W/TTE!
VAN DE GROOTEN DER AARDE.
Anecdoten uit het leven van beroemde
Toonkunstenaars.
HOE DE WERELD ER TEGENWOORDIG
UITZIET.
De roman-ziekte.
De grooto tijd.
De groote reden.
En daarom.-
Zou dat nog zoo wezen?
A la Tolstol!
Het kan verkeeren.
Een „lettervreter".
EEN PARTIJTJE SCHAAK.
VOOR DE KINDEREN.
ELSA EN DE KABOUTERS.
Oplossingen der vorige raadsels.
Uitstapje
letterkundige of schriftelijke vormen: zijn
slechts voertuig. De gedachte, welke erin
steekt dat is de lading. De schrijver is
de voerman de woorden zijn de wageh
maar den inhoud kan de lezer vrijelijk in be
zit nemen!
Dr. Brensa.
Een pas beginnend componist bezocht
eens dten1 beroemden meester Jules M assen et
en verzocht hem te willen toestaan, dat hij
zijn eerste opera voorspeelde. Want zoo
zelde hij erbij u weet wel, mijnheer Mas-
senet, dat Molière met zijn nieuwe stukken
altijd naar een oude vrouw ging om ze voor
te lezen omdat hij ervan overtuigd was, dat
wat de oude vrouw mooi vond het grooto
publiek ook mooi vinden zou.
Massenet antwoordde: „Nou, mijn waarde
heer het is erg vriendelijk van u, maar u
moet me niet kwalijk nemen zoolang u
nog niet Molière bent, wil ik nog niet die
oude vrouw wezen."
Een leerling 'van Rossini verzocht aan zijn
meester hem twee melodieën van eigen maak
sel te mogen voorspelen. Rossini vond' het
goed maar nauwelijks had de leerling de
eerste melodie gespeeld of Rossini riep uit:
schitterend', schitterend, maar de tweede
bevalt mij beter!"
Felix Weingartnerleidde de repetities van
een opera, welke door hem zelf gecompo
neerd was en haar eerste opvoering zou be
leven.
Bij een klarinet-solo tikt de dirigent af
en' zegt tot den' blazer: „Mijnheer, u moet die
passage niet zoo langzaam spelen!"
En de klarinettist antwoordt: O, mijn
heer, in „Tristan und IsoMe" van Wagner
speel ik die klarinetsolo altijd zoo lang
zaam.
Bij een andere gelegenheid hoorde Wein
gartner die heel veel uit het hoofd diri
geerde vlak lachtër zich in de zaal een
oude dame tot een jongere zeggen: „Die
Weingfirtner geeft zich tegenwoordig heele-
maal geen moeite meer.Hij, kijkt niet
eens meer in zijn muziek!..a
Vele jaren geleden concerteerde de be
roemde violist Henri Wieniawsky in bet ge
bouw „Felix Meritis" te Amsterdam. Den vol
genden dag kwam een dienstbode van een
van de meest bekende families van de stad
met het beleefde verzoek of mijnheer dien
middag hij de familie zou willen komen
theedrinken.
De violist beloofde graag te zullen komen.
„En of mijnheer dan misschien zijn
viool zou willen meebrengen!
'Neen zeide Wieniawsky mijn
viool breng ik niet mee, want die drinkt
toch geen thee
Hans von Bulow was een zeer geestig
man, uit wienis leven tallooz» anecdoten be
kend gebleven zijn.
Tijdens een- koorrepetitie zaten eens de
vrouwelijke artisten te babbelen. Plotseling
wierp Von Bulow de dirigeerstok weg en
riep:
Dames, ik maak u er op attent. Het
kapitool is al door de ganzen gered!
Von Bu'lOw had' eeni 'grondige afkeer van
praatjesmakende lieden. En hij verstond
ook de kunst zich deze lieden van het lijf
te houden, vooral wanneer zij complimentjes
wilden maken of branieachtig wilden doen.
In de panze van een ooncerk kwam eens
een soortgelijk wildvreemd heer op Von
Bulow toe en riep hem uitbundig toe:
Mijnheer Von Bulow ik wed dat u me niet
eens meer kent, he?
En Bulow antwoordde kalm: U hebt de
weddenschap gewonnen, mijnheer!
