Den heer Van Breda wijst «pï. op enkele onjuistheden. De kwestie van democratie maakt een ander lilt dan een raadslid. Dr. Kuyper was aanvankelijk democraat, dooh handelde heel anders als minister dan als po litiek leider. Den heer Van Breda zegt spr., dat de kath. arbeiders fel tegenover de patroons staan. Dat de gezellen van den A. N. T. B. anders deden dan het hoofdbestuur, werpt .geen blaam op 'het hoofdbestuur, want dat had met de confeesioneele bonden geadviseerd het nieuwe contract aan te nemen. Georganiseerd' overleg en Loonsverlaging behandelt spr. kortelings. Ook de bewering omtrent Mussollni. Wat in Italië gebeurde was, dat Mussollni te groote revolutlonnaire ideeën had en daarom de partij is uitgezet. Het is onjuist te zeggen, dat de fascisten geen katholieken zouden zijn. Het zijn dat wel, en ze branden en moorden erg. In lan den waar hoogere ontwikkeling bestaat, kan geen bolsjewisme wortelsöhleteri. Vuilverbranding te Hilversum. Het betoog van den heer Van Breda was staving van spr. betoog. Door de Invoering van de 48-urlge werk week op de Gasfabriek zouden de vuren niet meer op Zondag behoeven te worden schoon gemaakt. Dat gebeurt thans al op Zaterdag middag. Tenslotte de 4 monopolistische, bedrijven. Een voorstel inzake Drukkerij is nooit ln den Raad geweest. En dan was het toch nog niet monopolistisch. Evenmin een onderwijsin richting als de Schoolbioscoop. Kindervoeding. Zooals wij die hebben Is het een noodmaatregel. En die kinderen wor den uitstekend gevoed. In de kwestie van den brief van het P.W.N. Is de heer Staalman abuis. Spr. zet de nood zakelijkheid van spoed inzake beslissing uit een. De heer Grunwald zegt, er is geen débflcle, kijk maar naar Twente. Inderdaad, maar er is ontzettende werkeloosheid. Maar spr. had het over het groot-bedrijf (Scheepvaartmaat schappijen, etc.). Waartegenover de Gemeen telijke bedrijven hoe langer hoe beter gaan floreeren. Er is dus iets in de wereld aan het veranderen, en 't ware goed er rekening mee te houden. De heer Grunwald zal niet willen, dat we nu een halve ton schrappen om er die later op te brengen. Een bijslag vain hét Rijk voor de werkeloosheideondiersteuning krijgen wij niet; dat kan spr. positief verzekeren. Directeur Gasfabriek zou niet op de hoogte zijn van zijn bedrijf. De administrateur was er niet op die vergadering, maar de directeur zit er practisch voldoende ln voor het geven van inlichtingen. Den heer Adriaans© antwoordt spr. het verkeerd te vinden in een politieke vergade ring elkander op godsdienstige punten te bestrijden. Er zijn hier ter stede meerdere gezindten dan dn den Raad zijn vertegen woordigd. Ieder heeft zijn eigen standpunt daaromtrent. Laten we elkander daarop niet bestrijden. alfnea van onderen als door den heer Ver stegen betreffende de Reiniging gezegd: Op de begroeting 1920 stonden 68 man personeel in dienst, op 1 Aug. 1010 waren er 58 ln dienst. Op het oogenblilj dat de te genwoordige directeur in dienst trad, waren er 40, thans 48. En de stad Is belangrijk uit gebreid, er wordt 50 meer vuil opgehaald dan vToeger. En ondanks dit is er vermin dering van personeel. Men leze dit aldus: „Op de ibegrooting van 1920 stonden 68 man personeel. Toen de directeur in dienst trad op 1 Aug. 1919 waren er 53. Einde 1920 waren er 49 en thans 48 man in dienst bij de Reiniging. Ondanks de belangrijke stadsuitbreiding en 60- meer vuil een vermindering van 6 man."1 BEVNENLAND. De heer D e Z w a r t wijst er op, dat in het voorwoord der ibegrooting uitdrukkelijk staal, dat op de bepaalde posten 76.000 meer moest uitgetrokken. Trots deze verhooging is de begrooting met ƒ70.000 verlaagd. Nota van wijziging. Ook deze behandelt spr., en gaat op allerlei technische dingen nader