Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 30 Juni 1923.
No. 77. (auteursrechten voorbehouden)
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
1907
Jacobus Bellamy.
Het „gebrek'* In Chlorls!
Natuur gaf aan mijn Chloris
Fleur allerschoonste gaven 1
Zij gaf haar schoone leden,
Zij gaf haar tintlende oogjes
En blosjes op de wangen!
Zij gaf haar trots de mannen
Een vlug vernuft en oordeel.
In 't kort: Zij gaf haar alles,
Wat maagden kan versieren....
Maar jammer is: .Zij wéét hetl
Bellamy.
Dit Is een puntdichtje van Jacobus Bellamy,
de jongen, die uit onbemiddelde ouders te Vlis-
singen in 1757 werd geboren. Aanvankelijk
was hij bij een bakker in de leer en zou in dit
vak worden opgeleid. Maar verschillende
vrienden en menschen uit de omgeving meen
den een goeden aanleg in den knaap te ont
dekken en boden hem de gelegenheid te gaan
studeeren. Hty werd door hulp en bemidde
ling in de eerste plaats van den plaatselijken
predikant Te Water ingeschreven als stu
dent in de Theologie aan de Utrechtsche Hooge
school..
En hierbij treft ons al dadelijk een merk
waardigheid.
Het ls deze:
Wij jonge en In de literatuur smullende
Nederlanders van de twintigste eeuw wij
gaan slapen en staan weer op met de z.g.
„Tachtiger Beweging" in de literatuur. Wij
kennen die eigenaardige'omwenteling, die er
voor veertig jaar geleden ontstond. En de na
men van de voorvechters in deze omwenteling
Willem Kloos, Lodewijk van Deysel. Albert
Verwey, Fred. van Eeden, Frans Netscher,
Frans Erens en de lateren, zijn ons bekend en
dierbaar.
Zoo zelfs, dat wij meenen, dat deze bewe
ging een unicum is te noemen in onze litera
tuurgeschiedenis.
En dit is volstrekt niet zoo. Het bewijst
alleen, dat wij de grove fout bezitten van zon
der eigenlijk diep besef te zijn en het oude
voor het nieuwere te vergeten.
Want zooals de stichting van de „Letterkun
dige Muiderkring" met Hooft, Huygens, Von
del, Roemer Vlsscher, Breero en de anderen
een vernieuwing was in de literatuur, zoo was
er juist honderd jaar vóór de bovengenoemde
Tachtiger Beweging eveneens een „Tachtiger
Beweging", die volstrekt niet van minder be-
teekenis was.
En onze fout is, dat wij deze beweging zoo
langzamerhand geheel en al vergeten zijn.
Het was omstreeks 1780, dat Bellamy te
Utrecht als theologisch student woonde. En
om hem heen groepeerde zich onder zijn revo-
lutionnaire bezieling een groep, gelijk aan de
groep van Willem Kloos etc. Het waren o. a.
Feith, Klinker, Van Alphen, de beroemde rede
naar Van der Palm, Kleyn, Ockerse en nog
anderen.
De kenner der literatuur-geschiedenis Dr.
Prinsen zegt ervan: „Het was de beweging van
het enthousiasme, dat doorslaat on er op in
hakt, maar waarin we toch dadelijk het groot
sche, het eerlijke en het machtig willende ge
voelen. Bij dezen kring was de kritiek en het
betoog in den vasten toon der onwrikbare over
tuiging en daarnaast de zuivere dichterlijke
werkzaamheid, de dichterlijke actie een voor
naam element!"
En het ls daarom wenschelijk, dat wij de be-
teekenls van deze actie niet vergeten ter wille
van een die dichter bijl ons ligt en ons daarom
misschien grooter lijkt.
De figuur en de persoon van den dichter
Bellamy in de eerste plaats heeft hierop recht.
Want hij was een persoonlijkheid van zuiver
gehalte, zuiverder mogelijk, dan menig ander
wiens naam schittert aan het firmament van
x den lltterairon ioem.
Jacobus Bellamy de mensch en do schrij
ver in de lijst van zijn tijd, schenkt ons telkens
weldadige Indrukken van jonge kracht en van
frlssche echtheid. De vorm, waarin hij en zijn
vrienden zich'uiten, moge ons na bijna ander
halve eeuw nu on dan eens als gekunsteld hin
deren het waren de vormen van zijn tijd.
Het wezen was er niet minder echt en oelang-
rljk om. Alle onnatuur en gemaaktheid was
aan dit wezen vreemd.
