Den heer Van Breda wijst «pï. op enkele
onjuistheden. De kwestie van democratie
maakt een ander lilt dan een raadslid. Dr.
Kuyper was aanvankelijk democraat, dooh
handelde heel anders als minister dan als po
litiek leider.
Den heer Van Breda zegt spr., dat de
kath. arbeiders fel tegenover de patroons
staan. Dat de gezellen van den A. N. T. B.
anders deden dan het hoofdbestuur, werpt
.geen blaam op 'het hoofdbestuur, want dat
had met de confeesioneele bonden geadviseerd
het nieuwe contract aan te nemen.
Georganiseerd' overleg en Loonsverlaging
behandelt spr. kortelings. Ook de bewering
omtrent Mussollni. Wat in Italië gebeurde
was, dat Mussollni te groote revolutlonnaire
ideeën had en daarom de partij is uitgezet.
Het is onjuist te zeggen, dat de fascisten
geen katholieken zouden zijn. Het zijn dat
wel, en ze branden en moorden erg. In lan
den waar hoogere ontwikkeling bestaat, kan
geen bolsjewisme wortelsöhleteri.
Vuilverbranding te Hilversum. Het betoog
van den heer Van Breda was staving van
spr. betoog.
Door de Invoering van de 48-urlge werk
week op de Gasfabriek zouden de vuren niet
meer op Zondag behoeven te worden schoon
gemaakt. Dat gebeurt thans al op Zaterdag
middag.
Tenslotte de 4 monopolistische, bedrijven.
Een voorstel inzake Drukkerij is nooit ln den
Raad geweest. En dan was het toch nog niet
monopolistisch. Evenmin een onderwijsin
richting als de Schoolbioscoop.
Kindervoeding. Zooals wij die hebben Is
het een noodmaatregel. En die kinderen wor
den uitstekend gevoed.
In de kwestie van den brief van het P.W.N.
Is de heer Staalman abuis. Spr. zet de nood
zakelijkheid van spoed inzake beslissing uit
een.
De heer Grunwald zegt, er is geen débflcle,
kijk maar naar Twente. Inderdaad, maar er
is ontzettende werkeloosheid. Maar spr. had
het over het groot-bedrijf (Scheepvaartmaat
schappijen, etc.). Waartegenover de Gemeen
telijke bedrijven hoe langer hoe beter gaan
floreeren. Er is dus iets in de wereld aan het
veranderen, en 't ware goed er rekening mee
te houden. De heer Grunwald zal niet willen,
dat we nu een halve ton schrappen om er die
later op te brengen. Een bijslag vain hét Rijk
voor de werkeloosheideondiersteuning krijgen
wij niet; dat kan spr. positief verzekeren.
Directeur Gasfabriek zou niet op de hoogte
zijn van zijn bedrijf. De administrateur was
er niet op die vergadering, maar de directeur
zit er practisch voldoende ln voor het geven
van inlichtingen.
Den heer Adriaans© antwoordt spr. het
verkeerd te vinden in een politieke vergade
ring elkander op godsdienstige punten te
bestrijden. Er zijn hier ter stede meerdere
gezindten dan dn den Raad zijn vertegen
woordigd. Ieder heeft zijn eigen standpunt
daaromtrent. Laten we elkander daarop niet
bestrijden.
alfnea van onderen als door den heer Ver
stegen betreffende de Reiniging gezegd:
Op de begroeting 1920 stonden 68 man
personeel in dienst, op 1 Aug. 1010 waren
er 58 ln dienst. Op het oogenblilj dat de te
genwoordige directeur in dienst trad, waren
er 40, thans 48. En de stad Is belangrijk uit
gebreid, er wordt 50 meer vuil opgehaald
dan vToeger. En ondanks dit is er vermin
dering van personeel.
Men leze dit aldus:
„Op de ibegrooting van 1920 stonden 68
man personeel. Toen de directeur in dienst
trad op 1 Aug. 1919 waren er 53. Einde 1920
waren er 49 en thans 48 man in dienst bij
de Reiniging.
Ondanks de belangrijke stadsuitbreiding
en 60- meer vuil een vermindering van
6 man."1
BEVNENLAND.
De heer D e Z w a r t wijst er op, dat in het
voorwoord der ibegrooting uitdrukkelijk staal,
dat op de bepaalde posten 76.000 meer
moest uitgetrokken. Trots deze verhooging
is de begrooting met ƒ70.000 verlaagd.
