Oir DE ODDE DOOS.
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 26 Mei 1923.
No. 72. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
gj Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
1
De Heks Marrigje Ariëna
In het midden van 1597 was de 70-jarige
Marrigje Ariën geboortig van Projon in Gel
derland, gevankelijk te Schoonhoven binnen
gevoerd, beladen met de zware beschuldi
ging van „toverye". En voor den Baljuw
geleid, had zij vrijwillig en „buiten ijzeren
boeien", het hiernavolgende beleden en be
kend: Dat zi) geleden omtrent acht jaren,
gewoond had te Vianen onder den wind
molen, alwaar (haar op een avond, toen zi,
«bijna „disperaat van armoede" was, een
jong manspersoon, ofte in schijn van een
persoon wandelende verscheen, met de
handen in de zij, gekleed in het zwart en
lang van statuur, die onder meer het vol
gende tot haar zei: „Als je vertrouwen in
me stelt dan zal het anders met je gaan en
beter met je worden. Ik zal je brengen waar
je genoeg, en geen gebrek zult hebben."
Ontdaan was zij toen naar huis gevlucht en
zonder zich te ontkleeden op haar bed neer
gevallen, waarna zij insliep. Want het kwam
haar voor, dat zij had te doen gehad me
„den Vyant van der Helle'' (den Duivel).
6
Den anderen morgen vroeg, toen zij was
opgestaan om zich naar de stadsgracht te
begeven verscheen daar uit de hooge brand
netels weer dezelfde man, die haar opnieuw
verlokkelijke voorstellen deed, nüts zij „God
zoude «willen afstaan'*. Zoo lang hield hi,
aan tot zij ten laatste toestemde en hem
trouw beloofde. Toen legde de man hanr
iets in de hand, hetwelk haar voorkwam een
schoon stuk goud te zijn, en hij voegde deze
woorden erbij: „gedenk mij daarbij in schijn
van trouwe". Dan nam hij van een harer
vingers een klein stukje vleesch en nagel.
Na dien tijd bleef de vinger altijd blauw en
koud. En heengaand noemde hij haar zijn
raam: „Heynken". (Heynken Pik was voor
heen een van de namen van den duivel.)
En voortaan zoude nu Marrlgje „Heynkens"
heeten.
t
Op een anderen keer Marrigje was
nadien in Urecht gaan wonen had Heyn
ken haar, terwijl zijn sliep, met zich mee
gevoerd door de lucht en in haar woonplaats
gebracht Vianen ten huize van een
zekere vrouw Ariaan Leeners. Vrouw Ari
aan, die reeds geruimen tijd door den dui
vel werd «gekweld, zat zich te warmen bi
het vuur toen zij zich op eenmaal voelde
beetgepakt en op bed geworpen, zonder dat
zij wist door wien. Dit booze stuk had, op
aanstichten van den duivel, Marrigje Heyn-
kens bedreven. En toen vrouw Ariaan daar
in doodsangst en hulpeloos lag, streek Mar
rigje haar met de tooverzalf op haar hand,
met dit gevolg dat deze hand terstond ver
lamd was. Daurna bracht de duivel Marrigje
weder door de lucht naar Utrecht
Eonigen tijd daarna zat Marrigje in den
•tuin van Ariaan Bouwenze een zakken
drager bh wien zij Inwoonde „vlooyende
haar klederen". (Men ziet, de bekentenis
trad in details!) toen de booze haar weder
verscheen. Hij sprak haar aldus aan: „Neel-
tjo", (de eohtgenoote van Bouwenze) „gunt
je niets goeds, ze was je graag kwijt, en
woon Je daar nu mee samen?" Wensch haar
op jou beurt al het kwade, zoodat ze niet
meor in staat is haar brood te verdlonen."
Giftig stond Marrigje op, haastte zich naar
Gijs den schipper, kocht daar een wittebrood
van zoven duiten en smeerde er mot den
vinger wat heksen-zalf op. Toen gaf zij het
brood aan Neeltje, die het opat en terstond
betooverd werd en ziek „zoo org, dat ze haar
neder-IJJf niet imagtig en was".
