Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 11 Aug. 1923. VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT l'l Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven No. 83. (AUTEURSRECHTEN VOOR! BEHOUDEN) Netheid en orde. Alhoewel die eigenschappen netheid en orde schijnbaar van een en deizelfde familie zijn en naar het uiterlijk op elkaar gelijken1, kunnen we toch aannemen, dat zij zuiver wijsgeerig 'bezien inwendig een geheel verschillende geaardheid bezitten. Want netheid is een goede eigenschap, maar is in den grond niet anders dan een zdcht om al het omringende een zeker keu rig en kleurig en schoon schijnend 'aanzien te geven. Het is een eigenschap van uiter lijkheid en oppervlakkigheid. Het 'begrip „orde" daarentegen zetelt veel dieper eni bedoelt alles in de eerste plaats grondig en op zijn juiste plaats en volgens de Overtui ging van soort eni redelijkheid te rang schikken. Men zou kunnen zeggen: netheid en orde staan tot elkaar als een aardig patroon, dat smaakvol op een stofje is gedrukt tegen een ander patroon, dat kunstig en diep in de stof is ingeweven. 9 9 9 Inmiddels is netheid een van ouds be kende Holland'sche eigenschap geweest. Wei i zijn erom beroemd' en veelvuldig geprezen, We zijn er zelfs ook wel eens een beetje om bespot. Vanwege de overdrijving nu 6Di d an Echter is d© eigenschap netheid in geeiï, enkel opzicht te veroordeclen of te verwer pen. Want wie zich aan netheid1 went, schept, voor zichzelf een aangename omgeving eio: veel genoegen voor een ander. En het in zelfs een kunstje, dat niet gemakkelijk aa-ti te leeren ia Herinneren we ons maar eenls onze' kinder- en schooljaren en brengen we ons weer eens te binnen hoeveel moeite hert onze vaders en moeders gekost heeft orn ons aan te leeren onze boeken en schrift* ara en speelgoedstukken op te bergen en ni et te vergieten onze Meedinggtukken. Wij; vun onzen kant vonden al. dat geruim en geber g een saaie beweging. Een klein beeje rom mel was wel zoo aardig. Mag in onze jeugd een beetje netheid unieer of minder dan al niet schaden fin het latere leven, ln de maatschappij, in z a ken, bij wetschappeljjk'e studie en niet :tn het minst ln het huisgezin Is orde onmis baar. Weliswaar eisoht ze in den aanvang tijd en aandacht op voor zichzelf. Maar dit geeft ze in een latere periode ruimschoots en met woeker terug. Want wanneer we ©enigen tijd verliezen met het ranachik'fecen en een vaste plaats geven aan de voorwer pen, die we fa ons bedrijf noodig hebben, dan sparen we dezen tijd ruimschoots uit en winnen er nog tijd bij met het later ge makkelijk vinden van de dingen. Want hoeveel tijd en noodélooze moeite gaat er in het leven van allen dag niet ver loren met het zoeken naar een naam, een adres, een 'boek, een lijst, een opgave, een oude kwitantie, een potlood en een bril, een sleutelmandje of een vingerhoed? Het lijken zoo op het oog kleinigheden, maar het zijn in werkelijkheid kleinigheden, die veel van onzen tijd vergen en ons nog nu en dan veel ergernissen geven boven dien. En van rnog hooger belang dan orde in deze dingen van den dag, is het orde bren gen in onze bezigheden. Wanneer we» er eiken morgen eenige oogentolikken aan be steden om een voorloopigo regeling voor den dag vast te stellen. En wanneet' we daarna lederen avond' ons dp moeit ie ge troosten om kortelijk onzen arbeid van den dag te overzien dan zal er spoedljj een merkbare rust ln onzen arbeid en onze handelingen bomen en zullen we ove:r