OUD MEST
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 28 April 1923.
NO. 68. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
INDIANEN.
In de „N. Rott. Courant" vertelt een corres
pondent van liet uitstervende ras der Indianen
in Suriname. Wij nemen uit zijn interessante
beschrijving een en 'ander over.
Als jageT en onvermoeide voetganger vindt
hij in het binnenland zijns gelijken niet, Gaat
de Indiaan aan het wandelen, dan kan hij toch
ten maken van fantastische uitgestrektheid.
Het kan zijn, dat een aantal imannen van een
benedenlandsch dorp, het liggen in de hang
mat voor een tijdje moede, op het pad gaan,
om vrienden of betrekkingen te beozeken. Op
eenige weken of maanden marcheeren in de,
voor blanken ondoordringbare en onherberg
zame bosschen komt het dan niet aan. Hij
■mist de athletenslankheid van den boschneger,
maar, als men hem kleeren aantrok, zou hij
zonder twijfel de indrukwekkende figuur ver-
toonen van een deftig en welgedaan rentenier.
Een athloet is de benedenlandsche Indiaan nu
eenmaal niet; zijn lichaamskracht is betrekke
lijk gering, zijn postuur vaak klein, en alleen
zijn behendigheid redt hem ln de bosschen.
Die behendigheid is dan ook groot. Waar de
blanke of creool tot verhongeren gedoemd zou
zijn, vindt hij overvloed van jacht. Zijn ver
mogen, om groote visschen met pijl en boog
in de vallen te schieten, grenst aan goochelen.
Expedities ln het binnenland zijn het beste af,
als zij voor de proviandeering Indiaansche
jagers en viseohers kunnen meekrijgen, mits
deze lieden ook werkelijk tot het einde bij hun
taak blijven, en niet de bevlieging krijgen om
eens vacantie te nemen, of, uit gebelgdheid,
hun werkgevers ln don steek te laten.
Nu zal echter een Indiaan eT niet licht toe
komen, een werk te verlaten, dat hom lln hoop
volle nabijheid van sterken drank brengt.
Dit is namelijk het sterkste lokmiddel, da
er voor hem op deze aarde bestaat. Het is een
verleiding, waartegen hij niet bestand is. De
drank is, zooals men weet. de ondergang van
zijn ras. Een groot gedeelte van de lichame
lijke degeneratie der benedenlandsche India
nen is er aan te wijten. Dr&nk en roodhuk
zijn nu eenmaal onvereenigbaar. Waar zi;
samenkomen elndit het er steeds mee, dat een
van beid'en den ander uitroeit, niet zonder dat
>ok de overgeblevene groote schade geleden
heeft in den strijd. Komt de Indiaan voor
eenige dagen naar Paramaribo, dan is het
moeflük te verhinderen, dat hij gedurende a
'"en tijd In een doorloopenden roes verkeert
Heeft ntj thuis zijn feesten, dan zijn dat vaak
bacdrnallfln, waar wij niet hij kunnen. We
's de drank, dien zij uit cassave en andere be-
«tanddeelen bereiden, niet heel rijk aain alco
hol, maar zij drinken daarvan dan ook hoe
veelheden, die een Munchener vrees zouden
inboezemen. De vloeistof, die zi| verzwelgen
is gewoonlijk palwarl, welke zij maken uit
half verbrand oassavebrood, dat aoor de vrou
wen gekauwd wordt, en dan eenige dagon te
gisten staat. Vaak ziet men ln Indiaansche
hutten groote hrouwreservoirs. Liever dan
Ieder ander vocht, is den Indiaan dram, een
slechte soort rum. Die kan hij echter zelf niet
maken.
Melaatschheid, een van de grootste plagen
van Suriname, schijnt onder de Indianen niet
of slechts sporadisch voor te komen. Tegen
de malaria echter zijn zij niet zoo gehard als
de boschnegers. Een andere ziekte, die overal
In de wereld gezonde oerbevolkingen gedeci
meerd heeft, zoodra zij met de „beschaving"
In aanraking kwamen, heeft ook de Indianen
n'et gespaard. Vooral de balatableeders heb
ben veel ertoe bijgedragen, het bloed der In
dianen ln de bosschen te vergiftigen. Komt
men nu ln de dorpen, dan ziet men, hoe de
jongere generaties een sterk element neger-
of mulattonbloed vertonnen. Wat men zoo te
VAN 'N PASSESIER DEER 'N LUCHIE
AN WAS.