in. Dit jaar storten de bedrijven 91.000 terug in de Gemeentekas. Dat is niet voldoende, er moet nog bij. En de heer Van Breda zegt: gij gaat buiten uw boekje, de Gasfabriek betaalt niet meer dan ƒ40.000. Dat gebeurt ook niet. De heer De Zwart repliceert verder over de kwestie van de zg. monopolistische be drijven, den grondaankoop, verschillende door den heer Grunwald aangeroerde kwes ties, waarover wij niets meer zullen vennel-" den, daar het in hoofdzaak eene herhaling is van het in eerste instantie aangevoerde. Ook deVoorzltter gaat nog op diverse uitlatingen in. Van een „roode draad" is bij hem geen sprake; spr. zet nogmaals uiteen welke motieven hem tot zijne houding noop ten, n.1. het Gemeentebelang en ook het recht. Daarom heeft spr. juist steeds vroeger de verhooging tegengehouden, omdat als we eenmaal den stap gedaan hebben, wij niet terug kunnen. De 48-urlge werkweek be schouwt spr. als een politiek relletje. Men werkt niet harder met 81/2 uur per dag. De heer Van Breda heeft niet als een politiek relletje van dn 48-urige werkweek gesproken* De Voorzitter beantwoordt voorts nog de heeren Staalman, TMrooij, Sdhoeffelen- borger, die over neefjesbenoemingen sprak. Spr. heeft te veel achting voor den inspec teur van het 1. o. en diens eerlijkheid. Ook op de benoeming van den heer Kamman, neef van den secretaris, heeft het Ooilege geen invloed gehad, want hij was No. 2 van de voordracht. Spr. verhaalt den gang van zaken* Alvorens te eindigen wil spr. zeggen zich onaangenaam getroffen te voelen door eene uitlating van den heer Van Oa Als de zaken den heer Van Os niet naar den zin gaan, wordt hij ontstemd. Ieder Md, dat niet goed behandeld meent te worden, heeft het recht daaruit een persoonlijk feit te distilleeren. Met de leiding als zoodanig heeft dat niet te maken. Ik ontzeg u het redht te zeggen, dat de leiding niet deugt. De heer Van Os heeft niet gesproken over de leiding; alleen heeft spr. gezegd, dat het z. i. niet toe te laten is als de heer Ver stegen zich opwerpt als beschermer van den heer Baak. De woorden, die spr. tot dezen heer richtte, waren niet van dien aard, dat men hem, spr., daarvoor kan kapittelen. Dan gebeuren hier wel heel andere dingen. Her haaldelijk wordt hier met zeer weinig reve rentie het redhtsche ministerie naar' omlaag gehaald. In geen geval heeft spr. door zijn uitlating den Voorzitter persoonlijk willen treffen. De algemeens beschouwingen zijn hier mede geëindigd. Voortzetting van de verdere behandeMng Maandagmiddag. Rectificatie. In het nummer van 25 Jan. is bij de correctie een fout blijven staan, die hersteld moet woTden. Ie blad, pag. 3, 2e kol., staan de 11e, 12e en 18e alinea, ten name van den heet van der Veer. Deze woorden zfln ev«mwel gebezigd door den heer Zondervan. Het is de alinea, die begint: De heer Van der Veer. zou gaarne "wier volledige inlichtingen willen ontvan- ZUIDERZEEWERKEN. Blijkens de driemaandeüjksche mededeo lingen betreffende werkzaamheden voor de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee zijn de grondboringen in zee nog tot in de tweede helft van November voortgezet, waar na zij in verband met liet vergevorderde sei zoen gestaakt werden. Met den aanleg van een bescherm Ingsdljk om het terrein bestemd voor den bouw van sluizen beoosten Wieringen, werd geregeld voortgegaan. Volgens het voor de Jaren 1022—1925 vast gestelde beperkte werkplan, zal in de jaren 1928 en 1024 worden uitgevoerd de afsluiting van het Amsteldiepi, en zou nog in 1922 een begin worden gemaakt met het ia verband met dit werk aan te leggen afwateringskanaal waarvoor op de begrooting van het Zulder- zeefonds voor 1922 een bedrag van f 500.000 was uitgetrokken. Het bedoelde kanaal, dat moet dienen om de