Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 30 Juni 1923. No. 77. (auteursrechten voorbehouden) VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT 1907 Jacobus Bellamy. Het „gebrek'* In Chlorls! Natuur gaf aan mijn Chloris Fleur allerschoonste gaven 1 Zij gaf haar schoone leden, Zij gaf haar tintlende oogjes En blosjes op de wangen! Zij gaf haar trots de mannen Een vlug vernuft en oordeel. In 't kort: Zij gaf haar alles, Wat maagden kan versieren.... Maar jammer is: .Zij wéét hetl Bellamy. Dit Is een puntdichtje van Jacobus Bellamy, de jongen, die uit onbemiddelde ouders te Vlis- singen in 1757 werd geboren. Aanvankelijk was hij bij een bakker in de leer en zou in dit vak worden opgeleid. Maar verschillende vrienden en menschen uit de omgeving meen den een goeden aanleg in den knaap te ont dekken en boden hem de gelegenheid te gaan studeeren. Hty werd door hulp en bemidde ling in de eerste plaats van den plaatselijken predikant Te Water ingeschreven als stu dent in de Theologie aan de Utrechtsche Hooge school.. En hierbij treft ons al dadelijk een merk waardigheid. Het ls deze: Wij jonge en In de literatuur smullende Nederlanders van de twintigste eeuw wij gaan slapen en staan weer op met de z.g. „Tachtiger Beweging" in de literatuur. Wij kennen die eigenaardige'omwenteling, die er voor veertig jaar geleden ontstond. En de na men van de voorvechters in deze omwenteling Willem Kloos, Lodewijk van Deysel. Albert Verwey, Fred. van Eeden, Frans Netscher, Frans Erens en de lateren, zijn ons bekend en dierbaar. Zoo zelfs, dat wij meenen, dat deze bewe ging een unicum is te noemen in onze litera tuurgeschiedenis. En dit is volstrekt niet zoo. Het bewijst alleen, dat wij de grove fout bezitten van zon der eigenlijk diep besef te zijn en het oude voor het nieuwere te vergeten. Want zooals de stichting van de „Letterkun dige Muiderkring" met Hooft, Huygens, Von del, Roemer Vlsscher, Breero en de anderen een vernieuwing was in de literatuur, zoo was er juist honderd jaar vóór de bovengenoemde Tachtiger Beweging eveneens een „Tachtiger Beweging", die volstrekt niet van minder be- teekenis was. En onze fout is, dat wij deze beweging zoo langzamerhand geheel en al vergeten zijn. Het was omstreeks 1780, dat Bellamy te Utrecht als theologisch student woonde. En om hem heen groepeerde zich onder zijn revo- lutionnaire bezieling een groep, gelijk aan de groep van Willem Kloos etc. Het waren o. a. Feith, Klinker, Van Alphen, de beroemde rede naar Van der Palm, Kleyn, Ockerse en nog anderen. De kenner der literatuur-geschiedenis Dr. Prinsen zegt ervan: „Het was de beweging van het enthousiasme, dat doorslaat on er op in hakt, maar waarin we toch dadelijk het groot sche, het eerlijke en het machtig willende ge voelen. Bij dezen kring was de kritiek en het betoog in den vasten toon der onwrikbare over tuiging en daarnaast de zuivere dichterlijke werkzaamheid, de dichterlijke actie een voor naam element!" En het ls daarom wenschelijk, dat wij de be- teekenls van deze actie niet vergeten ter wille van een die dichter bijl ons ligt en ons daarom misschien grooter lijkt. De figuur en de persoon van den dichter Bellamy in de eerste plaats heeft hierop recht. Want hij was een persoonlijkheid van zuiver gehalte, zuiverder mogelijk, dan menig ander wiens naam schittert aan het firmament van x den lltterairon ioem. Jacobus Bellamy de mensch en do schrij ver in de lijst van zijn tijd, schenkt ons telkens weldadige Indrukken van jonge kracht en van frlssche echtheid. De vorm, waarin hij en zijn vrienden zich'uiten, moge ons na bijna ander halve eeuw nu on dan eens als gekunsteld hin deren het waren de vormen