onze tijdbesteding veel meer tevreden zijn. En van het allerhoogste 'belang «ban nog boven dat van onze zaken en van onze bezigheden is het orde brengen in, onze gedachten. Iemand zei eens van zich zelf: „Hft valt mij vrepsélijk moeilijk om mijn gedachten bij één zaak te bepalen. Mijn hersenen lij ken precies een wachtkamer van eo.a sta tion. Alles stroomt er ongevraagd binnen en zet zich op zijn gemak, zonder «dat er iets of iemand' is, die het kan' tegengaan of die in de aanwezigen eenige orde schep pen kan." Zoo is het vaak vooral in derii ruste- loozen en ongedürigen en onzekerom tijd van het oogeniblik! Het gevaar is 'groot bij de vaak ordelooze opeenstapeling vam aller lei indrukken, welke ons van alle» zijden toestroomen dat de een den and.'er eens zal verdringen en dat er ten slottegeen enkele mieer is, die wij eens rustig kunnen verwerken. En toch: Het is onze zaak, omze min of meer heilige plicht om van die ordelooze wachtkamer in onze hersens een fatsoen lijk en ordelijk gesloten huis te maken, waar niet iedere gedachte en iedere indruk maar vrijelijk en achteloos als.een stoet van der de, tweede en eerste klas passagiers, binnen loopt, maar waar wij' heer en me(?ster zijn en waar slechts binnen komen kan, wat ons welkom is en wat ons op het bepaalde oogen- blik van noode is. Geen vast baantje. Ja, ik ga naar een andere plaats sprak dé domineemaar ik twijf'el er niet aan of je zult voor mij een nog veol beteren herder in de plaats krijg®11- I>at weet ik zoo'net niet, dominee, ant woordde de boer twijfelend dat zei uw voorganger ook aL Ergens in1 ons land staat een heel oude bui tenplaats een van die oudérwetsche soort kuasteelen, waaromheen veel eigen land is en w aaraan meestentijds verbonden zijn van die oude getrouwen in den vorm van een huis houdster of een stalknecht of een koetsier. Ook op het bovenbedoelde kasteel nu was 'B ulk een oude getrouwe. En wel in den vorm v,an een ouden tuinman. Hij was van ge slacht op geslacht in dienst der familie ge- 'V feest en gebleven en had zijn geheele leven in de bezitting van de buitenplaats doorge- 1 macht. Het was welhaast zestig jaren, dat loij in dienst van de opeenvolgende 'eigena ren van het kasteel wasl De tegenwoordige eigenaar begreep dit en voelde dat er eens iets voor den ouden inan die nog dag in dag uit zijn tuinmianswerk poogde te doen moest worden gedaan. Dies riep hij den ouden dienaar op zekeren dag bij zich en sprak als volgt:- Tennis, hoe oud ben je nou al? Welnou omtrent neugen en zeuven- tig, mieneer as 't God blieft. Ja Zoo en hoelang ben je daarvan nou al op Heeremansstate? Da's bekant drie en zestig Jaren, mie neer..ja.Want ik bini gekommen as tuinmansjong' en toen was 's zeuvenien omtrent ja. Nou dan zal ik je eens wat zeggen, Tennis.Don vind ik dat je nou lang ge noeg voor de familie gewerkt hebt.Vin' je ook niet? En dat het nou eens tijd wordt dat jij wat uit gaat rusten en dat we hier eens een ander zoeken om bet zware werk te doen.Wat zeg je daar van? Wa Ik daarvan zeg, mieneer? Wel nou.Ik hew' .gediend hij uw 'grootvader en bij uw oom en bij uw vader voordat u hier op Heermianstate meester wier. en ik hier kommen bin' toen het uw grootvader gezegd dat 't 'baantje van tuin man 'n vast baantje was en als 'k m'n best dee da'k dan blaive konne tot dat *k der- bai stierf.Ik zal je nooit wegjage, man. het uw grootvader 'zegd.Dus. Nou ik mot u eerlijk zeggen, mieneer as 'k vooruit geweten hadde, dat 't hier gien vast