Oir DE ODDE DOOS. Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 26 Mei 1923. No. 72. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) gj Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven 1 De Heks Marrigje Ariëna In het midden van 1597 was de 70-jarige Marrigje Ariën geboortig van Projon in Gel derland, gevankelijk te Schoonhoven binnen gevoerd, beladen met de zware beschuldi ging van „toverye". En voor den Baljuw geleid, had zij vrijwillig en „buiten ijzeren boeien", het hiernavolgende beleden en be kend: Dat zi) geleden omtrent acht jaren, gewoond had te Vianen onder den wind molen, alwaar (haar op een avond, toen zi, «bijna „disperaat van armoede" was, een jong manspersoon, ofte in schijn van een persoon wandelende verscheen, met de handen in de zij, gekleed in het zwart en lang van statuur, die onder meer het vol gende tot haar zei: „Als je vertrouwen in me stelt dan zal het anders met je gaan en beter met je worden. Ik zal je brengen waar je genoeg, en geen gebrek zult hebben." Ontdaan was zij toen naar huis gevlucht en zonder zich te ontkleeden op haar bed neer gevallen, waarna zij insliep. Want het kwam haar voor, dat zij had te doen gehad me „den Vyant van der Helle'' (den Duivel). 6 Den anderen morgen vroeg, toen zij was opgestaan om zich naar de stadsgracht te begeven verscheen daar uit de hooge brand netels weer dezelfde man, die haar opnieuw verlokkelijke voorstellen deed, nüts zij „God zoude «willen afstaan'*. Zoo lang hield hi, aan tot zij ten laatste toestemde en hem trouw beloofde. Toen legde de man hanr iets in de hand, hetwelk haar voorkwam een schoon stuk goud te zijn, en hij voegde deze woorden erbij: „gedenk mij daarbij in schijn van trouwe". Dan nam hij van een harer vingers een klein stukje vleesch en nagel. Na dien tijd bleef de vinger altijd blauw en koud. En heengaand noemde hij haar zijn raam: „Heynken". (Heynken Pik was voor heen een van de namen van den duivel.) En voortaan zoude nu Marrlgje „Heynkens" heeten. t Op een anderen keer Marrigje was nadien in Urecht gaan wonen had Heyn ken haar, terwijl zijn sliep, met zich mee gevoerd door de lucht en in haar woonplaats gebracht Vianen ten huize van een zekere vrouw Ariaan Leeners. Vrouw Ari aan, die reeds geruimen tijd door den dui vel werd «gekweld, zat zich te warmen bi het vuur toen zij zich op eenmaal voelde beetgepakt en op bed geworpen, zonder dat zij wist door wien. Dit booze stuk had, op aanstichten van den duivel, Marrigje Heyn- kens bedreven. En toen vrouw Ariaan daar in doodsangst en hulpeloos lag, streek Mar rigje haar met de tooverzalf op haar hand, met dit gevolg dat deze hand terstond ver lamd was. Daurna bracht de duivel Marrigje weder door de lucht naar Utrecht Eonigen tijd daarna zat Marrigje in den •tuin van Ariaan Bouwenze een zakken drager bh wien zij Inwoonde „vlooyende haar klederen". (Men ziet, de bekentenis trad in details!) toen de booze haar weder verscheen. Hij sprak haar aldus aan: „Neel- tjo", (de eohtgenoote van Bouwenze) „gunt je niets goeds, ze was je graag kwijt, en woon Je daar nu mee samen?" Wensch haar op jou beurt al het kwade, zoodat ze niet meor in staat is haar brood te verdlonen." Giftig stond Marrigje op, haastte zich naar Gijs den schipper, kocht daar een wittebrood van zoven duiten en smeerde er mot den vinger wat heksen-zalf op. Toen gaf zij het brood aan Neeltje, die het opat en terstond betooverd werd en ziek „zoo org, dat ze haar neder-IJJf niet imagtig en was". OVER MISDAAD EN MTsnAnmtrwja door Leo Felix Bijgeloof ln de mlsdadlgerswereld. Met bijgeloof wordt ln het dageiyksoh le ven soms niet ten onreohte de spot ge dreven. Men acht het „bjjgoloovlg" zijn ge» heol uit den tijd, den modernen tijd, die alles