Nota van wijziging. Ook deze behandelt
spr., en gaat op allerlei technische dingen
nader in. Dit jaar storten de bedrijven
91.000 terug in de Gemeentekas. Dat is niet
voldoende, er moet nog bij. En de heer Van
Breda zegt: gij gaat buiten uw boekje, de
Gasfabriek betaalt niet meer dan ƒ40.000.
Dat gebeurt ook niet.
De heer De Zwart repliceert verder over
de kwestie van de zg. monopolistische be
drijven, den grondaankoop, verschillende
door den heer Grunwald aangeroerde kwes
ties, waarover wij niets meer zullen vennel-"
den, daar het in hoofdzaak eene herhaling is
van het in eerste instantie aangevoerde.
Ook deVoorzltter gaat nog op diverse
uitlatingen in. Van een „roode draad" is bij
hem geen sprake; spr. zet nogmaals uiteen
welke motieven hem tot zijne houding noop
ten, n.1. het Gemeentebelang en ook het recht.
Daarom heeft spr. juist steeds vroeger de
verhooging tegengehouden, omdat als we
eenmaal den stap gedaan hebben, wij niet
terug kunnen. De 48-urlge werkweek be
schouwt spr. als een politiek relletje. Men
werkt niet harder met 81/2 uur per dag.
De heer Van Breda heeft niet als een
politiek relletje van dn 48-urige werkweek
gesproken*
De Voorzitter beantwoordt voorts nog
de heeren Staalman, TMrooij, Sdhoeffelen-
borger, die over neefjesbenoemingen sprak.
Spr. heeft te veel achting voor den inspec
teur van het 1. o. en diens eerlijkheid. Ook op
de benoeming van den heer Kamman, neef
van den secretaris, heeft het Ooilege geen
invloed gehad, want hij was No. 2 van de
voordracht. Spr. verhaalt den gang van
zaken*
Alvorens te eindigen wil spr. zeggen zich
onaangenaam getroffen te voelen door eene
uitlating van den heer Van Oa Als de zaken
den heer Van Os niet naar den zin gaan,
wordt hij ontstemd. Ieder Md, dat niet goed
behandeld meent te worden, heeft het recht
daaruit een persoonlijk feit te distilleeren.
Met de leiding als zoodanig heeft dat niet te
maken. Ik ontzeg u het redht te zeggen, dat
de leiding niet deugt.
De heer Van Os heeft niet gesproken
over de leiding; alleen heeft spr. gezegd, dat
het z. i. niet toe te laten is als de heer Ver
stegen zich opwerpt als beschermer van den
heer Baak. De woorden, die spr. tot dezen
heer richtte, waren niet van dien aard, dat
men hem, spr., daarvoor kan kapittelen. Dan
gebeuren hier wel heel andere dingen. Her
haaldelijk wordt hier met zeer weinig reve
rentie het redhtsche ministerie naar' omlaag
gehaald. In geen geval heeft spr. door zijn
uitlating den Voorzitter persoonlijk willen
treffen.
De algemeens beschouwingen zijn hier
mede geëindigd.
Voortzetting van de verdere behandeMng
Maandagmiddag.
Rectificatie. In het nummer van 25 Jan.
is bij de correctie een fout blijven staan, die
hersteld moet woTden. Ie blad, pag. 3, 2e kol.,
staan de 11e, 12e en 18e alinea, ten name van
den heet van der Veer. Deze woorden zfln
ev«mwel gebezigd door den heer Zondervan.
Het is de alinea, die begint:
De heer Van der Veer. zou gaarne
"wier volledige inlichtingen willen ontvan-
ZUIDERZEEWERKEN.
Blijkens de driemaandeüjksche mededeo
lingen betreffende werkzaamheden voor de
afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee
zijn de grondboringen in zee nog tot in de
tweede helft van November voortgezet, waar
na zij in verband met liet vergevorderde sei
zoen gestaakt werden.
Met den aanleg van een bescherm Ingsdljk
om het terrein bestemd voor den bouw van
sluizen beoosten Wieringen, werd geregeld
voortgegaan.
Volgens het voor de Jaren 1022—1925 vast
gestelde beperkte werkplan, zal in de jaren
1928 en 1024 worden uitgevoerd de afsluiting
van het Amsteldiepi, en zou nog in 1922 een
begin worden gemaakt met het ia verband
met dit werk aan te leggen afwateringskanaal
waarvoor op de begrooting van het Zulder-
zeefonds voor 1922 een bedrag van f 500.000
was uitgetrokken.