OVER MISDAAD EN MTsnAnmtrwja
door Leo Felix
Bijgeloof ln de mlsdadlgerswereld.
Met bijgeloof wordt ln het dageiyksoh le
ven soms niet ten onreohte de spot ge
dreven. Men acht het „bjjgoloovlg" zijn ge»
heol uit den tijd, den modernen tijd, die alles
wetenschappelijk precies verklaart, zonder
dat er een speld valt tussohon te steken. Dat
ls allemaal heel mooi en waar, maar als men
eens precies naging, welke handelingen door
velen niet, of wel op bepaalde wijze worden
verricht.uit bijgeloof, dan zou menigeen
daarvan versteld staan.
Niet weinigen dragen b.v. allerlei a mu-
Iets bij zich, meenende dat zij den drager
heil zullen brengen. Hoeveel jonge meisjes
dragen niet gelukspoppetjes (Blllikens), ne
gerkopjes, e/L aan dm halsketting of arm-
band, omdat ze meenen, dat dit geluk (in de
liefde?) aanbrengt. Ook motorrijders, auto
mobilisten (en den laatsten tijd ook veel wiel
rijders, al is dit laatste meer modezucht, die
d«oor sommige fabrikanten is aangewakkerd)
hebben veelal poppen of beeldjes op hun ma
chine om een voorspoedige reis te waarbor
gen. Een ander toenemend bijgeloof is te
genwoordig gelegen in de vermeend© genees
krachtige werking van allerlei voorwerpen.
Zoo b.v. wordt tegen rheumatiek veel een
z-g- sla ven-armband gedragen, genaamd
„Akar Bahari', die in de mode-magazijnen
©ja. verkocht wordt voor 2.4.en
"'eer; echter hebben deskundigen aange
kend, dat dit alles bijgeloof is.en duur-
op! En dan het doorboorde geldstuk, dat
hi de portemonnaie meegedragen, vermeer
dering van geldelijk bezit moet geven? En
<i© beteekenis van etaartcijfers (7, 9) en het
ongeluksgetal 13? En gaat de zeeman op
vrijdag uit? Bij voorkeur niet. Evenmin
lieert hij gaarne een geestelijken aan boord,
want dat voorspelt slecht weer op de reis
en dooden aan boord.
Doch niet eindeloos zouden deze helsche
stukken bedreven worden. Kort voor haar
gevangenneming bevond zij zich ten huize
van Fop Janssen. Daar was ook een kleine
jongen, die zooals dat gaat, luisterde naar
het gesprek van de groote menschen. Mar
rigje, die dit had opgemerkt, werd boos,
raakte den jongen aan, en snauwde hem toe:
„Wat sta je daar te kijken, pak je weg!'1
Oogenblikkeljjk voelde de jongen de haren
op zijn hoofd krimpen; het leek of iemand
ze uitrukte. „Waardoor de jongen zeer ijse-
lijk riep en kreet, loopende ginds en weder,
al suisebollende." Op dit geroep kwamen de
buren van wien een de tegenwoordigheid
van geest had te zeggen: „Feeks, zegen den
jongen'!" Marrigje, zich op heeterdaad be
trapt voelend* deed alzoo. De jongen'werd
natuurlijk dadelijk weer frisch en ge
zond!
6
Maar nu was het uit! Marrigje lag gevan
gen onder het stadhuis te Schoonhoven en
haar potje zalf had ze blijkbaar niet onder
haar bereik. Heeren Schepenen gingen ech
ter met hun vonnis niet over één nacht ija
Behalve dat zij hadden gehoord den eisch
en de conclusie van den Baljuw hadden zi,
gehaald" het advies en de oonsultatle van
rechtsgeleerden, omdat het hier zulk een
groote zaak gold. En de «uitspraak was
geenszins voor de poes; „zy oondemneerden
de gevangene gebracht te worden ter
plaetse, daer men gewooneljjk de Orime-
neele Justitie te doen en aldaer geworgd
zynde, voorts in den vuure verbrand te wor
den tot stof; verklarende al haar Goederen
verbeurt, tot profyt van de hooge Overhe
den". Wie heden ten dage de oudheidkamer
te Schoonhoven bezoekt, vindt daar nog een
voorwerp uit Marrigje Heynken's verbeurd
verklaarde goederen; een half-verganen
zeemleeren bedelzak. En uit het «venster de
zer oudheidskamer op het stadhuis-pleintje
uitziende zal een groote ronde kring zijn
aandacht trekken. Hier werd, volgens
den man van de straat Marrigje eerst
verbrand en toen.gewurgd.