wetenschappelijk precies verklaart, zonder dat er een speld valt tussohon te steken. Dat ls allemaal heel mooi en waar, maar als men eens precies naging, welke handelingen door velen niet, of wel op bepaalde wijze worden verricht.uit bijgeloof, dan zou menigeen daarvan versteld staan. Niet weinigen dragen b.v. allerlei a mu- Iets bij zich, meenende dat zij den drager heil zullen brengen. Hoeveel jonge meisjes dragen niet gelukspoppetjes (Blllikens), ne gerkopjes, e/L aan dm halsketting of arm- band, omdat ze meenen, dat dit geluk (in de liefde?) aanbrengt. Ook motorrijders, auto mobilisten (en den laatsten tijd ook veel wiel rijders, al is dit laatste meer modezucht, die d«oor sommige fabrikanten is aangewakkerd) hebben veelal poppen of beeldjes op hun ma chine om een voorspoedige reis te waarbor gen. Een ander toenemend bijgeloof is te genwoordig gelegen in de vermeend© genees krachtige werking van allerlei voorwerpen. Zoo b.v. wordt tegen rheumatiek veel een z-g- sla ven-armband gedragen, genaamd „Akar Bahari', die in de mode-magazijnen ©ja. verkocht wordt voor 2.4.en "'eer; echter hebben deskundigen aange kend, dat dit alles bijgeloof is.en duur- op! En dan het doorboorde geldstuk, dat hi de portemonnaie meegedragen, vermeer dering van geldelijk bezit moet geven? En <i© beteekenis van etaartcijfers (7, 9) en het ongeluksgetal 13? En gaat de zeeman op vrijdag uit? Bij voorkeur niet. Evenmin lieert hij gaarne een geestelijken aan boord, want dat voorspelt slecht weer op de reis en dooden aan boord. Doch niet eindeloos zouden deze helsche stukken bedreven worden. Kort voor haar gevangenneming bevond zij zich ten huize van Fop Janssen. Daar was ook een kleine jongen, die zooals dat gaat, luisterde naar het gesprek van de groote menschen. Mar rigje, die dit had opgemerkt, werd boos, raakte den jongen aan, en snauwde hem toe: „Wat sta je daar te kijken, pak je weg!'1 Oogenblikkeljjk voelde de jongen de haren op zijn hoofd krimpen; het leek of iemand ze uitrukte. „Waardoor de jongen zeer ijse- lijk riep en kreet, loopende ginds en weder, al suisebollende." Op dit geroep kwamen de buren van wien een de tegenwoordigheid van geest had te zeggen: „Feeks, zegen den jongen'!" Marrigje, zich op heeterdaad be trapt voelend* deed alzoo. De jongen'werd natuurlijk dadelijk weer frisch en ge zond! 6 Maar nu was het uit! Marrigje lag gevan gen onder het stadhuis te Schoonhoven en haar potje zalf had ze blijkbaar niet onder haar bereik. Heeren Schepenen gingen ech ter met hun vonnis niet over één nacht ija Behalve dat zij hadden gehoord den eisch en de conclusie van den Baljuw hadden zi, gehaald" het advies en de oonsultatle van rechtsgeleerden, omdat het hier zulk een groote zaak gold. En de «uitspraak was geenszins voor de poes; „zy oondemneerden de gevangene gebracht te worden ter plaetse, daer men gewooneljjk de Orime- neele Justitie te doen en aldaer geworgd zynde, voorts in den vuure verbrand te wor den tot stof; verklarende al haar Goederen verbeurt, tot profyt van de hooge Overhe den". Wie heden ten dage de oudheidkamer te Schoonhoven bezoekt, vindt daar nog een voorwerp uit Marrigje Heynken's verbeurd verklaarde goederen; een half-verganen zeemleeren bedelzak. En uit het «venster de zer oudheidskamer op het stadhuis-pleintje uitziende zal een groote ronde kring zijn aandacht trekken. Hier werd, volgens den man van de straat Marrigje eerst verbrand en toen.gewurgd. Nog jaren lang is het na Marri.gje's dood in de Alblasserwaard blijven spoken en zelfs werden nog een tweetal onder verdenking staande vrouwen op transport gesteld naar Oudewater om aldaar in de beroemde hek- senwaag te worden gewogen. In 1681 was «het Marrit je Cornelie, een gehuwde vrouw uit