Het bedoelde kanaal, dat moet dienen om
de nadoelen, welke van de afsluiting van het
Amsteldiep worden gevreesd voor de afwate
ring van den Anna-Paulownapolder, die
thans plaats heeft door de even bezuiden de
ontworpen aansluiting van den afsluitdijk
gelegen Van Ewijcksluis, weg te nemen,
door die afwatering te verleggen naar het
Nieuwe Diep bij Helder, is bestemd om later
deel uit te maken van het bijl indijking en
droogmaking van de Wieringermeer langs
de bestaande kust van Noord-Holland aan te
leggen kanaal, dat, te befeinnen met de uit
watering van den boezem van Geestmer-
ambacht bij Aortswoud, alle afwateringen
van de thans op de Wieringermeer loozende
polders en boezems zal opnemen, en, naar
het Nieuwe Diep bij Helder zal voeren.
Het bedoelde kanaal is ook bestemd om te
voorzien in de scheepvaart van de langs de
Wieringermeer gelegen haventjes (Van
Ewijckssluis, Kolhorn, enz.), en het daarvan
thans aan te leggen vak tusschen Van
Ewijcksluls en het Nieuwe Diep zal tevens
moeten dienen ter vervanging van de be
staande vaart voor het Amsteldiep, welke
bij den aanleg van den afsluitdijk door dit
den den Anna-Paulowna-polder buitendijks
Volgens het aanvankelijk ontwerp zou het
kanaal grootendeels warden aangelegd
langs den binnenteen van de bestaande zee
dijken, en alleen voor het gedeelte benoor
den den Aima-Paulownepolder buitendijks
langs den Koegraszeedijk loopen. Voorzooveel
het thans aan te leggen vak betreft is in ver
band met die sedert den watersnood van
1916 in Noordholland op den voorgrond ge
komen eisoh, dat geen diepe ingravingen
zullen geschieden dicht langs den binnen
teen der zeedijken, van dit eerste plan afge
weken, en is het kanaal ook langs den Balg-
dijk van den Anna Paulownapolder ontwor
pen buiten den bestaanden zeedijk. Hierdoor
wordt de noodzakelijkheid van onteigening
en van opruiming van woningen binnen den
polder ontgaan, en wordt de gelegenheid
verkregen om met den uit de ontgraving en
uitbaggering van het kanaal te verkrijgen
grond, langs de zeezijde en op eemigen af
stand daarvan, een nieuwe zeedijk te maken,
van de afmetingen welke met het oog op de
na de afsluiting der Zuiderzee te verwachten
verhooging der stonnvloedstanden in de toe
komst noodig worden geacht. De in vroegere
plannen opgenomen verhooging en verzwa
ring van den Balgdijk, die bij den nieuwen
toestand slechts als tweede waterkeeriug
dienst zal doen, kan in verband hiermede
achterwege blijiven.
Het afwaterings- en scheepvaartkanaal is
dus thans geheel aan de buitenzijde van de
bestaande Koogras- en Balgdijken ontwor
pen. Na de indijking en droogmaking van
de Wieringermeer zal het aan het zuideinde
in open verbinding staan met het daarbij
achter den afsluitdijk van het Amsteldiep te
vormen boezemmeer, waarin zuidwaarts hert
kanaal naar Aortswoud en oostwaarts een
door of langs Wieringen aan te leggen ka
naal naar het IJsselmeer zullen uitmonden.
Zoolang intusschen de indijking van de Wie-
ringermeer nog niet is tot stand1 gekomen zal
ook het boezemmeer niet kunnen worden ge
vormd, en het thans aan te leggen kanaal
langs den Balgdijk zal daarom aan het zuid
oostelijk einde voorlooplg worden afgeslo
ten door een tijdelijken dam, terwijl het, ten
einde het voor de afwatering en de scheep
vaart in dienst te kunnen stellen, tijdelijk
met de Van Ewijcksvaart binnen den Anna-
Paulownapolder in verbinding zal worden
gebracht door een verbindingskanaal, waar
in bij de doorsnijding van den bestaanden
Balgdijk een tijdelijke keer- en doorvaart-
sluis, en bij de doorsnijding van dien bestaan
den kunstweg langs de Van Ewijcksvaart
een ophaalbrug zijn ontworpen.