Onder de dokters op 't platteland nam
dokter van Nabel wel 'n bezondere plaas in.
Zeker, ok omdat ie ien van de knapste mels-
ters uit de omtrek was, maar vooral ok deur
zen persoon.
Opgewekt van humeur, gezellig prater,
uitstekend redenaar, had ie bovendien; 'n
skarpe blik op de mensche en d'rlui eigen-
aardlghede. Dat alles maakte dat le overal
ii heel erreg geziene gast was en je kenne
gerust zegge dat er op 't durrep glen partal
van belang geve wier of hal wier, uitno-odlgd
om voor ceremoniemeister te speule en as
ie dat annam, dèn gong 't felst fain hoor!
zien krijgt van de Indianen in heit kustland,
stelt allerminst gerust ten opzichte van de toe
komst van hun ras.
Deze stugge, weinig toegankelijke of toe
schietelijke menschen trekken ons toch aan,
door het trotsche en vaak rechtschapene van
hun houding. Gemakkelijk zijn zij veelal niet
om mee te gaan, en gaarne toonen Hij den
blanken hun onafhankelijkheid. Hun trots
heeft vaak echter ook de goede eigenschap
pen, die erbij dienon te hooren. Geef t gij een
boschneger een geschenk, dan zat hij zien, of
hij niet meer van u kan loskrijgen, terwijl de
Indiaan zal rondkijken, wat 'hij u als tegenge
schenk kan aanbieden- Hij houdt niet van pin
gelen. Vraagt hij u te veel, en gij biedt hem
minder, dan zal hij in de meeste gevallen on
middellijk of zeer spoedig toegeven. Van geld
heeft hij heel weinig begrip. Wij kochten oeps
een jaguarvel, dat in een dorp te drogen hing.
Het was slecht behandeld, de staart ontbrak er
aan en ook een poot. De eigenaar vroeg 20
gulden; wij boden acht, en hepen weg, wer
kelijk niet erg erop gesteld, het ding voor dien
prijs te krijgen. De eigenaar, een jonge man
met veel negerbloed, wilde niet toegeven, maar
de anderen betoogden, dat als de bakra's niet
meer wilden geven-, dat het dan ook wel in
den haak moest zijn. De verkooper kwam het
ons toen brengen.
Eens vroegen wij een ouden Indiaan naar
den prijs van een bepaald' type van pijl, dat
wij zochten. „Vijf centen", zei de man. Dat
was een beetje lastig, omdat het ding hem
meer aan grondstof moest kosten, en het ook
weer niet juist zou zijn geweest hem meer te
geven dan hij verlangde. Ik raapte toen een
tweede pijl op, en vroeg, wat beide samen
kostten. „Een banknoot" (50 ot».) zei de rood-
Niet dat hai alllen allegedurig an 't woord
was, o nei, ieder most wat doen en ie wist
't wel zoo te make dat de taaiste boer uit
z'n nest kwam. As er 's ien was, die niet
veul zin had dèn maakte dokter 't wel zoo
bordeg en plaagde de staifkop zoo gruwel-
dig dat 't gien harde was. Ja plage, plage
dat. kon ie en dat zal wel gien mensoh beter
wete hewwe as Jan Deke, die vlak neist 'm
weunde.
Jan was een goedhartige eerlijke klrrel,
niet zoo heel leep, maar hullepvaardlg en
zoowel as Griet, z'n walf mit hart en ziel
dokter en mevrouw toedein. Alles was dok
ter mit 'm uithaalde vond Jan goed, want ie
wist dat er volstrekt gien kwaad mee be
doeld wier en ok dat alle poese die 'm bakke
wiere, weer dubbel en dwars op aflre manier
goedmaakt wiere.
Leit ik jullie d'rs ien staaltje ut de veule
vertelle. 't Was 'n Zundagoohtend in de zeu-
mer en Dokter most nag effies nei Winkel.