Langerak-over-Lek en in 1729 eene Neeltje Ariënsz Kersbergen, «wonende op den Dool onder Meerkerk. Deze laatste was echter in gezelschap van haar man, Klaas Ariënsz van den Dool, de«wljl deze ook niei; zuiver op de graat werd bevonden. Doch na in der stodewaag gewogen te zijn „met de ordinaire balanoe en oprechte Troyaan- sohe wigte" bleek beider zwaarte zeer wo te acooredoeren met de natuurlijke propor tie des llchaams „en alsoo zy daarvan ver- zogten onze opene brleve van certificatie om dezelve te dienen, daar en zoo zulks be hoord, hebben «wij Burgemeester© n, Sche penen en Raden der stad Oudewater) haar lieden 't zelve niet kunnen nog «willen wei geren, dit alles zonder bodrog; en ln bewys van «vfaarhoyd hebben wy deze met onze Stede Zegel en ondertekenlnge van onzen Secretaris bekragtlgt op den 21en Junv 1729. De eerlijke Vlssoher, Hij had den heelen dag gevischt zonder iots te vangen en daar hij er togen op zag «zonder buit bij zijn vrouw terug te komen deed hy onder weg naar huis nog oen visch- wlnkel aan. Hij zocht een stuk of zes vis- sahen uit on verzocht: u die één voor één opgooien? Opgooien P Ja, dat ik ze vangen kan. Ik mag dan al een slecht «vissohor zijn, een leugenaar ben ik niet Moeten, wij nog meer opnoemen om aan te toonon, dat het bijgeloof ook in den te- genwoordlgen tijd nog sterk verspreid is, al doen ook sommigen eraan om interessant te zijn in de oogen van andoren. Geen wonder, dat ook ln de mlsdadlgers wereld, waar zoovele handelingen «gevaar o«p- leveren voor den dader en waar soms zoo veel afhangt van „een gelukkige greep", het btJfif6loo(f om rol spoelt. Ook moor dion mon zoo oppervlakkig zou meenen. Verschillen de criminalisten van naam hebben zioh met de bestude-crlng van dit verschijnsel bezig gehouden en hebben daarover allerlei merk waardige bijzonderheden gepubliceerd. Toch ls er aanleiding om aan te nemen, dat in Nederland het bijgeloof onder de misdadi gers minder verbreid ls dan onder hun bul- tenlandscho oollega's. De psyche van den Hollander is nu eenmaal daartoe minder ge- oigend, want het vereischt een vrij groote mate van fantasie, van romantiek. Kohlbrugge zegt in zijn „Het Zieleleven van den Misdadiger" hierover: „Bijgeloovig zijn zeer vele misdadigers. Een zeer bekende uiting hiervan, die in Azië on Europa gevonden wordt, is om in een huis, waar een diefstal verricht «wordt, zijn behoefte te doen. Zoolang die uitwerpselen warm blijven zal men niet gepakt worden, waarom men ze )ed«ekt Vele dieven dragen allerlei in hup zak, wat geluk aanbrengt, als stukjes kalk, kool, steentjes, ringen, roestige hoefnagels en dergelijke. Een zwarte kat, die den weg kruist, houdt ien van de daad terug. Velen gebruiken een orakel, d.w.z. zij trachten de toekomst te le zen uit de kaarten. Prof. Dr. Hans Gross, de groote crimina- i3t, heeft zich in bijzonder met het leven on de gewoonten van misdadigers bezig ge- ïouden. Aan het bijgeloof in de boeven- we- reld hecht hij veel waarde, omdat veel er door kan worden verklaard, dat anders ver borgen zou blijven. In zijn standaard-werk „Erforschung des ZONDERLINGE LOTGEVALLEN IN HET DAGELIJKSCH LEVEN. De Inleiding. Op een van die forten tijdens de mobilisatie. De kommandeerendo luibenant een jonge man, dlie «zonder dat hij het zelf helpen kon tot dezen rang gekomen was moet op het bureau een brief dicteeren aan een korpo raal-schrijver. Schrijven is evenwel nooit zijn sterkste kant geweest, want hij ls reiziger in gloei lampen van zijn ambcaht Maar die mo bilisatie! Enfin: Er moeit een brief worden verzon den 1 Luitenant: Bergmans, ik zal ja een brief dicteeren. Bergmans: Goed, luitenantik ben klaar. L. Schrijf op.Fort de Knie. B. Fort de Knie. L. Heb je dat? R Ja luit*. L. Lees eens voor zeg! B. (Leest voor) Fort de Knie. L. Goed1 zoo.Verder: Detachement Ves ting Artillerie. B. Detachement Vesting Artillerie. L. Heb je dat, Bergmans? B. Ja, Luit'. L. Lees voor! Heelemaal. B. (Leest voor) Fort de Knie. Detachement Vesting Artillerie! L. Prachtig.... Verder: 2e pomipagnie B. 2e Kompagnio. L. Bureau van den kommand ant B. Bureau van den kommandant. L. Heb je dat allemaal, Bergmans? B. Ja Luitenant L. Lees voor. B. Fort de Knie. Detachement Vesting Artillerie. 