SCHETSEN VAN HET LAND Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 7 April 1923. r 2 No. 65. (auteursrechten voorbehouden) DE GESCHIEDENIS VAN HET PAASCHEL Ze zijn weer allemaal op de Paasch- eieren, zoowel de verache, de gekookte, ge- hakken. de kippen- en de eendeneieren als de eieren van suikergoed en chocolade. De Paaschfeestldlagein zijn achter dein rug en daarmee weer de kortstondige glorie van het Paaschedl En onwillekeurig dan gaan onze gedachten eens terug en zoeken naar den oorsprong van die Paaacheieren-gewoonte Hij moet inderdaad heel oud zijn! Want op grond' van de bekend' geworden gegevens, speelde in den tijd der Romeinen het ei bij de viering van het Paasohfeest reeds een beduidende rol, omdat men in het el een symbool zag van het wordende Leven! Ook in de streken van de Germanen was vian oudsher het Ei bij de Paaschfeesten iin gebruik, in Duitschland en ook in enkele streken van ons eigen land was het in vroe ger eeuwen gebruik elkander bij wijze van vriendschapsbetuiging met de Paachen hard gekookte eieren present te doen. Uit dieze ge woonte is hoogstvermoedelijk die hervorming ontstaan tot een lekkernij van suiker en chocolade in eivorm. Langzamerhand is men deze gaan versieren en als middel tot sur prise gaan gebruiken en heeft er de vele variaties op bedacht, die wij nu nog ken nen. Zelfs is het tegenwoordig meer kleurig sieraad, dan eetwaar of lekkernij. De Christelijke Kerk heeft op voet van het volksgebruik meermalen het el gebe zigd als vrome kerkverslering. De Kopten b.v., wier kerk als die oudste kan worden aan gemerkt, hielden vooral het struisvogel-ei Ei heilige eere. Voor hen was 't symbool van de voorzorg, welke een vogel neemt voor zijn aanstaande jongen en daarom gold het el bij deze geloovigen voor het zinnebeeld van God's voorzorg voor de zijnen. De oudste Koptische Kerk, welke nog in Cairo bestaat, is zeer fraai met zulke eieren versierd. Vóór het hoofdaltaar bevinden zich 6 zilveren lampen en boven elke Lamp hangt een groot gezuiverd! ei. De Grieken hangen in hun kerken gan- sche guirlandes van versierde en onversier de eischalen. Voor hen geldt vooral het ei als geluk-aanbrengend. Ook in de Mahomedaansohe moskeën vindt men dergelijke eieren, evenals ln de graf moskee Kalt Bey te Cairo. Aldaar hangen ze voor bet altaar dn een metalen foudra.al aan zilverdraad van het gewelf af. Hier en daar rijn dte schalen met zijden draden tus schen de pilaren bevestigd. De lust om de mooie, gave en ronde eier schaal kunstig te versleren heeft al vroeg tot merkwaardige resultaten geleid. In de Frederik Steam-verzamelimg te De- troit in het Kunstmuseum van die stad kan men nog een versierd struisvogel-el vinden uit Sud'an. Het ls roomkleurig en be dekt met ingekraste, ruw bewerkte zwart en wit voorstellingen van menechen en dieren. Een lichtbruin gekleurd Egyptisch ei uit die zelfde verzameling vertoont Nyl-tafereelen. De parel der verzameling evenwel is een ei uit Sudan, hetwelk bedekt is met Koran spreuken en waarin de karakters alle zorg vuldig zijn ingesneden. Buitengewoon is ook de behendigheid en de kunstvaardigheid van de Japanners in het bewerken van eierschalen. In verschillende musea b.v. vindt men er nog, waarop een dunne laag lak is aangebracht en waarin dan de meest fantastische versieringen