van zijn tijd. Het wezen was er niet minder echt en oelang- rljk om. Alle onnatuur en gemaaktheid was aan dit wezen vreemd. Vooral in Bellamy zien en hooren wij een sterk, gezond mensch met een opbruischend temperament vrij en waar. Wanneer hij anderen eens navolgt, dan zet hij dit nagevolg de toch om naar zijn eigen aard en in zijn eigen geluid. Maar hij ontworstelt zich aan de bui- tenlandsche voorgangers, hij' vecht dapper en in warme en opgewekte vertoogen voor een kunst van eigen bodem. Van letterlievende genootschappen moest hjj niemendal hebben. Slechts korten tijd liet hij er zich door beïnvloeden. Reeds na twee jaren beantwoordt hij de schriftelijke kennis geving van het Amsteldamsche Dicht- en Let- ter-oefenend Genootschap dat hem zijn ver kiezing mededeelde onder toezending der sta tuten met een weigering. Hij zendt de sta tuten terug en schrijft op den achterkant: J)o wetten terug gezonden en bedankt!" Hij noemde deze .vereenigingen „Poëtische gasthuizen" on had er bij voorbaat zijn be komst van. i Ook als type wijkt hij af van de gebruike lijke voorstelling. Forsch van gestalte, was hij bedeeld met een buitengewone spierkracht en een dicht be haarden, energieken kop met sprekende, don kere oogen, een grooten neus en zinnelijke lippen. Hjj hield van „kussen" zooals hij zelf zeide en van een stevigen dronk al ging hjj zich nimmer te buiten. Tot aan het einde van zijn leven was hij be zield van ëen gloeiende, maar onbeantwoordde liefde voor een scheepskapiteinsdochter: Fran- cina Baane. Niettemin schoon naar het uiterlijk en met zijn mooi en vol stemgeluid een jonge en over moedige Faun uit de Zeeuwsche landen be zat hjj een zwak gestel. En evenals meerdere lievelingen der goden, stierf hjj jong nog vóór zijn dertigste jaar en nog voor de theolo gische studiën te Utrecht beëindigd waren. Reeds drie jaren voor zijn sterven wist hij zichzelve opgeschreven „binnen een korte spanne".... In dien korten en hem gegunden tijd ver ging evenwel zijn leven niet zonder spoor. Hij deed er goed en sterk werk in. Wel was 'hij geen opzienbarend baanbreker geen geniaal virtuoos, maar hij sprak heel zuiver uit de in geving zijner overtuiging. Dit maakt hem tot een van de niet overtal- rijke en frissche levende figuren uit den prui kentijd. Zoowel in zijn persoon als in zijn werk. De hierboven genoemde Dr. Prinsen zei: (Handboek 473) ....„Hij heeft den ban van het saaie en deftige verbroken. Hij heeft de wezenlooze sufheid van deze dagen een schop voor d'r achterste gegeven en een draai om d'r ooren, dat zij onder een schaterlach een ridicule buiteling maakte...." Bellamy is vooral ook van beteekenis om zijn kritisch werk uit de laatste paar jaren van zijn leven. Hem is de verdienste den fleren mannelijken moed, die het ware dichterschap siert, te hebben gepredikt. Bellamy is iemand geweest onder zijn tijd- genooten; een figuur in de geschiedenis onder vaderlandeche literatuur - als mensch en als karakter oorspronkelijk en van zuiver gehalte. Daarom in de eerste plaats is het nooaig, dat wij hem niet vergeten en hem in onze gedach ten doen schuil gaan achter de mannen, die misschien volstrekt niet grooter, maar alleen wat dichterbij staan. DIALOOG. Het Nieuws. Nou, heb je t nieuws vandaag al op gelet? De Mark is weer gezakt! Nee. De conferentie in iLausanne is afge- loopen! Ook niet De Etna wordt kalmer. Nee. —Morgein begint de Kermis! Dat is t niet. Wat ls 't In 's hemels naam dan? U Regent vandaag niet! Waarachtig! Da's 'n wonder. Nietwaar? Saluut! *v Adjuus. HOE DE WERELD ER TEGENWOORDIG UITZIET! De dure tijden. Met een stuiver kan men tegenwoordig evenveel uitrichten als een nieuwsgierig la kei met