Vooral in Bellamy zien en hooren wij een
sterk, gezond mensch met een opbruischend
temperament vrij en waar. Wanneer hij
anderen eens navolgt, dan zet hij dit nagevolg
de toch om naar zijn eigen aard en in zijn eigen
geluid. Maar hij ontworstelt zich aan de bui-
tenlandsche voorgangers, hij' vecht dapper en
in warme en opgewekte vertoogen voor een
kunst van eigen bodem.
Van letterlievende genootschappen moest
hjj niemendal hebben. Slechts korten tijd liet
hij er zich door beïnvloeden. Reeds na twee
jaren beantwoordt hij de schriftelijke kennis
geving van het Amsteldamsche Dicht- en Let-
ter-oefenend Genootschap dat hem zijn ver
kiezing mededeelde onder toezending der sta
tuten met een weigering. Hij zendt de sta
tuten terug en schrijft op den achterkant:
J)o wetten terug gezonden en bedankt!"
Hij noemde deze .vereenigingen „Poëtische
gasthuizen" on had er bij voorbaat zijn be
komst van. i
Ook als type wijkt hij af van de gebruike
lijke voorstelling.
Forsch van gestalte, was hij bedeeld met een
buitengewone spierkracht en een dicht be
haarden, energieken kop met sprekende, don
kere oogen, een grooten neus en zinnelijke
lippen. Hjj hield van „kussen" zooals hij
zelf zeide en van een stevigen dronk al ging
hjj zich nimmer te buiten.
Tot aan het einde van zijn leven was hij be
zield van ëen gloeiende, maar onbeantwoordde
liefde voor een scheepskapiteinsdochter: Fran-
cina Baane.
Niettemin schoon naar het uiterlijk en met
zijn mooi en vol stemgeluid een jonge en over
moedige Faun uit de Zeeuwsche landen be
zat hjj een zwak gestel. En evenals meerdere
lievelingen der goden, stierf hjj jong nog
vóór zijn dertigste jaar en nog voor de theolo
gische studiën te Utrecht beëindigd waren.
Reeds drie jaren voor zijn sterven wist hij
zichzelve opgeschreven „binnen een korte
spanne"....
In dien korten en hem gegunden tijd ver
ging evenwel zijn leven niet zonder spoor. Hij
deed er goed en sterk werk in. Wel was 'hij
geen opzienbarend baanbreker geen geniaal
virtuoos, maar hij sprak heel zuiver uit de in
geving zijner overtuiging.
Dit maakt hem tot een van de niet overtal-
rijke en frissche levende figuren uit den prui
kentijd. Zoowel in zijn persoon als in zijn
werk.
De hierboven genoemde Dr. Prinsen zei:
(Handboek 473) ....„Hij heeft den ban van
het saaie en deftige verbroken. Hij heeft de
wezenlooze sufheid van deze dagen een schop
voor d'r achterste gegeven en een draai om
d'r ooren, dat zij onder een schaterlach een
ridicule buiteling maakte...."
Bellamy is vooral ook van beteekenis om
zijn kritisch werk uit de laatste paar jaren van
zijn leven. Hem is de verdienste den fleren
mannelijken moed, die het ware dichterschap
siert, te hebben gepredikt.
Bellamy is iemand geweest onder zijn tijd-
genooten; een figuur in de geschiedenis onder
vaderlandeche literatuur - als mensch en als
karakter oorspronkelijk en van zuiver gehalte.
Daarom in de eerste plaats is het nooaig, dat
wij hem niet vergeten en hem in onze gedach
ten doen schuil gaan achter de mannen, die
misschien volstrekt niet grooter, maar alleen
wat dichterbij staan.
DIALOOG.
Het Nieuws.
Nou, heb je t nieuws vandaag al op
gelet?
De Mark is weer gezakt!
Nee.
De conferentie in iLausanne is afge-
loopen!
Ook niet
De Etna wordt kalmer.
Nee.
—Morgein begint de Kermis!
Dat is t niet.
Wat ls 't In 's hemels naam dan?
U Regent vandaag niet!
Waarachtig! Da's 'n wonder.
Nietwaar? Saluut! *v
Adjuus.
HOE DE WERELD ER TEGENWOORDIG
UITZIET!
De dure tijden.
Met een stuiver kan men tegenwoordig
evenveel uitrichten als een nieuwsgierig la
kei met een glazen oog achter het sleutelgat.
(New York American).
Schilderachtige beeldspraak.