uiterst fijn zjjn uitgevoerd. Soms zijn de fi guren gesneden als van camée en vertoonen ze d'e natuurlijke kleurveranderingen der schaal van donkerblauw tot bijna wit Zoo be staat er een, waarop een berg voorkomt met stortbeken, terwijl op den voorgrond een Ja- pansche wandelt in oude kleederdracht. Het is een waar kunstgewrocht! Een ander ei uit een soortgelijke verzame ling rust op een verlakt onderstel en ls ver sierd! met een geweldige bloemtuil van wilde bloemen en grassen en uitgevoerd in basre liëf van goud. Wijders bestaat er nog een Zuld-Afrl kaansch ei, dat aan belde zijden Koranspreu ken vertoont en op de tusschengedeelten zijn gegraveerd een Nylboat met zeilen, bene vens de drie grootste pyramid'en, een skara- baus met uitgespreide vleugels en de kroon van Opper- en Neder-Egypte! Het Ei is voor zien van snoeren om het op te kunnen han gen en draagt aan het ondereinde een kwast. Zuid-Afrika eveneens heeft de mode over genomen olm verschillende eiervormemt kun stig te versieren. Al deze gewoonten zijn in tusschen ontstaan uit de daaraan vooraf gaande gewoonte {die intusschen niet ver ouderd ls) om de eieren te eten tijdens het Paasohfeest! Er bestaat op deze wijze te Buenos-Aires een Argentynsch struisel, waarop behalve andere verfraaiingen temidden van een berg- óeoor een rijdende gancho ls aangebracht. Hij heeft een ontvoerd meisje achter zich op het paard. Een soortgelijk al vertoont op de eene zijde het Argentijnsche wapen twee ineen geslagen handen met erachter een staf met vrijheldshoed en erboven een opgaande zon en op de andere zijde een zeegezicht. Bovendien op de punt geometrische figuren waarboven zich bergtoppen verheffen. Het is alles tamelijk diep en zeer kunstig ingesneden, als was de schaal van het ei van houtl En zoo blijkt dat tenminste de onde ge woonte van Paasch-eleren eten en suiker goedeitjes voor de kinderen koopen en ook het bakken van „reuze-groote" chooolade- -eieren en het versieren daarvan niet een uitsluitend Hollandsohe gewoonte ls! BBÖAAFUB SQfDIBIN. Vraag eerst welke opvoeding iemand heeft genoten, voor gij hem veroordeelt. De trouw van den hond is daarom zoo ontroerend, omdat hij zich niet in woorden, maar in daden toont. Eenzaamheid ls een genot, dat wij me niemand kunnen doelen. Menigeen waant zich deugdzaam omda' hij de daden van een ander streng beoor deelt Geen erger despoot dan een.verwend kind. FEUILLETON. door OAREL J. BRENSA. 1) De Boots Hi Het was eon avond van woesten, matelooren stonn een storm, dde «wiepend gierde in ine streken langs de 'knerpende, losgemolm- pfiuMMÉIÉHÉpii waar Louwe woonde.... Ben najaarsstorm huisje, vetouderde planken van het lage ir Louwe woonde.... Een najaa was het uit den Zuid-Westen, die dernoon speelde met de machtSg-knoestige aratakken van de trotadh gekrulnae iepenboamen in de meeriaan en bij dat spel een rwaren rulsoh zong hoog boven de hoofden door het dood- do rrend loof.... Eten Novemberstorm was het, die het water ln bet kanaal opstuwend krulde ln breed schuimende golf robben met wit wegspattende konpen tegen de schoeiingpalen ln vündervlokken van schuim, waarvan de afgewaaide snippers veeg slinge rend in den ijl kolkondon wind omhoog gin gen.. En het was eon avond van diepe, verdoemde donkerte tegelijk een donkerte, die beang stigend zwart alle vormen