2e Kompagmie Bureau van den kommandant. L. Heel goed' Nou verder: Den Twaalf den April. B. Den Twaalfden April. L. Best 1918. B. 1918. L. Heb je dat? B. Ja, lult'. L. Goed.... Verder: Departement van Oorlog. I B. Departement van Oorlog. L. Aan het Departement, hoor, Berg mans.Dat bedoel Ik.Heb je dat? B. Jawel luitenant.Aan het Departe ment van Oorlog. L. Goed.Bureau van den Hoofd-imge- niour. B. Bureau van den Hoofd-ingenieur. L. Wapen van de Genie-troepen. B. Wapen van de Genie-troepen. L. Heb je dat allemaal? B. Jawel Luit'. Lees dan eens voor.Heelemaal. B. «(leest voor).... Fort de Knie. Deta chement Vesting Artillerie, 2e kompagnie bureau van den kommandant, Den twaalfden April 1918. B. Aan êet^Departement «van Oorlog Heel Heol goed! Bureau van den Hoofd-ingenieur. Wapen van de Genietroepen. L. Heel goed.Den Haag. R. Den Haag. L. (op zijn horloge ziende).Donnerwet- ter, noch mal*.Ik moet noodlg naar de menage, Bergmans.Enfin kijk nou eens. Je hebt het tot zoover goed.Dit is alvast hooi goed.Schrijf nu intusschen verder het briefje.Je moet zoggen dat onze te lefoon-verbinding van het dorp vernieuwd moot warden.Dat ls het onderwerp. Schrijf nu maar even vorder terwijl ik naai de menage benAls lk terug kom zal ik 't dijng wel teekenen, zeg.Tot straks, Bergmans. De poeder. Moeder: Kom Wffly, neem Je poeder nu eenis als oen llove Jongen, ln. Je hoort mii toch ook nooit over rWn kleinigheid kla gen? O, dat zou lk ook niet doen, als ik hel op mijn gezicht mocht smoren, zooals u Maar lk vind ken. het zoo naar om het in te sLLk- Saohverhalts strafbarer Handlungon", wijdt hij aan dit onderwerp oen apart hoofdstuk, waarin hij o.m. het volgende zogt: In het tijdschrift der Dultacho veroonlglng tot bescherming van dieren van Januari 1902 wordt er do aandaoht op govcstlgd, dat ln vele streken het geloof heerscht, dat die tweede staortworvel van een zwarten, kater heim, die hem ln dien mond neemt, onzicht baar maakt. De kater moet dnartoo gebonden ln een half met water «evulden ketel lang zaam worden, gekookt Het bijgeloof omtrent de gevolgen van. hel eten van mensohenvleesoh heeft aanleiding gegeven tot gruwelilko moorden. Zoo wordt geloofd, dat het hart van een ongeboren kind, nog wartn gebruikt geeft bovennatuurlijk kracht, onzichtbaarheid en het vermogen om to vliegen. In Italië wer den in 1894 eens 24 en een andermaal 20 kinderen gedood omdat men, hun bloed nog warm drinkende, meende groote schatten te zullen vinden. In 1900 doodde in het zuiden van Oostenrijk een vader zijn eigen kind, braadde het en at het op; hij deed dit geloo- vende dat hij nu straffeloos zou misdoen. Wonderbaarlijke kracht wordt reeds sinds overoude tijden door een misdadiger vaak gehecht aan het achterlaten van het een of ander op de plaats des misdrijfs. Het moet ietg van den dader zeiven zijn. De grondge dachte is, dat de dader zich door een offer, dat hy brengt waarborgt «tegen ontdekking. De oudste vortn is het achterlaten van eagen bloed; do dadier brengt zich een klem wond je toe en laat oenlge droppels bloed ter plaatse Voor nog beter wordt gehouden, dat do dader de binnenzijden van een zijner han den of den zool van een zijner voeten met >loed bevochtigt en dan den afdruk van een bloedige hand of een er bloedige voet ach terlaat. De ontdekking daarvan heeft dik wijls aanleiding gegeven tot de meest phan- tastische veronderstellingen, terwijl wanneer er een goed gebruik van wordt gemaakt, die afdrukken juist belangrijke gegevens zijn de zaak tot klaarheid te brengen. DIALOOG. De veronachtzaamden. Ik ben voornemens, amioe om een „vlammend" protest te publiceeren! 