nadoelen, welke van de afsluiting van het Amsteldiep worden gevreesd voor de afwate ring van den Anna-Paulownapolder, die thans plaats heeft door de even bezuiden de ontworpen aansluiting van den afsluitdijk gelegen Van Ewijcksluis, weg te nemen, door die afwatering te verleggen naar het Nieuwe Diep bij Helder, is bestemd om later deel uit te maken van het bijl indijking en droogmaking van de Wieringermeer langs de bestaande kust van Noord-Holland aan te leggen kanaal, dat, te befeinnen met de uit watering van den boezem van Geestmer- ambacht bij Aortswoud, alle afwateringen van de thans op de Wieringermeer loozende polders en boezems zal opnemen, en, naar het Nieuwe Diep bij Helder zal voeren. Het bedoelde kanaal is ook bestemd om te voorzien in de scheepvaart van de langs de Wieringermeer gelegen haventjes (Van Ewijckssluis, Kolhorn, enz.), en het daarvan thans aan te leggen vak tusschen Van Ewijcksluls en het Nieuwe Diep zal tevens moeten dienen ter vervanging van de be staande vaart voor het Amsteldiep, welke bij den aanleg van den afsluitdijk door dit den den Anna-Paulowna-polder buitendijks Volgens het aanvankelijk ontwerp zou het kanaal grootendeels warden aangelegd langs den binnenteen van de bestaande zee dijken, en alleen voor het gedeelte benoor den den Aima-Paulownepolder buitendijks langs den Koegraszeedijk loopen. Voorzooveel het thans aan te leggen vak betreft is in ver band met die sedert den watersnood van 1916 in Noordholland op den voorgrond ge komen eisoh, dat geen diepe ingravingen zullen geschieden dicht langs den binnen teen der zeedijken, van dit eerste plan afge weken, en is het kanaal ook langs den Balg- dijk van den Anna Paulownapolder ontwor pen buiten den bestaanden zeedijk. Hierdoor wordt de noodzakelijkheid van onteigening en van opruiming van woningen binnen den polder ontgaan, en wordt de gelegenheid verkregen om met den uit de ontgraving en uitbaggering van het kanaal te verkrijgen grond, langs de zeezijde en op eemigen af stand daarvan, een nieuwe zeedijk te maken, van de afmetingen welke met het oog op de na de afsluiting der Zuiderzee te verwachten verhooging der stonnvloedstanden in de toe komst noodig worden geacht. De in vroegere plannen opgenomen verhooging en verzwa ring van den Balgdijk, die bij den nieuwen toestand slechts als tweede waterkeeriug dienst zal doen, kan in verband hiermede achterwege blijiven. Het afwaterings- en scheepvaartkanaal is dus thans geheel aan de buitenzijde van de bestaande Koogras- en Balgdijken ontwor pen. Na de indijking en droogmaking van de Wieringermeer zal het aan het zuideinde in open verbinding staan met het daarbij achter den afsluitdijk van het Amsteldiep te vormen boezemmeer, waarin zuidwaarts hert kanaal naar Aortswoud en oostwaarts een door of langs Wieringen aan te leggen ka naal naar het IJsselmeer zullen uitmonden. Zoolang intusschen de indijking van de Wie- ringermeer nog niet is tot stand1 gekomen zal ook het boezemmeer niet kunnen worden ge vormd, en het thans aan te leggen kanaal langs den Balgdijk zal daarom aan het zuid oostelijk einde voorlooplg worden afgeslo ten door een tijdelijken dam, terwijl het, ten einde het voor de afwatering en de scheep vaart in dienst te kunnen stellen, tijdelijk met de Van Ewijcksvaart binnen den Anna- Paulownapolder in verbinding zal worden gebracht door een verbindingskanaal, waar in bij de doorsnijding van den bestaanden Balgdijk een tijdelijke keer- en doorvaart- sluis, en bij de doorsnijding van dien bestaan den kunstweg langs de Van Ewijcksvaart een ophaalbrug zijn ontworpen. Aan het noordelijk einde zal het afwate ringskanaal door middel van een uitwate ringssluis uitmonden in eene met de haven geul van het Nieuwe Diep ln verbinding