SCHETSEN VAN HET LAND
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 7 April 1923.
r
2
No. 65. (auteursrechten voorbehouden)
DE GESCHIEDENIS VAN HET
PAASCHEL
Ze zijn weer allemaal op de Paasch-
eieren, zoowel de verache, de gekookte, ge-
hakken. de kippen- en de eendeneieren
als de eieren van suikergoed en chocolade.
De Paaschfeestldlagein zijn achter dein rug en
daarmee weer de kortstondige glorie van het
Paaschedl
En onwillekeurig dan gaan onze gedachten
eens terug en zoeken naar den oorsprong
van die Paaacheieren-gewoonte
Hij moet inderdaad heel oud zijn!
Want op grond' van de bekend' geworden
gegevens, speelde in den tijd der Romeinen
het ei bij de viering van het Paasohfeest
reeds een beduidende rol, omdat men in het
el een symbool zag van het wordende Leven!
Ook in de streken van de Germanen was
vian oudsher het Ei bij de Paaschfeesten iin
gebruik, in Duitschland en ook in enkele
streken van ons eigen land was het in vroe
ger eeuwen gebruik elkander bij wijze van
vriendschapsbetuiging met de Paachen hard
gekookte eieren present te doen. Uit dieze ge
woonte is hoogstvermoedelijk die hervorming
ontstaan tot een lekkernij van suiker en
chocolade in eivorm. Langzamerhand is men
deze gaan versieren en als middel tot sur
prise gaan gebruiken en heeft er de vele
variaties op bedacht, die wij nu nog ken
nen. Zelfs is het tegenwoordig meer
kleurig sieraad, dan eetwaar of lekkernij.
De Christelijke Kerk heeft op voet van
het volksgebruik meermalen het el gebe
zigd als vrome kerkverslering. De Kopten
b.v., wier kerk als die oudste kan worden aan
gemerkt, hielden vooral het struisvogel-ei
Ei heilige eere. Voor hen was 't symbool van
de voorzorg, welke een vogel neemt voor zijn
aanstaande jongen en daarom gold het el bij
deze geloovigen voor het zinnebeeld van
God's voorzorg voor de zijnen.
De oudste Koptische Kerk, welke nog in
Cairo bestaat, is zeer fraai met zulke eieren
versierd. Vóór het hoofdaltaar bevinden zich
6 zilveren lampen en boven elke Lamp hangt
een groot gezuiverd! ei.
De Grieken hangen in hun kerken gan-
sche guirlandes van versierde en onversier
de eischalen. Voor hen geldt vooral het ei
als geluk-aanbrengend.
Ook in de Mahomedaansohe moskeën vindt
men dergelijke eieren, evenals ln de graf
moskee Kalt Bey te Cairo. Aldaar hangen
ze voor bet altaar dn een metalen foudra.al
aan zilverdraad van het gewelf af. Hier en
daar rijn dte schalen met zijden draden tus
schen de pilaren bevestigd.
De lust om de mooie, gave en ronde eier
schaal kunstig te versleren heeft al vroeg
tot merkwaardige resultaten geleid.
In de Frederik Steam-verzamelimg te De-
troit in het Kunstmuseum van die stad
kan men nog een versierd struisvogel-el
vinden uit Sud'an. Het ls roomkleurig en be
dekt met ingekraste, ruw bewerkte zwart en
wit voorstellingen van menechen en dieren.
Een lichtbruin gekleurd Egyptisch ei uit die
zelfde verzameling vertoont Nyl-tafereelen.
De parel der verzameling evenwel is een ei
uit Sudan, hetwelk bedekt is met Koran
spreuken en waarin de karakters alle zorg
vuldig zijn ingesneden.
Buitengewoon is ook de behendigheid en
de kunstvaardigheid van de Japanners in het
bewerken van eierschalen. In verschillende
musea b.v. vindt men er nog, waarop een
dunne laag lak is aangebracht en waarin
dan de meest fantastische versieringen
uiterst fijn zjjn uitgevoerd. Soms zijn de fi
guren gesneden als van camée en vertoonen
ze d'e natuurlijke kleurveranderingen der
schaal van donkerblauw tot bijna wit Zoo be
staat er een, waarop een berg voorkomt met
stortbeken, terwijl op den voorgrond een Ja-
pansche wandelt in oude kleederdracht. Het
is een waar kunstgewrocht!