vervaagde tot een groote, monsterlijk neervallende en allee weg- doamende diepte.... Een donkerte van na jaarsnacht was het, die de boomion verloor ln het zwart van het land rondom en die de hul zen wegdoezelde ln den vormloozon al-ommen nachtsonljn, die de luoht was.Eon storm- nachtduisternis was het, die dan weer de lucht met het land ver weg vormloos vermengde die het water diep kleurde tot een soort zwart vaag land en die net land weer maakte tot een onbestemd ljfe massa van lucht.,., een duis ternis, diie alles opende en weer sloot waar ot even Iets doorging en die volvulde het onmeet bare ruiin rondom met zwart van diepgeiyke eenheid!.... Het was een Novemberavond van woesten storm en van diepe donkert^. In het wrakke, verwaterde huthuleje van zwiepende planken met rieten vorstdak, dat «tona op de verweerde vlek in de oude Meer, woonde Louwe. de oude, «tram-kromme mol- lenvanger met zijn kleine, van ouderdom kruk kende vrouw.... Het huisje was klein en het was verzakt op de eenzame plek, waar het al jaren in een langen leeftijd stond en do twee, die erin woonden, waren mee verzakt en krom ge groeid. Ze woonden er alleen en babbelden er tegen elkaar met al mummelende monden, zoodra Louwe avonds itlhuis was van het mollenvangenl Louwe zat nu op en de oude, kleine vrouw zat ook op. Zij luisterden ernstig stil naar den storm, die zwierig gierde en spelend speelde rcnd het krank-knoersoride huisje.... Soms bogen ze op hun stoelen neer voor den storm, die loeide bij hoozen en wreedaardig slingerde met de haak van de houten deur tot een ang stig gerucht die ziedde door het riet en knlenste met de hengseldeur. Nou.... douI.murmelde het vrouw tje, terwijl ze als ln angst afkeurend schudde met het hoofd.... da's noodweer nood weer! Ja zei Louwe.... en je kenme geen hand voor oogen zien zoo donker. Nou nou.zei het vrouwtje. n. Hot was een spel van lallende, overgekke dronkenheid een spel van woest end en ver nielend boerenbesef, door de dronlkene Jongonis gespeeld ln 't kroeghuls van de „Wedu/vrouw" op den avond van mateloozen storm en ver doemde donkerte.Het was een spel ge speeld door Deun eni Lleke en Wlinple en Paling en Marlen de dronken® boeren knechten, ln een zwijmel van brallend ultvle- rende brooddronkenpTet.Een somber kroegavond-genoegen was het gezocht door de dronkenen in een heimelijk opgekomen lust naar een luld'gevlerd en wonderlijk durf- aóhtlg slot van den allereersten pandoer-avond ln het najaar.... Weet jullie dan verdamd niks om te doen? zei Lleke. Ze lachten loom ln 't donker van walm kleu rende kroeghuis en leunden na de laatste partij op de brufne bank bi) de al rood grijnzende pijpkachil moe-warm achterover.,.. Buiten Pa HengMriwha Profwwor Hwvwm, <11© wel smis lui oiih Ititii vwtooft, aolurwef HOM over „Wutxlei'ktmdown" tm wlidn trachten <U>ae la oiidiwwolvoldrii v«t „bagnttMb ktiideren Niu rijn trraiabepttillugoti altijd moeilijk, vooral tueeohen «eoatolljkc veraohünerien. Wc «uilen «w daarom la dit ©rtiltöl do vrij heid veroorloven, diio gronison niet al to nauwkeurig ln aont to nemen. Er rijn ln do geschiedenis enkele begaafde en zelfs «eer begaafde kinderen bekend!. Laten wij met de Nederlamdsdhe beginnen. Wie eenlgsrins met die geschiedenis der Nederlamdische letterkunde bekend is, denkt dan het eerst aan