Aan het noordelijk einde zal het afwate
ringskanaal door middel van een uitwate
ringssluis uitmonden in eene met de haven
geul van het Nieuwe Diep ln verbinding
staande geuL Deze sluis is ontworpen onge
veer 1600 M. bezuiden het fort Oostoever te
Helder, en op eenigen afstand beoosten den
Koegraszeedijk, met de bedoeling om bulten
de sluis gelegenheid open te laten voor den
eventueelen aanleg van havenwerken door
de gemeente Helder. In verband' hiermede
komt het afwateringskanaal aan de zeezijde
waarvan een nieuwe zeedijk wordt aange
legd in aansluiting aan den nieuwen Balg
dijk, hier te liggen op eenigen afstand van
den buitenteen van den Koegraszeedijk,
waarbij de langs dien dijk liggende, aan het
Rijk toebehoorende, schorgronden, voorzoo-
veel noodig na ophooging met de uitbagge
ring van het kanaal voortkomende bagger
specie, zullen worden ingedijkt, waardoor een
oppervlakte van ongeveer 0Q ELA. kleigrond
zal worden aangewonnen.
Het noordelijk vak van het afwaterings
kanaal is niet voor de scheepvaart bestemd.
De scheepvaartverbinding van het zuidelijke
vak met het Noordhollandsch kanaal zal wor
den verkregen door den bouw van een schut
sluis bij De Kooi, nabij het punt waar de
Balgdijk met den Koegraszeedijk samen
komt. De thans door het Amsteldiep gaan
de vaart naar het Heldersche zeegat zal dan
na de afsluiting van dat water voorshands
den weg hebben te volgen door de Van
Ewijckssluis, het tijdelijke verbindingska
naal met de keersluis in den Anna-Paulowna-
polder, het nieuwe kanaal langs den Balg
dijk, de schutsluis bij De Kooi, het Noord
hollandsch kanaal, de Koopvaarders schut
sluis en het Nieuwe Diep, terwijl na de in
dijking en droogmaking van de Wieringer
meer het kanaal langs den Balgdijk recht
streeks van uit het daarbij te vannen boe
zemmeer zal kunnen worden bereikt, het tij
delijke verbindingskanaal kan vervallen en
de Van Ewijckssluis alleen dienst zal doen
voor de vaart tusschen den Anna-Paulowna
polder en het boezemmeer, en voor de loo-
zine van den boezem van den genoemden
polder op dat meer.
De werken voor het in de jaren 1028—'25
aan te leggen afwaterings- en scheepvaart-
kanaal bestaan dus in:
lo. een kanaal voor afwatering en scheep
vaart langs de zeezijde van en evenwijdig
aan den Balgdijk, aan het zuideinde afgeslo
ten door een tijdelijken dam in aansluiting
aan den aan te leggen afsluitdijk door het
Amsteldiep;
2o. een afwateringskanaal, in verbinding
met het sub lo. genoemde kanaal, langs de
zeezijde en op eenogen afstand van den Koe
graszeedijk;
8o. een nieuwen zeedijk langs de sub lo.
en 2o. genoemde kanalen, aansluitende zuid
waarts aan den aan te leggen afsluitdijk door
het Amsteldiep en noordwaarts aan den Koe
graszeedijk, ongeveer 1600 M. bezuiden het
fort Oostoever te Helder;
4o. een uitwateringssluis aan het noorde
lijk einde van het sub 2o. genoemde kanaal,
in den sub 8a genoemden nieuwen zeedijk,
mei leidammen buiten die sluis ter begren
zing van een, voor zooveel noodig uit te bag
geren, geul tot in het Nieuwe Diep;
6o. een schutsluis bij De Kooi, met weder-
zijdsohe voorhavens, ter verbinding van het
sub. la genoemde kanaal met het Noordhol-
landsche kanaal;
6o. een tijdelijk verbindingskanaal nabij
de Van Ewijckssluis, ter verbinding van het
sub la genoemde kanaal met de Van
Ewijcksvaart in den Anna Paulownapolder,
met daarin bij de doorsnijding van den Balg
dijk gelegen tijdelijke keer- en doorvaart-
sluis en daarover gelegen ophaalbrug.