Hai had wel 'n knecht, die altaid mit 'm reed,
huid, daarmede blijk gevende, dat rekenen
niet zijn sterke zijde was. Hij had ev«n goed
vjjf gulden als vijf cents kunnen vragen.
Dat de Indiaan soms te winnen is door
groven humor, heb ik met eenige verbazing
een anderen keer bij het koopen van een be
paald soort vischpijl gez;un. Wij kwamen in
een dorp, waar wij eenige pijlen vonden van
een type, dat ik zocht. De bezitter lag ln zijn
hangmat, en nam geen notitie van ons. Toen
wij hem vroegen, ons die pijlen te verknopen
zei hij kortaf, dat ze stuk waren. Mijn hege
leider, een gewezen districtscommissaris,
vroeg toen den man, de pijlen dan in orde te
brengen. Hij dacht er echter niet aan, die
moeite te nemen. Toen vroeg mijn geleider
hem, of hij in het kraambed lag. Want ook
vele Surlnaamsche stammen doen nog aan
het oude gebruik, dat de man zidh te bed legt,
als zijn vrouw een kind heeft gekregen. Te
gen die onderstelling kwam de Indiaan ijverig
op. Toen nam mijn metgezel een'der pijlen
liep daarmede lachend op den man in de hang.
mat toe, en riep: „luidan eruit". En hj;
sloeg met de pijl onder tegen de hangmat, waar
deze door het zwaartepunt van het lichaam ge
drukt, werd. MIJ leek het experiment zeer ge
waagd, maar de Indiaan vonia het koetelija. Hl,
lachte gul mee, sprong uit zijn hangmat, en
ging onmiddellijk aan net werk. Toen wij te
rugkwamen, waren de vuurpijlen gerepareerd.
TT(1 ontving ons met amicale vriendelijkheid.
Hij scheen het ruwe grapje zeer te waar-
deeren.
Evenals bij de boechnegers, wordt ook bij
de Indianen thuis het zware dagelijksohe werk
door de vrouwen gedaan. Zooals dezen zwoe
gen, zoo doen de mannen bet zeker niet. Men
kan ze zien sjouwen met zware lasten, die zt,
op den rug dragen, terwijl het hoofdgewicht
drukt op een band, die om het voorhoofd be
vestigd wordt. Het is een wijze van torsen,
die geweldige eischen aan de nekspieren moet
Oud zijn die vrouwen zoo mogelijk nog lee-
1 ijker dan zigeunerinnen, waarbij deze laatsten
verder nog in het voordeel zijn, dat zij met
kleeren het versleten liohaam bedekken, wat
bij de oude Indinanschen geenszins het geval
der mooi, tenger, met een prachtige huid," een
Is. De, jonge vrouwen echter 'zijn vaak bijzon
der mooi, tenger, met een prachtige huid, een
edel profiel, terwijl de lange, strakke, moote,
diepzwarte vlechten vormende haren een heel
sterke tegenstelling vormen met, heit in tal van
rattenstaartjes op het hoofd' verzamelde kroes
maar 't gong 'm as iedorien: as je alle dage
mit dezelfde man neist je moet zitte, begint
dat op 't lost te verveule. Asslo dèn.ok aftr
zelsklp vlnde kon dèn kreeg de knecht pre
missie om thuis te blaive, weer ok hal niks
rouwig om was.
't Was voor Jan dus heelekendal gien be-
zonders, dat ie op deuze oched door middel
van Antje, die meer as lid van do familie
dèn as maid bai dokter weunde (iets wat ze
trouwens dubbel en dwars verdiende) 'n boos-
kip kreeg of ie plezier had om mit dokter mee
te gaan nel Winkel. „Maar gauw ofmake",
had Antje zald, „want dokter gaat mit de
de blauw en die is nag al ongeduldig zoo
as je wete."
Ja, Jan zou gauw ofmako, maar eerst most
z'n verklelderspak uit en 't Zundagsohe an.
