W/TTE! VAN DE GROOTEN DER AARDE. Anecdoten uit het leven van beroemde Toonkunstenaars. HOE DE WERELD ER TEGENWOORDIG UITZIET. De roman-ziekte. De grooto tijd. De groote reden. En daarom.- Zou dat nog zoo wezen? A la Tolstol! Het kan verkeeren. Een „lettervreter". EEN PARTIJTJE SCHAAK. VOOR DE KINDEREN. ELSA EN DE KABOUTERS. Oplossingen der vorige raadsels. Uitstapje letterkundige of schriftelijke vormen: zijn slechts voertuig. De gedachte, welke erin steekt dat is de lading. De schrijver is de voerman de woorden zijn de wageh maar den inhoud kan de lezer vrijelijk in be zit nemen! Dr. Brensa. Een pas beginnend componist bezocht eens dten1 beroemden meester Jules M assen et en verzocht hem te willen toestaan, dat hij zijn eerste opera voorspeelde. Want zoo zelde hij erbij u weet wel, mijnheer Mas- senet, dat Molière met zijn nieuwe stukken altijd naar een oude vrouw ging om ze voor te lezen omdat hij ervan overtuigd was, dat wat de oude vrouw mooi vond het grooto publiek ook mooi vinden zou. Massenet antwoordde: „Nou, mijn waarde heer het is erg vriendelijk van u, maar u moet me niet kwalijk nemen zoolang u nog niet Molière bent, wil ik nog niet die oude vrouw wezen." Een leerling 'van Rossini verzocht aan zijn meester hem twee melodieën van eigen maak sel te mogen voorspelen. Rossini vond' het goed maar nauwelijks had de leerling de eerste melodie gespeeld of Rossini riep uit: schitterend', schitterend, maar de tweede bevalt mij beter!" Felix Weingartnerleidde de repetities van een opera, welke door hem zelf gecompo neerd was en haar eerste opvoering zou be leven. Bij een klarinet-solo tikt de dirigent af en' zegt tot den' blazer: „Mijnheer, u moet die passage niet zoo langzaam spelen!" En de klarinettist antwoordt: O, mijn heer, in „Tristan und IsoMe" van Wagner speel ik die klarinetsolo altijd zoo lang zaam. Bij een andere gelegenheid hoorde Wein gartner die heel veel uit het hoofd diri geerde vlak lachtër zich in de zaal een oude dame tot een jongere zeggen: „Die Weingfirtner geeft zich tegenwoordig heele- maal geen moeite meer.Hij, kijkt niet eens meer in zijn muziek!..a Vele jaren geleden concerteerde de be roemde violist Henri Wieniawsky in bet ge bouw „Felix Meritis" te Amsterdam. Den vol genden dag kwam een dienstbode van een van de meest bekende families van de stad met het beleefde verzoek of mijnheer dien middag hij de familie zou willen komen theedrinken. De violist beloofde graag te zullen komen. „En of mijnheer dan misschien zijn viool zou willen meebrengen! 'Neen zeide Wieniawsky mijn viool breng ik niet mee, want die drinkt toch geen thee Hans von Bulow was een zeer geestig man, uit wienis leven tallooz» anecdoten be kend gebleven zijn. Tijdens een- koorrepetitie zaten eens de vrouwelijke artisten te babbelen. Plotseling wierp Von Bulow de dirigeerstok weg en riep: Dames, ik maak u er op attent. Het kapitool is al door de ganzen gered! Von Bu'lOw had' eeni 'grondige afkeer van praatjesmakende lieden. En hij verstond ook de kunst zich deze lieden van het lijf te houden, vooral wanneer zij complimentjes wilden maken of branieachtig wilden doen. In de panze van een ooncerk kwam eens een soortgelijk wildvreemd heer op Von Bulow toe en riep hem uitbundig toe: Mijnheer Von Bulow ik wed dat u me niet eens meer kent, he? En Bulow antwoordde kalm: U hebt de weddenschap gewonnen, mijnheer! Wanneer