Een ander ei uit een soortgelijke verzame
ling rust op een verlakt onderstel en ls ver
sierd! met een geweldige bloemtuil van wilde
bloemen en grassen en uitgevoerd in basre
liëf van goud.
Wijders bestaat er nog een Zuld-Afrl
kaansch ei, dat aan belde zijden Koranspreu
ken vertoont en op de tusschengedeelten zijn
gegraveerd een Nylboat met zeilen, bene
vens de drie grootste pyramid'en, een skara-
baus met uitgespreide vleugels en de kroon
van Opper- en Neder-Egypte! Het Ei is voor
zien van snoeren om het op te kunnen han
gen en draagt aan het ondereinde een kwast.
Zuid-Afrika eveneens heeft de mode over
genomen olm verschillende eiervormemt kun
stig te versieren. Al deze gewoonten zijn in
tusschen ontstaan uit de daaraan vooraf
gaande gewoonte {die intusschen niet ver
ouderd ls) om de eieren te eten tijdens het
Paasohfeest!
Er bestaat op deze wijze te Buenos-Aires
een Argentynsch struisel, waarop behalve
andere verfraaiingen temidden van een berg-
óeoor een rijdende gancho ls aangebracht.
Hij heeft een ontvoerd meisje achter zich op
het paard. Een soortgelijk al vertoont op de
eene zijde het Argentijnsche wapen twee
ineen geslagen handen met erachter een staf
met vrijheldshoed en erboven een opgaande
zon en op de andere zijde een zeegezicht.
Bovendien op de punt geometrische figuren
waarboven zich bergtoppen verheffen.
Het is alles tamelijk diep en zeer kunstig
ingesneden, als was de schaal van het ei van
houtl
En zoo blijkt dat tenminste de onde ge
woonte van Paasch-eleren eten en suiker
goedeitjes voor de kinderen koopen en ook
het bakken van „reuze-groote" chooolade-
-eieren en het versieren daarvan niet een
uitsluitend Hollandsohe gewoonte ls!
BBÖAAFUB SQfDIBIN.
Vraag eerst welke opvoeding iemand
heeft genoten, voor gij hem veroordeelt.
De trouw van den hond is daarom zoo
ontroerend, omdat hij zich niet in woorden,
maar in daden toont.
Eenzaamheid ls een genot, dat wij me
niemand kunnen doelen.
Menigeen waant zich deugdzaam omda'
hij de daden van een ander streng beoor
deelt
Geen erger despoot dan een.verwend
kind.
FEUILLETON.
door
OAREL J. BRENSA.
1)
De Boots Hi
Het was eon avond van woesten, matelooren
stonn een storm, dde «wiepend gierde in
ine streken langs de 'knerpende, losgemolm-
pfiuMMÉIÉHÉpii
waar Louwe woonde.... Ben najaarsstorm
huisje,
vetouderde planken van het lage
ir Louwe woonde.... Een najaa
was het uit den Zuid-Westen, die dernoon
speelde met de machtSg-knoestige aratakken
van de trotadh gekrulnae iepenboamen in de
meeriaan en bij dat spel een rwaren rulsoh
zong hoog boven de hoofden door het dood-
do rrend loof.... Eten Novemberstorm was
het, die het water ln bet kanaal opstuwend
krulde ln breed schuimende golf robben
met wit wegspattende konpen tegen de
schoeiingpalen ln vündervlokken van schuim,
waarvan de afgewaaide snippers veeg slinge
rend in den ijl kolkondon wind omhoog gin
gen..