Wanneer je tegenwoordig in boeken leest
van de hoofdpersoon dat hij of zij ziek is,
dan kun je er zeker van zijn, dat zema
laria hebben! Alle mensdien die in een
boek tegenwoordig ziek zijn hebben malaria.
(John O' Londen Weekly.)
Het zijn de slechtste menschen niet, die in
dezen tijd heel veel loeren en heel veel ver
driet hebben.
(Von (Payer in den Rijksdag.)
Voor honderd jaar geleden vertegenwoor
digde de .bevolking van Frankrijk ongeveer
het vijfde deel van de totale bevolking van
Europa. Op het oogentolik vertegenwoordigt
zij nauwelijks negen op do honderd!
(Handel en Nijverheid.)
De moderne Pnansohman onderscheidt
zich zich door een soberheid en een solidi
teit, die hem zeer merkbaar doen .verschil
len van het type van luchthartigheid, dat
onze vaders en grootvaders gekend hebben.
(Daily Mail)
In de vroegere dagen der republiek stond
in Nederland de drukpers van heel de be
schaafde wereld. Uit Nederland kwamen de
beste wiskundigen de meest intelligente
filosophen, zoowel als de stoutste en meest
origineel© denkers. Nederland is de oor
sprong van het wetenschappelijk deel der
geneeskunde. Uit Nederland kwam altijd de
nieuwe landbouw, de nieuwe tuinbouw, de
nieuwe bloembouw. De Nederlanders onder
wezen de volken van Europa in scheepvaart
en scheepsbouw in vestingbouw en water
bouw. Zij waren de eersten om onbekende
zeeën en landen te gaan zoeken. Nederland
leerde aan de Westersche volken de kunst
van toet financieren1, en vestigde het toegrip
vrijhandel en handelseer. De Nederlanders
waren de eerste en de echte vrijhandelaren.
(Pref. Th. Rogers in „The Economist".)
Zoo we iets geleerd kunnen hebben in
deze jaren' van verwarring, dan is het wel
dit, dat toet geheim van 's menschen wel en
wee in den menscto zelf besloten ligt. Bij
iedere stap dien we doen kunnen we ons
overvloedig rekenschap geven van het vol
strekt nuttelooze van hervorming of verbe
tering, welke baar oorsprong niet heeft in
ons eigen binnenste. (Otoserver.)
Onder het diner, waarbij ik aanzat met
den heer en mevrouw Henry Ford, herin
nerde de heer Ford eraan1, dat hij en zijn
vrouw zeventien jaar geleden straat |n
straat uit liepen op zoek naar een kippen
boutje of zoo iets voor hun middagmaal.
Niemand vertrouwde hen. En verleden1 jaar
aldus de heer Ford betaalde ik aan de
Amerikaansche regeering achttien mmioen
pond sterling aan belasting.
(Mr. Babson in „The Express.")
Nathan Behrin heeft onlangs in een wed
strijd 'georganiseerd door een vereeni-
ginig van leeraren in stenographie te New
York een wereldrecord behaald door met
en snelheid van niet minder dan.822
woorden per minuut te schrijven. Dit was de
eerste maal dat er in ^minuut meer dan 300
woorden zijn geschreven en in het open
baar ten overstaan van examinatoren en
leeraren uitgewerkt.
(New York Evening Post.)
Ongeduldige heer: Moeten de bezoe
kers hier altijd een jaar wachten voor dat
zij bediend worden?
Kellner: Dat weet ik niet, mijnheer, ik
ben hier pas een week.
Vrij mar het Engelsch van W. W. JAGOBS,
door OOME HEIN.
4)
Dien avond' echter, zoo gauw 't donker werd',
klopte Joe Clark bij Bob aan.
Hé, kom je me vertellen, dat de kat gevon
den is, zei Bob Pretty, toen Joe de deur had
geopend.
Niet daar ik van gehoord heh, zei Joe, bin
nenstappende. Maar ik wou je er toch wel eens
over spreken. Je begrijpt, Bob, hoe eerder de
kat is gevonden, hoe aangenamer het me zijn
zal.
Dat doet je eer aan, Joe Clark, zei Bob Pretty.
Ik voor mij geloof, dat de kat gepiept is, zei
Joe, den ander strak aanziende. Maar ik wou
graag zekerheid hebben, alvorens ik mijn
eigendom in bezit neem.