Nog jaren lang is het na Marri.gje's dood
in de Alblasserwaard blijven spoken en zelfs
werden nog een tweetal onder verdenking
staande vrouwen op transport gesteld naar
Oudewater om aldaar in de beroemde hek-
senwaag te worden gewogen. In 1681 was
«het Marrit je Cornelie, een gehuwde vrouw
uit Langerak-over-Lek en in 1729 eene
Neeltje Ariënsz Kersbergen, «wonende op
den Dool onder Meerkerk. Deze laatste was
echter in gezelschap van haar man, Klaas
Ariënsz van den Dool, de«wljl deze ook niei;
zuiver op de graat werd bevonden. Doch
na in der stodewaag gewogen te zijn „met
de ordinaire balanoe en oprechte Troyaan-
sohe wigte" bleek beider zwaarte zeer wo
te acooredoeren met de natuurlijke propor
tie des llchaams „en alsoo zy daarvan ver-
zogten onze opene brleve van certificatie
om dezelve te dienen, daar en zoo zulks be
hoord, hebben «wij Burgemeester© n, Sche
penen en Raden der stad Oudewater) haar
lieden 't zelve niet kunnen nog «willen wei
geren, dit alles zonder bodrog; en ln bewys
van «vfaarhoyd hebben wy deze met onze
Stede Zegel en ondertekenlnge van onzen
Secretaris bekragtlgt op den 21en Junv
1729.
De eerlijke Vlssoher,
Hij had den heelen dag gevischt zonder
iots te vangen en daar hij er togen op zag
«zonder buit bij zijn vrouw terug te komen
deed hy onder weg naar huis nog oen visch-
wlnkel aan. Hij zocht een stuk of zes vis-
sahen uit on verzocht:
u die één voor één opgooien?
Opgooien P
Ja, dat ik ze vangen kan. Ik mag dan
al een slecht «vissohor zijn, een leugenaar
ben ik niet
Moeten, wij nog meer opnoemen om aan
te toonon, dat het bijgeloof ook in den te-
genwoordlgen tijd nog sterk verspreid is, al
doen ook sommigen eraan om interessant te
zijn in de oogen van andoren.
Geen wonder, dat ook ln de mlsdadlgers
wereld, waar zoovele handelingen «gevaar o«p-
leveren voor den dader en waar soms zoo
veel afhangt van „een gelukkige greep", het
btJfif6loo(f om rol spoelt. Ook moor dion mon
zoo oppervlakkig zou meenen. Verschillen
de criminalisten van naam hebben zioh met
de bestude-crlng van dit verschijnsel bezig
gehouden en hebben daarover allerlei merk
waardige bijzonderheden gepubliceerd. Toch
ls er aanleiding om aan te nemen, dat in
Nederland het bijgeloof onder de misdadi
gers minder verbreid ls dan onder hun bul-
tenlandscho oollega's. De psyche van den
Hollander is nu eenmaal daartoe minder ge-
oigend, want het vereischt een vrij groote
mate van fantasie, van romantiek.
Kohlbrugge zegt in zijn „Het Zieleleven
van den Misdadiger" hierover:
„Bijgeloovig zijn zeer vele misdadigers.
Een zeer bekende uiting hiervan, die in Azië
on Europa gevonden wordt, is om in een
huis, waar een diefstal verricht «wordt, zijn
behoefte te doen.