je tegenwoordig in boeken leest van de hoofdpersoon dat hij of zij ziek is, dan kun je er zeker van zijn, dat zema laria hebben! Alle mensdien die in een boek tegenwoordig ziek zijn hebben malaria. (John O' Londen Weekly.) Het zijn de slechtste menschen niet, die in dezen tijd heel veel loeren en heel veel ver driet hebben. (Von (Payer in den Rijksdag.) Voor honderd jaar geleden vertegenwoor digde de .bevolking van Frankrijk ongeveer het vijfde deel van de totale bevolking van Europa. Op het oogentolik vertegenwoordigt zij nauwelijks negen op do honderd! (Handel en Nijverheid.) De moderne Pnansohman onderscheidt zich zich door een soberheid en een solidi teit, die hem zeer merkbaar doen .verschil len van het type van luchthartigheid, dat onze vaders en grootvaders gekend hebben. (Daily Mail) In de vroegere dagen der republiek stond in Nederland de drukpers van heel de be schaafde wereld. Uit Nederland kwamen de beste wiskundigen de meest intelligente filosophen, zoowel als de stoutste en meest origineel© denkers. Nederland is de oor sprong van het wetenschappelijk deel der geneeskunde. Uit Nederland kwam altijd de nieuwe landbouw, de nieuwe tuinbouw, de nieuwe bloembouw. De Nederlanders onder wezen de volken van Europa in scheepvaart en scheepsbouw in vestingbouw en water bouw. Zij waren de eersten om onbekende zeeën en landen te gaan zoeken. Nederland leerde aan de Westersche volken de kunst van toet financieren1, en vestigde het toegrip vrijhandel en handelseer. De Nederlanders waren de eerste en de echte vrijhandelaren. (Pref. Th. Rogers in „The Economist".) Zoo we iets geleerd kunnen hebben in deze jaren' van verwarring, dan is het wel dit, dat toet geheim van 's menschen wel en wee in den menscto zelf besloten ligt. Bij iedere stap dien we doen kunnen we ons overvloedig rekenschap geven van het vol strekt nuttelooze van hervorming of verbe tering, welke baar oorsprong niet heeft in ons eigen binnenste. (Otoserver.) Onder het diner, waarbij ik aanzat met den heer en mevrouw Henry Ford, herin nerde de heer Ford eraan1, dat hij en zijn vrouw zeventien jaar geleden straat |n straat uit liepen op zoek naar een kippen boutje of zoo iets voor hun middagmaal. Niemand vertrouwde hen. En verleden1 jaar aldus de heer Ford betaalde ik aan de Amerikaansche regeering achttien mmioen pond sterling aan belasting. (Mr. Babson in „The Express.") Nathan Behrin heeft onlangs in een wed strijd 'georganiseerd door een vereeni- ginig van leeraren in stenographie te New York een wereldrecord behaald door met en snelheid van niet minder dan.822 woorden per minuut te schrijven. Dit was de eerste maal dat er in ^minuut meer dan 300 woorden zijn geschreven en in het open baar ten overstaan van examinatoren en leeraren uitgewerkt. (New York Evening Post.) Ongeduldige heer: Moeten de bezoe kers hier altijd een jaar wachten voor dat zij bediend worden? Kellner: Dat weet ik niet, mijnheer, ik ben hier pas een week. Vrij mar het Engelsch van W. W. JAGOBS, door OOME HEIN. 4) Dien avond' echter, zoo gauw 't donker werd', klopte Joe Clark bij Bob aan. Hé, kom je me vertellen, dat de kat gevon den is, zei Bob Pretty, toen Joe de deur had geopend. Niet daar ik van gehoord heh, zei Joe, bin nenstappende. Maar ik wou je er toch wel eens over spreken. Je begrijpt, Bob, hoe eerder de kat is gevonden, hoe aangenamer het me zijn zal. Dat doet je eer aan, Joe Clark, zei Bob Pretty. Ik voor mij geloof, dat de kat gepiept is, zei Joe, den ander strak aanziende. Maar ik wou graag zekerheid hebben, alvorens ik mijn eigendom in bezit neem. Bob Pretty keek Joe aan en hoestte een beetje. A ha, zei hij, je zou haar graag dood willen vinden! 