En het was eon avond van diepe, verdoemde
donkerte tegelijk een donkerte, die beang
stigend zwart alle vormen vervaagde tot een
groote, monsterlijk neervallende en allee weg-
doamende diepte.... Een donkerte van na
jaarsnacht was het, die de boomion verloor ln
het zwart van het land rondom en die de hul
zen wegdoezelde ln den vormloozon al-ommen
nachtsonljn, die de luoht was.Eon storm-
nachtduisternis was het, die dan weer de lucht
met het land ver weg vormloos vermengde
die het water diep kleurde tot een soort zwart
vaag land en die net land weer maakte tot een
onbestemd ljfe massa van lucht.,., een duis
ternis, diie alles opende en weer sloot waar ot
even Iets doorging en die volvulde het onmeet
bare ruiin rondom met zwart van diepgeiyke
eenheid!....
Het was een Novemberavond van woesten
storm en van diepe donkert^.
In het wrakke, verwaterde huthuleje van
zwiepende planken met rieten vorstdak, dat
«tona op de verweerde vlek in de oude Meer,
woonde Louwe. de oude, «tram-kromme mol-
lenvanger met zijn kleine, van ouderdom kruk
kende vrouw....
Het huisje was klein en het was verzakt op
de eenzame plek, waar het al jaren in een
langen leeftijd stond en do twee, die erin
woonden, waren mee verzakt en krom ge
groeid. Ze woonden er alleen en babbelden er
tegen elkaar met al mummelende monden,
zoodra Louwe avonds itlhuis was van het
mollenvangenl
Louwe zat nu op en de oude, kleine vrouw
zat ook op. Zij luisterden ernstig stil naar den
storm, die zwierig gierde en spelend speelde
rcnd het krank-knoersoride huisje.... Soms
bogen ze op hun stoelen neer voor den storm,
die loeide bij hoozen en wreedaardig slingerde
met de haak van de houten deur tot een ang
stig gerucht die ziedde door het riet en
knlenste met de hengseldeur.
Nou.... douI.murmelde het vrouw
tje, terwijl ze als ln angst afkeurend schudde
met het hoofd.... da's noodweer nood
weer!
Ja zei Louwe.... en je kenme geen
hand voor oogen zien zoo donker.
Nou nou.zei het vrouwtje.
n.
Hot was een spel van lallende, overgekke
dronkenheid een spel van woest end en ver
nielend boerenbesef, door de dronlkene Jongonis
gespeeld ln 't kroeghuls van de „Wedu/vrouw"
op den avond van mateloozen storm en ver
doemde donkerte.Het was een spel ge
speeld door Deun eni Lleke en Wlinple en
Paling en Marlen de dronken® boeren
knechten, ln een zwijmel van brallend ultvle-
rende brooddronkenpTet.Een somber
kroegavond-genoegen was het gezocht door
de dronkenen in een heimelijk opgekomen
lust naar een luld'gevlerd en wonderlijk durf-
aóhtlg slot van den allereersten pandoer-avond
ln het najaar....
Weet jullie dan verdamd niks om te doen?
zei Lleke.
Ze lachten loom ln 't donker van walm kleu
rende kroeghuis en leunden na de laatste partij
op de brufne bank bi) de al rood grijnzende
pijpkachil moe-warm achterover.,.. Buiten
Pa HengMriwha Profwwor Hwvwm, <11© wel
smis lui oiih Ititii vwtooft, aolurwef HOM over
„Wutxlei'ktmdown" tm wlidn trachten <U>ae
la oiidiwwolvoldrii v«t „bagnttMb ktiideren
Niu rijn trraiabepttillugoti altijd moeilijk,
vooral tueeohen «eoatolljkc veraohünerien.
Wc «uilen «w daarom la dit ©rtiltöl do vrij
heid veroorloven, diio gronison niet al to
nauwkeurig ln aont to nemen. Er rijn ln do
geschiedenis enkele begaafde en zelfs «eer
begaafde kinderen bekend!.
Laten wij met de Nederlamdsdhe beginnen.