Bllderdijk. Zondier twijfel had deze een vroeg-rijpe ontwikkeling. Het is alleen jammer dat wij de bewijzen daar van alleen kennen uit zijn eigen mededee- lilngen. Kon men deze nu vertrouwen, dan zouden zij zeker de beste bron zijn, waar uit men zou kunnen putten. Dit is echter heel niet het geval. Hoe veelzijdige en gron dige gdloerdheid onze dichter op rijperen leeftijd bleek te bezitten, hij paarde daaraan een onbegrensde ijdelheld en zelfoverschat ting, zoodat wat hij over zijn prille jeugd vertelt, allicht sterk overdreven is. Wat wij met zekerheid weten is. dat hij op rijn 12e jaar een lang gedicht schreef, getiteld: „Be schouwing van vijf tafereelen uit Josephs leven". Meer zekere berichten hebben wij over het geslacht Van Lennep. David Jaoob van Len- nep kon op zijn vierde jaar lezen en schrij ven en weid op zijn 6e jaar op de „Framsche school" opgenomen. Op zijn 16de jaar verliet hlij de Lalijnsehe school met een Latijnsche oratie in dichtmaat Dat was niet zijn eerste gedicht in die taal Kort nadat hij de school verlaten had, verscheen een geiheele bundel Latijnsohe gedichten van hem ander don tittel: Carmina Juvemiliia. Zijn zoon Jaoob, de latere romanschrijver, dOed voor zijn vader niet onder. Hij ging alleen 's winters, als de familie in Amster dam woonde, naar school, des zomers als hi; op het vaderlijk buitenverblijf aan het Man pad bij Heemstede vertoefde, ontving hi; onderwijs van een Franschen gouverneur. Reeds zeer vroeg openbaardie zich bij het kind1 een groote leerlust, die ln de biblio theek zijns vaders een groote bevrediging vonid. Hij las dezelfde boeken herhaalde ma len, zoodat hij ze spoedig uit liet hoofd ken de. Geschiedenis en letterkunde waren reeds vóór rijn twaalfde jaar rijn lievelingsvakken Hij was nog geen zes Jaar oud; toen hij den geheelen Gijsbrecht van Amstel uit he fd kon opzeggen. „Toen ik" zoo verhaalt in het levensbericht van rijn vader, „o jn twaalfde jaar de school verliet, kon niet alleen alle Fr arische boeken lezen zon der een woordenboek noodig te hebben, maar ik kende ook de vaderlandache en algemee- ne geschiedenis in hoofdtrekken; lk had zoo wel de volg-reeks der koningen van Perga- mus als die van Oappadod.6 en die der Ro- meinsche keizers in het hoofd!. Moeilijk zou men een fabel van La Fomtaine hebben kun nen noemen, die ik niet zander haperen had kunnen opzeggen''.En dan te den ken, dat die wet op het lager onderwijs van minister do Visser verbiedt aan kindo ren beneden de 12 jaar op school Fransch te govenl De buitenlankische voorbeelden van bui tengewoon begaafde kinderen zijn zoo tal rijk, dat wij slechts zeer enkele er uit kun nen kiezen. Wij kiezen er twee, die men zou kunnen zeggen zeer erpresselijk tot wonder kinderen te rijn opgeleid. De eerste ls dan Karl Witte, die in he, aar 1800 als zoon van een predikant in een eln Dultsch stadje werd geboren. De va der was geheel vervuld mot de wijsgeerlge en paedagoglsohe denkbeelden van zijn tijd'; een grooto bewonderaar van Rousseau en PestaïozZl en hunne Dultsche navolgers. De „gelijkheid" der mensohen was wel he leerstuk, dat zij bet ijverigst beleden; het tvm navolg van <h> opvoeding, dl» ril mit- vwigea liadiltm, ito opvoeding wan alnnuilillg. Dflit nu wilfll vadwr WMito mm sföt #**m Kaal h]J mijl la kl verschil tusschen de mensohen