'Nou, ik zou wel eens willen weten of de kat meer waard is, dood of levend? Joe Clark hoestte nu ook. Dood, zou ik den ken, zei hij eindelijk. George Barstow heeft juist gepubliceerd, dat hjj 15 pond uitlooff voor de kat, zei Bob Pretty. Ik geef ook zooveel en zelfs nog meer, als ik mijn eigendom in bezit kan nemen, zei Joe Clark. Daar is niets beters, dan geld bij de visch, niet waar? zei Bob Pretty. Ik geef 't je op schrift, zei Joe bevend. Er zijn sommige dingen, die er op schrift met zoo mooi uitzien, Joe, zei Bob Pretty zacht zinnig, en bovendien, waarom zou je mij dat juist beloven? Ik meen natuurlijk, als jij de kat vond, zei Joe. Nou, dk zal mijn best doen, Joe, zei Bob Pretty en niemand kan meer doen dan dat, niet waar? ■Zij zaten lapger dan 'n uur met elkander redekavelende en tweemaal sprong Bob Pretty op en zei, dat hij naar George Barstow zou gaan om te hooren of deze ook meer gaf. Maar toen zij eindelijk scheidden, waren ze dikke vrien- Hij: Och kindje, wees maar niet bang. Het is maar een partijtje voor de liefhebberij zoo na het eten Zij: Ja, mannie, maar jij kunt nooit tegen je verlies. Hij: O, jawel, hoor.Bovendien te gen jou verlies ik niet. Want_ mag ik je even voorzichtig opmerken, dat je koning in groot gevaar is, hè?? Zij: Dank je, besto manmaar ik zie, dait ik jouw koningin kan nemen.1 En dat is nog minder veilig, niet? Hij: Wa-wat zeg je??. Zij: En als ik dan een „schaak'' zeg. zal ik er nog wel wat beter voor staan, toe?. Maar zet nou asjeblieft, want je zit al ruim twintig minuten! 't Is toch maar lief hebberij? 1 eenen.Ik krijg zoo'n slaap. Hij: Nou ja. berij!Ik— eh. Nou ja.... liefheb- Zij:: Zou je nou niet eens zetten, man. t Is al kwart voor elf Hij: Ja ja wacht nou even, asje blieft, he!.Schaken is geen knikkeren. Zij: Och, je staat toch vast als ik met dat paard ga spelen Hij: Dat weet ik nog nietSpel is spel! Je speelt altijd veel slechter dan ik, dus. eh. Zij: Toe, man.... Het is vijf over den en den volgenden morgen droeg Bob Pretty Joe Clark's horloge met ketting en kwam juffr. Pretty bjj Joe in huis om te zien welk meubelstuk uit Joe's inboedel haar het beste aanstond Zij scheen niet te kunnen besluiten of zij een la-tafel,, die had toebehoord aan Joe's moe der, of wel de klok van diens grootvader zou nemen. Zij draaide van bet een naar het ander, wel 10 minuten, tot Bob, die ook was gekojnen, om haar wat te helpen, de knoop doorhakte en zei: neem ze alle twee maar, moeder! Je hebt er zeker niets op tegen, zei hij tegen Joe, is 't niet? Joe Clark stemde toe met een lach, als van 'n boer, die kiespijn heeft en nadat hij hen had geholpen om het boeltje thuis te brengen, kwa men de Pretty's weer terug en namen het beste ledikant uit elkaar, want Bob zei, dat het dan gemakkelijker was te dragen. Mevr. Clark was naar den tuin gegaan en zat daar verslagen in het grasperk. Zij moest den halsboord van haar japon los maken om zich lucht te geven, toen zij de kleine Pretty's zag voorbij- gaan, elk met een van haar beste stoelen op het hoofd. De arme vrouw rende toen den tuin op en