Wie eenlgsrins met die geschiedenis der
Nederlamdische letterkunde bekend is, denkt
dan het eerst aan Bllderdijk. Zondier twijfel
had deze een vroeg-rijpe ontwikkeling. Het
is alleen jammer dat wij de bewijzen daar
van alleen kennen uit zijn eigen mededee-
lilngen. Kon men deze nu vertrouwen, dan
zouden zij zeker de beste bron zijn, waar
uit men zou kunnen putten. Dit is echter
heel niet het geval. Hoe veelzijdige en gron
dige gdloerdheid onze dichter op rijperen
leeftijd bleek te bezitten, hij paarde daaraan
een onbegrensde ijdelheld en zelfoverschat
ting, zoodat wat hij over zijn prille jeugd
vertelt, allicht sterk overdreven is. Wat wij
met zekerheid weten is. dat hij op rijn 12e
jaar een lang gedicht schreef, getiteld: „Be
schouwing van vijf tafereelen uit Josephs
leven".
Meer zekere berichten hebben wij over het
geslacht Van Lennep. David Jaoob van Len-
nep kon op zijn vierde jaar lezen en schrij
ven en weid op zijn 6e jaar op de „Framsche
school" opgenomen. Op zijn 16de jaar verliet
hlij de Lalijnsehe school met een Latijnsche
oratie in dichtmaat Dat was niet zijn eerste
gedicht in die taal Kort nadat hij de school
verlaten had, verscheen een geiheele bundel
Latijnsohe gedichten van hem ander don
tittel: Carmina Juvemiliia.
Zijn zoon Jaoob, de latere romanschrijver,
dOed voor zijn vader niet onder. Hij ging
alleen 's winters, als de familie in Amster
dam woonde, naar school, des zomers als hi;
op het vaderlijk buitenverblijf aan het Man
pad bij Heemstede vertoefde, ontving hi;
onderwijs van een Franschen gouverneur.
Reeds zeer vroeg openbaardie zich bij het
kind1 een groote leerlust, die ln de biblio
theek zijns vaders een groote bevrediging
vonid. Hij las dezelfde boeken herhaalde ma
len, zoodat hij ze spoedig uit liet hoofd ken
de. Geschiedenis en letterkunde waren reeds
vóór rijn twaalfde jaar rijn lievelingsvakken
Hij was nog geen zes Jaar oud; toen hij den
geheelen Gijsbrecht van Amstel uit he
fd kon opzeggen. „Toen ik" zoo verhaalt
in het levensbericht van rijn vader, „o
jn twaalfde jaar de school verliet, kon
niet alleen alle Fr arische boeken lezen zon
der een woordenboek noodig te hebben, maar
ik kende ook de vaderlandache en algemee-
ne geschiedenis in hoofdtrekken; lk had zoo
wel de volg-reeks der koningen van Perga-
mus als die van Oappadod.6 en die der Ro-
meinsche keizers in het hoofd!. Moeilijk zou
men een fabel van La Fomtaine hebben kun
nen noemen, die ik niet zander haperen
had kunnen opzeggen''.En dan te den
ken, dat die wet op het lager onderwijs van
minister do Visser verbiedt aan kindo
ren beneden de 12 jaar op school Fransch
te govenl
De buitenlankische voorbeelden van bui
tengewoon begaafde kinderen zijn zoo tal
rijk, dat wij slechts zeer enkele er uit kun
nen kiezen. Wij kiezen er twee, die men zou
kunnen zeggen zeer erpresselijk tot wonder
kinderen te rijn opgeleid.
De eerste ls dan Karl Witte, die in he,
aar 1800 als zoon van een predikant in een
eln Dultsch stadje werd geboren. De va
der was geheel vervuld mot de wijsgeerlge
en paedagoglsohe denkbeelden van zijn tijd';
een grooto bewonderaar van Rousseau en
PestaïozZl en hunne Dultsche navolgers.
De „gelijkheid" der mensohen was wel he
leerstuk, dat zij bet ijverigst beleden; het
tvm navolg van <h> opvoeding, dl» ril mit-
vwigea liadiltm, ito opvoeding wan alnnuilillg.
Dflit nu wilfll vadwr WMito mm sföt #**m Kaal
h]J
mijl
la
kl
verschil tusschen de mensohen was alleen
door het donker vierde de storm zijn dolle
driften en zoemde een heksenwijs door de
draden en palen, die ln de hoogte van het
raadhuis naar den verren spoordijk liepen
Ik wedt wel wat om te doen.... zei Pa
ling terug, terwijl hij voortleefde in tule lig'
ging op ae bruine bank naast de kachel.