Eerlijk zaid Jan maakte vort hoor: hai kon
de blauw en ie kon de dokter ok, maar nou
zat ie mit dat nare zwarte beffie dat Griet
altaid hewwe wou dat ie voor dei as er wat
bezonders was. Allien kon ie 't gosterwereld
niet vast kraigen en deerom zou Griet hel
lepe, maar Jan sting deur z'n haast almaar
to slcurreke en te draaie, dat Griet, ok 'n
>eetje zenewachtig, ok mit 't beffie niet
gauw klaar komme kon. En deer begint me
die Jan te foetere en op te speule en Griet
voor honderd en tien uit te schelden, dat die
verachtig begon te skreeuwe. Juist op dat
moment kwam Antje weer om ers te kaike
weer Jan bleef en niet zoodrel had ze de
van kwaadheid dansende Jan en de -guitende
Griet zien of ze begreep wat d'r an de hand
was. Zonder te spreke pakte ze Jan bai z'n
lurreve, trok 'm mee nei 't raam, draaide 'm
mit z'n reg nel 't licht, greep 't beffie en
maakte 't in 'n wup vast. „Zi, zoo", zal ze toe,
„jai make mit je kouwe drokte Grietjebuur
ïeelegaar van streek. Trek nou je jas an en
gaan mee want we hewwe al 'n heele taid
op je wacht".
van de negerin. Men ziet onder de Indianen
mannen zoowel als vrouwen, naar onze -be
grippen, goede, bijna Buropeesche gezichten.
De vrouwen der Indianen doen veel aan
pottebakkery. Het eigenaardige, Surinaani-
sche aardewerk, dat zij ap lwm primitieve ma
nier boetseeren en kleuren, is misschien dat
gene, wat bij ons te lande nog het best van
Suriname bekend is. Het is belangwekkend
werk, dat nu vaak. voor de markt, peuterig
wordt gemaakt, maar waaronder men nog
steeds indrukwekkende stukken ziet.
De Indianen zijn. een merkwaardig volk.
Het is jammer, dat zij 200 slecht zijn uitge
rust voor den stryd om het bestaan. Waren
zij echter 'beter daartoe uitgerust, dan zouden
zij misschien ook weer minder aantrekkelijk
zijn.
Wij zien in hen een ras verdwijnen, dat
zich in zoover gunstig van andere troibsohe en
onafhankelijk voelende volken onderscheidt,
dat het deze -gevoelens bij anderen nooit ge
tracht heeft aan te tosten.
DIALOOG.
De lieve Lente
Ze delibereeren zoo zwaar over den
zomertijd in de 'Tweede en- Eerste Kamer.
Daarom blijft de wint zoo in het
Oosten
Ik kan tenminste nog niet veel merken
van de lente.
We hebben toch de een en twintigste
al gehad, is 't niet?
Allang! Maar ik heb de tochtlatten
nog voor de ramen.
De tochtlatten?Da's nog niks.
Ik had twee weken terugje weet wel
hoe de vrouwen zijn.'t was 't ouwe liedje:
Schoonmaken en als 't kon voor de Paschen
schóón.nou en dan mot zwarte piet eran
gelooven, is 't niet?.Dus ik ja, wat
moet je doen ik heb trouw de kachel
naar de vliering gesleept.Maar dat heeft
niet lang geduurd.... Ik zeg tegen m'n
vrouw: Nou, maar je kan zeggen wat je wil
over de schoone vitrasies, maar ik haal
zwart-jan naar beneden.
Da's de moeite.
Wacht effen.Ik heb op m'n dooie
gemak 'n half mudje eiere-nootjes gehaald
en vijf en twintig burgerturf.En ik heb
'm laten lachen verleden week Zondag
dat 't 'n lieve lust was .1 En nou jij!
Ik zal je wat anders vertellen.Ik
had m'n dikke winterjas al weggebracht
naar de B.enfin, ik had 'm niet meer
thuis.Maar ik hem 'm terug gehaald,
hoor! Op 'n holletje.... En m'n strooien
hoed heb Ik ervoor in de plaats gebracht.
Als 't' zoo doorgaat heb ik die vooreerst
niet noodlg.