neer als 'n dolle kip. Ik begrijp er niks van, waarom we dit alle maal hebben gekregen, zei Bob Pretty tegen Joe Gubbins, die met ander volk buiten stond te kijken. Die Joe is toch mirakel goedgeefsch. Hij wou er niet van hooren, dat ik iets achterliet. Is hij soms getikt? zei Bill öhambers, naar Joe starend. Niet dat ik weet, zei Bob Pretty. Het is zijn goedhartigheid en niets anders. Hij is over tuigd, dat de kat dood is en hij zal kunnen be schikken over George Barstow's huis en meu belen. Ik zei hem nog, dat hij beter deed om te wachten tot hij zeker was van de zaak, maar dat 'wou hij niet. Nog vóór zij waren uitgepraat hadden de Hij: Nou.Jij hebt gewonnen!!! Is 't nou goed??.... Met jou speel ik geen schaak meer.Nou weet je 't Pretty's het huis van Joe zóó kaal geplunderd, dat het leek op 'n afgekloven been en kon Joe Clark er op uit gaan om stroo te halen voor hem en z'n vrouw en kinderen om op te slapen. Hoewel noch hij, nóch z'n vrouw dien nacht erg veel geslapen hebben, integendeel! Hemnery Walker was de eerste, die snapte wat er aan 't handje was en hij rende zoo gauw hij kon naar George Barstow om hem het nieuwtje te vertellen. George Barstow wilde er eerst niet aan, maar toen begon hij op te spélen en bulderde dat als er één haar van het hoofd van de kat was ge kwetst, hij Bob Pretty de blauwe trap op zou jagen en direct nadat Hennery Walker was vertrokken, ging George naar Bob Pretty en duwde hem zulks onder den neus. Je bent je zelf niet, George Barstow, zei Bob Pretty, anders zou je mijn karakter niet in zoo'n slecht daglicht stellen. Waarom heeft Joe Clark je dan al die dingen gegeven? vroeg Barstow, wijzend op de meu belen, die de Pretty's in de wacht gesleept hadden. Omdat hij zooveel van mij houdt, veronder stel ik, zei Bob Pretty. Ik heb iets over me, dat sommige menschen aantrekt. Praatjes, zei George Barstow. Hij heeft je dat gegeven om mijn kat van kant te maken. Dat is duidelijk te zien voor iedereen! Bob Pretty glimlachte. Ik verwacht, dat de kat onverwachts gezond en wel te voorschijn komt, zei hij. En dan zal jij hier moeten komen om mij excuus te vragen, Misschien.... Misschien.... wat misschien? zei George Barstow na 'n pauze. Misschien heeft iemand je kat en houdt haar achter slot, totdat je de 15 pond uit de bank hebt gehaald, zei Bob Pretty hem veelbeteeke- nend aanziende. Die heb ik al uit de bank genomen, zei Geor ge Barstow opvliegend. Als de kat leeft, Bob, en tjij hebt haar, dan is d© 15 pond hier direct en. zal lik ze geven, Wat bedoel je met: dat Ik je kat heb? zei Bob Pretty, matig je wat, als 'k je verzoeken mag. Ik bedóel, zei George Barstow, bevend over al zijn leden, als je weet waar de kat is. Als je 't zoo bedoelt, zei Bob Pretty, dan zeg ik niet, dat ik haar niet zou kunnen vinden. Ik vind gewoonlijk iets, wanneer ik me ernstig voorneem er naar te zoeken. Nou dan, jij vindt mijn kat en het geld is voor jou, zei George Barstow, nauwelijks in staat om te spreken, nu hij begon te veronder stellen, dat de kat nog leefde. Bob Pretty schudde het hoofd. L „Kom, gauw een beetje, je hebt nu lang ge noeg borden gewasschen," riep de stiefmoeder boos. „Ik wacht op het hout voor het vuur. Denk erom, dat ik vee] noodig heb en zorg, dat [je gauw terug bent!" Elsa holde weg om te doen, wat haar bevolen was. Dag in dag uit ging het zoo door: nauwe lijks was Elsa met de