Wat is de Duitsche regeering anders dan
een hoopje vuil aan de panden van Luden-
dorff's en Von Ludwitz* jassen?
(De Rothe Fahne).
Een hnls op de.100 gezinnen.
Naar de Directeur van het woningbureau
te Berlijn mededeelt zoeken 82.000 gezinnen
te Berlijn naar een woning. Het aanbod van
woningen bedraagt daartegenover Slechts
820....
(Berliner Tageblatt).
Maar toch trouwen ze.
Het aantal huwelijken te Berlijn beeft
daarentegen in het afgeloopen jaar alle re
cords geslagen. Bedroeg het in het vorige
jaar gemiddeld 22.000 dit jaar was het nog
24 meer,
(Alge. Handelsblad.)
Een „lettervreter".
Nathan Bebrin heeft onlangs in een wed
strijd georganiseerd door de Society of Oer-
tified! Shorthand Reporters te New York,
een wereldrecord behaald door met een snel
heid van niet minder dan 332 woorden per
minuut te schrijven! Het was de eerste maal
dan meer dan 800 woorden in het openbaar
werden geschreven1 en uitgewerkt ten over
staan van een georganiseerd lichaam,
(New York Evening Post).
Naar den wereldvrede.
Er broeit een nieuwe oorlog welke zal wor
den gevoerd' tusschen Angelsaksche ras aan
de eene en aan de andere zijde de Duitschers
en de Slaven!
(Sidney Warren tn de Globe)
De edele politiek.
De politieke actie legt er zich hoofdzake
lijk op toe om de passies van de niet naden
kende massa uit te buiten.
(Het Overzicht).
De Noord- en Zuid-Holilancüsche
Reddingmaatschappij,
(instand gehouden met vrijwillige bedragen).
De proeftocht van de nieuwe motorredding
boot „Dorus Rijkers", Donderdag alhier ge
houden, geeft ons goreede aanleiding op dese
plaats oen uiteenzetting' op te nemen van het
werken der NoowL en ZuldHollandsche Red-
dingmaatschappö.
ai s
Zooals velen weten, maar nog meer, niet,
zorgt de Noord- en Zuid-Hollandsche Red
dingmaatschappij voor de voorziening van
goed reddingmateriaal van een belangrijk
deel der Nederlandsche kust gieleigen tus
schen de monden van die Eems en Loosdui
nen, bezuiden Scheveningen, en neemt zij
nog vele andere maatregelen die er met vrij
willige medewerking der kustbewoners toe
leiden dat ernstige pogingen worden in het
werk gesteld tot behoud van den schipbreu
keling tot welke natie ook behoorend, die op
bovenomschreven gebied strandt, en dat hij,
zoo die pogingen slagen, niet- anders heeft te
zeggen dan „dank je"; maw. het kost hem
niets.
De Noord- en Zuid-Hollandsche Reddin'g-
maatschappij heeft dit werk nu bijna 100
jaren gedaan en daarvoor een onderschei-
l ding in ontvangst genomen, namelijk diï
„Do Ruyter-Medaille", een onderscheiding
die zij op zeer boogen prijs stelt.
Dit is dus een goed oogenblik om iets na
ders te vertellen van dit werk der Redding-
maatschappij en hoe het zich in de laatste
jaren heeft ontwikkeld Tot voor betrekkelijk
korten tijd een kleine 20 jaren geleden, be
stond het materiaal nog uitsluitend uit roei-
booten, die hetzij van de open kust door de
branding werden geroeid of dóór sleepboo-
ten opsleeper werden medegenomen naar
de buitengronden. Ja, soms moest de geheels
afstand naar de buitengronden: roeiend wor
den afgelegd.
De bemanning der reddingbooten moest
zich op die tochten somtijds bovenmatig In
spannen. Het is geen, kleinigheid' in een
open reddingboot, lang 28 voet, vele uren in
de branding van de buitengronden te moeten
doorbrengen. Een vooi'beeld van zulk een
tocht was die van de reddingboot van Schier-
1 moraükoog op "2080 October 1896 onder
kapitein D. T. Visser, 's Avonds van den
29sten October werden door de kustwacht
1 noodseinen gemeld en vertrok de reddingboot
langs het strand om 'de Oost, doch hij paal 8
gekomen zijnde, nog niets ontwarende, Het
de bemanning de boot daar onder bewaking
en keerde te 2 uur 's nachts te Schlermonni
koog terug. Den volgenden dag zag de kust
wacht met het dagen een wrak in de Ooster-
gronden, een stuk mast, waarin een vlag
woei, waarop de bemanning dadelijk ver
trok en met de reddingboot tot paal 13 om de
Oost reed. Om de N.O, zag men van daar
met den kijker een vlag.