Niet noodig?.Met zoo'n straffe
Oostenwind?.Geen mensch zal je uit
lachen als je met zoo'n vaste wind je schaat
sen uit 't vet haalt 1 't Heeft maar één nacht
moe te loopen en 't Nieuwe Diep ligt dicht
MIJ zal 't niks verwonderen als 't zoo meteen
gaat sneeuwen en we met de Pinkster in de
arreslee zitten I
Dan kunnen we aardbeien eten op 't ijs?
Aardbeien? Als dit weer nog .n .poosje
anhoudt dan zullen we van den zomer naar
don kersenboomgaard gaan met onze wanten
aanWat jij?.
Nou 's zou mij ook niemendal verwon
deren. We leven ln zoo'n raren tijd.
Nietwaar?.Van den winter hebben
we voorjaarsweer gehad, en nou in de lente
krijgen we oostenwind.
En do kachel rood.
En je winterjas terug.
En je schaatsen uit 't vet.
En tegen Juli op 't ijs!
Ja en dan loopen we tegen Novem
ber met onzen strooien hoed.
En ln December nemen we zomerva-
cantie en gaan in 't flanellen pak naar 't
Kurhaus van Huisduinen.
Schoone tijd!
Met recht! Bonjour!
Saluut.
Dr. BRENSA.
Toeken een groote bol, een kleine bol,
twee driehoeken on eeni paling en maak van
die figuurtjes samen oen huisdier.
Jan wist 't, trok z'n jas an, kreeg nog 'n
akoone zakdoek van Griet en zal: „Nou da
hoor! Je wete wel dat ik 't zoo kwaod ni<
mlenl"
Toe vloog ie de deur uit en nei dokteris
wurref. 't Sleltje stong al klaar, de kneoht
hiel de blauw bal de kop en dokter zat al
op z'n plaas.
Niet zoodrèi had ie Jan zien komme of le
riep: „Waar weerga blijf je Jan. Maak as
de wind dat Je 'r in komt, want ik moet vóór
tweeën weer thuis zijn."
„Ja, ik kon me beffie niet vast kralge en
Griet ok niet en as Antje 't niet dein had,
had 't nag niet klaar weest."
„Och jij met je beffie. Stap op, gauw!"
Jan sting al op de tree, dokter sloeg 't
voetekleed op en nag was de passesier niet
heelekendal boven of de knecht liet de blauw
los en.vort -ging 't.
Mit 'n plof smakte Jan op z'n zitplaats
neer, zonder dat ie taid had had om| te
zien dat er 'n bordje stonig. Ver
schrikt sprong Jan weer hallef op, keek nei
'n stikkende bordje dat op 't kusse lég en
riep hallef jammerend: „Alle mensohe dokter,
'k hew wat broke, maar ik kon 't niet hellepe,
gerust niet want ik 'hew dat heele bordje
niet zien. Ik plofte zoo onverdachs neer."
„Hindert niet", zei dokter, „gooi de scher
ven maar weg".
Jan pakte de stikken, smeet ze ien voor
ien buite 't raituig en zai toe weer: „Maar
dokter, d'r zat vast wat in dat skuttelje, want
ik bin heelegaar nat, lk voel 't deur me
kleere heen." Onderwail voelde ie naggers
mit z'n hand ok en toe ie die weer voor de
dag haalde stonkie as 'n kreng. „A jasses",
zai Jan, „wat 'n stank, je zouwe je hart uit
je laif kere. Hou toch erls effies op dokter,
ik bin d'r verlege mee zoo as 't stinkt".
Eerst toe draaide ie z'n gezicht nei dokter,
die alle mogelijke moeite dein had om niet
OORLOGEN TUSSCHEN KINDEREN!
Op een andere nlaats in düt nummer deel
den we mode, dat volgens een- verklaring van
de Even'mg Standard de tegenwoordige jeugd
van Amerika geen lust meer 'heeft 111 liet spe
ten Ihet soldaatjes, doch op het oogenJWik zyn
zinnen gezet heeft op de Mecano-doozen
Het is te hopen dat dit zoo blijft en dat
daarmede ook verdwijnt de eigenaardige zucht
in kinderen om vaak in levende lijve oorlogje
met elikaair te spelen I
Wamt niet altijd -behMden de -kinderspelen
een vreedzaam karakter. Het soldaatje speten
is niet zelden een groote en natuurtharts-
todhtelyke liefhebberij onder de jeugd- en het
is niet uitgesloten* dat in verschillende tijden
deze „ondeugd" van boveni af niet weinig
werd- aangewakkerd!
