Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 11 Aug. 1923.
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
l'l Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
No. 83. (AUTEURSRECHTEN VOOR! BEHOUDEN)
Netheid en orde.
Alhoewel die eigenschappen netheid en
orde schijnbaar van een en deizelfde familie
zijn en naar het uiterlijk op elkaar gelijken1,
kunnen we toch aannemen, dat zij zuiver
wijsgeerig 'bezien inwendig een geheel
verschillende geaardheid bezitten.
Want netheid is een goede eigenschap,
maar is in den grond niet anders dan een
zdcht om al het omringende een zeker keu
rig en kleurig en schoon schijnend 'aanzien
te geven. Het is een eigenschap van uiter
lijkheid en oppervlakkigheid. Het 'begrip
„orde" daarentegen zetelt veel dieper eni
bedoelt alles in de eerste plaats grondig en
op zijn juiste plaats en volgens de Overtui
ging van soort eni redelijkheid te rang
schikken.
Men zou kunnen zeggen: netheid en orde
staan tot elkaar als een aardig patroon, dat
smaakvol op een stofje is gedrukt tegen een
ander patroon, dat kunstig en diep in de
stof is ingeweven.
9 9 9
Inmiddels is netheid een van ouds be
kende Holland'sche eigenschap geweest. Wei i
zijn erom beroemd' en veelvuldig geprezen,
We zijn er zelfs ook wel eens een beetje
om bespot. Vanwege de overdrijving nu 6Di
d an
Echter is d© eigenschap netheid in geeiï,
enkel opzicht te veroordeclen of te verwer
pen. Want wie zich aan netheid1 went, schept,
voor zichzelf een aangename omgeving eio:
veel genoegen voor een ander. En het in
zelfs een kunstje, dat niet gemakkelijk aa-ti
te leeren ia Herinneren we ons maar eenls
onze' kinder- en schooljaren en brengen we
ons weer eens te binnen hoeveel moeite hert
onze vaders en moeders gekost heeft orn
ons aan te leeren onze boeken en schrift* ara
en speelgoedstukken op te bergen en ni et
te vergieten onze Meedinggtukken. Wij; vun
onzen kant vonden al. dat geruim en geber g
een saaie beweging. Een klein beeje rom
mel was wel zoo aardig.
Mag in onze jeugd een beetje netheid
unieer of minder dan al niet schaden fin
het latere leven, ln de maatschappij, in z a
ken, bij wetschappeljjk'e studie en niet :tn
het minst ln het huisgezin Is orde onmis
baar. Weliswaar eisoht ze in den aanvang
tijd en aandacht op voor zichzelf. Maar dit
geeft ze in een latere periode ruimschoots
en met woeker terug. Want wanneer we
©enigen tijd verliezen met het ranachik'fecen
en een vaste plaats geven aan de voorwer
pen, die we fa ons bedrijf noodig hebben,
dan sparen we dezen tijd ruimschoots uit
en winnen er nog tijd bij met het later ge
makkelijk vinden van de dingen.
Want hoeveel tijd en noodélooze moeite
gaat er in het leven van allen dag niet ver
loren met het zoeken naar een naam, een
adres, een 'boek, een lijst, een opgave, een
oude kwitantie, een potlood en een bril,
een sleutelmandje of een vingerhoed?
Het lijken zoo op het oog kleinigheden,
maar het zijn in werkelijkheid kleinigheden,
die veel van onzen tijd vergen en ons nog
nu en dan veel ergernissen geven boven
dien.
En van rnog hooger belang dan orde in
deze dingen van den dag, is het orde bren
gen in onze bezigheden. Wanneer we» er
eiken morgen eenige oogentolikken aan be
steden om een voorloopigo regeling voor
den dag vast te stellen. En wanneet' we
daarna lederen avond' ons dp moeit ie ge
troosten om kortelijk onzen arbeid van den
dag te overzien dan zal er spoedljj een
merkbare rust ln onzen arbeid en onze
handelingen bomen en zullen we ove:r onze
tijdbesteding veel meer tevreden zijn.