Alvorens tot de uitvoering van de boven
staande werken te kunnen overgaan moest
de aanleg daarvan, en de aansluiting met be
staande werken, geregeld worden door over
eenkomsten met de betrokken waterschaps
besturen, en moest ingevolge de wet van 10
November 1900 StbL 170 op het ontwerp,
Voor zooevel de aanleg van nieuwe en de
wijziging van bestaande zeewaterkeerende,
werken betreft, de goedkeuring worden ver
kregen van Gedeputeerde Staten van Noord-
holland. Die goedkeuring werd verleend bij
beschikking van het Ooilege van 1 Novem
ber 1922, terwij] overeenkomsten werden ge
sloten met den Anna Paulownapolder betref
fende de overdracht aan het Rijk van de
voor de werken in te nemen poldereigendom
men, en den aanleg, het beheer en het on
derhoud der werken binnen den polder, en
met het Hoogheemraadschap Noord-hollands
Noorderkwartier bebetreffende het beheer en
onderhoud der nieuw aan te leggen of te wij
zigen zeeweringen en de aansluiting der wer
ken aan de bij het Hoogheemraadschap in
beheer zijnde dijken.
In 1919 werd, ter vervanging van een
vroegere regeling, tusschen het Rijk, de Pro
vincie Noordholland en den Anna Paulowna
polder een overeenkomst gesloten, krach
tens welke de buiten-havengeul van de Van
Ewijcksluis, die aan sterke opslibbing on
derhevig is, door den polder gedurende 5 jar
ren door jaarlijksch uitbaggeren zou worden
onderhouden tot een diepte van ten minste
2.80 M. N. A. P. en eene bodembreedte
van ten minste 20 M., en dat in de kosten
van dit baggerwerk door het Rijk en de Pro
vincie elk voor een derde gedeelte, tot een
maximum van 1200 'sjaars zou worden
bijgedragen.
Daar eenerzijds de opslibbing van de ha
vengeul ten gevolge van de in 1920 uitge
voerde beteugeling van het Amsteldiep bleek
te zijn toegenomen, en anderzijds met het
oog op den aanvoer van steen en andere
materialen ten behoeve van het hierboven
genoemde afwatering»- en scheepvaartka
naal, en van de in 1928 en 1924 uit te voeren
afsluiting van het Amsteldiep, een grooter
diepte en breedte van de havengeul noodig
is geworden, werd tusschen de drie partijen
overeengekomen dat, in afwachting van het
tot stand komen eener nieuwe regeling van
het onderhoud der havengeul, de uitbagge
ring daarvan in 1922 zou geschieden van
Rijkswege, door den dienst der Zuiderzee
werken, en dat door de Provincie en den Pol
der ieder 1200 in de kosten van dit bagger
werk zal worden bijgedragen.
Met het baggerwerk werd nog in Deoem-
1922 een begin gemaakt.
Hoogheemraadschap N.-H. Noorder
kwartier.
De K. van K. voor Hollands Noorder
kwartier te Alkmaar, voor West-Friesland
te Hoorn en voor Zaanland te Zaandam,
hebben aan Gedep. Staten van Noord-Hol
land medegedeeld, dat zij met bijzondere
belangstelling en groote instemming heb
ben kennis genomen van het door het Hoog
heemraadschap Noord-Hollandsch Noorder
kwartier aan Ged. Staten uitgebrachte rap
port nopens de Nadere regeling van de
financieel© verhouding tusschen de provin
cie Noord-Holland en het Hoogheemraad
schap Noord-Hollands Noorderkwartier."
Zij wijzen er op dat handel en industrie
in het gebied van de Kamer de lasten onder
vindt van de hooge schuldenlast- van 12
millioen, ontstaan uit den watersnood. In
het adres wordt uiteengezet dat al het moge
lijke gedaan is de ramp te stuiten en te
looaliseeren, dat er zelfs maatregelen wer
den genomen ter sparing van het zuidelijk
liggende gedeelte, hoewel men wist, dat de
omvang van de ramp op eigen gebied daar
door grooter afmetingen zou aannemen.
Indien men erkent, dat inderdaad alles ge
daan Is om verdere uitbreiding te voor-
komen, dan ban het niet anders dan logisch
worden genoemd, aldus het adres, dat ge-
EfNoSrd-Hollind ook lnjj
bosten van het dijkherstel. Dan moet men
het onbillijk achten, dat zij, die de nadoelen
van den watersnood ondervonden, bovenaie
aansprakelijk worden gesteld voor de 'kos
ten, verbonden aan het herstel en aan n
verdere onderhoud der dijken.
Dit onderhoud toch dient om te voorko
men, dat Noordholland opnieuiw wordt ge
teisterd als in 1916; te maken ook, dat het
gedeelte van Noordholland ten Zuiden van
het Noordzeekanaal in de toekomst gevrij
waard blijve voor een overstrooming.