In het jaar 1601 haid binnen de wallen van
Antwerpen een gevecht plaats van een leger
jongens, die ettelijke honderden sterk zijnde,
zich in twee groote groepen had verdeeld en
een fortmeelen oorlog voerden.
Ieder van de legeiis had een overste of kapi
tein, waarvan op het voorbeeld van de toen
maals bekende legeraanvoerders aan een
den naam Aïbertus en aan den. ander den naam
MauTits verleend' was.
De beide troepen raakten zoo slaags, dat
meerdere Strijders er het leven bij iterloren.
De Markgraaf van Antwerpen ging zich in
allerijl met het geval bemoeien; -hij trachtte
met zijn volk de vechtende partijen te schei
den, maar tevergeefs.... Men zag zich ge
noodzaakt eenige- oompagnliieën 'burgers onder
de wapenen te brengen. Deze konden einde
lijk den -aanvoerder Albert/uis uit de handen
van de volgelingen van Ma-urits verlossen. Zij
namen, op hun 'beurt Maurits gevangen en
op bevel van den Markgraaf ontving hij een
afstraffing op hot stadhuii-s.
Maurits vluchtte vehbolgen uit Antwerpen
en bereikte Bergen op Zoom, waar hij werd
aangenomen als jong soldaat in het leger van
den Prins, ofschoon hij daartoe den vereisch-
ten leeftijd1 nog niet bezat.
Het geval stond Inmiddels volstrekt niet op
zichzelf.
Reeds op 23 September van het jaar 1566
werd, een officieele missieve van het bestuur
van de stad Gent gepubliceerd, waarbij h-et
uitdrukkelijk verboden werd' om soldaats-ge-
wijs op te trekken en dn slagorde met elkaar
te vechtend
In de publicatie-hoeken van de stad Sluis
werd op 9 December van het jaar 1572 ver
boden', dat men kinderen van den een tegen
den ander opzet en toelaat dat deze ln gevecht
komen op den openharen straat. Op straffe
van betaling van een boete behoudens dte
meestersrekening voor opgeloopen kwetsuren
worden de ouders der kinderen aansprake
lijk gesteld.
In de publicatie van het jaar 1574 moest
evenwel de boete nog worden verhoogd
.Want de straatoorlogen tu-sschen kinderen
namen een bedenkelijk karakter aan....!
HOE DE WERELD ER TEGENWOORDIG
UITZIET!
Moderne advertentieprijzen.
Advertenties in de Moskousohe .Jswestia'
worden tegenwoordig aangenomen tegen
80.000 roebel de regel!
(Times.)
De held van den dag!
Maarschalk Foch ontving niet lang gele
den van de universiteit „Fordham" in Ame
rika het eere-doctoraat in de rechten. Hij is
daardoor reeds vijftien maal „eere-docter"l
(Journal.)
Maar de Jeugd is tegenstander!
Met de speelgoedsoldaten als klnderllef-
hebberiji is het tegenwoordig finaal uit!
Schier niemand vraagt er meer naar. Maar
de mecano-doozen daarentegen worden bij
duizendtallen verkocht!
(Evenlng Standard.)
Elk zijn eigen brievenbus.
Al sedert lang worden allerlei pogingen
in het werk gesteld om het verouderde en
tijdroovende postzegel-opplakken uit de we-
ln lachen uit te barste, maar toe ie nou 't
benauwde gezicht van Jan zag skoot ie in
'n bulderend gelach, wat Jan aeld uitroepe:
„O, nou begraip ik t, je hewwe 't er weer 's
om dein, al die naast en dat ofmake was mo-
nepolle. Ba.wat stinkt 't.Toe dokter,
lelt me d'r nou assleblieft of, den ken ik
nei huls gaan en me verkleide, ln zoo 'n mi
serabele stank is 't gien uithouwe, toe assle
blieft!"