een glazen oog achter het sleutelgat. (New York American). Schilderachtige beeldspraak. Wat is de Duitsche regeering anders dan een hoopje vuil aan de panden van Luden- dorff's en Von Ludwitz* jassen? (De Rothe Fahne). Een hnls op de.100 gezinnen. Naar de Directeur van het woningbureau te Berlijn mededeelt zoeken 82.000 gezinnen te Berlijn naar een woning. Het aanbod van woningen bedraagt daartegenover Slechts 820.... (Berliner Tageblatt). Maar toch trouwen ze. Het aantal huwelijken te Berlijn beeft daarentegen in het afgeloopen jaar alle re cords geslagen. Bedroeg het in het vorige jaar gemiddeld 22.000 dit jaar was het nog 24 meer, (Alge. Handelsblad.) Een „lettervreter". Nathan Bebrin heeft onlangs in een wed strijd georganiseerd door de Society of Oer- tified! Shorthand Reporters te New York, een wereldrecord behaald door met een snel heid van niet minder dan 332 woorden per minuut te schrijven! Het was de eerste maal dan meer dan 800 woorden in het openbaar werden geschreven1 en uitgewerkt ten over staan van een georganiseerd lichaam, (New York Evening Post). Naar den wereldvrede. Er broeit een nieuwe oorlog welke zal wor den gevoerd' tusschen Angelsaksche ras aan de eene en aan de andere zijde de Duitschers en de Slaven! (Sidney Warren tn de Globe) De edele politiek. De politieke actie legt er zich hoofdzake lijk op toe om de passies van de niet naden kende massa uit te buiten. (Het Overzicht). De Noord- en Zuid-Holilancüsche Reddingmaatschappij, (instand gehouden met vrijwillige bedragen). De proeftocht van de nieuwe motorredding boot „Dorus Rijkers", Donderdag alhier ge houden, geeft ons goreede aanleiding op dese plaats oen uiteenzetting' op te nemen van het werken der NoowL en ZuldHollandsche Red- dingmaatschappö. ai s Zooals velen weten, maar nog meer, niet, zorgt de Noord- en Zuid-Hollandsche Red dingmaatschappij voor de voorziening van goed reddingmateriaal van een belangrijk deel der Nederlandsche kust gieleigen tus schen de monden van die Eems en Loosdui nen, bezuiden Scheveningen, en neemt zij nog vele andere maatregelen die er met vrij willige medewerking der kustbewoners toe leiden dat ernstige pogingen worden in het werk gesteld tot behoud van den schipbreu keling tot welke natie ook behoorend, die op bovenomschreven gebied strandt, en dat hij, zoo die pogingen slagen, niet- anders heeft te zeggen dan „dank je"; maw. het kost hem niets. De Noord- en Zuid-Hollandsche Reddin'g- maatschappij heeft dit werk nu bijna 100 jaren gedaan en daarvoor een onderschei- l ding in ontvangst genomen, namelijk diï „Do Ruyter-Medaille", een onderscheiding die zij op zeer boogen prijs stelt. Dit is dus een goed oogenblik om iets na ders te vertellen van dit werk der Redding- maatschappij en hoe het zich in de laatste jaren heeft ontwikkeld Tot voor betrekkelijk korten tijd een kleine 20 jaren geleden, be stond het materiaal nog uitsluitend uit roei- booten, die hetzij van de open kust door de branding werden geroeid of dóór sleepboo- ten opsleeper werden medegenomen naar de buitengronden. Ja, soms moest de geheels afstand naar de buitengronden: roeiend wor den afgelegd. De bemanning der reddingbooten moest zich op die tochten somtijds bovenmatig In spannen. Het is geen, kleinigheid' in een open reddingboot, lang 28 voet, vele uren in de branding van de buitengronden te moeten doorbrengen. Een vooi'beeld van zulk een tocht was die van de reddingboot van Schier- 1 moraükoog op "2080 October 1896 onder kapitein D. T. Visser, 's Avonds van den 29sten October werden door de kustwacht 1 noodseinen gemeld en vertrok de reddingboot langs het strand om 'de Oost, doch hij paal 8 gekomen zijnde, nog niets