Bob Pretty keek Joe aan en hoestte een
beetje. A ha, zei hij, je zou haar graag dood
willen vinden! 'Nou, ik zou wel eens willen
weten of de kat meer waard is, dood of levend?
Joe Clark hoestte nu ook. Dood, zou ik den
ken, zei hij eindelijk.
George Barstow heeft juist gepubliceerd, dat
hjj 15 pond uitlooff voor de kat, zei Bob Pretty.
Ik geef ook zooveel en zelfs nog meer, als ik
mijn eigendom in bezit kan nemen, zei Joe
Clark.
Daar is niets beters, dan geld bij de visch,
niet waar? zei Bob Pretty.
Ik geef 't je op schrift, zei Joe bevend.
Er zijn sommige dingen, die er op schrift
met zoo mooi uitzien, Joe, zei Bob Pretty zacht
zinnig, en bovendien, waarom zou je mij dat
juist beloven?
Ik meen natuurlijk, als jij de kat vond, zei
Joe.
Nou, dk zal mijn best doen, Joe, zei Bob
Pretty en niemand kan meer doen dan dat,
niet waar?
■Zij zaten lapger dan 'n uur met elkander
redekavelende en tweemaal sprong Bob Pretty
op en zei, dat hij naar George Barstow zou gaan
om te hooren of deze ook meer gaf. Maar toen
zij eindelijk scheidden, waren ze dikke vrien-
Hij: Och kindje, wees maar niet bang.
Het is maar een partijtje voor de liefhebberij
zoo na het eten
Zij: Ja, mannie, maar jij kunt nooit
tegen je verlies.
Hij: O, jawel, hoor.Bovendien te
gen jou verlies ik niet. Want_ mag ik je
even voorzichtig opmerken, dat je koning in
groot gevaar is, hè??
Zij: Dank je, besto manmaar ik
zie, dait ik jouw koningin kan nemen.1 En
dat is nog minder veilig, niet?
Hij: Wa-wat zeg je??.
Zij: En als ik dan een „schaak'' zeg.
zal ik er nog wel wat beter voor staan, toe?.
Maar zet nou asjeblieft, want je zit al
ruim twintig minuten! 't Is toch maar lief
hebberij?
1
eenen.Ik krijg zoo'n slaap.
Hij: Nou ja.
berij!Ik— eh.
Nou ja.... liefheb-
Zij:: Zou je nou niet eens zetten, man.
t Is al kwart voor elf
Hij: Ja ja wacht nou even, asje
blieft, he!.Schaken is geen knikkeren.
Zij: Och, je staat toch vast als ik met dat
paard ga spelen
Hij: Dat weet ik nog nietSpel is spel!
Je speelt altijd veel slechter dan ik, dus.
eh.
Zij: Toe, man.... Het is vijf over
den en den volgenden morgen droeg Bob
Pretty Joe Clark's horloge met ketting en
kwam juffr. Pretty bjj Joe in huis om te zien
welk meubelstuk uit Joe's inboedel haar het
beste aanstond
Zij scheen niet te kunnen besluiten of zij
een la-tafel,, die had toebehoord aan Joe's moe
der, of wel de klok van diens grootvader zou
nemen.
Zij draaide van bet een naar het ander, wel
10 minuten, tot Bob, die ook was gekojnen, om
haar wat te helpen, de knoop doorhakte en zei:
neem ze alle twee maar, moeder!
Je hebt er zeker niets op tegen, zei hij tegen
Joe, is 't niet?
Joe Clark stemde toe met een lach, als van
'n boer, die kiespijn heeft en nadat hij hen had
geholpen om het boeltje thuis te brengen, kwa
men de Pretty's weer terug en namen het beste
ledikant uit elkaar, want Bob zei, dat het dan
gemakkelijker was te dragen.
Mevr. Clark was naar den tuin gegaan en
zat daar verslagen in het grasperk. Zij moest
den halsboord van haar japon los maken om
zich lucht te geven, toen zij de kleine Pretty's
zag voorbij- gaan, elk met een van haar beste
stoelen op het hoofd. De arme vrouw rende
toen den tuin op en neer als 'n dolle kip.
Ik begrijp er niks van, waarom we dit alle
maal hebben gekregen, zei Bob Pretty tegen
Joe Gubbins, die met ander volk buiten stond
te kijken.