En van het allerhoogste 'belang «ban
nog boven dat van onze zaken en van onze
bezigheden is het orde brengen in, onze
gedachten.
Iemand zei eens van zich zelf: „Hft valt
mij vrepsélijk moeilijk om mijn gedachten
bij één zaak te bepalen. Mijn hersenen lij
ken precies een wachtkamer van eo.a sta
tion. Alles stroomt er ongevraagd binnen
en zet zich op zijn gemak, zonder «dat er
iets of iemand' is, die het kan' tegengaan
of die in de aanwezigen eenige orde schep
pen kan."
Zoo is het vaak vooral in derii ruste-
loozen en ongedürigen en onzekerom tijd
van het oogeniblik! Het gevaar is 'groot bij
de vaak ordelooze opeenstapeling vam aller
lei indrukken, welke ons van alle» zijden
toestroomen dat de een den and.'er eens
zal verdringen en dat er ten slottegeen
enkele mieer is, die wij eens rustig kunnen
verwerken.
En toch: Het is onze zaak, omze min
of meer heilige plicht om van die ordelooze
wachtkamer in onze hersens een fatsoen
lijk en ordelijk gesloten huis te maken, waar
niet iedere gedachte en iedere indruk maar
vrijelijk en achteloos als.een stoet van der
de, tweede en eerste klas passagiers, binnen
loopt, maar waar wij' heer en me(?ster zijn
en waar slechts binnen komen kan, wat ons
welkom is en wat ons op het bepaalde oogen-
blik van noode is.
Geen vast baantje.
Ja, ik ga naar een andere plaats
sprak dé domineemaar ik twijf'el er niet
aan of je zult voor mij een nog veol beteren
herder in de plaats krijg®11-
I>at weet ik zoo'net niet, dominee, ant
woordde de boer twijfelend dat zei uw
voorganger ook aL
Ergens in1 ons land staat een heel oude bui
tenplaats een van die oudérwetsche soort
kuasteelen, waaromheen veel eigen land is en
w aaraan meestentijds verbonden zijn van die
oude getrouwen in den vorm van een huis
houdster of een stalknecht of een koetsier.
Ook op het bovenbedoelde kasteel nu was
'B ulk een oude getrouwe. En wel in den vorm
v,an een ouden tuinman. Hij was van ge
slacht op geslacht in dienst der familie ge-
'V feest en gebleven en had zijn geheele leven
in de bezitting van de buitenplaats doorge-
1 macht. Het was welhaast zestig jaren, dat
loij in dienst van de opeenvolgende 'eigena
ren van het kasteel wasl
De tegenwoordige eigenaar begreep dit en
voelde dat er eens iets voor den ouden inan
die nog dag in dag uit zijn tuinmianswerk
poogde te doen moest worden gedaan.
Dies riep hij den ouden dienaar op zekeren
dag bij zich en sprak als volgt:-
Tennis, hoe oud ben je nou al?
Welnou omtrent neugen en zeuven-
tig, mieneer as 't God blieft. Ja
Zoo en hoelang ben je daarvan nou
al op Heeremansstate?
Da's bekant drie en zestig Jaren, mie
neer..ja.Want ik bini gekommen as
tuinmansjong' en toen was 's zeuvenien
omtrent ja.
Nou dan zal ik je eens wat zeggen,
Tennis.Don vind ik dat je nou lang ge
noeg voor de familie gewerkt hebt.Vin'
je ook niet? En dat het nou eens tijd wordt
dat jij wat uit gaat rusten en dat we hier
eens een ander zoeken om bet zware werk te
doen.Wat zeg je daar van?