was alleen door het donker vierde de storm zijn dolle driften en zoemde een heksenwijs door de draden en palen, die ln de hoogte van het raadhuis naar den verren spoordijk liepen Ik wedt wel wat om te doen.... zei Pa ling terug, terwijl hij voortleefde in tule lig' ging op ae bruine bank naast de kachel. Wat dan, jong? vroegen de boere- maa-ts. 1 Nou we gaan.... «ei Paling en vertelde langzaam en gewichtig,... we gaan spóók apsis en de oude Louw op 't verweerde vlek pe»tel. Jonge.Jonge da's watl be-aamde Lleke.da's wat doe je moe, jonges? Jal zei Deun. En: „Weimou" zei Wimp-ie „natuurlik"! En ze namen nog 'm klaartje en toen nog 'n pot bier.... Ên toen beurden, ze op vam die bruine ham- ken om spook te spelen hij de oude Louwe. —i Maar wat mow-we dan dioen? vroeg Deun nog eerst, omdat hem alles wat sche merig was.Wat heb Je op 't oog?. Nou zei Paling dat zak je zeggen. De oude Louwe vangt ine al de molletjes af. Hij het vergun' van alle boeren om op de weren en de kampen te steken, omdat ie al 'm ouwe, ouwe mioHemvamger ls. Verdamd Jal zelen de boerenjongens, knikkend ln vrindschapVerdamd jal.... En lk kan ze maar nle' krijgen— vertelde Paling, die ook mollensteker was en nou hek allang 'n streek op die ouwe gluiper.... nou mow-we 'm maar derls venijnig peste! Die ouwe met z'in wijf.... wat zeg' jullie, jonges?,... to Oogenlbiik stonden wol de longons ln eigen beraad over 't geval met oen ouden mollonsteker. Maar ize haddon gekaart, woest gekaart en laf 'gedronken! Ze liaddon weer eon,s alles en alles hij mekaar gedronken in WMSten zwelg om flink in te zetten de eërSte van de win ter-kaartavondenHarhal Pandoer daar most Je bij suipen.Daar most je zoo hij suipen to'je lave-loos op de steene «makte.... Hal hal.... En Paling 'hield aan ln zaurlgen dronk en- drein: .Wat zeg jullie, jonges?. Vooruitl rlepon met lawaai van pret de Jongens.... Vooruit we zulle d'ouwe mollesteker's psste. Ze gingen uit de kroeg in zeker besluit. Bulten versuften de dronken mannen 'n wiil n de plotselinge verkoeling van de nacht zwarte waas cn de ijzing van don stormwind. -op- voor zichtig ln hst donkc vtn cwm weg. Krulsnd dWMMirirówran, en men nwal wkoniiea, «lub hU lilt niet «oliltienoiid gevolg gmUuut hooft, HU had «Uit krachten och tor ook op andere ktndoren kunnen beproeven, dan eou hti «o- kor bemerkt hebben, dat die gegeven klnder- HJke nmi leg ook eon woord mecaproekt en wel «onder twijfel het voornaamste woord Die ervaring ls h«n echter niet gegund gewor den: do belde andere kinderen, die de man nog kreeg, zijn jonlg gestorven. Maar, als ge zegd', met zijn eeniig overgebleven zoon, had de man suooes. Het onderwijs, dat alleen door den vadter werd gegeven, begon niet vroeg; eerst op zijn zesde jaar leerdte het kind leizen en schrijven. Daarna ving echter spoedig de studie der vreemde talen aan, nooit meer dan één tegelijk, maar op zijn 16de jaar kende de jangen cian ook perfect Latijn, Grieksch, Fransch, Italiaansch, En- gelsch en Ned'erland'soh. Ook in de wiskunde had hij zoodanige vorderingen gemaakt, dat hij op zijn twaalfde jaar eene Latijnsche ver handeling over de Gonchoide schreef, wiaar- op hij het volgende jaar tot dokter in de wiskunde promoveerde, aam de universiteit te Göttiingen. Hij had toen reeds, meest door zijn vader vergezeld, een paar jaar