„Ophouden? i+oen kwestie van. Ik wil niet
alleen rijden. Je gaat mee naar Winkel en
daarmee uit. En dat lekkere goed waar je
ln hebt gezeten, dat is 'n onschuldig goedje;
't heet asa foetida of duivelsdrek. Dat luchie
zal er onderweg wel afgaan en van de nat
tigheid zal je met dit warme weer wel geen
last 'hebben? Kom, vroolijk maar op de baan,
we gaan zingen. Ken je 't Russische volks
lied,'dat ze laatst op 't sociëteitsfeest gezon
gen hebben? Niet? Dan maar 't Wilhelmus".
Dokter begon en Jan zong van arremoed
mee, maar van harte gong 't niet, vooral nie)
as 'm de wind die stank weer in z'n neus
woel.
Zingende rede ze Winkel binne.
„Ziezoo", zei dokter, „nou gaan we eerst
'n kop koffie koopen en dan ga 'k mijn pa
tiënt bezoeke!"
't Raituig draalde de stal in, 'n stalknecht
kwam toeschiete en greep do blauw.
Jan en de dokter d'r uit.
„Geef je de 'blauw wat gras jong?"
„Zeker dokter, we hewwe pas maald."
„Mooi! Vooruit Jan."
„Nei dokter, ikke niet hoor! Ik stink zoo
jerubel, ik blaif hier!"
„Vooruit zeg ik. D'r Is toch geen mensoh",
en zachies an douwde dokter 'm de gelag
kamer in. Dat er wel deeg menschen wazze,
wist dokter dessels goed, want 't was juist
soostaid en d'r zatte d'r heel wat om de ronde
tafel.
reld te helpen. Men wil het zoover brengen,
dat ieder burger een instrument in zijn bezit
heeft om zonder Inmenging van de poste
rijen dan alleen het ontvangen van de
hieruit voortvloeiende rechten natuurlijk
zijn te verzenden brieven kan stempelen tot
de juiste frank eerwaarde. Duitse lil and stem
pelt reeds de poststukken van „abyine-
mentsfrankeering" zonder zegel, doch alleen
met het „waarde"-stempel.
In afwachting nu van de voltooiing en
volmaking dezer gedachte is Engeland voor
gegaan met het plaatsen van een brieven
bus bij ieder, die hierom vraagt. Voor een
bedrag van 8 pond sterling 's jaars kan
ieder mensch een brievenbus aan zijn huis
krijgen, welke op de officieele tijden wordt
gelicht.
Tot heden zijn er te Londen reeds ruim
12.000 in gébrudkl
De Menschelflke gewoonte.
Een Amerikaansch statisticus 'heeft er
zijp vrijen tjjd aan besteed om te berekenen
hoeveel woorden een mensch gemiddeld in
zijn leven spreekt. Hij is tot het resultaat
gekomen, dat eon „zwijgzaam" mensch tot
aan zijn zestigste jaar gemiddeld 35 miilioen
woorden uitspreekt.
Een normaal spraakzaam mensch geeft ln
dien tijd wel een.milliard woorden. Een
veelprater brengt het gauw tot twee mil-
lard.
Over de vrouw wordt in deze statistiek
gezwegenl
(Evenlng Sim.)
Zuinigheid.
In het bijzonder heeft het de aandacht van
de commissie getrokken, dat Voor de inrich
ting van een vergaderzaal in -het gebouw
van het Centraal gebouw voor de Statistiek
een bedrag van 13.000 is besteed. Deze
zaal heeft vermoedelijk voor haar inrichting
in het geheel meer dan 20.000 gekost.
Deze zaal is bestemd voor de commissie
om tweemaal per jaar te vergaderen.ge
durende één dag. Overigens blijft die zaal
ongebruikt!
(Rapport Bezuiniginigsoommlssie.)
Het moderne vervoer!
Het nieuwste sohip van de „White Star-
Line" een sohip van bij de 60.000 ton
heeft kort geleden zijn eerste uit en thuis
reis over den Atlantisohen Ooeaan naar
Amerika gemaakt. Voor de voeding van de
5100 menschen, welke het schip ten hoogste
heen en terug kan vervoeren, waren 75 ton
vleesch noodig benevens 20 ton spek en
ham, 40 ton visch, 18 ton gevogelte en 7000
stuks wild.