Zoolang die uitwerpselen warm blijven zal
men niet gepakt worden, waarom men ze
)ed«ekt Vele dieven dragen allerlei in hup
zak, wat geluk aanbrengt, als stukjes kalk,
kool, steentjes, ringen, roestige hoefnagels
en dergelijke.
Een zwarte kat, die den weg kruist, houdt
ien van de daad terug. Velen gebruiken een
orakel, d.w.z. zij trachten de toekomst te le
zen uit de kaarten.
Prof. Dr. Hans Gross, de groote crimina-
i3t, heeft zich in bijzonder met het leven
on de gewoonten van misdadigers bezig ge-
ïouden. Aan het bijgeloof in de boeven- we-
reld hecht hij veel waarde, omdat veel er
door kan worden verklaard, dat anders ver
borgen zou blijven.
In zijn standaard-werk „Erforschung des
ZONDERLINGE LOTGEVALLEN IN HET
DAGELIJKSCH LEVEN.
De Inleiding.
Op een van die forten tijdens de mobilisatie.
De kommandeerendo luibenant een jonge
man, dlie «zonder dat hij het zelf helpen kon
tot dezen rang gekomen was moet op het
bureau een brief dicteeren aan een korpo
raal-schrijver.
Schrijven is evenwel nooit zijn sterkste
kant geweest, want hij ls reiziger in gloei
lampen van zijn ambcaht Maar die mo
bilisatie!
Enfin: Er moeit een brief worden verzon
den 1
Luitenant: Bergmans, ik zal ja een brief
dicteeren.
Bergmans: Goed, luitenantik ben
klaar.
L. Schrijf op.Fort de Knie.
B. Fort de Knie.
L. Heb je dat?
R Ja luit*.
L. Lees eens voor zeg!
B. (Leest voor) Fort de Knie.
L. Goed1 zoo.Verder: Detachement Ves
ting Artillerie.
B. Detachement Vesting Artillerie.
L. Heb je dat, Bergmans?
B. Ja, Luit'.
L. Lees voor! Heelemaal.
B. (Leest voor) Fort de Knie. Detachement
Vesting Artillerie!
L. Prachtig.... Verder: 2e pomipagnie
B. 2e Kompagnio.
L. Bureau van den kommand ant
B. Bureau van den kommandant.
L. Heb je dat allemaal, Bergmans?
B. Ja Luitenant
L. Lees voor.
B. Fort de Knie. Detachement Vesting
Artillerie. 2e Kompagmie Bureau van den
kommandant.
L. Heel goed' Nou verder: Den Twaalf
den April.
B. Den Twaalfden April.
L. Best 1918.
B. 1918.
L. Heb je dat?
B. Ja, lult'.
L. Goed.... Verder: Departement van
Oorlog. I
B. Departement van Oorlog.
L. Aan het Departement, hoor, Berg
mans.Dat bedoel Ik.Heb je dat?
B. Jawel luitenant.Aan het Departe
ment van Oorlog.
L. Goed.Bureau van den Hoofd-imge-
niour.
B. Bureau van den Hoofd-ingenieur.
L. Wapen van de Genie-troepen.
B. Wapen van de Genie-troepen.
L. Heb je dat allemaal?
B. Jawel Luit'.
Lees dan eens voor.Heelemaal.
B. «(leest voor).... Fort de Knie. Deta
chement Vesting Artillerie, 2e kompagnie
bureau van den kommandant, Den twaalfden
April 1918.
B. Aan êet^Departement «van Oorlog
Heel
Heol goed!
Bureau van den Hoofd-ingenieur. Wapen
van de Genietroepen.
L. Heel goed.Den Haag.
R. Den Haag.
L. (op zijn horloge ziende).Donnerwet-
ter, noch mal*.Ik moet noodlg naar de
menage, Bergmans.Enfin kijk nou eens.
Je hebt het tot zoover goed.Dit is alvast
hooi goed.Schrijf nu intusschen verder
het briefje.Je moet zoggen dat onze te
lefoon-verbinding van het dorp vernieuwd
moot warden.Dat ls het onderwerp.