Wa Ik daarvan zeg, mieneer? Wel
nou.Ik hew' .gediend hij uw 'grootvader
en bij uw oom en bij uw vader voordat
u hier op Heermianstate meester wier.
en ik hier kommen bin' toen het uw
grootvader gezegd dat 't 'baantje van tuin
man 'n vast baantje was en als 'k m'n best
dee da'k dan blaive konne tot dat *k der-
bai stierf.Ik zal je nooit wegjage, man.
het uw grootvader 'zegd.Dus. Nou
ik mot u eerlijk zeggen, mieneer as 'k
vooruit geweten hadde, dat 't hier gien vast
baantje was noiu dan1 had' *k nooit kom
men. Deer!
Het wonder.
Als gevolg van den slechten en ontzenuw
den tijd ontspon zich tussdhen twee vrien
den een gesprek over het al of niet bestaan
de nut van nog aan het menschelijk leven
te hechten. De eene vriend was een don
ker peinzend pessimist, die niet veel goeds
meer in het leven zag, maar alleen zwarig
heden. De andere daarentegen was luchtig
van aard, goed gemutst en voornemens zoo
lang als het kon de zonnige zijde van het
dagelijksch leven te zien en te zoeken
In dezen zin dan ook ontwikkelde zich nu
weer het d'*puut.
Kerel kerel, zei de optimist, met de
bedoeling zijn vriend eens wat op te mon
teren. Kerel kerel, wat zie jij de dingen
weer zwart aan, vandaag. Ben je niet goed
gezond?
Jawel zei de ander. Maar wat heb
ik daaraan? Ik heb toch geen geld ge
noeg om1 van die gezondheid te 'genieten.
Verdien je dan niets in je zaken?
Jawel maar daar moet ik ook lede
ren dag van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat voor bezig wezen. Vrijen tijd heb ik
niet.
En je vrouw en kindéren dan? Voel je
dat niet als *n gelukkig bezit en voel je je
dan niet trotsch, dat jij ze onderhoudt?
Jawel, maar ik zie ze niet veel, he. Al
leen Zondags. En 'bovendien1 'geven ze me
net zooveel hoofdbrekens als plezier.
En kun je dat hoofdbreken dan niet
opzij zetten en 'als 'n kleinigheidje voelen
tegenover al het mooie dat de wereld en het
leven je geeft?
't Mooie? 't Leven geeft mij geen
moois.
Niet? Geniet je dan nooit eens van de
zon of van de maan en de sterren?
Nee.
Of van het mooie weer? Of van een
lékker maal eten? Of van een pretje met
een opgeruimd humeur?
Nee.
Verdiep je je dan nooit in alle buiten
gewone dingen' die er rijkelijk om je heen
in 'het dagelijksch leven zijn? De vogeltjes,
die vliegen in de lucht. De vissdhen, die
zwemmen' in de zee. De bloemen, d'ie bloeien
in den zomer en het ijs, dat 's winters in
de grachten komt? Vind je dat dan werke
lijk geen bemelsoh wonder?
Nee heelemaal niet. Niks geen' wonder.
Als de vogels vlogen in de zee of de vis-
sohen zwommen in de lucht. Als 's winters
de bloemen gingen bloeien en als er 's zo
mers ijs in de .grachten kwam. Dan zou ik
't 'n wonder vinden. Maar nou niet. Heele
maal niet. Ik vind dat allemaal doodgewoon.
Hadt je moeite met je Fransch toen je
in Parijs was?
Ik niet maar de Parijzen aars.
Je hoed staat heelmaal opzij.
Hindert niet, dat is het eenige, dat ik
in den loop van mijn leven heb kunnen zet
ten.
Je man zit nu heele avonden thuis, hé?
Ja, hif Wil er zooveel mogelijk van pro-
fiteeren voor dat de huiseigenaar weer de
huur opslaat.
WETENSWAARDIGHEDEN,
die het onthouden waard zijn.
DIALOOG.
Onbegrijpelijk.
Amice, het löopt af met de gezonde
journalistiek.
Zou je ook denken?
Beslist We loopen op onze laatste
'beenen, man.
v En waarom dan jij? Do „Dag"? Broek
huis?
O veel erger! t Handelsblad.
Wat is daarmee.Ook verkocht aan
Holdert?