ontwarende, Het de bemanning de boot daar onder bewaking en keerde te 2 uur 's nachts te Schlermonni koog terug. Den volgenden dag zag de kust wacht met het dagen een wrak in de Ooster- gronden, een stuk mast, waarin een vlag woei, waarop de bemanning dadelijk ver trok en met de reddingboot tot paal 13 om de Oost reed. Om de N.O, zag men van daar met den kijker een vlag. Nu vervolgt het rapport van den schipper D. T. Visser: „Roeiden steeds Noord uit den wal, daar de stroom (vloed) ons om de Oost zette, er woei een flinke koelte uit hét NW. maar er stond een hooge branding ten gevolge van den harden N.W. wind van den vorigen dag. Na een paar uur roeien waren wit door de branding in open zee van waar wij met het bloote oog het wrak konden zien, hielden als dan een poosje rust, roeiden daarna met frijschen moed om de Noordoost tot bovens- winds en branding van het wrak en daarna Z.O. door de branding heen tot aan hetzelve, waar wij in lij opdraaiden, de dreg over- wierpen en de uit 11 man bestaande equi page overnamen. Het schip was masteloos, had schoon dek en de branding sloeg er voortdurend over heen. Alleen d© bak was bo ven water en daarop bevond zich de equipage Vol moed werd de terugtocht aanvaard, het schip was op een bank gestrand tusschen het Huibertsgat en de Lauwers". De boot had het zwaar te verantwoorden op dezen terugtocht, het was voor de beman ning een gevaarlijke en moeilijke tocht. Eerst moest om de Zuid om de branding heen, daarna om de Noordwest het Lauwer- sche gat uit naar open zee worden geroeid tot Noord van het Öosteinde van het Eilan- derstrand en toen Zuid door de branding heen. Na een hoogst gevaarlijken tocht be reikte de boot het strand, waar volgens het rapport van Visser de bemanning door de Commissie van het plaatselijk bestuur aller hartelijkst werd ontvangen. De tochtgenoo- ten, die te vermoeid waren om te loopen, werden in een wagen geplaatst en anderen, die verkleumd waren van de koude, moesten tusschen twee van de vlugsten loopen om warm te worden. Des avonds te 7 uur kwam man in het diorp aan. Behalve met D. 1. Visser als schipper was de boot bemand door Ambrozius Dubbleüga, Jan Bonman, Hendrik Dijk, H. de Boer, E. Steffens, K. van der Geest, N. Roels, T. Keekstra, F. Visser, L. Gooien en A. Bakker. - De reddingboot was dus op dien 80ston October den geheelon dag uit geweest. Om zich hiervan een juiste voorstelling te maken moet men eerat o&r Octoberatorm bljwo'iiem te Schiermonnikoog en een wandeling maken naar paal XHI, ver om de Oost en terug. Aan die wandeling zal men al genoeg heb ben. Deze mannen waren den heelen dag in de reddingboot, die 00 den terugweg vol aU/A»—AJ -\ w A A - Q A .*r f water was. Ze roeiden eerst door de branding van de kust, toen door de branding van het rif, redden de schipbreukelingen, roeiden weder naar buiten en landden door de bran ding op do kust. Dergelijke tochten, hoewel de reddings tochten op de Vliehors en de overige uitge strekte stranden onzer kust volstrekt niet als gemakkelijk moeten worden beschouwd, behooren thans tot de zeldzaamheden. De menSchem zijn thans niet minder moe dig dan voorheen, maar de tijden zijn veran derd. Een tocht als hierboven beschreven zou thans niet meer als een gewone gebeur tenis worden beschouwd. Het zou niet als van zelf sprekend worden gevonden, dat men bij stranding van een schip in de buiten gronden den geheelem dag in een roeiboot zit, zander hulp van een sleepboot. ,3estaan er dan geen motors?", zou de bemanning vragen. De tijden zijn veranderd. De motor is gei- komen. Het roeden wordt niet zooveel meer gedaan. Het wordt moeilijker menschen te vinden die goed kunnen roeien. Zoo is