Schrijf nu maar even vorder terwijl ik naai
de menage benAls lk terug kom zal ik
't dijng wel teekenen, zeg.Tot straks,
Bergmans.
De poeder.
Moeder: Kom Wffly, neem Je poeder nu
eenis als oen llove Jongen, ln. Je hoort mii
toch ook nooit over rWn kleinigheid kla
gen?
O, dat zou lk ook niet doen, als ik hel
op mijn gezicht mocht smoren, zooals u
Maar lk vind
ken.
het zoo naar om het in te sLLk-
Saohverhalts strafbarer Handlungon", wijdt
hij aan dit onderwerp oen apart hoofdstuk,
waarin hij o.m. het volgende zogt:
In het tijdschrift der Dultacho veroonlglng
tot bescherming van dieren van Januari
1902 wordt er do aandaoht op govcstlgd, dat
ln vele streken het geloof heerscht, dat die
tweede staortworvel van een zwarten, kater
heim, die hem ln dien mond neemt, onzicht
baar maakt. De kater moet dnartoo gebonden
ln een half met water «evulden ketel lang
zaam worden, gekookt
Het bijgeloof omtrent de gevolgen van. hel
eten van mensohenvleesoh heeft aanleiding
gegeven tot gruwelilko moorden.
Zoo wordt geloofd, dat het hart van een
ongeboren kind, nog wartn gebruikt geeft
bovennatuurlijk kracht, onzichtbaarheid en
het vermogen om to vliegen. In Italië wer
den in 1894 eens 24 en een andermaal 20
kinderen gedood omdat men, hun bloed nog
warm drinkende, meende groote schatten te
zullen vinden. In 1900 doodde in het zuiden
van Oostenrijk een vader zijn eigen kind,
braadde het en at het op; hij deed dit geloo-
vende dat hij nu straffeloos zou misdoen.
Wonderbaarlijke kracht wordt reeds sinds
overoude tijden door een misdadiger vaak
gehecht aan het achterlaten van het een of
ander op de plaats des misdrijfs. Het moet
ietg van den dader zeiven zijn. De grondge
dachte is, dat de dader zich door een offer,
dat hy brengt waarborgt «tegen ontdekking.
De oudste vortn is het achterlaten van eagen
bloed; do dadier brengt zich een klem wond
je toe en laat oenlge droppels bloed ter
plaatse Voor nog beter wordt gehouden, dat
do dader de binnenzijden van een zijner han
den of den zool van een zijner voeten met
>loed bevochtigt en dan den afdruk van een
bloedige hand of een er bloedige voet ach
terlaat. De ontdekking daarvan heeft dik
wijls aanleiding gegeven tot de meest phan-
tastische veronderstellingen, terwijl wanneer
er een goed gebruik van wordt gemaakt, die
afdrukken juist belangrijke gegevens zijn
de zaak tot klaarheid te brengen.
DIALOOG.
De veronachtzaamden.
Ik ben voornemens, amioe om een
„vlammend" protest te publiceeren!
'n Vlammend «protestl!
'n Vlammend protest! Heb je niet go-
lezen van de nood van de beeldende kunste
naars?
Ja dat heb ik.
En van de steim-aoties?
Ook.
De Ingezonden stukken in de bladen
voer het armzalige lot van do artisten do
menschen van de «vrije beroepen.
Ja en concerten zijn er voor ge»
geven
En straat—oollecten.
En tentoonstellingen.
En verlotingen.
En Camité's.
En audiënties bij den minister.
Juist. En is je nou bij die heele geschie
denis niemendal opgevallen?
Nee.Of ten minste.Ja« mijh
meening is, dat er van die «groepen menschen
zijn, die als ze het «goed hebben nooit zorgen
voor den dag van morgen en als ze 't eens
slecht hebben ineens de openbare hulp in
roepen, maar.
Wat maar?
Ik bedoel hier eigenlijk de kunstenaars
niet mee.Maar er zijn zoo van die metn-
sohen, die huldigen het pricipe: „Wie
't hardst schreeuwt krijigt 't meest.