Te meer klemt dit, omdat zij, die thans de
lasten dragen, niet ln de gedegenheid zijn
geweest, mede te beslissen o^pr de wijze,
waarop het herstel zou plaats vinden.
Naar het oordeel der Kamer voornoemd,
moet het derhalve daarheen worden geleld,
dat het Hoogheemraadschap ontheven worde
van de verplichting tot delging der schuld
van 12 millioen. Die last, thans gelegd op
een deel der provincie gaat de draagkracht
der ingelanden te boven en drukt dubbel
zwaar, omdat de onbillijkheid der ongelijk
matige verdeeling zoozeer wordt gevoeld.
Daarom moet hij worden overgenomen
door het Provinciaal Bestuur, opdat dit door
het heffen van een provinciale belasting al
len daarvoor zal kunnen aanslaan.
Het 'bestuur van de Noord-Hollandsche
Ver. van Waterschappen heeft zich tot Ge
deputeerde Staten van Noord-Holland ge
wend met een adres waarin Ged. Staten ge
vraagd wordt te -bevorderen, dat het Hoog
heemraadschap Noord-Hollands Noorder
kwartier worde ontslagen van de verplich
ting, zorg te dragen voor rente en aflossing
van 12.000.000 en deze geheel voor reke
ning van de provincie worden genomen, ter
wijl het bestuur zich voorbehoudt zlbh te
zijner tijd opnieuw tot het College te wen
den om te komen tot een billjjfcer en gelijk
matiger verdeeling der onderhoudskosten.
De kustvlsscherij lui December.
De kustvisscherij werd, naar de afdeeling
Visscherijen van het-departement van binnen-
landsohe zaken en landbouw ons mededeelt,
in December j.1. algemeen drukker uitge
oefend dan in de overeenkomstige maand
van 1921, toen zij door vorst en storm
achtig weder ernstig belemmerd werd. Ook
de geldelijke opbrengst van de visscherij
was, als gevolg hiervan, thans algemeen
grooter. Hoeveelheid en opbrengst van de
aangevoerde visch bedroegen respectievelijk
in de territoriale wateren, wa/ar verleden
jaar December in het geheel geen garnalen-,
visscherij plaats vond, 90 K.G. en f 16, in
de Zuiderzee 1.881.796 KG. en f 104.215
(941.133 K.G. en f 66.366 in December
1921), in de Lauwerzee en den Dollart
170.019 K.G. en f 2944 (4700 K.G. en f 105
in December 1921) en in de Zuid-Holland-
sche stroomen en zeegaten 230.102 K.G.
en f 16.574 (101.537 K.G. en f 11.385 in
December 1921), terwijluit Zeeland 4.283.9.7Ó
K.G. mosselen en oesters, opbrengst f 328.830,
werd verzonden, tegen 3.895.250 K.G. met
een opbrengst van f440.375 in December
1921. In de Zuiderzee leverde de haring-
visscherij met den wonderkuil niet veel op;
wel werd over het algemeen meer haring
gevangen dan andere jaren, doch de visch
was grootendeels zeer klein van stuk, werd
daarom niet gesorteerd en bracht derhalve
niet veel op, In het midden der maand
werden met haringsleepnetten en reepnetten
in de nabijheid van Lemmer enkele goede
vangsten verkregen. Met den wonderkuil
werd ook weinig spiering gevangen; de
spieringvangsten van sleepnetten en staande
netten waren ruimer, doch verminderden
niet onbelangrijk in den loop van de maand.
Slechts enkele visschers van Harderwijk
hielden zich in de kom der Zuiderzee met
de garnalenvisscherij bezig. Zij vingen weinig.
In den Texelstroom werd deze visscherij
vrij druk en met bevredigend resultaat uit
geoefend. Aan de botvisscherij in de kom
der Zuiderzee namen slechts enkele visschers
met sleepnetten en staande netten deel
hun vangsten waren zeer gering. In het
Noorden werd nog met hoekwant op bot
gevischt; de vangst bestond hoofdzakelijk
uit schar, De schardijnvisscherij bij Helder
gaf enkele dagen zeer groote vangsten,
waardoor de prijs van een mandje schardijn
van 10 K.G. daalde van f2 tot ongeveer
f 0.25. De verdiensten met deze visscherij
waren over het algemeen gering. De oester-
visscherij op de perceelen was van zeer
weinig beteekenis, aangezien daarop zeer
weinig oesters aanwezig zijn. Dè prijs der
oesters was hoog. Ook op de natuurbanken
werden weinig oesters gevangen, waardoor
de prijs opliep tot zelfs f14 per 100 stuks;
voor de medegevangen wulken werd een
bevredigende prijs betaald. Op verschillende
dagen was het weder te ruw om te visschen,
hetgeen op het geldelijke resultaat dezer
visscherij een slechten invloed had.