de reddingmaatschappij verplicht geworden den motor in hare reddingbooten toe te passen, en wel in de eerste plaats bij die reddingbootan; welke in da buitengron den moeten optreden. Wij herinneren ons de daden van de „Bramdaris", die helaas ln 1021 ls vergaan en nu onlangs is vervangen door een boot, die nog iets grooter is, ©en dubbelschroef- boot van denzelfden naam, aangeboden door de Stichting „Hulp na Onderzoek". Verder zien wij de motorreddingboot „Hilda" te Rottum, de „O. A. den Tex" te Harlingen, de „Eierland" te de Oocksdorp, de „Dorus Rijkera" te Helder, en over eenigen tijd de „Zoemanshoop", aangeboden door het Ooi lege Zeemanshoop, te Scheveningen. Ten slotte zal ook Schiermonnikoog nog een mo torreddingboot ontvangen. Bezien wij het kaartje, dan zien wij dat het terrein der Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaat schappij binnen korten tijd goed zal zijn voorzien van motor-reddingbooten. Wij vin den er nog geen te Umuiden, doch de erva ring leert dat hier weinig strandingen plaats hebben, terwijl bovendien steeds sleepbooten gereed liggen. Ook is hét gewenacht op het gebied van de motorreddingboot ervaring op te doen. Wij moeten ©r niet te veel tegelijk bouwen, doch gebruikmaken van de onder vinding, bij elke boot opgedaan bij den bouw van de volgende. Het bouwen van een goede motorreddingboot is niet zulk een eenvoudig ding. Zeer vele vraagstukken moeten daarbij worden opgelost. Men kan wel zeggen dat voor het maken van het ontwerp en het uit werken daarvan een jaar noodig is. Dan vol gen nog 6 k 7 maanden van den bouw. Zoo langzamerhand is een Hollandsch tijpe ontstaan, dat zich bijvoorbeeld van het En- gelsche onderscheidt, doordat voor den bouw geen hout doch staal wordt gebruikt, de romp door een groot aantal waterdichte langs-- en dwarsschotten in afdeelingen is verdeeld, die de onzinkbaarfieid waarborgen, al heeft de boot een gat in dé huid, en door dat voor de voorstuwing wordt gebruik ge maakt van, den oliemotor, hetzij een Krom hout- of een Bronsmotor, in tegenstelling met den benziunemotor. De nieuwe Branda- ris heeft twee Kromhoutmotoren van 45 P.K., de „Dorus Rijkers" een 80 P.K. Deutz- Bromsmotor, de „Hilda" een 48 P.K. Brons- motor, de „C. A. den "Pex" een 24 P.K. Bransmotor. De twee eerstgenoemde motor- reddingbooten zijn de grootste, krachtigste motorreddingbooten ter wereld. Het zou ons te ver voeren de motieven te vermelden welke hebben geleid tot de vast stelling van dit type van motorreddingboot. Voortdurend in overleg met de Engelsche Reddingmaatschappij, gedachten wisselend, plannen over en weer zendende, maken wij gebruik van elkanders ervaring, doch wij verschillen en dit kan ook niet anders, waar wit moeten rekening houden met andere om standigheden.» Zooals reeds gezegd verkiest de Neder- landsche zeeman den ©envoudigon oliemo tor van het Kromhout of Bronstype die reeds vele bewijzen van betrouwbaarheid heeft gegeven, ook in het bedrijf van den visscherman, dat het meeste overeenkomt met dat van de Reddingmaatschappij. Zijn nu de gewone xoeireddingbooten, die men op vele plaatsen langs de kust vindt, onnoodig geworden? Volstrekt niet. Ze kun nen niet gemist worden. Want een motor reddingboot, die zooveel krachtiger is, moet daarbij, als zij tenminste werkelijk krachtig wil zijn, en dat is vuor onze zeegaten %en eer ste cisch, een betrekkelijk grooten diepgang hebben. Deze maakt het onmogelijk dat zij op lager wal vlak bij de kust optreedt Zij zou dan zelve gevaar loopen te stranden. Hier moet dus de strandreddingboot optreden. Menigeen zal deze wel eens hebben gezien bij een oefening aan de kust als zij, getrok ken door vele paarden, langs