verschil lende colleges aan die universiteit gevolgd. Hij ging daar na zijn promotie nog mee door, bezocht ook nog de universiteit van Heidel- berg en promoveerde daar op 16-jarigen leeftijd tot dokter in de rechtsgeleerdheid. Het populaire geloof, dat zulke kinderen vroeg sterven, werd' door Karl Witte be schaamd. Hij stierf op 83-jarigen leeftijd'. Het tweede voorbeeld levert de bekende En- gelsohe wijsgeer John Stuart MilL Hij werd ook geheel door zijn vader onderwezen. Hij heeft zelfs nooit eemige universiteit bezocht, wat hem niet heeft verhinderd!, meer weten schap te verzamelen, dan een van zijn tijdge- nooten. In zijn Autobiografie vertelt hij dat hij, wel niet veel, ouder dan 8 jaar kan geweest zljni toen zijn vader begoni met hem Grieksch te leeren. Toen hij op zijn 7e jaar aan het Latijn begon, had hij in het Grieksch reeds den geheelen Herodiosus, Xenophons Cyro- paedie en Memorabilia, enkele biografieën Van Diogemes Laërtius, een deel van Lucia- nus, enkele redevoeringen van Isocratus en zes dialogen vam Plato geletzen. Tusschen rilni 8ste en twaalfde jaar werd Latijn gestu deerd, terwijl tevens de Grieksche dichters werden ter hand genomen. Op zijn veertien de jaar, achtte zijn vader de opvoeding vol tooid. Voorbeelden van begaafde kinderen al» wij hier hebben aangehaald geven te denken. De meening, dat resultaten als bjj Karl Witte en Stuart MUL uitsluitend het gevolg ziln van de methode van opvoeding op hen toewmast, behoeft dn onzen tijd niet eens móer bestreden te worden Maar wel kun nen die voorbeelden ons leeren aan sdholen en schoolinrichtingen niet d i e hooge waar de toe te kennen, als nog dikwijls geschiedt. Scholen riln voor de meerderheid, dus voor de middelmaat Al het hierboven medegedeelde wordt ech ter nog vere overtroffen door een „wonder kind"-geschledenis, waarvan de „Telegraaf onlangs melding maakte! Het blad schreef: Veel wonderkinderen zijn er vóór en na Ohristiaain Hendrik Heinecken geweest, maar men mag een in 1811 bij Allart te Amsterdam versohenen werk gelooven, dan ls hij door geen van die nakomertjes geë venaard, laat staan overtroffen. Ons wonderkind werd in 1721 te Lubeok geboren. Hij sprak reeds kort na zijn ge boorte, en één Jaar oud, kom hij reeds die voornaamste geschiodientig uit de vijf boeken van Mozes vertellen. Een maand later kende hij het gcheele Oude Testament. Toen hi twee jaar was, was hij volkomen thuis in de geschiedenis. Met dit vak was hij op den leeftijd! van 15 maanden begonnen en 15 maanden later was hij bekend met dte He- zo half voorover gebogen tegen den rang vam den snijdenden stonn en laveerden in een wijden hoek de tonig lange en nacht- doode laan in, waarhoven de woedende wind zijn spookwmg zang. In het zwart van het zwart de neiurie- d reunon herhalend uit het kroeghuls zoch ten de dronken boereimaat» den weg naar de verweerde vlekl BI Louwe de moll-envanger en zijn 'krukkende •vrouw izaten in het wrak krakende huisje ver ln de Meer en luisterden scherp op ieder keerenid' getold mawr den woeatenld itelste- romden storm. Hun tijd de tijd van den lan gen, donkenen nacht, waarin ze vanwege het noodweer niet slapen durfden verleefde in zwijgende eentonigheid bij hét aandachtig op letten en wachten.Na den eenen, wacht ten ze al weer den anderen ,be-vóórvoelden elke vlaag