baantje was noiu dan1 had' *k nooit kom men. Deer! Het wonder. Als gevolg van den slechten en ontzenuw den tijd ontspon zich tussdhen twee vrien den een gesprek over het al of niet bestaan de nut van nog aan het menschelijk leven te hechten. De eene vriend was een don ker peinzend pessimist, die niet veel goeds meer in het leven zag, maar alleen zwarig heden. De andere daarentegen was luchtig van aard, goed gemutst en voornemens zoo lang als het kon de zonnige zijde van het dagelijksch leven te zien en te zoeken In dezen zin dan ook ontwikkelde zich nu weer het d'*puut. Kerel kerel, zei de optimist, met de bedoeling zijn vriend eens wat op te mon teren. Kerel kerel, wat zie jij de dingen weer zwart aan, vandaag. Ben je niet goed gezond? Jawel zei de ander. Maar wat heb ik daaraan? Ik heb toch geen geld ge noeg om1 van die gezondheid te 'genieten. Verdien je dan niets in je zaken? Jawel maar daar moet ik ook lede ren dag van 's morgens vroeg tot 's avonds laat voor bezig wezen. Vrijen tijd heb ik niet. En je vrouw en kindéren dan? Voel je dat niet als *n gelukkig bezit en voel je je dan niet trotsch, dat jij ze onderhoudt? Jawel, maar ik zie ze niet veel, he. Al leen Zondags. En 'bovendien1 'geven ze me net zooveel hoofdbrekens als plezier. En kun je dat hoofdbreken dan niet opzij zetten en 'als 'n kleinigheidje voelen tegenover al het mooie dat de wereld en het leven je geeft? 't Mooie? 't Leven geeft mij geen moois. Niet? Geniet je dan nooit eens van de zon of van de maan en de sterren? Nee. Of van het mooie weer? Of van een lékker maal eten? Of van een pretje met een opgeruimd humeur? Nee. Verdiep je je dan nooit in alle buiten gewone dingen' die er rijkelijk om je heen in 'het dagelijksch leven zijn? De vogeltjes, die vliegen in de lucht. De vissdhen, die zwemmen' in de zee. De bloemen, d'ie bloeien in den zomer en het ijs, dat 's winters in de grachten komt? Vind je dat dan werke lijk geen bemelsoh wonder? Nee heelemaal niet. Niks geen' wonder. Als de vogels vlogen in de zee of de vis- sohen zwommen in de lucht. Als 's winters de bloemen gingen bloeien en als er 's zo mers ijs in de .grachten kwam. Dan zou ik 't 'n wonder vinden. Maar nou niet. Heele maal niet. Ik vind dat allemaal doodgewoon. Hadt je moeite met je Fransch toen je in Parijs was? Ik niet maar de Parijzen aars. Je hoed staat heelmaal opzij. Hindert niet, dat is het eenige, dat ik in den loop van mijn leven heb kunnen zet ten. Je man zit nu heele avonden thuis, hé? Ja, hif Wil er zooveel mogelijk van pro- fiteeren voor dat de huiseigenaar weer de huur opslaat. WETENSWAARDIGHEDEN, die het onthouden waard zijn. DIALOOG. Onbegrijpelijk. Amice, het löopt af met de gezonde journalistiek. Zou je ook denken? Beslist We loopen op onze laatste 'beenen, man. v En waarom dan jij? Do „Dag"? Broek huis? O veel erger! t Handelsblad. Wat is daarmee.Ook verkocht aan Holdert? Nee, maar fa een overzicht deze week zegt dit blad, dat het van de verschillende berichten omtrent het geschil Engeland— Frankrijk niets-niemendal begrijpt i Wat zeg je? Zoo is het. „We hebben slechts tegen spraken en tegenstrijdigheden in -deze be richten" zegt ze. Zegt ze dat zoomaar? Over bulten- landsche persberichten? Precies. Ze kritiseert Reuter, omdat deze seint: „dat vernomen wordt. Hoe wordt dat vernomen? Dat staat er niet bij. Want Reuter seint: hoewel men in officieel© kringen zeer gesloten blijft." Hoe is t mogelijk? En toch verneemt Reuter. Juist. Toch verneemt