De mosselvisscherij op de perceelen was
van nog minder beteekenis dan in de vorige
maand; de verzending van natuurmosselen
was ook veel geringer, deels door het ruwe
weer in het begin der maand, waardoor niet
gevischt kon worden en deels tengevolge
van de feestdagen aan het einde der maand,
waardoor er geen vraag was. De visscherij
op mosselen voor eenvoeder was van geen
beteekenis. evenmin als de visscherij op nest
mosselen. De kreukelvisscherij werd door een
groot aantal Wieringer visschers voortgezet;
ook deze visscherij ondervond den nadeeligen
invloed van het ruwe weder. In de Lauwer
zee werd ruim sprot en middelharing ge
vangen, waardoor de prijs van deze visch
zeer laag was. Een enkele maal werd er op
garnalen gevischt, doch men ving slechts
klein goed, dat alleen geschikt was voor de
drogerijen. In den Dollart had geen visscherij
plaats. Op de Zuid-Hollandsche stroomen
werd de visscherij zeer belemmerd door ruw
weder en de vaak daarmede gepaard gaande
hooge ebbestanden.
Met de ankerkuilen werd ook nu weer in
hoofdzaak gevischt op geepbliek voor de
schrapperij en op spiering voor consumptie
doeleinden. Van eerstgenoemde vischsnort
werden ruime hoeveelheden gevangen, daaren
tegen waren de vangsten van spiering over
het algemeen maar matig.
De totale aanvoer van spiering was iets
kleiner dan in de overeenkomstige maand
van het vorige jaar. De aanvoer van nest
bedroeg ruim het drievoudige van dien van
December van het vorige jaar; de opbrengst
van de nestvisscherij was bij een ruimeren
middelprijs eveneens belangrijk hooger dan
in December 1921.
Behalve de bovengenoemde vischsoorten
werden nog aangevoerd een vrij belangrijke
hoeveelheid sprot en een kleine partij schar,
welke met den ankerkuil gevangen waren.
Bot werd in deze maand in het geheel niet
aangevoerd.
Aan de visscherij met de garnalenkor in
de Zuid-Hollandsche zeegaten heeft een veel
grooter aantal vaartuigen deelgenomen dan
ln dezelfde maand van het vorige jaar; toch
bleef de aanvoer van'garnalen nog eenige
duizenden kilo's beneden dien van toen.
Kleine, z.g. nestgarnalen, voor de drogerijen,
werden ook nu niet aangevoerd. Uit Zeeland
werden minder oesters verzonden dan in
December 1921; ze brachten echter meer op.
De mosselverzending was er thans iets
grooter, doch de prijs belangrijk lager.
Het werkloozen-vraagstnk.
De besturen van de vier samenwerkende
vakcentrales: bet Nederlandscb Verbond van
Vakvereenigingen, bet Bureau voor de R.-K.
Vakorganisatie, het Algemeen Nederlandscb
Vakbureau en bet Nationaal Arbeidssecreta
riaat, hebben Donderdag op een audiëntie bij
de ministers van binnenlandscb e zaken en
van arbeid ter bespreking van bet werkeloo-
zen-vraagstuk ©en memorie aan deze minis
ters overhandigd.
Daarin wordt o. m. herinnerd aan de na de
interpellatie-Van den Tempel door de Tweede
Kamer aangenomen motie, wellke uitspreekt
de wenschelijkheid van werkverschaffing en
werkverruiming op uitgebreide schaal van
rijkswege en met rijfassteun, van bijzonderen
steun aan de werkeloozenkassen op den voet
als is aangegeven in het adres d.d. 31 Augus
tus 1922 van den Nederlandscben Werkeloos-
beidsraad aan den minister van arbeid, en
van etemwerleening door de gemeenten met
tegemoetkoming ln de kosten van 50 pet.
door het-rijk, en een uitnoodiging aan de re
geering Inhoudt, mede te werken aan het zoo
spoedig mogelijk tot stand komen van een
werkeloozenzorg op deze grondslagen.