staande geuL Deze sluis is ontworpen onge veer 1600 M. bezuiden het fort Oostoever te Helder, en op eenigen afstand beoosten den Koegraszeedijk, met de bedoeling om bulten de sluis gelegenheid open te laten voor den eventueelen aanleg van havenwerken door de gemeente Helder. In verband' hiermede komt het afwateringskanaal aan de zeezijde waarvan een nieuwe zeedijk wordt aange legd in aansluiting aan den nieuwen Balg dijk, hier te liggen op eenigen afstand van den buitenteen van den Koegraszeedijk, waarbij de langs dien dijk liggende, aan het Rijk toebehoorende, schorgronden, voorzoo- veel noodig na ophooging met de uitbagge ring van het kanaal voortkomende bagger specie, zullen worden ingedijkt, waardoor een oppervlakte van ongeveer 0Q ELA. kleigrond zal worden aangewonnen. Het noordelijk vak van het afwaterings kanaal is niet voor de scheepvaart bestemd. De scheepvaartverbinding van het zuidelijke vak met het Noordhollandsch kanaal zal wor den verkregen door den bouw van een schut sluis bij De Kooi, nabij het punt waar de Balgdijk met den Koegraszeedijk samen komt. De thans door het Amsteldiep gaan de vaart naar het Heldersche zeegat zal dan na de afsluiting van dat water voorshands den weg hebben te volgen door de Van Ewijckssluis, het tijdelijke verbindingska naal met de keersluis in den Anna-Paulowna- polder, het nieuwe kanaal langs den Balg dijk, de schutsluis bij De Kooi, het Noord hollandsch kanaal, de Koopvaarders schut sluis en het Nieuwe Diep, terwijl na de in dijking en droogmaking van de Wieringer meer het kanaal langs den Balgdijk recht streeks van uit het daarbij te vannen boe zemmeer zal kunnen worden bereikt, het tij delijke verbindingskanaal kan vervallen en de Van Ewijckssluis alleen dienst zal doen voor de vaart tusschen den Anna-Paulowna polder en het boezemmeer, en voor de loo- zine van den boezem van den genoemden polder op dat meer. De werken voor het in de jaren 1028—'25 aan te leggen afwaterings- en scheepvaart- kanaal bestaan dus in: lo. een kanaal voor afwatering en scheep vaart langs de zeezijde van en evenwijdig aan den Balgdijk, aan het zuideinde afgeslo ten door een tijdelijken dam in aansluiting aan den aan te leggen afsluitdijk door het Amsteldiep; 2o. een afwateringskanaal, in verbinding met het sub lo. genoemde kanaal, langs de zeezijde en op eenogen afstand van den Koe graszeedijk; 8o. een nieuwen zeedijk langs de sub lo. en 2o. genoemde kanalen, aansluitende zuid waarts aan den aan te leggen afsluitdijk door het Amsteldiep en noordwaarts aan den Koe graszeedijk, ongeveer 1600 M. bezuiden het fort Oostoever te Helder; 4o. een uitwateringssluis aan het noorde lijk einde van het sub 2o. genoemde kanaal, in den sub 8a genoemden nieuwen zeedijk, mei leidammen buiten die sluis ter begren zing van een, voor zooveel noodig uit te bag geren, geul tot in het Nieuwe Diep; 6o. een schutsluis bij De Kooi, met weder- zijdsohe voorhavens, ter verbinding van het sub. la genoemde kanaal met het Noordhol- landsche kanaal; 6o. een tijdelijk verbindingskanaal nabij de Van Ewijckssluis, ter verbinding van het sub la genoemde kanaal met de Van Ewijcksvaart in den Anna Paulownapolder, met daarin bij de doorsnijding van den Balg dijk gelegen tijdelijke keer- en doorvaart- sluis en daarover gelegen ophaalbrug. Alvorens tot de uitvoering van de boven staande werken te kunnen overgaan moest de aanleg daarvan, en de aansluiting met be staande werken, geregeld worden door over eenkomsten met de betrokken waterschaps besturen, en moest ingevolge de wet van 10 November 1900 StbL 170 op het ontwerp, Voor zooevel de aanleg van nieuwe en de wijziging van bestaande zeewaterkeerende, werken betreft, de goedkeuring worden ver kregen van Gedeputeerde Staten