Reuter, dat 't ka binet heden nog eens het geheéle probleem zal overwegen. Jonge wat belangrijk. Ik dacht. Ja dat dacht ik ook. Ik dacht dat ze niets anders hadden gedaan dan over wegen. enfin. Reuter seint verder: dat men zal beslissen. Alweer? Ja Dat men zal beslissen over de wenschelijkheid. Van onderhandelingen. Hoe weet jij? O zoo is 't altijd'. En zoo seint Reuter de mogelijk heid is niet uitgesloten'. Hoe is 't mogelijk. Tk geloof dat we opschieten met die Roerkweistiie. Ik geloof het ook. „De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat Italië met het Britsche standpunt vrijwel zal meegaan".- Jonge, jonge. Natuurlijk zdjh ze het in de hoofdpunten eens. Ja. En er is overeenstemming be reikt. Zood'at een spoedige oplossing kan worden tegemoet getzien. En er is geen sprake van een breuk. Welnee alleen van verschil van in zicht op enkele ondergeschikte punten. Het begrip van1 saafahoorigheid der geallieerden is nog nooit zoo eensgezind gevoeld. Precies! Aan beide zijdén van het Kanaal. ja. Ten behoeve van een spoedig algeheel herstel van Europa. 't Klopt. Zoo is het al sinds de eerste veertien dagen van dén1 oorlog. Maar nou moet je mij eens vertellen wat de journalis tiek daarmee te maken heeft. Voor zoover ik weet is de journalistiek vooral dan wat je noemt dé toonaangevende pers. Zoo onpartijdig en zoo openhartig Ingezonden Mededeellng. N PRETTIGE VACANTIEl" EN DAN EEN GOEDE RAAD,. EBCHT STEEDS DE WAAR V OOK HENEN GAAI als een gewreven spiegel. Juist. En de Waarheid in het vier kant, dus. Nietwaar? Maar nou moet je hooren dat het Handelsblad roet in het eten gaat gooien. Het Handelsblad zegt zoo maar bru taalweg fa haar overzicht Woensdagavond: „Zeker zéker! Al die berichten van Reu ter, dat zijn allen zeer belangwekkende mededeélfalgen. Maiar daarvoor hebben we Reuter niet noodig." He! Dat is gemeen! 't ging net zoo goed'. Wacht even', 't Handelsblad zegt woor delijk: „Men heeft hier een duidelijk voor beeld hoe oorresp'omidentsoh appen, bureaux en correspondenten met vertoon van gewich tigheid „nieuws" verspreiden, dat eigenlijk geen nieuws is." Hoe is 't mogelijk! -Jai en ze zegt, dat de meeste be richten dp wereld worden ingezonden om 'stemming'te wékken of om de meening dér tegen/partij te peilen. Nou begin.' ik te begrijpen. Nietwaar? En het Fr arische blad „Journal des Débats" -begint te sputteren tegen de „Camouflage van den toestand" waaraan dp Fransche pers zich schuldig maakt. Jij hebt gelijk het begint er slecht uit te zien met de journalistiek. Camou floe ren hebben ze altijd gedaan. En. En met veel vertoon van gewichtig heid nieuws gegeven, wat geen nieuws was ook. Niet andéis dén dait. En stemming ge maakt ook. En de tegenpartij gepeild. Maar ze hebben het nooit zoo openlijk in dé krant geschreven. Preclea Ze beginnen „door te slaan" zouden ze in. dé dieventaal1 zegigeni 't Wordt mis wat ik je zeg, Ik geloof dat je gelijk hebt. Bonjour. Adldto. OAREL BRENSA. OVER MISDAAD EN MISDADIGERS. door Leo Felis. Vaïscli geld. Valsche munters zijn volgens de .publieke opinie steeds misdadigers geweest en her haaldelijk was hun bedrijf onderwerp van detective-romans. Daarin hebben de detec tives altijd al hun behendigheid en scherp zinnigheid noodig om deze zaken tot klaar heid te brengen. Inderdaad is dit soort van misdrijven zeer moeilijk tot oplossing te brengen, omdat ge woonlijk de keten van vervaardiger tot laat ste houder zeer lang en' fa,gewikkeld is, terwijl in gevallen waarin1 