Nu vervolgt het rapport van den schipper
D. T. Visser:
„Roeiden steeds Noord uit den wal, daar
de stroom (vloed) ons om de Oost zette, er
woei een flinke koelte uit hét NW. maar er
stond een hooge branding ten gevolge van
den harden N.W. wind van den vorigen dag.
Na een paar uur roeien waren wit door de
branding in open zee van waar wij met het
bloote oog het wrak konden zien, hielden als
dan een poosje rust, roeiden daarna met
frijschen moed om de Noordoost tot bovens-
winds en branding van het wrak en daarna
Z.O. door de branding heen tot aan hetzelve,
waar wij in lij opdraaiden, de dreg over-
wierpen en de uit 11 man bestaande equi
page overnamen. Het schip was masteloos,
had schoon dek en de branding sloeg er
voortdurend over heen. Alleen d© bak was bo
ven water en daarop bevond zich de equipage
Vol moed werd de terugtocht aanvaard, het
schip was op een bank gestrand tusschen het
Huibertsgat en de Lauwers".
De boot had het zwaar te verantwoorden
op dezen terugtocht, het was voor de beman
ning een gevaarlijke en moeilijke tocht.
Eerst moest om de Zuid om de branding
heen, daarna om de Noordwest het Lauwer-
sche gat uit naar open zee worden geroeid
tot Noord van het Öosteinde van het Eilan-
derstrand en toen Zuid door de branding
heen. Na een hoogst gevaarlijken tocht be
reikte de boot het strand, waar volgens het
rapport van Visser de bemanning door de
Commissie van het plaatselijk bestuur aller
hartelijkst werd ontvangen. De tochtgenoo-
ten, die te vermoeid waren om te loopen,
werden in een wagen geplaatst en anderen,
die verkleumd waren van de koude, moesten
tusschen twee van de vlugsten loopen om
warm te worden. Des avonds te 7 uur kwam
man in het diorp aan. Behalve met D. 1.
Visser als schipper was de boot bemand
door Ambrozius Dubbleüga, Jan Bonman,
Hendrik Dijk, H. de Boer, E. Steffens, K. van
der Geest, N. Roels, T. Keekstra, F. Visser,
L. Gooien en A. Bakker. -
De reddingboot was dus op dien 80ston
October den geheelon dag uit geweest. Om
zich hiervan een juiste voorstelling te maken
moet men eerat o&r Octoberatorm bljwo'iiem
te Schiermonnikoog en een wandeling maken
naar paal XHI, ver om de Oost en terug.
Aan die wandeling zal men al genoeg heb
ben. Deze mannen waren den heelen dag in
de reddingboot, die 00 den terugweg vol
aU/A»—AJ
-\
w A A - Q A .*r f
water was. Ze roeiden eerst door de branding
van de kust, toen door de branding van het
rif, redden de schipbreukelingen, roeiden
weder naar buiten en landden door de bran
ding op do kust.
Dergelijke tochten, hoewel de reddings
tochten op de Vliehors en de overige uitge
strekte stranden onzer kust volstrekt niet
als gemakkelijk moeten worden beschouwd,
behooren thans tot de zeldzaamheden.
De menSchem zijn thans niet minder moe
dig dan voorheen, maar de tijden zijn veran
derd. Een tocht als hierboven beschreven
zou thans niet meer als een gewone gebeur
tenis worden beschouwd. Het zou niet als
van zelf sprekend worden gevonden, dat men
bij stranding van een schip in de buiten
gronden den geheelem dag in een roeiboot
zit, zander hulp van een sleepboot.
,3estaan er dan geen motors?", zou de
bemanning vragen.
De tijden zijn veranderd. De motor is gei-
komen. Het roeden wordt niet zooveel meer
gedaan. Het wordt moeilijker menschen te
vinden die goed kunnen roeien.
Zoo is de reddingmaatschappij verplicht
geworden den motor in hare reddingbooten
toe te passen, en wel in de eerste plaats bij
die reddingbootan; welke in da buitengron
den moeten optreden.