van Noord- holland. Die goedkeuring werd verleend bij beschikking van het Ooilege van 1 Novem ber 1922, terwij] overeenkomsten werden ge sloten met den Anna Paulownapolder betref fende de overdracht aan het Rijk van de voor de werken in te nemen poldereigendom men, en den aanleg, het beheer en het on derhoud der werken binnen den polder, en met het Hoogheemraadschap Noord-hollands Noorderkwartier bebetreffende het beheer en onderhoud der nieuw aan te leggen of te wij zigen zeeweringen en de aansluiting der wer ken aan de bij het Hoogheemraadschap in beheer zijnde dijken. In 1919 werd, ter vervanging van een vroegere regeling, tusschen het Rijk, de Pro vincie Noordholland en den Anna Paulowna polder een overeenkomst gesloten, krach tens welke de buiten-havengeul van de Van Ewijcksluis, die aan sterke opslibbing on derhevig is, door den polder gedurende 5 jar ren door jaarlijksch uitbaggeren zou worden onderhouden tot een diepte van ten minste 2.80 M. N. A. P. en eene bodembreedte van ten minste 20 M., en dat in de kosten van dit baggerwerk door het Rijk en de Pro vincie elk voor een derde gedeelte, tot een maximum van 1200 'sjaars zou worden bijgedragen. Daar eenerzijds de opslibbing van de ha vengeul ten gevolge van de in 1920 uitge voerde beteugeling van het Amsteldiep bleek te zijn toegenomen, en anderzijds met het oog op den aanvoer van steen en andere materialen ten behoeve van het hierboven genoemde afwatering»- en scheepvaartka naal, en van de in 1928 en 1924 uit te voeren afsluiting van het Amsteldiep, een grooter diepte en breedte van de havengeul noodig is geworden, werd tusschen de drie partijen overeengekomen dat, in afwachting van het tot stand komen eener nieuwe regeling van het onderhoud der havengeul, de uitbagge ring daarvan in 1922 zou geschieden van Rijkswege, door den dienst der Zuiderzee werken, en dat door de Provincie en den Pol der ieder 1200 in de kosten van dit bagger werk zal worden bijgedragen. Met het baggerwerk werd nog in Deoem- 1922 een begin gemaakt. Hoogheemraadschap N.-H. Noorder kwartier. De K. van K. voor Hollands Noorder kwartier te Alkmaar, voor West-Friesland te Hoorn en voor Zaanland te Zaandam, hebben aan Gedep. Staten van Noord-Hol land medegedeeld, dat zij met bijzondere belangstelling en groote instemming heb ben kennis genomen van het door het Hoog heemraadschap Noord-Hollandsch Noorder kwartier aan Ged. Staten uitgebrachte rap port nopens de Nadere regeling van de financieel© verhouding tusschen de provin cie Noord-Holland en het Hoogheemraad schap Noord-Hollands Noorderkwartier." Zij wijzen er op dat handel en industrie in het gebied van de Kamer de lasten onder vindt van de hooge schuldenlast- van 12 millioen, ontstaan uit den watersnood. In het adres wordt uiteengezet dat al het moge lijke gedaan is de ramp te stuiten en te looaliseeren, dat er zelfs maatregelen wer den genomen ter sparing van het zuidelijk liggende gedeelte, hoewel men wist, dat de omvang van de ramp op eigen gebied daar door grooter afmetingen zou aannemen. Indien men erkent, dat inderdaad alles ge daan Is om verdere uitbreiding te voor- komen, dan ban het niet anders dan logisch worden genoemd, aldus het adres, dat ge- EfNoSrd-Hollind ook lnjj bosten van het dijkherstel. Dan moet men het onbillijk achten, dat zij, die de nadoelen van den watersnood ondervonden, bovenaie aansprakelijk worden gesteld voor de 'kos ten, verbonden aan het herstel en aan n verdere onderhoud der dijken. Dit onderhoud toch dient om te voorko men, dat Noordholland opnieuiw wordt ge teisterd als in 1916; te maken ook, dat het gedeelte van Noordholland ten Zuiden van het Noordzeekanaal in de toekomst gevrij waard blijve voor een overstrooming. Te meer klemt