het strand ver voerd wordt. Zal de motor ook bö deze booten moeten worden toegepast? Misschien weL Reeds wa ren wij verplicht voor de trekkracht, op plaatsen waar paarden begonnen te ontbre ken motortractors in dienst te stellen. De toepassing van den motor heeft den aard van het redding-werk in de buiten gronden gewijzigd. Een tocht als hierboven beschreven tot redding van de opvarenden van de „Magda" zal voor een motorboot lang zooveel moeilijkheden niet medebren gen, veel korter duren en bovendien zullen op de met 5 of 6 man bemande motorred dingboot een veel kleiner aantal redders in gevaar komen. Zoowel ten opzichte van de schipbreukelingen als ten opzicht van de reddingbootbemanning! is dit dus een groot voordeel. Toch moeten wij wijzen op een gevaar van de motor-reddingboot, voort spruitende juist uit de beschikking over de groote kracht die zij heeft. In den ouden tijd •moest de roei- of zeilreddingboot wel thuis blijven als het al te ruw was, de motor-red dingboot, die zooveel meer kracht heeft, zal bjjna altijd kunnen uitgaan. Het bovenstaande moge een beeld geven van de moeilijkheden waarmede de Red dingmaatschappij heeft te kampen. Deze moeilijkheden zijn van technischen maar vooral ook van geldeljjken aard. Wij willen gaarne zijn op de hoogte van den tijd en het beste geven wat verkrijgbaar is. De Red'dingmaatöchappjj wordt door vrij willige bijdragen in stand gehouden, zonder hulp van den Staat. Zien wij om ons heen, naar Engeland, Frankrijk, Duitschland', dan zien wij dat daar de toestand geheel de zelfde is. Ook daar geen Staatshulp. De oor zaak is gelegen in de omstandigheid dat de Reddingmaatschappij voor de uitoefening van hare taak, moet rekenen op de vrijwil lige daad dergenen, die van hare middelen gebruik maken. De toestand in Engeland, Frankrijk en Duitschland is dezelfde, zeiden wij. Ja, maar de belangstelling is er grooter. Het aantal dergenen die de Reddingmaatschappij hel pen in stand houden is bijv. 60.000, dus 1 op de 1000 Duitschers ongeveer. Wij' zouden in dezelfde verhouding ongeveer moeten kunnen rekenen op 7000 contribuanten. Door de toepassing van den motor zijn de kosten veel hooger geworden. Een motor reddingboot kost ongeveer 25.000 tot 50.000 gulden, afhankelijk van grootte, en de ex ploitatiekosten der Reddingmaatschappij zijn thans gestegen tot 82.000 per jaar, niet veel wanneer men ziet, wat er voor gedaan wordt, maar het geld moet er zijn. De Noord- en Zuid-HolLandsche Redding- maatschappij heeft onlangs een belangrijke onderscheiding ontvangen in den vorm van de De Ruyter-miedaille. Binnenkort, in 1924, zal zij honderd jaren hare taak hebben ver vuld. Is dit nu niet een goede aanleiding om haar eens uit de geldzorgen te helpen, als blijk van waardeering voor hetgeen zjj heeft verricht? H. de Booy, Beer. N.- en Z.-H. Redd.-Mij. Amstel 342, tel. N. 6186. Postcheque en giro 26368. Noord.enZuli-Hdllandackfc RecUjng,|;1aatacJiappiJ..N# r/cÜtolWifc s—1 - w Rot f.oflelI.'Rtdl/naboot t UjnwtTpictiUl Noord.en Z vicLHo Handje he "Redding.Maa(sc 1922. w Meld.C (iflintsooj TeHtn Ejrtoil WjjltAh IJmiu'den t :.nY/ SmJiJi oprkhilnj jertl 418 6 Sthlplrtukelrnjjeri CaIUKIi Tutten wüxV;.Y/ H»*Un w/ Zxndvecrt J Nocrdwjj^ Kattik Ca Alt <Jb> MeUrriJd fngGoot t ÜJnw«TptoesNl - «fr Motor."TVacio*. ilnii dé opWtlil/nggvrad 5013 SttlpLrtukellngen jAArlijkictié kojfen I !t Juttertje Dr. Brensa. Dr. B. \£6»J+UgUr- ffottun CpgirUU M) I 81% •"ti idwvtmnjw £6Roei.enleilrecU'mcjlooten 20 Lijnwerp(oestel(en •-5 „5. V Xflolor.MJInglool.» '"''i1* aSySch..»ni^.-2g Roe|>er) Zeil.Reddin^booten 20 Lijnweiploestellen 4TracloTs

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 11