Wij herinneren ons de daden van de
„Bramdaris", die helaas ln 1021 ls vergaan
en nu onlangs is vervangen door een boot,
die nog iets grooter is, ©en dubbelschroef-
boot van denzelfden naam, aangeboden door
de Stichting „Hulp na Onderzoek". Verder
zien wij de motorreddingboot „Hilda" te
Rottum, de „O. A. den Tex" te Harlingen,
de „Eierland" te de Oocksdorp, de „Dorus
Rijkera" te Helder, en over eenigen tijd de
„Zoemanshoop", aangeboden door het Ooi
lege Zeemanshoop, te Scheveningen. Ten
slotte zal ook Schiermonnikoog nog een mo
torreddingboot ontvangen. Bezien wij het
kaartje, dan zien wij dat het terrein der
Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaat
schappij binnen korten tijd goed zal zijn
voorzien van motor-reddingbooten. Wij vin
den er nog geen te Umuiden, doch de erva
ring leert dat hier weinig strandingen plaats
hebben, terwijl bovendien steeds sleepbooten
gereed liggen. Ook is hét gewenacht op het
gebied van de motorreddingboot ervaring op
te doen. Wij moeten ©r niet te veel tegelijk
bouwen, doch gebruikmaken van de onder
vinding, bij elke boot opgedaan bij den bouw
van de volgende. Het bouwen van een goede
motorreddingboot is niet zulk een eenvoudig
ding. Zeer vele vraagstukken moeten daarbij
worden opgelost. Men kan wel zeggen dat
voor het maken van het ontwerp en het uit
werken daarvan een jaar noodig is. Dan vol
gen nog 6 k 7 maanden van den bouw.
Zoo langzamerhand is een Hollandsch tijpe
ontstaan, dat zich bijvoorbeeld van het En-
gelsche onderscheidt, doordat voor den bouw
geen hout doch staal wordt gebruikt, de
romp door een groot aantal waterdichte
langs-- en dwarsschotten in afdeelingen is
verdeeld, die de onzinkbaarfieid waarborgen,
al heeft de boot een gat in dé huid, en door
dat voor de voorstuwing wordt gebruik ge
maakt van, den oliemotor, hetzij een Krom
hout- of een Bronsmotor, in tegenstelling
met den benziunemotor. De nieuwe Branda-
ris heeft twee Kromhoutmotoren van 45
P.K., de „Dorus Rijkers" een 80 P.K. Deutz-
Bromsmotor, de „Hilda" een 48 P.K. Brons-
motor, de „C. A. den "Pex" een 24 P.K.
Bransmotor. De twee eerstgenoemde motor-
reddingbooten zijn de grootste, krachtigste
motorreddingbooten ter wereld.
Het zou ons te ver voeren de motieven te
vermelden welke hebben geleid tot de vast
stelling van dit type van motorreddingboot.
Voortdurend in overleg met de Engelsche
Reddingmaatschappij, gedachten wisselend,
plannen over en weer zendende, maken wij
gebruik van elkanders ervaring, doch wij
verschillen en dit kan ook niet anders, waar
wit moeten rekening houden met andere om
standigheden.»
Zooals reeds gezegd verkiest de Neder-
landsche zeeman den ©envoudigon oliemo
tor van het Kromhout of Bronstype die
reeds vele bewijzen van betrouwbaarheid
heeft gegeven, ook in het bedrijf van den
visscherman, dat het meeste overeenkomt
met dat van de Reddingmaatschappij.
Zijn nu de gewone xoeireddingbooten, die
men op vele plaatsen langs de kust vindt,
onnoodig geworden? Volstrekt niet. Ze kun
nen niet gemist worden. Want een motor
reddingboot, die zooveel krachtiger is, moet
daarbij, als zij tenminste werkelijk krachtig
wil zijn, en dat is vuor onze zeegaten %en eer
ste cisch, een betrekkelijk grooten diepgang
hebben. Deze maakt het onmogelijk dat zij op
lager wal vlak bij de kust optreedt Zij zou
dan zelve gevaar loopen te stranden. Hier
moet dus de strandreddingboot optreden.
Menigeen zal deze wel eens hebben gezien
bij een oefening aan de kust als zij, getrok
ken door vele paarden, langs het strand ver
voerd wordt.
Zal de motor ook bö deze booten moeten
worden toegepast? Misschien weL Reeds wa
ren wij verplicht voor de trekkracht, op
plaatsen waar paarden begonnen te ontbre
ken motortractors in dienst te stellen.