Precies. En heb je nou niks gemerkt bij
die steunbeweging?
Nog niets, waarvoor een vlammend pro
test noodig zou wezen.
Dat komt omdat je oolc niet verder kijkt
dan je neus lang is.De beweging gaat
uit voor de Beeldende kunstenaars, niet?
Ja!
En voor de musici
Ja!
En heb Je er nou niet aan gedacht, dat
er ook nog kunstenaars zijn die.schrij
ven inplaats van schilderen of teekenen
of viool spelen?
Je hebt gelijk!
En ofMaar de goeie gemeente
en do goeie kerels die in dit opzicht de goeie
gemeente voorlichten denkt «iet aan de
schrijvers, omdat het op het oogenblik 'n
kleine mode is uitsluitend te redeneeren over
die arremme kunstschilders! De, kunstschil
ders hebben 't hard, ofschoon do heéle «we
reld openstaat voor deze kunstschilders, als
ze ferme kerels zijn.Want er zijn «vijf
en twintig mogelijkheden waardoor een vaar
dig schilder en teekenaar in 't buitenland z*n
boterham verdlonen kan.En de musici
hebben 't ook hard, ofschoon er ter wereld
meer muziek gemaakt wordt in het openbaar
dan ooit in eendge beschaving en terwijl de
muziek een internationaal handwerk ls, dat
overal verstaan wordtMaar de schrij
vers worden niet genoemd in de steunbe
weging. Ofschoon er «voor een Hollandsche
jongen, die een halve monschenleeftijd ver
daan heeft om zich goed te.leeren uitdruk
ken in zijn eigen taal maar één enkele mo
gelijkheid bestaat: Te sohrijven alleen voor
zijn eigen land van 6 mlllloen menschen
waarvan er 6*11 niet lezen kan.
En nou snap ik moteen waarom de
schrijvers niet genoemd: zijnl
En waarom dan?
Omdat ze te brutaal zijn! Je hebt er af
en toe onder die precies zoggen wat ze be-
doolen en dat kan nu en dan, gevaarlijk we
zen voor den goeden gang van zaken.Van
schrijvers heb je maar last! Van 'm kunst
schilder niet! AJs d e precies schildert wat
hti bedoelt, dat heb Jo er alleen maar reuze-
schik van want dan begrijp je er niets van!
Heb je nooit gehoord van die meneer op de
moderne tentoonstelling?
Nou?
Wel 'n meneer staat voor 'n schil
derij en zegt tegen den schilder.Prach
tig, meneer.... «prachtig.... Wat hebt u
dnar 'n moolo bloemkool geechilderdl
'n Bloemkool? zogt de sohllder.
Nee, meneerDat is het portret van m*n
schoonmoeder!.
Saluut!
Bonjour.
om
Het schijnt ook voldoende te zijn, dat do
dader ter plaatse zijne bandon wascht en het
waschwater laat staan, of dat hij oen kleo-
dimgstuk, dikwijls een sohoen, achterlaat.
Algemeen verspreid onder misdadigers is
do gewoonte om ter plaatse des misdrijf»
eenio groote behoefte to doen. Men vindt
hunne uitworpsoleni vaak zorgvuldig toege
dekt. ZU gelooven dat zü daardoor nooit war-
don ontdekt en dat zoolang die uitwerpselen
warm blijven, de daad zelf niet wordt bo-
merkt. Ook die uitwerpselen kunnen vaak
van groot belang zyn. Er kan door worden
vastgesteld: hoeveel personen het feit pleeg
den; wat zy hadden gegeten; of zy inge
wandswormen hadden enz. Dit alles kan we
der op het spoor van den dader brengen.
Een eigenaardig bijgeloof is het, dat, wan
neer men eene afbeelding van iemand maakt,
geheel of Slechts van een zyner ledematen
en men dan die afbeelding slaat, de persoon
ln werkeiykheid eveneens wordt geslagen.