Die Joe is toch mirakel goedgeefsch. Hij wou
er niet van hooren, dat ik iets achterliet.
Is hij soms getikt? zei Bill öhambers, naar
Joe starend.
Niet dat ik weet, zei Bob Pretty. Het is zijn
goedhartigheid en niets anders. Hij is over
tuigd, dat de kat dood is en hij zal kunnen be
schikken over George Barstow's huis en meu
belen. Ik zei hem nog, dat hij beter deed om te
wachten tot hij zeker was van de zaak, maar
dat 'wou hij niet.
Nog vóór zij waren uitgepraat hadden de
Hij: Nou.Jij hebt gewonnen!!! Is
't nou goed??.... Met jou speel ik geen
schaak meer.Nou weet je 't
Pretty's het huis van Joe zóó kaal geplunderd,
dat het leek op 'n afgekloven been en kon Joe
Clark er op uit gaan om stroo te halen voor
hem en z'n vrouw en kinderen om op te slapen.
Hoewel noch hij, nóch z'n vrouw dien nacht erg
veel geslapen hebben, integendeel!
Hemnery Walker was de eerste, die snapte
wat er aan 't handje was en hij rende zoo gauw
hij kon naar George Barstow om hem het
nieuwtje te vertellen.
George Barstow wilde er eerst niet aan, maar
toen begon hij op te spélen en bulderde dat als
er één haar van het hoofd van de kat was ge
kwetst, hij Bob Pretty de blauwe trap op zou
jagen en direct nadat Hennery Walker was
vertrokken, ging George naar Bob Pretty en
duwde hem zulks onder den neus.
Je bent je zelf niet, George Barstow, zei Bob
Pretty, anders zou je mijn karakter niet in zoo'n
slecht daglicht stellen.
Waarom heeft Joe Clark je dan al die dingen
gegeven? vroeg Barstow, wijzend op de meu
belen, die de Pretty's in de wacht gesleept
hadden.
Omdat hij zooveel van mij houdt, veronder
stel ik, zei Bob Pretty. Ik heb iets over me, dat
sommige menschen aantrekt.
Praatjes, zei George Barstow. Hij heeft je
dat gegeven om mijn kat van kant te maken.
Dat is duidelijk te zien voor iedereen!
Bob Pretty glimlachte. Ik verwacht, dat de
kat onverwachts gezond en wel te voorschijn
komt, zei hij. En dan zal jij hier moeten komen
om mij excuus te vragen, Misschien....
Misschien.... wat misschien? zei George
Barstow na 'n pauze.
Misschien heeft iemand je kat en houdt haar
achter slot, totdat je de 15 pond uit de bank
hebt gehaald, zei Bob Pretty hem veelbeteeke-
nend aanziende.
Die heb ik al uit de bank genomen, zei Geor
ge Barstow opvliegend. Als de kat leeft, Bob,
en tjij hebt haar, dan is d© 15 pond hier direct
en. zal lik ze geven,
Wat bedoel je met: dat Ik je kat heb? zei Bob
Pretty, matig je wat, als 'k je verzoeken mag.
Ik bedóel, zei George Barstow, bevend over
al zijn leden, als je weet waar de kat is.
Als je 't zoo bedoelt, zei Bob Pretty, dan zeg
ik niet, dat ik haar niet zou kunnen vinden. Ik
vind gewoonlijk iets, wanneer ik me ernstig
voorneem er naar te zoeken.
Nou dan, jij vindt mijn kat en het geld is
voor jou, zei George Barstow, nauwelijks in
staat om te spreken, nu hij begon te veronder
stellen, dat de kat nog leefde.
Bob Pretty schudde het hoofd.
L
„Kom, gauw een beetje, je hebt nu lang ge
noeg borden gewasschen," riep de stiefmoeder
boos. „Ik wacht op het hout voor het vuur.
Denk erom, dat ik vee] noodig heb en zorg,
dat [je gauw terug bent!"
Elsa holde weg om te doen, wat haar bevolen
was. Dag in dag uit ging het zoo door: nauwe
lijks was Elsa met de een© taak klaar, of een
andere wachtte haar alweer. En wat ze ook
deed water halen uit de bron of de vloer
vegen, of het vuur aanmaken 1 haar stief
moeder was nooit tevreden.