Wat dan, jong? vroegen de boere-
maa-ts. 1
Nou we gaan.... «ei Paling en
vertelde langzaam en gewichtig,... we gaan
spóók apsis en de oude Louw op 't verweerde
vlek pe»tel.
Jonge.Jonge da's watl be-aamde
Lleke.da's wat doe je moe, jonges?
Jal zei Deun. En: „Weimou" zei
Wimp-ie „natuurlik"!
En ze namen nog 'm klaartje en toen nog
'n pot bier....
Ên toen beurden, ze op vam die bruine ham-
ken om spook te spelen hij de oude Louwe.
—i Maar wat mow-we dan dioen? vroeg
Deun nog eerst, omdat hem alles wat sche
merig was.Wat heb Je op 't oog?.
Nou zei Paling dat zak je zeggen.
De oude Louwe vangt ine al de molletjes af.
Hij het vergun' van alle boeren om op de
weren en de kampen te steken, omdat ie al 'm
ouwe, ouwe mioHemvamger ls.
Verdamd Jal zelen de boerenjongens,
knikkend ln vrindschapVerdamd jal....
En lk kan ze maar nle' krijgen— vertelde
Paling, die ook mollensteker was en nou
hek allang 'n streek op die ouwe gluiper....
nou mow-we 'm maar derls venijnig peste!
Die ouwe met z'in wijf.... wat zeg' jullie,
jonges?,...
to Oogenlbiik stonden wol de longons ln
eigen beraad over 't geval met oen ouden
mollonsteker. Maar ize haddon gekaart, woest
gekaart en laf 'gedronken! Ze liaddon weer
eon,s alles en alles hij mekaar gedronken in
WMSten zwelg om flink in te zetten de eërSte
van de win ter-kaartavondenHarhal
Pandoer daar most Je bij suipen.Daar
most je zoo hij suipen to'je lave-loos op de
steene «makte.... Hal hal....
En Paling 'hield aan ln zaurlgen dronk en-
drein: .Wat zeg jullie, jonges?.
Vooruitl rlepon met lawaai van pret
de Jongens.... Vooruit we zulle d'ouwe
mollesteker's psste.
Ze gingen uit de kroeg in zeker besluit.
Bulten versuften de dronken mannen 'n wiil
n de plotselinge verkoeling van de nacht
zwarte waas cn de ijzing van don stormwind.
-op-
voor
zichtig ln hst donkc vtn cwm weg. Krulsnd
dWMMirirówran, en men nwal wkoniiea, «lub
hU lilt niet «oliltienoiid gevolg gmUuut hooft,
HU had «Uit krachten och tor ook op andere
ktndoren kunnen beproeven, dan eou hti «o-
kor bemerkt hebben, dat die gegeven klnder-
HJke nmi leg ook eon woord mecaproekt en wel
«onder twijfel het voornaamste woord Die
ervaring ls h«n echter niet gegund gewor
den: do belde andere kinderen, die de man
nog kreeg, zijn jonlg gestorven. Maar, als ge
zegd', met zijn eeniig overgebleven zoon, had
de man suooes. Het onderwijs, dat alleen
door den vadter werd gegeven, begon niet
vroeg; eerst op zijn zesde jaar leerdte het
kind leizen en schrijven. Daarna ving echter
spoedig de studie der vreemde talen aan,
nooit meer dan één tegelijk, maar op zijn
16de jaar kende de jangen cian ook perfect
Latijn, Grieksch, Fransch, Italiaansch, En-
gelsch en Ned'erland'soh. Ook in de wiskunde
had hij zoodanige vorderingen gemaakt, dat
hij op zijn twaalfde jaar eene Latijnsche ver
handeling over de Gonchoide schreef, wiaar-
op hij het volgende jaar tot dokter in de
wiskunde promoveerde, aam de universiteit
te Göttiingen. Hij had toen reeds, meest door
zijn vader vergezeld, een paar jaar verschil
lende colleges aan die universiteit gevolgd.