'n Vlammend «protestl! 'n Vlammend protest! Heb je niet go- lezen van de nood van de beeldende kunste naars? Ja dat heb ik. En van de steim-aoties? Ook. De Ingezonden stukken in de bladen voer het armzalige lot van do artisten do menschen van de «vrije beroepen. Ja en concerten zijn er voor ge» geven En straat—oollecten. En tentoonstellingen. En verlotingen. En Camité's. En audiënties bij den minister. Juist. En is je nou bij die heele geschie denis niemendal opgevallen? Nee.Of ten minste.Ja« mijh meening is, dat er van die «groepen menschen zijn, die als ze het «goed hebben nooit zorgen voor den dag van morgen en als ze 't eens slecht hebben ineens de openbare hulp in roepen, maar. Wat maar? Ik bedoel hier eigenlijk de kunstenaars niet mee.Maar er zijn zoo van die metn- sohen, die huldigen het pricipe: „Wie 't hardst schreeuwt krijigt 't meest. Precies. En heb je nou niks gemerkt bij die steunbeweging? Nog niets, waarvoor een vlammend pro test noodig zou wezen. Dat komt omdat je oolc niet verder kijkt dan je neus lang is.De beweging gaat uit voor de Beeldende kunstenaars, niet? Ja! En voor de musici Ja! En heb Je er nou niet aan gedacht, dat er ook nog kunstenaars zijn die.schrij ven inplaats van schilderen of teekenen of viool spelen? Je hebt gelijk! En ofMaar de goeie gemeente en do goeie kerels die in dit opzicht de goeie gemeente voorlichten denkt «iet aan de schrijvers, omdat het op het oogenblik 'n kleine mode is uitsluitend te redeneeren over die arremme kunstschilders! De, kunstschil ders hebben 't hard, ofschoon do heéle «we reld openstaat voor deze kunstschilders, als ze ferme kerels zijn.Want er zijn «vijf en twintig mogelijkheden waardoor een vaar dig schilder en teekenaar in 't buitenland z*n boterham verdlonen kan.En de musici hebben 't ook hard, ofschoon er ter wereld meer muziek gemaakt wordt in het openbaar dan ooit in eendge beschaving en terwijl de muziek een internationaal handwerk ls, dat overal verstaan wordtMaar de schrij vers worden niet genoemd in de steunbe weging. Ofschoon er «voor een Hollandsche jongen, die een halve monschenleeftijd ver daan heeft om zich goed te.leeren uitdruk ken in zijn eigen taal maar één enkele mo gelijkheid bestaat: Te sohrijven alleen voor zijn eigen land van 6 mlllloen menschen waarvan er 6*11 niet lezen kan. En nou snap ik moteen waarom de schrijvers niet genoemd: zijnl En waarom dan? Omdat ze te brutaal zijn! Je hebt er af en toe onder die precies zoggen wat ze be- doolen en dat kan nu en dan, gevaarlijk we zen voor den goeden gang van zaken.Van schrijvers heb je maar last! Van 'm kunst schilder niet! AJs d e precies schildert wat hti bedoelt, dat heb Jo er alleen maar reuze- schik van want dan begrijp je er niets van! Heb je nooit gehoord van die meneer op de moderne tentoonstelling? Nou? Wel 'n meneer staat voor 'n schil derij en zegt tegen den schilder.Prach tig, meneer.... «prachtig.... Wat hebt u dnar 'n moolo bloemkool geechilderdl 'n Bloemkool? zogt de sohllder. Nee, meneerDat is het portret van m*n schoonmoeder!. Saluut! Bonjour. om Het schijnt ook voldoende te zijn, dat do dader ter plaatse zijne bandon wascht en het waschwater laat staan, of dat hij oen kleo- dimgstuk, dikwijls een sohoen, achterlaat. Algemeen verspreid onder misdadigers is do gewoonte om ter plaatse des misdrijf» eenio groote behoefte to doen. Men