Aan de afbeelding moeten dan echter haren,
stukjes nagel, bloed' of iets anders van den
persoon, dien men wil mishandelen, afkom
stig zijn toegevoegd. Het is echter ook vol
doende, wanneer men de afbeelding met
zijne kleeren of zijn «voetspoor in aanraking
brengt.
Iets dergeiyks is het echadu-wmeten. Met
een stok wordt onder het uitspreken van ze
kere tooverspreuk de lengte van een mensch
gemeten. Die stok wordt dan op een kruis
weg gelegd. Wordt nu zekere tooverspreuk
uitgesproken, terwijl een wagen over den
stok «gaat, dan sterft de gemetene.
Een1 algemeen verspreid! bygeloof is ook
dat er menschen zyn door wier tusschen-
komst men iemand' dood kan laten bidden.
Ook wordt er geloofd, dat men door een
zielemis voor een overledene onder omstan
digheden dien dood van een ander kan be
werken.
Heel wat onaangenaams, o.a. impotentie
meent men zijne medemensohen te kunnen
bezorgen door op bepaalden tijd onder het
uitspreken van zekere tooverspreuken eigen-
7 Tatom arinjt
«Reeds bij de oude «volken bestond de
gewoonte het lichaam op verschillende wtizen
te versieren, een ge«woonte die men nog hier
en daar by beschaafde en onbeschaafde vol
ken terugvindt. By de grootendeels naakt
loopende inboorlingen der tropische «gewes
ten werden deze versieringen direct op de
bloot© huid aangebracht. In hoofdzaak «ge-
sohiedde «dat op drie wyzen. De eenvoudig»
ste was om verschillende gekleurde figuren
op de huid te schilderen. Wy vinden dit nog
bij d'e Arowakken in Zuid-Amerika, die
witte en zwarte strepen om den mond, op
neus, wangen en voorhoofd aanbrengen. Een
aldus beschilderd gezicht maakt op ons een
vreemden, barbaarscheni indruk; maar wy
moeten niet vergeten dat iets dergelijks bij
ons ook plaats vidtn. Het rood, dat door
mode-dames op lippen en wangen wordt aan
gebracht, h9t zwart, dat de wenkbrauwen be
ter moet doen uitkomen en het witte poeder
dat de blankheid der huid moet vorhoogen,
zyn evengoed verfryiii n gsmiddelen als de
gekleurde strepen op het gezicht eene®
Arowakkenvrouw.
By de tweede methode worden opzetteiyk
insnijdingen in db huid gemaakt met het
doel daardoor litteekens te maken, die tot
versiering moeten dienen (Zieroabem). Dit
geschiedt voornamelyk by de leden van het
zwarte ras, omdat by hen die litteekens door
hun witte kleur sterk afsteken by de donr
kere huid. Bovendien hebben deze Uttee»
kens by hen groote neiging om uit te groeien
tot kleinere of grootere gezwellen (keloiden)
wat bevorderd wordt door de gemaakte won
den zoo lang mogehjk open te houden. En
zoo treft men onder de AJCrikaansche negers
veelvuldig personen aan, «wier lichaam met
talrijke kunstmatig veroorzaakte gezwellen
bedekt is. Deze wyze van versiering lykt ons
nog barbaarscher dan de vorige en toch be
staat iets dergelijks ook nog by besohaafda
volken. De Renommirschmisse der Duitsche
3tudenten zyn toch eigeniyk niets anders
dan de Ziernarben der AÏrikaansche ne
gers.