Hij ging daar na zijn promotie nog mee door,
bezocht ook nog de universiteit van Heidel-
berg en promoveerde daar op 16-jarigen
leeftijd tot dokter in de rechtsgeleerdheid.
Het populaire geloof, dat zulke kinderen
vroeg sterven, werd' door Karl Witte be
schaamd. Hij stierf op 83-jarigen leeftijd'.
Het tweede voorbeeld levert de bekende En-
gelsohe wijsgeer John Stuart MilL Hij werd
ook geheel door zijn vader onderwezen. Hij
heeft zelfs nooit eemige universiteit bezocht,
wat hem niet heeft verhinderd!, meer weten
schap te verzamelen, dan een van zijn tijdge-
nooten. In zijn Autobiografie vertelt hij dat
hij, wel niet veel, ouder dan 8 jaar kan geweest
zljni toen zijn vader begoni met hem Grieksch
te leeren. Toen hij op zijn 7e jaar aan het
Latijn begon, had hij in het Grieksch reeds
den geheelen Herodiosus, Xenophons Cyro-
paedie en Memorabilia, enkele biografieën
Van Diogemes Laërtius, een deel van Lucia-
nus, enkele redevoeringen van Isocratus en
zes dialogen vam Plato geletzen. Tusschen
rilni 8ste en twaalfde jaar werd Latijn gestu
deerd, terwijl tevens de Grieksche dichters
werden ter hand genomen. Op zijn veertien
de jaar, achtte zijn vader de opvoeding vol
tooid.
Voorbeelden van begaafde kinderen al»
wij hier hebben aangehaald geven te denken.
De meening, dat resultaten als bjj Karl
Witte en Stuart MUL uitsluitend het gevolg
ziln van de methode van opvoeding op hen
toewmast, behoeft dn onzen tijd niet eens
móer bestreden te worden Maar wel kun
nen die voorbeelden ons leeren aan sdholen
en schoolinrichtingen niet d i e hooge waar
de toe te kennen, als nog dikwijls geschiedt.
Scholen riln voor de meerderheid, dus voor
de middelmaat
Al het hierboven medegedeelde wordt ech
ter nog vere overtroffen door een „wonder
kind"-geschledenis, waarvan de „Telegraaf
onlangs melding maakte!
Het blad schreef:
Veel wonderkinderen zijn er vóór en na
Ohristiaain Hendrik Heinecken geweest,
maar men mag een in 1811 bij Allart te
Amsterdam versohenen werk gelooven, dan
ls hij door geen van die nakomertjes geë
venaard, laat staan overtroffen.
Ons wonderkind werd in 1721 te Lubeok
geboren. Hij sprak reeds kort na zijn ge
boorte, en één Jaar oud, kom hij reeds die
voornaamste geschiodientig uit de vijf boeken
van Mozes vertellen. Een maand later kende
hij het gcheele Oude Testament. Toen hi
twee jaar was, was hij volkomen thuis in de
geschiedenis. Met dit vak was hij op den
leeftijd! van 15 maanden begonnen en 15
maanden later was hij bekend met dte He-
zo half voorover gebogen tegen den
rang vam den snijdenden stonn en laveerden
in een wijden hoek de tonig lange en nacht-
doode laan in, waarhoven de woedende wind
zijn spookwmg zang.
In het zwart van het zwart de neiurie-
d reunon herhalend uit het kroeghuls zoch
ten de dronken boereimaat» den weg naar de
verweerde vlekl
BI
Louwe de moll-envanger en zijn 'krukkende
•vrouw izaten in het wrak krakende huisje ver
ln de Meer en luisterden scherp op ieder
keerenid' getold mawr den woeatenld itelste-
romden storm. Hun tijd de tijd van den lan
gen, donkenen nacht, waarin ze vanwege het
noodweer niet slapen durfden verleefde in
zwijgende eentonigheid bij hét aandachtig op
letten en wachten.Na den eenen, wacht
ten ze al weer den anderen ,be-vóórvoelden
elke vlaag en stélden zich haast al weer voor
bereidend- te weer bij lederen guren streek
van loelwlnd over het land.Als er een
vlaag kwam van glerenld geweld, die de soepel-
teere teenen van de knotwilgen langs den Poel
gruwelijk neerboog dan scbukkerde de ouwe
Louwe opzij, als méé met den wimd.... En
dan kromp tóch nog schrikkend de klei
ne vrouw ineens als buigend, met de étokke-
rlge armen in de schrale schoot voor den over
weldigenden stormloel.