men met beroepsverval- sehers te doen heeft, ook de namaak of ver- valsching veelal niet direct opvalt en eerst bij nauwlettend onderzoek door een deskun dige kan worden vastgesteld. Het onder scheidingsvermogen van de groote massa is op :dit gebied zoo gering, dat het verklaar baar is, dat vfilsch geld geruimen tijd in omloop kan worden gebracht, alvorens het ontdekt kan worden. Personen, die uit hoofde hunner beroepsbezigheden veel geld fa handeh krijgen zooals kassiers, incas seerders, boden, e.dl bemerken veel gau wer of er een verdacht aanvoelen aan bank papier is, een vreemde klank aan specie is. Het is dan ook meestal hier, waar de meeste valsche bankbiljetten en munten zich open baren. En dan komt eerst nog het groote werk! Want door hoeveel handen kan dat geld al niet gegaan zijn, misschien wel tien, vijftien of meer. En dan nog dikwijls fa meerdere gemeenten, in de meest uiteenliggend© doe len des lands. Want in korten tijd kan een bepaald geldstuk een 'groote reis maken. Dit alles maakt het vraagstuk zeer moeilijk en er is dan ook veel werk voor noodig om zoo'n kluwen te ontwarren, pogen te ontwar ren mogen wij wel zeggen. Want het is géén uitzondering, dat het niet mogelijk bUjkt een vorige schakel in den keten na te wijzen, omdat de daaraan voorafgaande tijdelijke houder zich niet meer kan herin neren, of en aan wien hij het betreffende geld heeft uitgegeven. Dit wordt mog bevorderd door de buiten gewone handigheid, waarmede beroepsmis dadigers hun producten aan den man weten te brengen. Zooals het dan echter gewoon lijk gaat, worden de heeren, door het succes aangevuurd tot nog grootere prestaties, overmoedig, verliezen zij de voorzichtigheid uit het oog en dan is hun arrestatie nog slechts een kwestie van tijd. De uitgebreidheid van valsche munters- complotten is soms buitengewoon en de in richting van bet „bedrijf' zoodanig, dat de kans op ontdekking van de bron, de fa briek, zeer gering ia Als voorzorg daartoe zullen de leiders zorgdragen, dat hun on dergeschikten voor de uitgifte van biljetten of munt zoodanige helpers kiezen, dat deze miet het eigenlijke doel niet zelden zelfs met de valschheid of vervalsching zelve geheel onbekend zijn. Hun eigenlijke last gevers kennen zij dan ook niet. en het con tact met de bron loopt over een groet aan tal schijven. Wordt nu één der uitgevers gearresteerd, dan kan hij slechts vage aanduidingen ge ven omtrent dengene, die hem' opdracht gaf en deze laatste, al spoedig bemerkend© dat zijn makker geknipt is zorgt al gauw, dat het bericht wordt doorgezonden. Als gevolg daarvan wordt het operatieterrein ver plaatst of houden de uitgiften tijdelijk ge heel op. Het is dan ook begrijpelijk, dat opspo ringsambtenaren met ervaring op dit gebied eerst in uitersten nood tot arrestatie van zoo'n handlanger zullen overgaan en eerst zullen trachten meerdere, zoo mogelijk alle schakels fa handen te krijgen en dan het heele zaakje in eens achter slot en grendel te bergen. Dat is de meest r adicale op los sing 1 Uit het bovenstaande blijkt tevens, dat valsche muntzaken zich in vele gevallen over meer dan één gemeente soms zelfs over meer dan één land kunnen uitstrekken en het behoeft geen betoog, dat alleen sa menwerking tnsschen de verschillende op sporingsambtenaren behoorlijke resultaten kan verzekeren. In dit verband meenen wij dé aandacht te moeten vestigen op een ar tikel van den heer K. H. Broekhoff, hoofd inspecteur van politie te Amsterdam; on langs fa „De Politiegids" verschenen onder den titel „De Nederlandsche v.alsch geldCen- trale", welk artikel wij hier zullen laten vol gen, om den lezer een indruk te geven van wat er op dit gebied is en kan worden be reikt. De heer Broekhoff is een specialiteit op het gebied1 van bankbiljetten- en muntver- valsching en heeft op verschillende buiten- landsche reizen' veel ervaring opgedaan. Wij laten hem thans aan 't woord. Tot het najaar van 1921 weid het onder zoek inzake vervaardiging en verspreiding van valsche. bankbiljetten in elke gemeente vrijwel zelfstandig ingesteld. Wanneer de politie in een gemeente op eenigerlei wijze kennis had bekomen van het voorkomen van een valsch bankbiljet, dan werd de laat ste uitgever daarvan opgespoord en trachtte de opsporingsambtenaar uit te vorschen, van wien deze laatste uitgever het biljet we derom had ontvangen, om aldus terug werkende tot de bron, d.w.z de fabriek van het falsifieaat te bannen doordringen. Bij het instellen van een dusdanig onder zoek werd geheel uit het oog verloren, dat in andere gemeenten eveneens falsificaten, afkomstig van dezelfde fabriek, in omloop waren gebracht en dat de opsporingsambte naren fa die gemeenten precies hetzelfde deden en op dezelfde wijze terugwerkten. Het Is waarlijk niet te veel gezegd, dat tengevolge van het ontbreken van eenheid in de leiding tijdens het geheele onderzoek van den beginne af aan, de meest zonder linge dingen zijn geschied.Dat niettegen staande dit gebrek aan organisatie in het tijdperk vóór November 1921 ook mooie re sultaten zijn bereikt in deze materie, bewijst slechts, dat de Nederlandsche politie fa haar gelederen uitnemende speurders telt, die ondanks d© opgesomde hinderpalen bij, hun onderzoek toch resultaten wisten te berei ken. Als vaststaande kan echter worden aangenomen, dat deze individueel© speuders aan de ware overstrooming van valsch Ne- deriandsch bankpapier van allerhande fa brikaat, waarmede einde 1921 een groot deel van West-, Noord-, Midden- en Zuid-Europa werd geteisterd, geen paal. en perk hadden kunnen stellen, fa dien tijd bleek, dat inter nationale benden onze Nederlandsche bank biljetten in 't buitenland namaakten en voor een deel schitterend geslaagde fasificaten over een groot deel van Europa verspreid- dén. En zoo werden in November 1921 de grondslagen van de Nedérlandsche valsch- geldceutrale gelegd als gevolg van het over leg, gepleegd tusschen de directie van de Nederlandsche Bank ©enerzijds en' den mi nister van Justitie, den procureursgene raal te Amsterdam en den' Amsterdamschen hoofdcommissaris van politie anderzijds. Als eigenaardigheid moge vermeld worden, dat omstreeks denzelfden tijd en ook al on der den druk der omstandigheden. Tsjecho- Slowakije zijn valschgeldcentrale kreeg. Ook in andere landen was ingezien, dat ter be strijding van de valschheid in bankpapier de stichting van een centrale noodzakelijk was, zoo b.v. in Duitschland. Te Amsterdam is de behandeling van valschgelclzaken voor de geheele gemeente eveneens gecentraliseerd en heeft dus niet plaats aan sectie- en afdéelingsbureaux; zij geschiedt onder leiding van den commissa ris van politie voor dien justitieelen dienst van het hoofdbureau door het personeel der '„valschgeldcentrale" Het kan niet anders worden gezegd, dan dat de resultaten dor centrale, beter gezegd, de resultaten der „georganiseerde onder linge samenwerking" uitnemend zijn en van de meeste dezer resultaten kan. men gemak kelijk