en stélden zich haast al weer voor bereidend- te weer bij lederen guren streek van loelwlnd over het land.Als er een vlaag kwam van glerenld geweld, die de soepel- teere teenen van de knotwilgen langs den Poel gruwelijk neerboog dan scbukkerde de ouwe Louwe opzij, als méé met den wimd.... En dan kromp tóch nog schrikkend de klei ne vrouw ineens als buigend, met de étokke- rlge armen in de schrale schoot voor den over weldigenden stormloel. In de oud-steenon, donker ommuurde schouw lang en beroet onder de zwart berookte vuurpot, knetterden -in scherpe ver nieling de plaggobrokkon en de veonlktulton.... Door den wind' opgeblazen tot een helle reling van vuur mét diepe grotten ertus- éohen lag de klonterige stapel en lekten de levende vlammetjes laniga de -pot. Eindelijk van d# vuurlaalng losgelaten, krulde de walm- -rook in Ijle kronkelingen gehaast uit het dek- gnt.Én zoo haast weg gezogen door de wlndsnljding over 't lage dak brandden de plaggon en steken, haastig vervliegend door de kracht van den storm in overhaastige knet tering. (Dat was het eenlg onstemimend getold ln het huisje. Bulten booraen de ouden de wind nrkestreeren ln hooge stemmingen en donkere stemmingen en ze luisterden onveranderd.... Zullen we te bed gaan?vraagde het vrouwtje weer eens. Nee-maar,.., schudde de oude Louwe. HIJ braoht#nog nieuwe klelsteken onder de vuurpot, omdat de oude alweer tot witgloeiende «tch waren! Zoo fel vlogen ze weg by het lijk voor rijn ntmlrtlL«kiindigo «EudWiJ, Mm* deint Wrio umuwii k<m htt pp een rljus «ito hoonteftj nwiïde ooren mitigeren. IH| wljse van veraetja beoefende hij de anatomie en dogmatiek, Ohrlstlaan had' echter een buitengewoon sLeohte maag, die niet» dian do -borst vordra- gen kon. Zijn min Sltlo vergezelde hem dus ook op zyn reJs naar Koponhagen, waar hij, de vierjarige - H voorgesteld. „P-ermettez moi, Sire, que je baisse la main de votre Majesté et le bord' de votre habit royaL" Toen hij 27 Juni 1725 stierf, troostte hij zyn moeder met den klassieken raad: Klaag niet over mijl boomen. Daar rijin wellicht geen voortbrengselen der natuur, die zoo gestadig de metgezellen van den mensch zyn en zijn deelgenooten in lief en leed zijn geweest als de boomen. Ik wil hier niet spreken van de heilige bosschen noch van de oerwouden, die eertijds in zeer groote mate den aardbodem bedekten en op waterkeering en klimaatverschil hun invloed uitgeoefend hebben. Ik wil slechts spreken van de onmisbare vrienden, die wy gewoon zijn te zien in de nabyheid van onze woning, in de parken, langs de wandelwegen, in de bosschen, waarheen wij ons begeven om in de lente blijde bemoediging, in den zomer verkwikking en lafenis, in den herfst wee moedig getinte kleurenpracht en in den win ter kalmen levensernst te zoeken. In tegen stelling met de wateren, die even vaak als der menscheu vrienden hun vernielende vijanden- zijn, btijven de boomen ons ten al len tijde welgezind'. „Wo drei Palmen einsam stehen Lag ich im Gebed vor Gott. laat MéhuJ ln zijn heerlijke opera, in de naïve taal der oudheid, zyn Josef zin gen, waar hy het verhaal dóet van den boos- aardigem toeleg van zyn afgunstige broe- derenschaar. Thans hebben wij andere meer nauwkeurige plaatsbepalingen tot onze be schikking, maar wie ls er, die niet een of meier boomen zou kunnen aanwijzen, waar