De besturen van het Nederi Verbond van
Vakvereenigingen en het R.-K. Vakbureau
hebben er in September bij den minister op
aangedrongen, dat ten opzichte van de con
tributie zou worden aangenomen, dat de kas
sen moeten gaan tot een bijdrage van 75 pet.
van het klasseloon om 200 pet. subsidie te
kunnen krijgen, terwijl de kassen de vrijheid
hadden tot 1 pet. van het klasseloon te gaan,
als een bijdrage van 75 pet. met 200 pet. sub
sidie haar niet tot functionneeren in staat
stelde.
Met deze voorstellen, aldus wordt ln de
memorie gezegd, heeft de regeering niet de
minste rekening gehouden. Klaarblijkelijk is
bij het vaststellen van het subsidiepercentage
niet gevraagd, welke bedragen noodig zouden
zijn om tot een regeling van de werkloozen-
uitkeeringen te kunnen komen, doch aller
eerst is het bedrag vastgesteld, dat voor het
doel zou worden besteed, en in verband daar
mee zijn de -uitkeeringstermijnen en uitkee
rt ngen gedrukt, zoodat niet moer dan het
vastgestelde noodig was.
De besturen zijn van oordeel, dat alleen
dan de werkloozenkassen kunnen blijven be
staan, wanneer alsnog een regeling in over
eenstemming met het advies van den Werk-
loosheidsraad wordit ingevoegd.
Daarmee zou gepaard moeten gaan een
herziening van de verschillende per 1 Ja
nuari 1928 ■vastgestelde reglementen voor de
verschillende 'kassen.
Een herziening zou naar de meening van
de besturen zoodanig moeten zijn, dat voor
de kassen, die meer dan 100 pet. subsidie
zouden ontvangen, de volgende regeling wor
de getroffen:
a. De bijdrage wordt vastgesteld op 8/4
van het klasseloon;
b. de uitkeertngsduur wordt op ten min
ste 9 weken vastgesteld;
c. de uitkeering van de gehuwden wordt
maximaal bepaald op 70 pet. van het loon en
als regel op nooit minder dan 60 pet.;
d. de uitkeering voor de ongehuwden
wordt als maximum vastgesteld op 55 pet.
van het loon en als regel op nooit minder dan
40 pet.;
e. wanneer de kassen dat wensehen, kan,
wanneer zij met 8/4 van het klasseloon
en 200 pet. subsidie niet kunnen function
neeren, de bijdrage door haar op 1 pet. van
het klasseloon worden vastgesteld;
f. voor de uitkeeringen hij gedeeltelijke
werkloosheid wordt een zoodanige regeling
getroffen, dat de arbeider, die een fractie van
den normalen arbeidstijd kan werken, daar
steeds voordeel van heeft;
g. voor de leden'van kassen, die op dezen
grondslag niet kunnen- functionneeren, wordt
een bijzondere regeling getroffen, als in het
advies van den Werkloosheidsraad is voor
gesteld;
h. er worde een algemeene steunregeling
Ingevoerd voor alle ongeorganiseerden, niet
verzekerden en_ uitgetrokken, werkloozen,
welke steunregeling gebaseerd is op een ge
meentelijke uitkeering, waarvan door bet rijk
als regel 50 pet. wordt vergoed, tenzij de
financieel© positie van de gemeente een an
dere rijksbijdrage wettigt;
1. vereeniglngen van overheids- of semi-
overheidispersoneel, welker leden door ontslag
en de daaruit voortvloeiende werkloosheid
worden getroffen, ontvangen, wanneer zij
a-an deze ontslagenen uitkeering verstrekken,
van het rijk een subsidie tot een maximum
van 50 pet. der uitkeeringen.
De nood der tuinders.
Do omzet aan de veiling van de Langen-
dijker Groentecentrale bedroeg over de
maand December 1922 slechts f 58.058 tegen
226.854 in dezelfde maand van 1921, toen
de prijzen der groenten te laag waren voor
een loonend bedrijf.
Voor tuin bouwgrond werd' te St. Pancras
in publieke veiling f 8150 berekend per H.A.,
besteed, terwijl bij een verkooplng ditzelfde
land ruim een Jaar geleden nog 4700 op
bracht. Een bouwershuis bracht in dien tijd
6400 op, thans ruim 8100. Blijkbaar ziet
men de toekomst van den tuinbouw somber
In. (Tel).