dit, omdat zij, die thans de lasten dragen, niet ln de gedegenheid zijn geweest, mede te beslissen o^pr de wijze, waarop het herstel zou plaats vinden. Naar het oordeel der Kamer voornoemd, moet het derhalve daarheen worden geleld, dat het Hoogheemraadschap ontheven worde van de verplichting tot delging der schuld van 12 millioen. Die last, thans gelegd op een deel der provincie gaat de draagkracht der ingelanden te boven en drukt dubbel zwaar, omdat de onbillijkheid der ongelijk matige verdeeling zoozeer wordt gevoeld. Daarom moet hij worden overgenomen door het Provinciaal Bestuur, opdat dit door het heffen van een provinciale belasting al len daarvoor zal kunnen aanslaan. Het 'bestuur van de Noord-Hollandsche Ver. van Waterschappen heeft zich tot Ge deputeerde Staten van Noord-Holland ge wend met een adres waarin Ged. Staten ge vraagd wordt te -bevorderen, dat het Hoog heemraadschap Noord-Hollands Noorder kwartier worde ontslagen van de verplich ting, zorg te dragen voor rente en aflossing van 12.000.000 en deze geheel voor reke ning van de provincie worden genomen, ter wijl het bestuur zich voorbehoudt zlbh te zijner tijd opnieuw tot het College te wen den om te komen tot een billjjfcer en gelijk matiger verdeeling der onderhoudskosten. De kustvlsscherij lui December. De kustvisscherij werd, naar de afdeeling Visscherijen van het-departement van binnen- landsohe zaken en landbouw ons mededeelt, in December j.1. algemeen drukker uitge oefend dan in de overeenkomstige maand van 1921, toen zij door vorst en storm achtig weder ernstig belemmerd werd. Ook de geldelijke opbrengst van de visscherij was, als gevolg hiervan, thans algemeen grooter. Hoeveelheid en opbrengst van de aangevoerde visch bedroegen respectievelijk in de territoriale wateren, wa/ar verleden jaar December in het geheel geen garnalen-, visscherij plaats vond, 90 K.G. en f 16, in de Zuiderzee 1.881.796 KG. en f 104.215 (941.133 K.G. en f 66.366 in December 1921), in de Lauwerzee en den Dollart 170.019 K.G. en f 2944 (4700 K.G. en f 105 in December 1921) en in de Zuid-Holland- sche stroomen en zeegaten 230.102 K.G. en f 16.574 (101.537 K.G. en f 11.385 in December 1921), terwijluit Zeeland 4.283.9.7Ó K.G. mosselen en oesters, opbrengst f 328.830, werd verzonden, tegen 3.895.250 K.G. met een opbrengst van f440.375 in December 1921. In de Zuiderzee leverde de haring- visscherij met den wonderkuil niet veel op; wel werd over het algemeen meer haring gevangen dan andere jaren, doch de visch was grootendeels zeer klein van stuk, werd daarom niet gesorteerd en bracht derhalve niet veel op, In het midden der maand werden met haringsleepnetten en reepnetten in de nabijheid van Lemmer enkele goede vangsten verkregen. Met den wonderkuil werd ook weinig spiering gevangen; de spieringvangsten van sleepnetten en staande netten waren ruimer, doch verminderden niet onbelangrijk in den loop van de maand. Slechts enkele visschers van Harderwijk hielden zich in de kom der Zuiderzee met de garnalenvisscherij bezig. Zij vingen weinig. In den Texelstroom werd deze visscherij vrij druk en met bevredigend resultaat uit geoefend. Aan de botvisscherij in de kom der Zuiderzee namen slechts enkele visschers met sleepnetten en staande netten deel hun vangsten waren zeer gering. In het Noorden werd nog met hoekwant op bot gevischt; de vangst bestond hoofdzakelijk uit schar, De schardijnvisscherij bij Helder gaf enkele dagen zeer groote vangsten, waardoor de prijs van een mandje schardijn van 10 K.G. daalde van f2 tot ongeveer f 0.25. De verdiensten met deze visscherij waren over het algemeen gering. De oester- visscherij op de perceelen was van zeer weinig beteekenis, aangezien daarop zeer weinig oesters aanwezig zijn. Dè