De toepassing van den motor heeft den
aard van het redding-werk in de buiten
gronden gewijzigd. Een tocht als hierboven
beschreven tot redding van de opvarenden
van de „Magda" zal voor een motorboot
lang zooveel moeilijkheden niet medebren
gen, veel korter duren en bovendien zullen
op de met 5 of 6 man bemande motorred
dingboot een veel kleiner aantal redders in
gevaar komen. Zoowel ten opzichte van de
schipbreukelingen als ten opzicht van de
reddingbootbemanning! is dit dus een groot
voordeel. Toch moeten wij wijzen op een
gevaar van de motor-reddingboot, voort
spruitende juist uit de beschikking over de
groote kracht die zij heeft. In den ouden tijd
•moest de roei- of zeilreddingboot wel thuis
blijven als het al te ruw was, de motor-red
dingboot, die zooveel meer kracht heeft, zal
bjjna altijd kunnen uitgaan.
Het bovenstaande moge een beeld geven
van de moeilijkheden waarmede de Red
dingmaatschappij heeft te kampen. Deze
moeilijkheden zijn van technischen maar
vooral ook van geldeljjken aard. Wij willen
gaarne zijn op de hoogte van den tijd en
het beste geven wat verkrijgbaar is.
De Red'dingmaatöchappjj wordt door vrij
willige bijdragen in stand gehouden, zonder
hulp van den Staat. Zien wij om ons heen,
naar Engeland, Frankrijk, Duitschland', dan
zien wij dat daar de toestand geheel de
zelfde is. Ook daar geen Staatshulp. De oor
zaak is gelegen in de omstandigheid dat de
Reddingmaatschappij voor de uitoefening
van hare taak, moet rekenen op de vrijwil
lige daad dergenen, die van hare middelen
gebruik maken.
De toestand in Engeland, Frankrijk en
Duitschland is dezelfde, zeiden wij. Ja, maar
de belangstelling is er grooter. Het aantal
dergenen die de Reddingmaatschappij hel
pen in stand houden is bijv. 60.000, dus 1 op
de 1000 Duitschers ongeveer. Wij' zouden
in dezelfde verhouding ongeveer moeten
kunnen rekenen op 7000 contribuanten.
Door de toepassing van den motor zijn de
kosten veel hooger geworden. Een motor
reddingboot kost ongeveer 25.000 tot 50.000
gulden, afhankelijk van grootte, en de ex
ploitatiekosten der Reddingmaatschappij zijn
thans gestegen tot 82.000 per jaar, niet veel
wanneer men ziet, wat er voor gedaan wordt,
maar het geld moet er zijn.
De Noord- en Zuid-HolLandsche Redding-
maatschappij heeft onlangs een belangrijke
onderscheiding ontvangen in den vorm van
de De Ruyter-miedaille. Binnenkort, in 1924,
zal zij honderd jaren hare taak hebben ver
vuld. Is dit nu niet een goede aanleiding om
haar eens uit de geldzorgen te helpen, als
blijk van waardeering voor hetgeen zjj heeft
verricht?
H. de Booy,
Beer. N.- en Z.-H. Redd.-Mij.
Amstel 342, tel. N. 6186.
Postcheque en giro 26368.
Noord.enZuli-Hdllandackfc RecUjng,|;1aatacJiappiJ..N#
r/cÜtolWifc
s—1 -
w Rot f.oflelI.'Rtdl/naboot
t UjnwtTpictiUl
Noord.en Z vicLHo Handje he "Redding.Maa(sc
1922.
w
Meld.C
(iflintsooj
TeHtn
Ejrtoil
WjjltAh
IJmiu'den
t
:.nY/
SmJiJi oprkhilnj jertl
418 6
Sthlplrtukelrnjjeri
CaIUKIi
Tutten
wüxV;.Y/
H»*Un w/
Zxndvecrt J
Nocrdwjj^
Kattik
Ca Alt <Jb> MeUrriJd fngGoot
t ÜJnw«TptoesNl
- «fr Motor."TVacio*.
ilnii dé opWtlil/nggvrad
5013
SttlpLrtukellngen
jAArlijkictié kojfen
I
!t Juttertje
Dr. Brensa.
Dr. B.
\£6»J+UgUr-
ffottun
CpgirUU M) I 81%
•"ti
idwvtmnjw £6Roei.enleilrecU'mcjlooten
20 Lijnwerp(oestel(en
•-5 „5.
V Xflolor.MJInglool.» '"''i1*
aSySch..»ni^.-2g Roe|>er) Zeil.Reddin^booten
20 Lijnweiploestellen 4TracloTs