„Ze bromt van 's ochtends vroeg tot 's avonds
laat," zuchtte Elsa, toen ze naar het bosch liep.
„O, ik wou, dat er eens iets heerlijks gebeurde,
zoo iets, waarvan je in boeken wel leest."
Juist toen gebeurde er iets. Elsje zag op
eens een kaboutertje zitten. Heelemaal voor
over gebogen, zoodat zijn gezicht haast niet te
zien was, zat hij voor de deur van een hutje.
Hij blies zoo hard hij kon door zijn handjes,
om een vuurtje te doen vlammen.
„Laat mij het eens probeeren," zei Elsa plotr
seling. Ze had medelijden met den kabouter:
hij zag er zoo eenzaam en verdrietig uit. „Ik
heb niet genoeg takken," zei de kabouter, zijn
hoofdje schuddende. „En ik heb veel te veel
pijn in mijn beenien, om er meer te gaan zoo
ien."
„Maar ik hebiier genoeg en ik zal gauw een
lekker vuurtje Voor je maken," riep Elsa. En
eenige minuten later knapte er een lekker klein
vuurtje voor het hutrje.
„Ik ben je heel dankbaar," zei de kabouter.
„Ik zou je naam wel willen weten. Ik heet
Hobo." ij
„Ik heet Elsa en ik woon in het dorp hier
dichtbij. Ik kom hier eiken dag hout halen. En
ik voel me ook zoo alleen. Ik wou, dat we vrien
den waren."
„Vrienden?" herhaalde de kabouter, terwijl
hij Elsa scherp aankeek. „Ben je niet bang
vrienden te zijn met een kabouter? Alle dorps
kinderen hollen gillend weg, als ze me in de
verte zien."
„Dat komt, omdat ze zoo dom zijn en zoo
bang," antwoordde Elsa. „Maar ik ben in het
minst niet bang."
„Er wordt anders heel veel kwaad van me
verteld," hield de kabouter vol met een bedroefd
stemmetje.
„Toch ben ik niet hang," herhaalde Elsa.
„Dan zul je zeker mijn klein vriendinnetje
zijn!" riep Hobo uit En zijn gezichtje glansde
zoo van blijdschap, dat Elsa vergat, hoe leelijk
hiji was. „En loop nu naar huis zoo hard je
kunt. Anders zul1 je nog verdwalen."
Elsa verdwaalde niet, maar wel kreeg ze thuis
weer een erg standje, omdat ze zoo lang weg
was geweest. Maar het scheen wel, of Elsa er
zich niet zoo veel van aantrok als gewoonlijk.
Ze dacht aan Hobo en hoe heerlijk het was, dat
ze nu een vriend had.
H.
Den volgenden dag lag de sneeuw dik op vel
den en wegen en vroor het, dat het kraakte.
Maar toch moest Elsa weer naar het bosch, om
hout- te zoeken. En ja juist zooals ze ver
wacht had daar zat de kabouter weer voor
zijn hutje; hij roerde in een pannetje, dat
Nee, zei hjj, 't zal niet gaan, vadertje. Veron
derstel dat ik het geluk had het arme diertje te
vinden, dan zou jij lekker zeggen, dat ik het al
dien tijd had opgehouden en me geen cent
betalen.
Ik zweer, dat ik het doen zal, zei George Bar
stow opspringend.
't Beste zal zijn, als je hebben wilt, dat ik
probeer de kat te vinden, zei Bob Pretty, dat
je mij de 15 pond nu geeft. Ik ga er dan direct
op uit om de kat te zoeken. Ik kan je niet al te
best vertrouwen, George Barstow.
Heel goed, zei Bob opvliegend. Er is nog
geen kwaad geschied. Misschien dat Joe Clark
je kat vindt.... dooden dat ik haar
vindlevend't Is me krek gelijk!
George Barstow sukkelde naar huis, zoo in
de war, dat hij niet wist wat te doen.
Dat iemand als Bob Pretty zijn neus optrok
voor 15 pond, bracht hem op 't idee, dat Joe
Clark nog meer aan Bob had beloofd, wanneer
de kat dood' was. Ten slotte, na wel een uur
over dit vraagstuk gemarteld te hebben, kwam
George hier in „de Bloemkool" en boodt Pretty
15 pond.