aan voor hem de herinnering is verbonden aan een ingrijpende gebeurtenis of een veel geliefd tijdperk zijns levens? Reeds kinderen gevoelen liefde voor de tot hen nedërbuigetnd'e reuzen, die hun spelen gadeslaan-, tuschen wier loover ze de kleine vogels hooren tjilpen, en die, zoodra de eerste vorst intreedt, den bodem bedekken met beu kennootjes en glimmende bruin-roode-kas- tanjes. En de jonge meisjes! Denk maar eens aan Schumanns onovertroffen lied: „Der Nuszbaum", laat u wiegen op die zaóht- deinende droom-melodle en luister dan naar de slotstrophe: „Das Mftgdéleln horohtet, Es rausoht in Baum, Sehnend, wShnend stnkt es Lftcheind in Schlaf und Traum". En later is niet een schaduwrijke boom meermalen het vereenlgingspunt van een vrooiyk huisgezin, het lievelingsplekje der bedrijvige moeder, het rustoord voor ouden van dagen? De boomen hebbed voor eiken leeftijd hun gaven, ze nemen ook tot ln de fijnste schakeeringen over de aandoeningen onzer ziel. Ze fluisteren het zoetste lied der liefde, ze mischen de reinste melodie; maar wanneer de wind giert door hun takken en ze heen en weder doet zwiepen; wanneer «e hun bladeren laten vallen en groote drup- toöverfluiten van den mysterieuzen wind, dat ze in vormen van zuivere witte stof bleven lig gen in de vuurhoop gehoekt op elkaar met n-og de grillige grotten daarbuaeohen van róód- bellen schijn. Totdat de oude mollenvanger met nleuAe zwarte kleisteken ze gruwelijk vernielde.... Eln hy liep in zijn eigen leeren broek met kleppen en breede hermepaeelen over de schouders, haast tot aan de 'borst weg gezakt eentonig stappend op rit» kouerenivoeten door het kleine kamertje. Want om te zitten was 't ai te koud in huls. 't Is noodweer en huiverig koud! zei-die zacht voor zoo -vroeg in 't najaarI Nou-wel zei 't murmelende vrouwtje.... wil-de nog 'n kup koffie?. Goed! knikte Louwe en ging weer loopen. 't Vrouwtje beurde overeind terwijl ze hui verend ,yhee-hee" zei voor 'n guur-zlngende vlaag, die hoog oploeiend voorby ging. Ze schonk koffie boven zeefke en de ronde kom van Louwe. Zoo waren «e alleen, de twee ouden, tot el kaar in hulp en verstaan alleen met rin bel den tot elkaar in praat en in wachten. En al leen waren ze nu ook ver van de dorpbtrren in het kleine huisje, terwijl de storm woedde. Het vrouwtje verschikte wat op de kleine boere-tafél -t 'bril de k-up&ene de bijbel met slot, waaruit ze ln den vooravond gelezen had.... Ze droogde met de schortim-nt de schotels en den rand van het yzeren koffie blad. Ze zette de kwispedoor van Louwe op den vensterrand tusschen de blompotten. Ze deed maar kleine dingen ln 'bange wachting op de hoozende vlagen van 't stormweer. Want ze was (machteloos toch om -te bed te gaan en te slapen ln het vergeten van den najaairemood. En ze was machteloos ook om regelmatig ver der te werken aan 't naaiwerk of aan de vlas sen Ze wachtte maar! En Louwe wachtte ook! Belden waren ze stil als ln vreemden angst voor den storm se dert jaren doel vergeten, tyd-verloren stil.... Ik zal nog 'n eteék opgooien.herhaal de Lauwe om ook wat te zeggen en liep rond naar den schouw.... ■Toen kwam tegen 't houten voorluik, de vreemde de geweldige slag.De slag als 'n donder.,j. 't Jutte rt je Dr. Brensa. (Wordt voortgezet).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 3