By de tatoueering «worden do kleurstoffen
in de huid gebracht met het doel daarop.ver-
schillende gekleurde figuren te doen ont
staan. Als men de werkelyk schitterende
voorstellingen ziet, die door de Japansche
grootmeesters op de huid getooverd worden,
men geneigd het te betreuren, dat deze
kunst onder den invloed der beschaving be
zig is te verdwynen. Met een scherp voor
werp, oorspronkeiyk een spits vogelbeen of
't darmbeen van een verslagen vyand, waar
aan kamvormige punten geslepen zyn, wor
den volgens een bepaald patroon gaatjes in
de huid «geprikt, die met kleurstof inge
smeerd worden; of men dompelt de puntige
voorwerpen in de kleurstof en brengt die al
prikkende in de huid. De kunst is niet al
leen om bepaalde figuren te teekenen maar
ook om de vloeistof op de juiste diepte ln de
huid te brengen. Dit verstaan slechts enkele
personen, die zich daarmee bezig houden en
by de onbeschaafde volken waren dait de
priesters. Voornaineiyk wordt deze ge
woonte aangetroffen op de Polynesisch©
eilanden en ln Japan. Hier, waar men «vroe
ger zelfs geen lid van een gilde koax worden
als men niet behoorljlk getatoueerd was. ia
zulks thans by de wet verboden. De be
kende Japansohe tatoueur Hori Chyo heeft
eens een vlieg getatoueerd die door een spin
in haar net opgepeuzeld werd, die beroemd
is door artistieke uitvoering.
Vergoiyken wij daarmede de tatoueerin-
gen, die wy by de beschaafde volken aantref
fen, dan worden «wij meestal ln twee opzich
ten teleurgesteld. In de eerste plaats ia de
uitvoering zeer gebrekkig, zelfs ontmoeten t
wy meestal de meest onzedeiyke en stuiten
de voorstellingen, die by de zoogenaamde
onbeschaafde volken nooit aangetroffen
worden. Een uitzondering hierop maken de
latoueerlngen van Mac Donald ln Landen
die, naar men zegt z'n clientèle «voornamelyk
bad onder de dames der aristocratie, en
van enkele Amerikaansche meesters. «Meestal
warden als onderwerpen gekozen attributen
van het beroep, als een anker by zeelleden,
of meor algemeen© symbolen; een hart, een
kruis, een ster, een bloem. Soms worden op
aardige knoopen ln draden, haren enz. te
maken.
Het is natuurlijk onmogeiyk hier alles op
te noemen, wat er op het gebied van byge-
loof voor ons van belang ls. Wy willen er
ten slotte nog sleohts op «wyzen, dat slimme
bedriegers van do bygeloovlgheid van het
publiek herhaaldeiyk gebruikmaken door het
voor heel wat geld do toekomst te voorgpel-
lon uit kaarten handlijnen, droomen, enz.
djpor het zelfs in de toekomst te laten kyken,
en door het toovermiddolen to verkoopen om
liefde op te wekken hy een andere, het zieke
vee gezond te doen worden enz."
In het algemeen onderscheidt Gross twee
groepen van dingen, «die misdadigers uit by-
geloof by zich diragen. In de eerste groep
deelt hy in dingen, „die op zich zelf van on-
schuldlgen aard zijn en die zonder misdrijf
kunnen worden verkregen." Hiervan noemt
hy o.a. allerlei tooverspreuken en amuletten,
die de kracht bezitten de «persoon l.q. on
kwetsbaar te maken, hem een zeker schot
geven, hem gemaickeUjk to doen ontsnappen,
hem ontdoen van boeien, enz.
Als aanwyzing voor een gepleegd of te
plegen zwaar misdrijf noemt hij het hy een
persoon aantreffen van een gewijde nostie,
die volgens het volksgeloof den drager onbe
reikbaar maakt voor iedereen'.
In de tweede groep plaatst Gross dingen,
welke steeds of meestal door misdrijf wor
den verkregen, en die dan weer moeten die
men bij het plegen van een nieuw misdrijf."
Daaronder vallen b.v. kaarsjes, gemaakt van
vet van heel jonge, zoo mogelijk ongebo
ren, kinderen, welke verlichtingsartikelen
daardoor de eigenschap verkrijgen den ge
bruiker rustig een flinke „kraak" te doen
makan.
In het voorgaande noemden wy reeds an
dere voorbeelden, die veel het bewijs leve
ren, dat het bijgeloof in de misdadigerswe-
reld niet zonder beteekenis ia
t Juttertje
Carél Brensa.