Waarvoor? vroeg Bob.
Voor mijn kat te vinden, zei George.
Zie hier, zei Bob Pretty, het geld afwijzend.
Ik heb nu genoeg van je beleedigingen. Ik weet
niet waar jou kat is, versta je, George Barstow.
Ik.. ik bedoel, dat je zult probeeren mijn
kat te vinden, stotterde George Barstow.
O zoo, dat begreep ik niet, zei Bob Pretty,
de 15 pond opstrijkende, ik ben een man, die
hard moet werken en mijn tijd moet betaald
worden. Dat ben ik verschuldigd, aan mijn
vrouw en kinderen. Ik ga er dadelijk op ujT
Hij dronk zijn bier op en terwijl de andere
sjappies bezig waren George Barstow te veri
tellen, wat n mesjokkeraar hij was, kwam Joe
Clark achter Bob Pretty aan en schold hem uit
voor al wat mooi en leelijk was, maar leelijk
wol JQ6Ü meost.
Maak je niet zoo druk, zei Bob. De kat Is
immers nog niet gevonden.
Is ze dood vroeg Joe Clark ademloos
,09 T, dat feten? 7ei ^b. Dat la nu
juist wat ik bezig ben uit te zoeken. Daarom
gaf je me die meubelen en gaf Geonre RnrX»
me die 15 pond. Is 't niet zoo? Nou?hinde?ÏJ
Rnh Wa DU 1Kdl<ma,k begin vit te pluizen.
Bob begon na hier en daar rond te kijken en
gedurende de twee komende dagen
George Barstow en Joe OJark hem hoen en
weer wandelen, op z'n dooie gemak, met de
handen in de zakken kijkend oviHe hiinschut
tingen en roepend: poes, poes!
boven zijn vuurtje hing. v
Met is .toch veel te koud voor je om buiten
te 'zijn zei hij op zijn vreemden diepen toou.
Kijk eens, wat ik voor je meegebracht heb,"
zei Elsa. En ze haalde uit haar mantelzak een
knappend-bruinen wafel te voorschijn. „Ik
vond hem naast den haard^ toen ik gisteren
avond de asch weg moest vegen. Mijn stief
moeder heeft hem daar zeker laten vallen.
„Je had hem zelf op moeten eten. Je lust
toch ook graag wafels," zei Hobo.
„Ik zie veel liever, dat jij hem opeet, ant
woordde Elsa.
Eindelijk aten ze elk de helft op en toen ging
de tiid al pratende zóó gauw voorbij, dat Elsa
haar mand pas gevuld had toen het donker was.
Ze holde deni heelen weg naar huis, waar ze
nu behalve een standje, nog klappen kreeg ook.
Maar Elsa at haar droge boterham op en zei
niets Ze zou voor niets ter wereld haar geheim
verklapt hebben en wel het allerminst ^an haar
'weken gingen voorhij. Eiken dag op den
zelfden tijd wachtte Hobo bij de deur van zijn
hut. En eiken dag bracht Elsa een of ander
hapje voor hem mee: snippertjes koud vleesch,
kaaskorstjes, een stukje koude pudding of zoo
•iets, dat ze gespaard had van de restjes van
den maaltijd, die ze zelf steeds kreeg.
Kindlief, ik ben bang, dat je zelf honger
liidt, om mij te eten te geven," zei Hobo eens
tegen Elsa, maar Elsa schudde haar hoofdje.
Heb je dan heusch medelijden en houd je
dan heusch van den kabouter, al is hij ook nog
zoo leelijk?" vroeg Hobo zachtjes, terwijl hij
haar smeekend aanzag over bet vuur.
Je bent mijn eenige vriend,antwoordde
Elsa eenvoudig. „Daarom hou ik ervan, wat
voor je te doen. Ik heb nooit geweten, wat een
vriend is, voor ik jou ontmoette in het bosch.
jk heb ook iets in het bosch gevonden," zei
Hobo, terwijl hij haar vreemd aankeek.
„O, vertel me gauw, wat je gevonden hebt,
riep Elsa uit. i
„Ja, dat zal ik wel doen, maar met nu. Ik
moét eerst een groote reis maken en dan
„Ach, je gaat toch niet weg," viel Elsa in de
rede en ze werd heel bleek.
