder hoe deze alle onder het econo
misch mogelijke niveau blijven en beneden
een m en sCh waardig bestaan. Op die gronden
is het niet mogelijk te stemmen voor ver
slecht! n-gen, gezien het feit, dat het gemeente-
personeel altijd achter de verhoogingen aan
komt.
De heer Van Os had aanvankelijk niet
aan de algemeen© beschouwingen willen deel»
nemen* nu de heer Van Breda de woord
voerder der t.-k. fractie is geweest. Na de
rede van den heer Baak wordt spr. evenwel
genoodzaakt eene verklaring af te leggon.
De heer Baak kan natuurlijk niet ouders
praten don bij deed....
De heer Baak: Ik sprak uit overtuiging.
De heer Van Os: Neen* dat kan niet. De
heer Baak beeft als katholiek afstand gedaan
van zijn overtuiging. Het katholiek stand
punt omvat alle standen. Er behoeft nu niets
anders te gebeuren dan dat d© heer Baak zich
laat inschrijven als lid der s.d.a.p. Wij mogen
als katholieken den arme rijn loon niet ont
houden en wij hebben alles gedaan om dat
te verwezenlijken. De heer Baak heeft zelf
getuigd, dat hjj niet meer bjj de katholieke
fractie hoort. Gisterenavond; heeft de heer
Borkert gezegd: konden we de katholieke
partij in drieën scheuren!
De heer Borkert: Ik heb gezegd: de
katholieke party is in drieën gescheurd 1
De heer Van Os: Er wordt inderdaad
aan gewerkt, de omstandigheden leiden er
toe. Het is menschetijk. Maar het mag in
onze party niet gebeuren. Als de beer Baak
spreekt zooals hq vanavond spreekt, spreekt
hq namens de organisatie, die hem vrijstelt.
De beer Borkert is van dezelfde richting ais
de heer Baak. Hy is een uitstekend propa
gandist voor de zijnen, hy doet het heel aar
dig en de party mocht hem wel eens beloo-
nen daarvoor 1
De heer Borkert erkent, dat hy voor de
tribune spreekt, maar mag hy daarvoor de
raadszaal gebruiken, om te vertellen welk
hemeltje ons in bet socialisme wacht? Maar
o wee als we dien hemel trachten te -bereiken.
Ze geven met handenvol, ook als er niets is.
Laat de maatschappy maar te niet gaanl Spr.
zegt niet dat de arbeiders te veel loon krij
gen, maar er zyn velen, die minder krijgen.
Menschen, die productief werk laten ver
richten, doen dat ook niet altyd voor hun
pleizier. Kqk maar eens naar de faillissemen
ten. De z.g. O.W.-ers zijn er minder aan toe
dan de heeren Baak cjs.
De heer Van L o o
M. de V. Om aan de algemeene beschou
wingen deel te nemen heb ik maar enkele
punten, wyi andere aangelegenheden reeds
ruimschoots door den heer Grunwald bespro
ken zyn.
In de eerste plaats echter moet ik opkomen
tegen de manier waarop de heer Schoeffelen-
berger hier gisterenavond gesproken heeft.
Hy vond het zonde van den tqd en het
geld, dat hier algemeene beschouwingen by
de begrooting worden gehouden, maar in
middels ging hy zyn gang en dat op 'n wyze,
die feitelijk niet door den beugel kon.
M. de V. Ik behoef het hier niet op te
nemen voor het Ooilege, maar persoonïyke
aanvallen op de wyze als door den heer Sch.
naar voren gebracht, noem ik niet fair.
Op 'n dergeiyke manier is de heer Schoef-
felenberger in een der vorige vergaderingen
te keer gegaan tegen den heer Grunwald, en
gisterenavond ging dit tegenover de heeren
De Zwart en Verstegen.
Hy noemt alle raadsleden zyn Vrienden,
maar als hq dat vriendschap noemt, hoe zal
het dan gaan tegenover zyn vyanden? Nie
mand zal den heer Sch» zyn critiek ontzeggen,
maar men zorg©, dat d© debatten op behoor
lijk peil blqven* en men houd© zich aan d©
begrooting.
Zpoals de heer Schoeffelenberger gister
avond sprak, is dit, zooals hij dan zegt: niet
voor de publieke tribune, maar dan toch wel
voor publiek, dat van sensatie houdt.
M. de V., ik vermeende dit even naar voren
te -moeten brengen, niet om den zedemeester
tc spelen tegenover den heer Schoeffelen
berger, doch om den goeden geest in den
Raad te behouden. En waar hq, zooals ge
zegd, alle Raadsleden als zijn vrienden be
schouwt, hoop ik, dat hij dezen vriendenraad
van mq zal aanvaarden.
M. de V. Nu de politiek door den woord
voerder van de S.D.A.P. gisterenavond op
zoo pompeuze wqze naar voren is gebracht,
alle partijen hun .portie hébben gekregen en
speciaal de Vrijz.-Democratische Partij onder
handen is genomen, acht ik mij verplicht, al
is het noode dat ik het doe, ook ©en stuk poli
tiek te behandelen.
Ik wil wel eeriyk zeggen, dat ik daarop
niet zoo goed ben ingericht als de S.D.A.P.
Nu ik toch politiek moet behandelen en de
wethoudersbenoeming weer met zooveel
woorden ter sprake wordt gebracht, in dien
zin, dat ons Vrijz.-Dem. wordt verweten* dat
wjj daar indertyd telkens op zyn teruggeko
men, wensch ik toch even het geheugen van
de heeren op te frisschen. Voor dat de bö-
nceming moest plaats hebben, heeft de Vrijz.-
Dem. Raadsfractie een schrijven gericht tot
die van de S.D.A.P. met de mededeeling, dat
door ons de beer P. de Geus oandldaat was
gesteld voor de vacature-De Ven. De S.D.
A.P. wilde daar niet aan, doch wenschte mijn
partijgenoot Grunwald te -benoemen.
Waar de heer De Geus door de Raads
fractie was aangewezen, kon Grunwald geen
wethoudersbenoeming aannemen.
Waar wij ons indertyd hebben neergelegd
bij de oandidaatstelling van- dien heer Verste
gen, door de S.D.A.P.-fractie voor een wet-
houderszetel aangewezen hoewel wij den
h-pc De Zwart daarvoor meer aangewezen
hebben geacht, -hebben wy ons bij die aan
wijzing neergelegd. Wy hebben ons dus niet
bemoeid met de interne aangelegenheid van
ce S.D.A.P. en had deze zich niet te be
moeien met' de onze, hun plicht was geweest
den heer De Geus te stemmen. De VriJz.-
Dem. Raadsfractie wenschte zich niet te la-
ten voorschrijven wien zij als wethouder zou
den aanwyzen.
Van alle franje ontdaan is dus deze con
clusie de juiste.
D© S.D.A.P. wilde De Geus niet, Grunwald
vas niet disponibel, welnu, dan zullen wy
zelf een candidaat stellen.
Nu indertijd de heer Verstegen gekozen
is, terwiil het den heer De Zwart toekwam,
zullen wy nu trachten De Zwart een plaats
in het College Ie geven.
M. de V. Het komt mij voor, dat de heer
Borkert beter had gedaan deze zaak giste
renavond niet ter sorake te brengen, omdat
deze daad van de S.D.A.P. Raadsfractie met
zwarte kool in de geschiedenis van haar partij
hier ter nlaatse zal moeten worden aange-
tcekend. Door die daad toch is de goede trouw
gesehonden en kon men niet meer op hen
aan.
Nu mag de heer Borkert aanhalen wat hij
by de begrooting van 18 Januari 1921 heeft