In de oud-steenon, donker ommuurde
schouw lang en beroet onder de zwart
berookte vuurpot, knetterden -in scherpe ver
nieling de plaggobrokkon en de veonlktulton....
Door den wind' opgeblazen tot een helle
reling van vuur mét diepe grotten ertus-
éohen lag de klonterige stapel en lekten de
levende vlammetjes laniga de -pot. Eindelijk
van d# vuurlaalng losgelaten, krulde de walm-
-rook in Ijle kronkelingen gehaast uit het dek-
gnt.Én zoo haast weg gezogen door de
wlndsnljding over 't lage dak brandden de
plaggon en steken, haastig vervliegend door
de kracht van den storm in overhaastige knet
tering.
(Dat was het eenlg onstemimend getold ln
het huisje. Bulten booraen de ouden de wind
nrkestreeren ln hooge stemmingen en donkere
stemmingen en ze luisterden onveranderd....
Zullen we te bed gaan?vraagde het
vrouwtje weer eens.
Nee-maar,.., schudde de oude Louwe.
HIJ braoht#nog nieuwe klelsteken onder de
vuurpot, omdat de oude alweer tot witgloeiende
«tch waren! Zoo fel vlogen ze weg by het
lijk voor rijn ntmlrtlL«kiindigo «EudWiJ, Mm*
deint Wrio umuwii k<m htt pp een rljus «ito
hoonteftj nwiïde ooren mitigeren. IH| wljse
van veraetja beoefende hij de anatomie en
dogmatiek,
Ohrlstlaan had' echter een buitengewoon
sLeohte maag, die niet» dian do -borst vordra-
gen kon. Zijn min Sltlo vergezelde hem dus
ook op zyn reJs naar Koponhagen, waar hij,
de vierjarige - H
voorgesteld.
„P-ermettez moi, Sire, que je baisse la main
de votre Majesté et le bord' de votre habit
royaL"
Toen hij 27 Juni 1725 stierf, troostte hij
zyn moeder met den klassieken raad: Klaag
niet over mijl
boomen.
Daar rijin wellicht geen voortbrengselen
der natuur, die zoo gestadig de metgezellen
van den mensch zyn en zijn deelgenooten in
lief en leed zijn geweest als de boomen. Ik
wil hier niet spreken van de heilige bosschen
noch van de oerwouden, die eertijds in zeer
groote mate den aardbodem bedekten en op
waterkeering en klimaatverschil hun invloed
uitgeoefend hebben. Ik wil slechts spreken
van de onmisbare vrienden, die wy gewoon
zijn te zien in de nabyheid van onze woning,
in de parken, langs de wandelwegen, in de
bosschen, waarheen wij ons begeven om in
de lente blijde bemoediging, in den zomer
verkwikking en lafenis, in den herfst wee
moedig getinte kleurenpracht en in den win
ter kalmen levensernst te zoeken. In tegen
stelling met de wateren, die even vaak als
der menscheu vrienden hun vernielende
vijanden- zijn, btijven de boomen ons ten al
len tijde welgezind'.
„Wo drei Palmen einsam stehen
Lag ich im Gebed vor Gott.
laat MéhuJ ln zijn heerlijke opera, in de
naïve taal der oudheid, zyn Josef zin
gen, waar hy het verhaal dóet van den boos-
aardigem toeleg van zyn afgunstige broe-
derenschaar. Thans hebben wij andere meer
nauwkeurige plaatsbepalingen tot onze be
schikking, maar wie ls er, die niet een of
meier boomen zou kunnen aanwijzen, waar
aan voor hem de herinnering is verbonden
aan een ingrijpende gebeurtenis of een veel
geliefd tijdperk zijns levens?