een© taak klaar, of een andere wachtte haar alweer. En wat ze ook deed water halen uit de bron of de vloer vegen, of het vuur aanmaken 1 haar stief moeder was nooit tevreden. „Ze bromt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat," zuchtte Elsa, toen ze naar het bosch liep. „O, ik wou, dat er eens iets heerlijks gebeurde, zoo iets, waarvan je in boeken wel leest." Juist toen gebeurde er iets. Elsje zag op eens een kaboutertje zitten. Heelemaal voor over gebogen, zoodat zijn gezicht haast niet te zien was, zat hij voor de deur van een hutje. Hij blies zoo hard hij kon door zijn handjes, om een vuurtje te doen vlammen. „Laat mij het eens probeeren," zei Elsa plotr seling. Ze had medelijden met den kabouter: hij zag er zoo eenzaam en verdrietig uit. „Ik heb niet genoeg takken," zei de kabouter, zijn hoofdje schuddende. „En ik heb veel te veel pijn in mijn beenien, om er meer te gaan zoo ien." „Maar ik hebiier genoeg en ik zal gauw een lekker vuurtje Voor je maken," riep Elsa. En eenige minuten later knapte er een lekker klein vuurtje voor het hutrje. „Ik ben je heel dankbaar," zei de kabouter. „Ik zou je naam wel willen weten. Ik heet Hobo." ij „Ik heet Elsa en ik woon in het dorp hier dichtbij. Ik kom hier eiken dag hout halen. En ik voel me ook zoo alleen. Ik wou, dat we vrien den waren." „Vrienden?" herhaalde de kabouter, terwijl hij Elsa scherp aankeek. „Ben je niet bang vrienden te zijn met een kabouter? Alle dorps kinderen hollen gillend weg, als ze me in de verte zien." „Dat komt, omdat ze zoo dom zijn en zoo bang," antwoordde Elsa. „Maar ik ben in het minst niet bang." „Er wordt anders heel veel kwaad van me verteld," hield de kabouter vol met een bedroefd stemmetje. „Toch ben ik niet hang," herhaalde Elsa. „Dan zul je zeker mijn klein vriendinnetje zijn!" riep Hobo uit En zijn gezichtje glansde zoo van blijdschap, dat Elsa vergat, hoe leelijk hiji was. „En loop nu naar huis zoo hard je kunt. Anders zul1 je nog verdwalen." Elsa verdwaalde niet, maar wel kreeg ze thuis weer een erg standje, omdat ze zoo lang weg was geweest. Maar het scheen wel, of Elsa er zich niet zoo veel van aantrok als gewoonlijk. Ze dacht aan Hobo en hoe heerlijk het was, dat ze nu een vriend had. H. Den volgenden dag lag de sneeuw dik op vel den en wegen en vroor het, dat het kraakte. Maar toch moest Elsa weer naar het bosch, om hout- te zoeken. En ja juist zooals ze ver wacht had daar zat de kabouter weer voor zijn hutje; hij roerde in een pannetje, dat Nee, zei hjj, 't zal niet gaan, vadertje. Veron derstel dat ik het geluk had het arme diertje te vinden, dan zou jij lekker zeggen, dat ik het al dien tijd had opgehouden en me geen cent betalen. Ik zweer, dat ik het doen zal, zei George Bar stow opspringend. 't Beste zal zijn, als je hebben wilt, dat ik probeer de kat te vinden, zei Bob Pretty, dat je mij de 15 pond nu geeft. Ik ga er dan direct op uit om de kat te zoeken. Ik kan je niet al te best vertrouwen, George Barstow. Heel goed, zei Bob opvliegend. Er is nog geen kwaad geschied. Misschien dat Joe Clark je kat vindt.... dooden dat ik haar vindlevend't Is me krek gelijk! George Barstow sukkelde naar huis, zoo in de war, dat hij niet wist wat te doen. Dat iemand als Bob Pretty zijn neus optrok voor 15 pond, bracht hem op 't idee, dat Joe Clark nog meer aan Bob had beloofd, wanneer de kat dood' was. Ten slotte, na