prijs der oesters was hoog. Ook op de natuurbanken werden weinig oesters gevangen, waardoor de prijs opliep tot zelfs f14 per 100 stuks; voor de medegevangen wulken werd een bevredigende prijs betaald. Op verschillende dagen was het weder te ruw om te visschen, hetgeen op het geldelijke resultaat dezer visscherij een slechten invloed had. De mosselvisscherij op de perceelen was van nog minder beteekenis dan in de vorige maand; de verzending van natuurmosselen was ook veel geringer, deels door het ruwe weer in het begin der maand, waardoor niet gevischt kon worden en deels tengevolge van de feestdagen aan het einde der maand, waardoor er geen vraag was. De visscherij op mosselen voor eenvoeder was van geen beteekenis. evenmin als de visscherij op nest mosselen. De kreukelvisscherij werd door een groot aantal Wieringer visschers voortgezet; ook deze visscherij ondervond den nadeeligen invloed van het ruwe weder. In de Lauwer zee werd ruim sprot en middelharing ge vangen, waardoor de prijs van deze visch zeer laag was. Een enkele maal werd er op garnalen gevischt, doch men ving slechts klein goed, dat alleen geschikt was voor de drogerijen. In den Dollart had geen visscherij plaats. Op de Zuid-Hollandsche stroomen werd de visscherij zeer belemmerd door ruw weder en de vaak daarmede gepaard gaande hooge ebbestanden. Met de ankerkuilen werd ook nu weer in hoofdzaak gevischt op geepbliek voor de schrapperij en op spiering voor consumptie doeleinden. Van eerstgenoemde vischsnort werden ruime hoeveelheden gevangen, daaren tegen waren de vangsten van spiering over het algemeen maar matig. De totale aanvoer van spiering was iets kleiner dan in de overeenkomstige maand van het vorige jaar. De aanvoer van nest bedroeg ruim het drievoudige van dien van December van het vorige jaar; de opbrengst van de nestvisscherij was bij een ruimeren middelprijs eveneens belangrijk hooger dan in December 1921. Behalve de bovengenoemde vischsoorten werden nog aangevoerd een vrij belangrijke hoeveelheid sprot en een kleine partij schar, welke met den ankerkuil gevangen waren. Bot werd in deze maand in het geheel niet aangevoerd. Aan de visscherij met de garnalenkor in de Zuid-Hollandsche zeegaten heeft een veel grooter aantal vaartuigen deelgenomen dan ln dezelfde maand van het vorige jaar; toch bleef de aanvoer van'garnalen nog eenige duizenden kilo's beneden dien van toen. Kleine, z.g. nestgarnalen, voor de drogerijen, werden ook nu niet aangevoerd. Uit Zeeland werden minder oesters verzonden dan in December 1921; ze brachten echter meer op. De mosselverzending was er thans iets grooter, doch de prijs belangrijk lager. Het werkloozen-vraagstnk. De besturen van de vier samenwerkende vakcentrales: bet Nederlandscb Verbond van Vakvereenigingen, bet Bureau voor de R.-K. Vakorganisatie, het Algemeen Nederlandscb Vakbureau en bet Nationaal Arbeidssecreta riaat, hebben Donderdag op een audiëntie bij de ministers van binnenlandscb e zaken en van arbeid ter bespreking van bet werkeloo- zen-vraagstuk ©en memorie aan deze minis ters overhandigd. Daarin wordt o. m. herinnerd aan de na de interpellatie-Van den Tempel door de Tweede Kamer aangenomen motie, wellke uitspreekt de wenschelijkheid van werkverschaffing en werkverruiming op uitgebreide schaal van rijkswege en met rijfassteun, van bijzonderen steun aan de werkeloozenkassen op den voet als is aangegeven in het adres d.d. 31 Augus tus 1922 van den Nederlandscben Werkeloos- beidsraad aan den minister van arbeid, en van etemwerleening door de gemeenten met tegemoetkoming ln de kosten van 50 pet. door het-rijk, en een uitnoodiging aan de re geering Inhoudt, mede te werken aan het zoo spoedig mogelijk tot stand komen van een werkeloozenzorg op deze grondslagen. De besturen van het Nederi Verbond van Vakvereenigingen en het R.