Verder was noodig 85 ton aardappelen, 10
ton wortelen en rapen, 10 ten kool, verschei
dene tonnen uien en andere groenten en
1600 Eng. ponden tomaten.
Aan vruchten waren er 600 kisten appe
len, 400 kisten sinaasappelen, 80 kisten pe
ren en ruim een ton kasdruiven.
Er was een.ton roomijs aan boord en
drie ton marmelade en jams.
Bovendien was er aan boord voor de
„huishouding" een hoeveelheid van 85 ton
meel, 8 ten suiker, zes ton boter, vier ton
thee en koffie, 80,000 eieren en 500 gallons
melk.
Om te drinken was er 80.000 flessohen ale
en stout, 1000 quarts en 1600 plnts cham
pagne, 1000 quarts en 1200 plnts andere wij
nen, 5000 flesschen whlskey, oognao en je
never, 400 flessohen likeur, 250.000 sigaret
ten en 2800 Engelsohe ponden tabak.
(Daily Telegraph.)
Andere cijfers.
De buitenlandsche schuld van Rusland
in g o u d-roebels uitgedrukt is na den
oorlog geklommen tot een bedrag van 12.487
milliard.
In de huidige waarde van den papier
roebel uitgedrukt is dit „ongeveer,'
182.640.000.000.0001 Deze papierroebels zijn
natuurlijk zelfs niet in Rusland aanwezig en
men zou ze niet eens kunnen afdrukken ln
biljetten van 1 miilioen roebel!
(Economist» francais.)
Te veel voor één.
„U komt solllclteeren naar de beitrekking,
die bij mij vacant is? Laat ik u dadelijk zeg
gen, dat Ik van mI1n meisje vlijt, eerlijk
heid en zindelijkheid verlang, en dan moet
u uitstekend kunnen koken."
„Gunst, mevrouw, zoudt 11 dan maar niet
liever vier meisjes tegelijk huren?"
„Goeden morgen, heerenl"
„Goeden morgen, dokter!"
„Neen Jan. kom jij ook maar hier. Mijn
passagier ls 'n beetje onnoozel heeren, maar
u zult 't toch wel goed vinden als hij bij ons
komt zitten."
Zonder antwoord af te waohten nam dok
ter twel stoelo Vlak neist de secretaris en zai:
„Kom hier Jan an m'n groene zij!"
Jan dorst 't niet lelte en dronk ln 's hemels
naam z'n kompie koffie maar op, dat
was 't beste om z'n verlegenhaid te verbor-
rege.
Nag was Jan's koppie niet 'heelgaar leeg
of de secretaris, die an 't woord was, hiel
iensklaps op, snoof 'n paar maal in de rlch.
ting van onze Jan, die 'm doodskaamde, zH
niks, maar ökoof z'n stoel 'n endje bal 'im
vandaan. Bakker Molenaar, die neist 'm zat,
zai snuivend: „Luch je 't ok secretaris. Var,
'n gemiene stank. Weer komt dat nou op
lens vandaan?"
Allo sooslede an 't snuive en allegaar
luchtte ze de miserabele stank.
Ok dokter snoof mee en zai op 't lest tot
Jan, die nou wit en den rood zag: ,,'t Zit
'm bij jou Jan!" Opstaande pakte ie Jan bal
z'n skoer: „Ga deres staan mannetje!"
Jan gong staan, maar 't was of ie deur de
grond zonk en toe dokter riep, op de natte
stoel waizod: Nee maar zeg! Kijk me nou
zoo'n groote kerel..1" en d'r 'n bulderend
gelach op volgde, skreeuwde hallef huilend:
„O lieve mensphe, 't is niet waar hoor! Hal
heb 't dein!"
As de wind was le de deur uit.
Dat de dokter, toe 't gelach wat 'bedaard
was, alles vertelde begraip je en dat Jan 'n
nuwe Zundesche broek kreeg ok.
As d'r later 's ien was die Jan met 't ge-
van plaagde, zaid ie krantvast: „Nou, as dok
ter me weer 'n nuwe broek geeft, mag ie me
weer 's in skuttel mit van die smurrie
5t Juffertje
f n 4 VvciyYtV» «-,,...1 j t