wel een uur over dit vraagstuk gemarteld te hebben, kwam George hier in „de Bloemkool" en boodt Pretty 15 pond. Waarvoor? vroeg Bob. Voor mijn kat te vinden, zei George. Zie hier, zei Bob Pretty, het geld afwijzend. Ik heb nu genoeg van je beleedigingen. Ik weet niet waar jou kat is, versta je, George Barstow. Ik.. ik bedoel, dat je zult probeeren mijn kat te vinden, stotterde George Barstow. O zoo, dat begreep ik niet, zei Bob Pretty, de 15 pond opstrijkende, ik ben een man, die hard moet werken en mijn tijd moet betaald worden. Dat ben ik verschuldigd, aan mijn vrouw en kinderen. Ik ga er dadelijk op ujT Hij dronk zijn bier op en terwijl de andere sjappies bezig waren George Barstow te veri tellen, wat n mesjokkeraar hij was, kwam Joe Clark achter Bob Pretty aan en schold hem uit voor al wat mooi en leelijk was, maar leelijk wol JQ6Ü meost. Maak je niet zoo druk, zei Bob. De kat Is immers nog niet gevonden. Is ze dood vroeg Joe Clark ademloos ,09 T, dat feten? 7ei ^b. Dat la nu juist wat ik bezig ben uit te zoeken. Daarom gaf je me die meubelen en gaf Geonre RnrX» me die 15 pond. Is 't niet zoo? Nou?hinde?ÏJ Rnh Wa DU 1Kdl<ma,k begin vit te pluizen. Bob begon na hier en daar rond te kijken en gedurende de twee komende dagen George Barstow en Joe OJark hem hoen en weer wandelen, op z'n dooie gemak, met de handen in de zakken kijkend oviHe hiinschut tingen en roepend: poes, poes! boven zijn vuurtje hing. v Met is .toch veel te koud voor je om buiten te 'zijn zei hij op zijn vreemden diepen toou. Kijk eens, wat ik voor je meegebracht heb," zei Elsa. En ze haalde uit haar mantelzak een knappend-bruinen wafel te voorschijn. „Ik vond hem naast den haard^ toen ik gisteren avond de asch weg moest vegen. Mijn stief moeder heeft hem daar zeker laten vallen. „Je had hem zelf op moeten eten. Je lust toch ook graag wafels," zei Hobo. „Ik zie veel liever, dat jij hem opeet, ant woordde Elsa. Eindelijk aten ze elk de helft op en toen ging de tiid al pratende zóó gauw voorbij, dat Elsa haar mand pas gevuld had toen het donker was. Ze holde deni heelen weg naar huis, waar ze nu behalve een standje, nog klappen kreeg ook. Maar Elsa at haar droge boterham op en zei niets Ze zou voor niets ter wereld haar geheim verklapt hebben en wel het allerminst ^an haar 'weken gingen voorhij. Eiken dag op den zelfden tijd wachtte Hobo bij de deur van zijn hut. En eiken dag bracht Elsa een of ander hapje voor hem mee: snippertjes koud vleesch, kaaskorstjes, een stukje koude pudding of zoo •iets, dat ze gespaard had van de restjes van den maaltijd, die ze zelf steeds kreeg. Kindlief, ik ben bang, dat je zelf honger liidt, om mij te eten te geven," zei Hobo eens tegen Elsa, maar Elsa schudde haar hoofdje. Heb je dan heusch medelijden en houd je dan heusch van den kabouter, al is hij ook nog zoo leelijk?" vroeg Hobo zachtjes, terwijl hij haar smeekend aanzag over bet vuur. Je bent mijn eenige vriend,antwoordde Elsa eenvoudig. „Daarom hou ik ervan, wat voor je te doen. Ik heb nooit geweten, wat een vriend is, voor ik jou ontmoette in het bosch. jk heb ook iets in het bosch gevonden," zei Hobo, terwijl hij haar vreemd aankeek. „O, vertel me gauw, wat je gevonden hebt, riep Elsa uit. i „Ja, dat zal ik wel doen, maar met nu. Ik moét eerst een groote reis maken en dan „Ach, je gaat toch niet weg," viel Elsa in de rede en ze werd heel