-K. Vakbureau hebben er in September bij den minister op aangedrongen, dat ten opzichte van de con tributie zou worden aangenomen, dat de kas sen moeten gaan tot een bijdrage van 75 pet. van het klasseloon om 200 pet. subsidie te kunnen krijgen, terwijl de kassen de vrijheid hadden tot 1 pet. van het klasseloon te gaan, als een bijdrage van 75 pet. met 200 pet. sub sidie haar niet tot functionneeren in staat stelde. Met deze voorstellen, aldus wordt ln de memorie gezegd, heeft de regeering niet de minste rekening gehouden. Klaarblijkelijk is bij het vaststellen van het subsidiepercentage niet gevraagd, welke bedragen noodig zouden zijn om tot een regeling van de werkloozen- uitkeeringen te kunnen komen, doch aller eerst is het bedrag vastgesteld, dat voor het doel zou worden besteed, en in verband daar mee zijn de -uitkeeringstermijnen en uitkee rt ngen gedrukt, zoodat niet moer dan het vastgestelde noodig was. De besturen zijn van oordeel, dat alleen dan de werkloozenkassen kunnen blijven be staan, wanneer alsnog een regeling in over eenstemming met het advies van den Werk- loosheidsraad wordit ingevoegd. Daarmee zou gepaard moeten gaan een herziening van de verschillende per 1 Ja nuari 1928 ■vastgestelde reglementen voor de verschillende 'kassen. Een herziening zou naar de meening van de besturen zoodanig moeten zijn, dat voor de kassen, die meer dan 100 pet. subsidie zouden ontvangen, de volgende regeling wor de getroffen: a. De bijdrage wordt vastgesteld op 8/4 van het klasseloon; b. de uitkeertngsduur wordt op ten min ste 9 weken vastgesteld; c. de uitkeering van de gehuwden wordt maximaal bepaald op 70 pet. van het loon en als regel op nooit minder dan 60 pet.; d. de uitkeering voor de ongehuwden wordt als maximum vastgesteld op 55 pet. van het loon en als regel op nooit minder dan 40 pet.; e. wanneer de kassen dat wensehen, kan, wanneer zij met 8/4 van het klasseloon en 200 pet. subsidie niet kunnen function neeren, de bijdrage door haar op 1 pet. van het klasseloon worden vastgesteld; f. voor de uitkeeringen hij gedeeltelijke werkloosheid wordt een zoodanige regeling getroffen, dat de arbeider, die een fractie van den normalen arbeidstijd kan werken, daar steeds voordeel van heeft; g. voor de leden'van kassen, die op dezen grondslag niet kunnen- functionneeren, wordt een bijzondere regeling getroffen, als in het advies van den Werkloosheidsraad is voor gesteld; h. er worde een algemeene steunregeling Ingevoerd voor alle ongeorganiseerden, niet verzekerden en_ uitgetrokken, werkloozen, welke steunregeling gebaseerd is op een ge meentelijke uitkeering, waarvan door bet rijk als regel 50 pet. wordt vergoed, tenzij de financieel© positie van de gemeente een an dere rijksbijdrage wettigt; 1. vereeniglngen van overheids- of semi- overheidispersoneel, welker leden door ontslag en de daaruit voortvloeiende werkloosheid worden getroffen, ontvangen, wanneer zij a-an deze ontslagenen uitkeering verstrekken, van het rijk een subsidie tot een maximum van 50 pet. der uitkeeringen. De nood der tuinders. Do omzet aan de veiling van de Langen- dijker Groentecentrale bedroeg over de maand December 1922 slechts f 58.058 tegen 226.854 in dezelfde maand van 1921, toen de prijzen der groenten te laag waren voor een loonend bedrijf. Voor tuin bouwgrond werd' te St. Pancras in publieke veiling f 8150 berekend per H.A., besteed, terwijl bij een verkooplng ditzelfde land ruim een Jaar geleden nog 4700 op bracht. Een bouwershuis bracht in dien tijd 6400 op, thans ruim 8100. Blijkbaar ziet men de toekomst van den tuinbouw somber In. (Tel).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 6