Nee, maar fa een overzicht deze week
zegt dit blad, dat het van de verschillende
berichten omtrent het geschil Engeland—
Frankrijk niets-niemendal begrijpt i
Wat zeg je?
Zoo is het. „We hebben slechts tegen
spraken en tegenstrijdigheden in -deze be
richten" zegt ze.
Zegt ze dat zoomaar? Over bulten-
landsche persberichten?
Precies. Ze kritiseert Reuter, omdat
deze seint: „dat vernomen wordt.
Hoe wordt dat vernomen?
Dat staat er niet bij. Want Reuter
seint: hoewel men in officieel© kringen
zeer gesloten blijft."
Hoe is t mogelijk? En toch verneemt
Reuter.
Juist. Toch verneemt Reuter, dat 't ka
binet heden nog eens het geheéle probleem
zal overwegen.
Jonge wat belangrijk. Ik dacht.
Ja dat dacht ik ook. Ik dacht dat
ze niets anders hadden gedaan dan over
wegen. enfin. Reuter seint verder: dat
men zal beslissen.
Alweer?
Ja Dat men zal beslissen over de
wenschelijkheid.
Van onderhandelingen.
Hoe weet jij?
O zoo is 't altijd'.
En zoo seint Reuter de mogelijk
heid is niet uitgesloten'.
Hoe is 't mogelijk. Tk geloof dat we
opschieten met die Roerkweistiie.
Ik geloof het ook. „De mogelijkheid is
niet uitgesloten, dat Italië met het Britsche
standpunt vrijwel zal meegaan".-
Jonge, jonge. Natuurlijk zdjh ze het in
de hoofdpunten eens.
Ja. En er is overeenstemming be
reikt.
Zood'at een spoedige oplossing kan
worden tegemoet getzien.
En er is geen sprake van een breuk.
Welnee alleen van verschil van in
zicht op enkele ondergeschikte punten.
Het begrip van1 saafahoorigheid der
geallieerden is nog nooit zoo eensgezind
gevoeld.
Precies! Aan beide zijdén van het
Kanaal.
ja. Ten behoeve van een spoedig
algeheel herstel van Europa.
't Klopt. Zoo is het al sinds de eerste
veertien dagen van dén1 oorlog. Maar nou
moet je mij eens vertellen wat de journalis
tiek daarmee te maken heeft. Voor zoover
ik weet is de journalistiek vooral dan
wat je noemt dé toonaangevende pers.
Zoo onpartijdig en zoo openhartig
Ingezonden Mededeellng.
N PRETTIGE VACANTIEl"
EN DAN EEN GOEDE RAAD,.
EBCHT STEEDS DE
WAAR V OOK HENEN GAAI
als een gewreven spiegel.
Juist. En de Waarheid in het vier
kant, dus.
Nietwaar? Maar nou moet je hooren
dat het Handelsblad roet in het eten gaat
gooien. Het Handelsblad zegt zoo maar bru
taalweg fa haar overzicht Woensdagavond:
„Zeker zéker! Al die berichten van Reu
ter, dat zijn allen zeer belangwekkende
mededeélfalgen. Maiar daarvoor hebben we
Reuter niet noodig."
He! Dat is gemeen! 't ging net zoo
goed'.
Wacht even', 't Handelsblad zegt woor
delijk: „Men heeft hier een duidelijk voor
beeld hoe oorresp'omidentsoh appen, bureaux
en correspondenten met vertoon van gewich
tigheid „nieuws" verspreiden, dat eigenlijk
geen nieuws is."
Hoe is 't mogelijk!
-Jai en ze zegt, dat de meeste be
richten dp wereld worden ingezonden om
'stemming'te wékken of om de meening dér
tegen/partij te peilen.
Nou begin.' ik te begrijpen.
Nietwaar? En het Fr arische blad
„Journal des Débats" -begint te sputteren
tegen de „Camouflage van den toestand"
waaraan dp Fransche pers zich schuldig
maakt.