aantoonen, dat zij zonder de „georga niseerde binnen- en buitenlandsche samen werking" nimmer zouden zijp- bereikt. Het overzicht, dat men thans heeft verkregen door samenvoeging van al hetgeen in bin nen- en buitenland omtrent hetzelfde fasifi- oaat bekend was, heeft verrassende resulta ten opgeleverd. In het kort zij medegedeeld, dat de falsi ficaten van 800 (twee soorten), 200, 100, 60 (twee soorten), 40, 25 (verschillen de soorten), wélke alle bij het in werking (reden der centrale circuleerden, of kort daarna in circulatie kwamen, thans niet of vrijwel niet meer voorkomen, dat de fabrie ken dezer falsificaten op één na zijn uitge roeid en dat van die. eene fabriek reeds zoo veel' bijzonderheden bekend zijn, dat de ver vaardigers do biljetten niet meer ln circu latie durven brengen en dé uitroeiing ~g slechts een kwestie van tijd is. 5t Jutte rft je Dr. Brensa. Eln toen zeide pessimist:'n Wonder? De beste houding hij het slapen is het liggen op de rechterzijde. Twee treinen van de Great Western Railway Company in Engeland, welke op bepaalde ge deelten van het traject een snelheid van 85 mijl kunnen bereiken, gaan door voor de snelste treinen ter wereld. Lao Tse, de meest beroemde Chineesche wijsgeer en stichter van de godsdienstige secte Tao, werd ruim 600 'jaren vóór Christus ge boren. Hij klom op van eenvoudig werkman tot gouverneur en mandarijn. Zijn wijsgeerig© dogma's legde hij neer in een voor ons onbe grijpelijk boekwerk, genaamd „Het pad der deugd". Daarna trok hij zich vrijwillig fa de wildernis terug en niemand! heeft ooit meer iets van hem vernomen of terug gevonden. Zijn volgelingen gelooven, dat hij vanuit deze wil dernis ten Hemel gevaren is. Het sportleven en de warme interesse daar voor is in geen enkel land zoo diep fa de be volking doorgedrongen als in Engeland. Een overtuigend staaltje hiervan geeft het volgende gebruik: De Engellsche mijnwerkers zijn uit den aard van hun bezigheid niet te veel in de gele genheid een sportgebeurtenis al is het maar 'n populairen voetbalwedstrijd persoonlijk bij te wonen, Maar wat men zelfs bij de meest be langrijke wereldgebeurtenis niet zal doen, dat doet men in dit geval. Zoodra de uitslag van een in de nabijheid gespeelden wedstrijd be kend is, ratelt de telefoon tot heel diep in de mijnEn wanneer de telefoon op'het oogen- blik niet disponibel is, dan bestaat het vaste gebruik, dat de meester, die d'e liften boven den grond bedient, dén naam van het winnende team of van hét winnende paard' of den roeier met krijlt -op een van de dalende ledige kolenwagentjes schrijft. Zoodoende weet men het onder den grond even vlug als boven. Vele mannen van beteekenis hebben of hadden de gewoonte zeer vroeg op te staan of althans weinig nachtrust te genieten. Ole- menceau zit gewoonlijk al aan zjjn schrijftafel op een uur, waarop de meeste stadgenooten nog in morpheus' armen- liggen. Edison de beroemde uitvinder slaapt niet meer dan twee of drie uren per nacht. Het was bekend, dat de tegenwoordige koning van België voor den oorlog des morgens om vijf uur reeds bezig was met hot teekenen van de staatsstukken. Voor de rest van den dag werk te hjj, volgens het oordeel van zijn omgeving, met den ijver van een kantoorbediende. Ook Napoleon was gewend vroeg op te staan, even als de bekende voormalige Engelsche premier Lloyd George. Het schijnt dus wel waar te zijn, dat de morgenstond goud fa den mond heeft! II I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 11