vindt hunne uitworpsoleni vaak zorgvuldig toege dekt. ZU gelooven dat zü daardoor nooit war- don ontdekt en dat zoolang die uitwerpselen warm blijven, de daad zelf niet wordt bo- merkt. Ook die uitwerpselen kunnen vaak van groot belang zyn. Er kan door worden vastgesteld: hoeveel personen het feit pleeg den; wat zy hadden gegeten; of zy inge wandswormen hadden enz. Dit alles kan we der op het spoor van den dader brengen. Een eigenaardig bijgeloof is het, dat, wan neer men eene afbeelding van iemand maakt, geheel of Slechts van een zyner ledematen en men dan die afbeelding slaat, de persoon ln werkeiykheid eveneens wordt geslagen. Aan de afbeelding moeten dan echter haren, stukjes nagel, bloed' of iets anders van den persoon, dien men wil mishandelen, afkom stig zijn toegevoegd. Het is echter ook vol doende, wanneer men de afbeelding met zijne kleeren of zijn «voetspoor in aanraking brengt. Iets dergeiyks is het echadu-wmeten. Met een stok wordt onder het uitspreken van ze kere tooverspreuk de lengte van een mensch gemeten. Die stok wordt dan op een kruis weg gelegd. Wordt nu zekere tooverspreuk uitgesproken, terwijl een wagen over den stok «gaat, dan sterft de gemetene. Een1 algemeen verspreid! bygeloof is ook dat er menschen zyn door wier tusschen- komst men iemand' dood kan laten bidden. Ook wordt er geloofd, dat men door een zielemis voor een overledene onder omstan digheden dien dood van een ander kan be werken. Heel wat onaangenaams, o.a. impotentie meent men zijne medemensohen te kunnen bezorgen door op bepaalden tijd onder het uitspreken van zekere tooverspreuken eigen- 7 Tatom arinjt «Reeds bij de oude «volken bestond de gewoonte het lichaam op verschillende wtizen te versieren, een ge«woonte die men nog hier en daar by beschaafde en onbeschaafde vol ken terugvindt. By de grootendeels naakt loopende inboorlingen der tropische «gewes ten werden deze versieringen direct op de bloot© huid aangebracht. In hoofdzaak «ge- sohiedde «dat op drie wyzen. De eenvoudig» ste was om verschillende gekleurde figuren op de huid te schilderen. Wy vinden dit nog bij d'e Arowakken in Zuid-Amerika, die witte en zwarte strepen om den mond, op neus, wangen en voorhoofd aanbrengen. Een aldus beschilderd gezicht maakt op ons een vreemden, barbaarscheni indruk; maar wy moeten niet vergeten dat iets dergelijks bij ons ook plaats vidtn. Het rood, dat door mode-dames op lippen en wangen wordt aan gebracht, h9t zwart, dat de wenkbrauwen be ter moet doen uitkomen en het witte poeder dat de blankheid der huid moet vorhoogen, zyn evengoed verfryiii n gsmiddelen als de gekleurde strepen op het gezicht eene® Arowakkenvrouw. By de tweede methode worden opzetteiyk insnijdingen in db huid gemaakt met het doel daardoor litteekens te maken, die tot versiering moeten dienen (Zieroabem). Dit geschiedt voornamelyk by de leden van het zwarte ras, omdat by hen die litteekens door hun witte kleur sterk afsteken by de donr kere huid. Bovendien hebben deze Uttee» kens by hen groote neiging om uit te groeien tot kleinere of grootere gezwellen (keloiden) wat bevorderd wordt door de gemaakte won den zoo lang mogehjk open te houden. En zoo treft men onder de AJCrikaansche negers veelvuldig personen aan, «wier lichaam met talrijke kunstmatig veroorzaakte gezwellen bedekt is. Deze wyze van versiering lykt ons nog barbaarscher dan de vorige en toch be staat iets dergelijks ook nog by besohaafda volken. De Renommirschmisse der Duitsche 3tudenten zyn toch eigeniyk niets anders dan de Ziernarben der AÏrikaansche ne gers. By de tatoueering «worden do kleurstoffen in de huid gebracht met het doel daarop.ver- schillende gekleurde figuren te doen ont staan. Als men de werkelyk schitterende