Jij hebt gelijk het begint er slecht
uit te zien met de journalistiek. Camou floe
ren hebben ze altijd gedaan. En.
En met veel vertoon van gewichtig
heid nieuws gegeven, wat geen nieuws was
ook.
Niet andéis dén dait. En stemming ge
maakt ook.
En de tegenpartij gepeild.
Maar ze hebben het nooit zoo openlijk
in dé krant geschreven.
Preclea Ze beginnen „door te slaan"
zouden ze in. dé dieventaal1 zegigeni
't Wordt mis wat ik je zeg,
Ik geloof dat je gelijk hebt. Bonjour.
Adldto.
OAREL BRENSA.
OVER MISDAAD EN MISDADIGERS.
door Leo Felis.
Vaïscli geld.
Valsche munters zijn volgens de .publieke
opinie steeds misdadigers geweest en her
haaldelijk was hun bedrijf onderwerp van
detective-romans. Daarin hebben de detec
tives altijd al hun behendigheid en scherp
zinnigheid noodig om deze zaken tot klaar
heid te brengen.
Inderdaad is dit soort van misdrijven zeer
moeilijk tot oplossing te brengen, omdat ge
woonlijk de keten van vervaardiger tot laat
ste houder zeer lang en' fa,gewikkeld is, terwijl
in gevallen waarin1 men met beroepsverval-
sehers te doen heeft, ook de namaak of ver-
valsching veelal niet direct opvalt en eerst
bij nauwlettend onderzoek door een deskun
dige kan worden vastgesteld. Het onder
scheidingsvermogen van de groote massa is
op :dit gebied zoo gering, dat het verklaar
baar is, dat vfilsch geld geruimen tijd in
omloop kan worden gebracht, alvorens het
ontdekt kan worden. Personen, die uit hoofde
hunner beroepsbezigheden veel geld fa
handeh krijgen zooals kassiers, incas
seerders, boden, e.dl bemerken veel gau
wer of er een verdacht aanvoelen aan bank
papier is, een vreemde klank aan specie is.
Het is dan ook meestal hier, waar de meeste
valsche bankbiljetten en munten zich open
baren.
En dan komt eerst nog het groote werk!
Want door hoeveel handen kan dat geld al
niet gegaan zijn, misschien wel tien, vijftien
of meer. En dan nog dikwijls fa meerdere
gemeenten, in de meest uiteenliggend© doe
len des lands. Want in korten tijd kan een
bepaald geldstuk een 'groote reis maken.
Dit alles maakt het vraagstuk zeer moeilijk
en er is dan ook veel werk voor noodig om
zoo'n kluwen te ontwarren, pogen te ontwar
ren mogen wij wel zeggen. Want het is
géén uitzondering, dat het niet mogelijk
bUjkt een vorige schakel in den keten na
te wijzen, omdat de daaraan voorafgaande
tijdelijke houder zich niet meer kan herin
neren, of en aan wien hij het betreffende
geld heeft uitgegeven.
Dit wordt mog bevorderd door de buiten
gewone handigheid, waarmede beroepsmis
dadigers hun producten aan den man weten
te brengen. Zooals het dan echter gewoon
lijk gaat, worden de heeren, door het succes
aangevuurd tot nog grootere prestaties,
overmoedig, verliezen zij de voorzichtigheid
uit het oog en dan is hun arrestatie nog
slechts een kwestie van tijd.
De uitgebreidheid van valsche munters-
complotten is soms buitengewoon en de in
richting van bet „bedrijf' zoodanig, dat de
kans op ontdekking van de bron, de fa
briek, zeer gering ia Als voorzorg daartoe
zullen de leiders zorgdragen, dat hun on
dergeschikten voor de uitgifte van biljetten
of munt zoodanige helpers kiezen, dat deze
miet het eigenlijke doel niet zelden zelfs
met de valschheid of vervalsching zelve
geheel onbekend zijn. Hun eigenlijke last
gevers kennen zij dan ook niet. en het con
tact met de bron loopt over een groet aan
tal schijven.