bleek. „Jawel, maar ik kom terug," antwoordde Hobo. „En dan zal ik je vertellen, wat ik in het bosch heb gevonden, mijn lief vriendinnetje." De volgende week zul jullie hooren, wat de kabouter in het bosch had gevonden. RAADSELS. L Oprechtheid (op recht heidX IL indiaan trekken s e h o o 1 trein a z n pop i a e Goede oplossingen van beide raadsels ont vangen van: C. B.; D. B.; N. de B.; P. en O. B.; D. en V. D.; G. D.; A. de G.; B. en T. G.; C. G.; M. S. de G.; J. de G.; W. G.; M. H.; B. K.; W. K.: W. K.; W. en L. K.; D. M.; K. M.; D. N.; M. O.; F. G. v. P.; A. R.; P. J. R.;C. S.; J. de S.; J. A. 8.; J. G. S.j S. S.; E. W.; S. W.; A. IJ. De prijzen zijn bij loting ten deel gevallen aan: Jozina de Gast, Keizerstraat 102; Marie Hofland, Binnenhaven 69; Barend Kersber gen, Jonkerstraat (57; Wilhelmina Kruk, Molenstraat 29; W. en L. Kruit, Emmastraat 8; Dina Nilson Achterstraat 82; Annie Ro- mjjm, 2e Emmadw.str. 3; C. Schippers, Botha- straat 46; Sjoukje Wiersma, Wilhelmina- straat 39; Aage IJska, Goversstraat 3. In de maand Augustus worden geen raad sels opgegeven, omdat er verleden jaar in die vacantiemaand zoo weinig oplossingen inkwamen. Dus tot September. Iedereen vroeg hij. of ze ook 'n witte kat had den gezien met één geel en één blauw oog en telkens als hjj „de Bloemkool" inkwam, keek hij over de toonbank en riep hij: poes, poes; want, zei. bij, de kat kon daar net zoo goed zit ten 'als ergens anders. 'n Week nadat de kat was verdwenen, stond George Barstow in zijn deur, twistende met Joe Clark, die zei, dat de kat dood moest zijn en- hij dus recht had op zijn eigendom, en za gen zij een man op den weg aankomen^ die een sluitmand bij zich had. De man bleef staan en sprak met Bill Chambers. Daarop kwamen belden naderbij en hoorde men' uit den sluit-* mand1 een allerakeligst „miauw" krijschen. Zoowel Joe Clark als George Barstow maak ten een bokkesprong alsof zij 'n schot hagel in hun vleezlge deelen hadden gekregen. Hij vond' de kat! juichte Bill Chambers, op den man wijzend. Ja, zei de man, Z9 is ton naastenbij h week bij nie geweest, ik wou haar telkens wegjagen, want Ik wist niet, dat er 15 pond belooning op gezet was. George Barstow probeerde de mand te be machtigen. Warempel niet, zei de vinder, eerst mijn 15 pond! v Dat is niet dan behoorlijk, George, zei Bob l retty, die juist kwam aanslenteren. Je bent gelukkig geweest, maat, zei hij tegen den man. Wij hebben de heele week alles on derste boven gehaald voor die kat. George Barstow trachtte den man de zaak uit te leggen en de titels, die hij daarbij Bob i retty naar het hoofd' slingerde, zijn in geen enkel' woordenboek te vinden. Maar het hielp hem geen steek. De man zei, dat hij met dat alles niets te maken had en dat het hem niet aanging, wat George Barstow aan Bob Pretty had betaald. Tenslotte werd de veldwachter White ge haaldvajj Cudford en deze autoriteit besliste, dat George Barstow een papier moest teeke nen, waarop hij zich verbond aan den vinder van de kat elke week 5 shilling te betalen, tot dat de belooning was voldaan. Nog o laar nadien bleef George Barstow in het gelukkig bezit van de kat. Maar hij paste terdege op, dat ze geen slippertje meer kon maken. Toen stierven ze allebei, 14 dagen na elkaar, waarop tenslotte Joe Clark toch nog in het be zit kwam van oom's erfenis. Einde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 10