voorstellingen ziet, die door de Japansche grootmeesters op de huid getooverd worden, men geneigd het te betreuren, dat deze kunst onder den invloed der beschaving be zig is te verdwynen. Met een scherp voor werp, oorspronkeiyk een spits vogelbeen of 't darmbeen van een verslagen vyand, waar aan kamvormige punten geslepen zyn, wor den volgens een bepaald patroon gaatjes in de huid «geprikt, die met kleurstof inge smeerd worden; of men dompelt de puntige voorwerpen in de kleurstof en brengt die al prikkende in de huid. De kunst is niet al leen om bepaalde figuren te teekenen maar ook om de vloeistof op de juiste diepte ln de huid te brengen. Dit verstaan slechts enkele personen, die zich daarmee bezig houden en by de onbeschaafde volken waren dait de priesters. Voornaineiyk wordt deze ge woonte aangetroffen op de Polynesisch© eilanden en ln Japan. Hier, waar men «vroe ger zelfs geen lid van een gilde koax worden als men niet behoorljlk getatoueerd was. ia zulks thans by de wet verboden. De be kende Japansohe tatoueur Hori Chyo heeft eens een vlieg getatoueerd die door een spin in haar net opgepeuzeld werd, die beroemd is door artistieke uitvoering. Vergoiyken wij daarmede de tatoueerin- gen, die wy by de beschaafde volken aantref fen, dan worden «wij meestal ln twee opzich ten teleurgesteld. In de eerste plaats ia de uitvoering zeer gebrekkig, zelfs ontmoeten t wy meestal de meest onzedeiyke en stuiten de voorstellingen, die by de zoogenaamde onbeschaafde volken nooit aangetroffen worden. Een uitzondering hierop maken de latoueerlngen van Mac Donald ln Landen die, naar men zegt z'n clientèle «voornamelyk bad onder de dames der aristocratie, en van enkele Amerikaansche meesters. «Meestal warden als onderwerpen gekozen attributen van het beroep, als een anker by zeelleden, of meor algemeen© symbolen; een hart, een kruis, een ster, een bloem. Soms worden op aardige knoopen ln draden, haren enz. te maken. Het is natuurlijk onmogeiyk hier alles op te noemen, wat er op het gebied van byge- loof voor ons van belang ls. Wy willen er ten slotte nog sleohts op «wyzen, dat slimme bedriegers van do bygeloovlgheid van het publiek herhaaldeiyk gebruikmaken door het voor heel wat geld do toekomst te voorgpel- lon uit kaarten handlijnen, droomen, enz. djpor het zelfs in de toekomst te laten kyken, en door het toovermiddolen to verkoopen om liefde op te wekken hy een andere, het zieke vee gezond te doen worden enz." In het algemeen onderscheidt Gross twee groepen van dingen, «die misdadigers uit by- geloof by zich diragen. In de eerste groep deelt hy in dingen, „die op zich zelf van on- schuldlgen aard zijn en die zonder misdrijf kunnen worden verkregen." Hiervan noemt hy o.a. allerlei tooverspreuken en amuletten, die de kracht bezitten de «persoon l.q. on kwetsbaar te maken, hem een zeker schot geven, hem gemaickeUjk to doen ontsnappen, hem ontdoen van boeien, enz. Als aanwyzing voor een gepleegd of te plegen zwaar misdrijf noemt hij het hy een persoon aantreffen van een gewijde nostie, die volgens het volksgeloof den drager onbe reikbaar maakt voor iedereen'. In de tweede groep plaatst Gross dingen, welke steeds of meestal door misdrijf wor den verkregen, en die dan weer moeten die men bij het plegen van een nieuw misdrijf." Daaronder vallen b.v. kaarsjes, gemaakt van vet van heel jonge, zoo mogelijk ongebo ren, kinderen, welke verlichtingsartikelen daardoor de eigenschap verkrijgen den ge bruiker rustig een flinke „kraak" te doen makan. In het voorgaande noemden wy reeds an dere voorbeelden, die veel het bewijs leve ren, dat het bijgeloof in de misdadigerswe- reld niet zonder beteekenis ia t Juttertje Carél Brensa.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 11