Wordt nu één der uitgevers gearresteerd,
dan kan hij slechts vage aanduidingen ge
ven omtrent dengene, die hem' opdracht gaf
en deze laatste, al spoedig bemerkend© dat
zijn makker geknipt is zorgt al gauw, dat
het bericht wordt doorgezonden. Als gevolg
daarvan wordt het operatieterrein ver
plaatst of houden de uitgiften tijdelijk ge
heel op.
Het is dan ook begrijpelijk, dat opspo
ringsambtenaren met ervaring op dit gebied
eerst in uitersten nood tot arrestatie van
zoo'n handlanger zullen overgaan en eerst
zullen trachten meerdere, zoo mogelijk alle
schakels fa handen te krijgen en dan het
heele zaakje in eens achter slot en grendel
te bergen. Dat is de meest r adicale op los
sing 1
Uit het bovenstaande blijkt tevens, dat
valsche muntzaken zich in vele gevallen
over meer dan één gemeente soms zelfs
over meer dan één land kunnen uitstrekken
en het behoeft geen betoog, dat alleen sa
menwerking tnsschen de verschillende op
sporingsambtenaren behoorlijke resultaten
kan verzekeren. In dit verband meenen wij
dé aandacht te moeten vestigen op een ar
tikel van den heer K. H. Broekhoff, hoofd
inspecteur van politie te Amsterdam; on
langs fa „De Politiegids" verschenen onder
den titel „De Nederlandsche v.alsch geldCen-
trale", welk artikel wij hier zullen laten vol
gen, om den lezer een indruk te geven van
wat er op dit gebied is en kan worden be
reikt.
De heer Broekhoff is een specialiteit op
het gebied1 van bankbiljetten- en muntver-
valsching en heeft op verschillende buiten-
landsche reizen' veel ervaring opgedaan. Wij
laten hem thans aan 't woord.
Tot het najaar van 1921 weid het onder
zoek inzake vervaardiging en verspreiding
van valsche. bankbiljetten in elke gemeente
vrijwel zelfstandig ingesteld. Wanneer de
politie in een gemeente op eenigerlei wijze
kennis had bekomen van het voorkomen
van een valsch bankbiljet, dan werd de laat
ste uitgever daarvan opgespoord en trachtte
de opsporingsambtenaar uit te vorschen,
van wien deze laatste uitgever het biljet we
derom had ontvangen, om aldus terug
werkende tot de bron, d.w.z de fabriek
van het falsifieaat te bannen doordringen.
Bij het instellen van een dusdanig onder
zoek werd geheel uit het oog verloren, dat
in andere gemeenten eveneens falsificaten,
afkomstig van dezelfde fabriek, in omloop
waren gebracht en dat de opsporingsambte
naren fa die gemeenten precies hetzelfde
deden en op dezelfde wijze terugwerkten.
Het Is waarlijk niet te veel gezegd, dat
tengevolge van het ontbreken van eenheid
in de leiding tijdens het geheele onderzoek
van den beginne af aan, de meest zonder
linge dingen zijn geschied.Dat niettegen
staande dit gebrek aan organisatie in het
tijdperk vóór November 1921 ook mooie re
sultaten zijn bereikt in deze materie, bewijst
slechts, dat de Nederlandsche politie fa haar
gelederen uitnemende speurders telt, die
ondanks d© opgesomde hinderpalen bij, hun
onderzoek toch resultaten wisten te berei
ken. Als vaststaande kan echter worden
aangenomen, dat deze individueel© speuders
aan de ware overstrooming van valsch Ne-
deriandsch bankpapier van allerhande fa
brikaat, waarmede einde 1921 een groot deel
van West-, Noord-, Midden- en Zuid-Europa
werd geteisterd, geen paal. en perk hadden
kunnen stellen, fa dien tijd bleek, dat inter
nationale benden onze Nederlandsche bank
biljetten in 't buitenland namaakten en voor
een deel schitterend geslaagde fasificaten
over een groot deel van Europa verspreid-
dén.