Reeds kinderen gevoelen liefde voor de tot
hen nedërbuigetnd'e reuzen, die hun spelen
gadeslaan-, tuschen wier loover ze de kleine
vogels hooren tjilpen, en die, zoodra de eerste
vorst intreedt, den bodem bedekken met beu
kennootjes en glimmende bruin-roode-kas-
tanjes. En de jonge meisjes! Denk maar eens
aan Schumanns onovertroffen lied: „Der
Nuszbaum", laat u wiegen op die zaóht-
deinende droom-melodle en luister dan naar
de slotstrophe:
„Das Mftgdéleln horohtet,
Es rausoht in Baum,
Sehnend, wShnend stnkt es
Lftcheind in Schlaf und Traum".
En later is niet een schaduwrijke boom
meermalen het vereenlgingspunt van een
vrooiyk huisgezin, het lievelingsplekje der
bedrijvige moeder, het rustoord voor ouden
van dagen? De boomen hebbed voor eiken
leeftijd hun gaven, ze nemen ook tot ln de
fijnste schakeeringen over de aandoeningen
onzer ziel. Ze fluisteren het zoetste lied der
liefde, ze mischen de reinste melodie; maar
wanneer de wind giert door hun takken en
ze heen en weder doet zwiepen; wanneer «e
hun bladeren laten vallen en groote drup-
toöverfluiten van den mysterieuzen wind, dat
ze in vormen van zuivere witte stof bleven lig
gen in de vuurhoop gehoekt op elkaar met
n-og de grillige grotten daarbuaeohen van róód-
bellen schijn.
Totdat de oude mollenvanger met nleuAe
zwarte kleisteken ze gruwelijk vernielde....
Eln hy liep in zijn eigen leeren broek
met kleppen en breede hermepaeelen over de
schouders, haast tot aan de 'borst weg gezakt
eentonig stappend op rit» kouerenivoeten
door het kleine kamertje. Want om te zitten
was 't ai te koud in huls.
't Is noodweer en huiverig koud!
zei-die zacht voor zoo -vroeg in 't najaarI
Nou-wel zei 't murmelende vrouwtje....
wil-de nog 'n kup koffie?.
Goed! knikte Louwe en ging weer
loopen.
't Vrouwtje beurde overeind terwijl ze hui
verend ,yhee-hee" zei voor 'n guur-zlngende
vlaag, die hoog oploeiend voorby ging. Ze
schonk koffie boven zeefke en de ronde kom
van Louwe.
Zoo waren «e alleen, de twee ouden, tot el
kaar in hulp en verstaan alleen met rin bel
den tot elkaar in praat en in wachten. En al
leen waren ze nu ook ver van de dorpbtrren
in het kleine huisje, terwijl de storm
woedde.
Het vrouwtje verschikte wat op de kleine
boere-tafél -t 'bril de k-up&ene de bijbel
met slot, waaruit ze ln den vooravond gelezen
had.... Ze droogde met de schortim-nt de
schotels en den rand van het yzeren koffie
blad. Ze zette de kwispedoor van Louwe op
den vensterrand tusschen de blompotten. Ze
deed maar kleine dingen ln 'bange wachting
op de hoozende vlagen van 't stormweer. Want
ze was (machteloos toch om -te bed te gaan en
te slapen ln het vergeten van den najaairemood.
En ze was machteloos ook om regelmatig ver
der te werken aan 't naaiwerk of aan de vlas
sen
Ze wachtte maar!
En Louwe wachtte ook! Belden waren ze
stil als ln vreemden angst voor den storm se
dert jaren doel vergeten, tyd-verloren
stil....
Ik zal nog 'n eteék opgooien.herhaal
de Lauwe om ook wat te zeggen en liep rond
naar den schouw....
■Toen kwam tegen 't houten voorluik, de
vreemde de geweldige slag.De slag als
'n donder.,j.
't Jutte rt je
Dr. Brensa.
(Wordt voortgezet).