„Jawel, maar ik kom terug," antwoordde
Hobo. „En dan zal ik je vertellen, wat ik in het
bosch heb gevonden, mijn lief vriendinnetje."
De volgende week zul jullie hooren, wat de
kabouter in het bosch had gevonden.
RAADSELS.
L
Oprechtheid (op recht heidX
IL
indiaan
trekken
s e h o o 1
trein
a z n
pop
i a
e
Goede oplossingen van beide raadsels ont
vangen van:
C. B.; D. B.; N. de B.; P. en O. B.; D. en
V. D.; G. D.; A. de G.; B. en T. G.; C. G.;
M. S. de G.; J. de G.; W. G.; M. H.; B. K.;
W. K.: W. K.; W. en L. K.; D. M.; K. M.;
D. N.; M. O.; F. G. v. P.; A. R.; P. J. R.;C.
S.; J. de S.; J. A. 8.; J. G. S.j S. S.; E. W.;
S. W.; A. IJ.
De prijzen zijn bij loting ten deel gevallen
aan:
Jozina de Gast, Keizerstraat 102; Marie
Hofland, Binnenhaven 69; Barend Kersber
gen, Jonkerstraat (57; Wilhelmina Kruk,
Molenstraat 29; W. en L. Kruit, Emmastraat
8; Dina Nilson Achterstraat 82; Annie Ro-
mjjm, 2e Emmadw.str. 3; C. Schippers, Botha-
straat 46; Sjoukje Wiersma, Wilhelmina-
straat 39; Aage IJska, Goversstraat 3.
In de maand Augustus worden geen raad
sels opgegeven, omdat er verleden jaar in
die vacantiemaand zoo weinig oplossingen
inkwamen. Dus tot September.
Iedereen vroeg hij. of ze ook 'n witte kat had
den gezien met één geel en één blauw oog en
telkens als hjj „de Bloemkool" inkwam, keek
hij over de toonbank en riep hij: poes, poes;
want, zei. bij, de kat kon daar net zoo goed zit
ten 'als ergens anders.
'n Week nadat de kat was verdwenen, stond
George Barstow in zijn deur, twistende met
Joe Clark, die zei, dat de kat dood moest zijn
en- hij dus recht had op zijn eigendom, en za
gen zij een man op den weg aankomen^ die
een sluitmand bij zich had. De man bleef staan
en sprak met Bill Chambers. Daarop kwamen
belden naderbij en hoorde men' uit den sluit-*
mand1 een allerakeligst „miauw" krijschen.
Zoowel Joe Clark als George Barstow maak
ten een bokkesprong alsof zij 'n schot hagel
in hun vleezlge deelen hadden gekregen.
Hij vond' de kat! juichte Bill Chambers, op
den man wijzend.
Ja, zei de man, Z9 is ton naastenbij h week
bij nie geweest, ik wou haar telkens wegjagen,
want Ik wist niet, dat er 15 pond belooning op
gezet was.
George Barstow probeerde de mand te be
machtigen.
Warempel niet, zei de vinder, eerst mijn 15
pond! v
Dat is niet dan behoorlijk, George, zei Bob
l retty, die juist kwam aanslenteren.
Je bent gelukkig geweest, maat, zei hij tegen
den man. Wij hebben de heele week alles on
derste boven gehaald voor die kat.
George Barstow trachtte den man de zaak
uit te leggen en de titels, die hij daarbij Bob
i retty naar het hoofd' slingerde, zijn in geen
enkel' woordenboek te vinden.
Maar het hielp hem geen steek. De man zei,
dat hij met dat alles niets te maken had en dat
het hem niet aanging, wat George Barstow aan
Bob Pretty had betaald.
Tenslotte werd de veldwachter White ge
haaldvajj Cudford en deze autoriteit besliste,
dat George Barstow een papier moest teeke
nen, waarop hij zich verbond aan den vinder
van de kat elke week 5 shilling te betalen, tot
dat de belooning was voldaan.
Nog o laar nadien bleef George Barstow in
het gelukkig bezit van de kat. Maar hij paste
terdege op, dat ze geen slippertje meer kon
maken.
Toen stierven ze allebei, 14 dagen na elkaar,
waarop tenslotte Joe Clark toch nog in het be
zit kwam van oom's erfenis.
Einde.