En zoo werden in November 1921 de
grondslagen van de Nedérlandsche valsch-
geldceutrale gelegd als gevolg van het over
leg, gepleegd tusschen de directie van de
Nederlandsche Bank ©enerzijds en' den mi
nister van Justitie, den procureursgene
raal te Amsterdam en den' Amsterdamschen
hoofdcommissaris van politie anderzijds.
Als eigenaardigheid moge vermeld worden,
dat omstreeks denzelfden tijd en ook al on
der den druk der omstandigheden. Tsjecho-
Slowakije zijn valschgeldcentrale kreeg. Ook
in andere landen was ingezien, dat ter be
strijding van de valschheid in bankpapier
de stichting van een centrale noodzakelijk
was, zoo b.v. in Duitschland.
Te Amsterdam is de behandeling van
valschgelclzaken voor de geheele gemeente
eveneens gecentraliseerd en heeft dus niet
plaats aan sectie- en afdéelingsbureaux; zij
geschiedt onder leiding van den commissa
ris van politie voor dien justitieelen dienst
van het hoofdbureau door het personeel der
'„valschgeldcentrale"
Het kan niet anders worden gezegd, dan
dat de resultaten dor centrale, beter gezegd,
de resultaten der „georganiseerde onder
linge samenwerking" uitnemend zijn en van
de meeste dezer resultaten kan. men gemak
kelijk aantoonen, dat zij zonder de „georga
niseerde binnen- en buitenlandsche samen
werking" nimmer zouden zijp- bereikt. Het
overzicht, dat men thans heeft verkregen
door samenvoeging van al hetgeen in bin
nen- en buitenland omtrent hetzelfde fasifi-
oaat bekend was, heeft verrassende resulta
ten opgeleverd.
In het kort zij medegedeeld, dat de falsi
ficaten van 800 (twee soorten), 200, 100,
60 (twee soorten), 40, 25 (verschillen
de soorten), wélke alle bij het in werking
(reden der centrale circuleerden, of kort
daarna in circulatie kwamen, thans niet of
vrijwel niet meer voorkomen, dat de fabrie
ken dezer falsificaten op één na zijn uitge
roeid en dat van die. eene fabriek reeds zoo
veel' bijzonderheden bekend zijn, dat de ver
vaardigers do biljetten niet meer ln circu
latie durven brengen en dé uitroeiing ~g
slechts een kwestie van tijd is.
5t Jutte rft je
Dr. Brensa.
Eln toen zeide pessimist:'n Wonder?
De beste houding hij het slapen is het liggen
op de rechterzijde.
Twee treinen van de Great Western Railway
Company in Engeland, welke op bepaalde ge
deelten van het traject een snelheid van 85 mijl
kunnen bereiken, gaan door voor de snelste
treinen ter wereld.
Lao Tse, de meest beroemde Chineesche
wijsgeer en stichter van de godsdienstige secte
Tao, werd ruim 600 'jaren vóór Christus ge
boren. Hij klom op van eenvoudig werkman
tot gouverneur en mandarijn. Zijn wijsgeerig©
dogma's legde hij neer in een voor ons onbe
grijpelijk boekwerk, genaamd „Het pad der
deugd". Daarna trok hij zich vrijwillig fa de
wildernis terug en niemand! heeft ooit meer iets
van hem vernomen of terug gevonden. Zijn
volgelingen gelooven, dat hij vanuit deze wil
dernis ten Hemel gevaren is.
Het sportleven en de warme interesse daar
voor is in geen enkel land zoo diep fa de be
volking doorgedrongen als in Engeland. Een
overtuigend staaltje hiervan geeft het volgende
gebruik: De Engellsche mijnwerkers zijn uit den
aard van hun bezigheid niet te veel in de gele
genheid een sportgebeurtenis al is het maar
'n populairen voetbalwedstrijd persoonlijk
bij te wonen,
Maar wat men zelfs bij de meest be
langrijke wereldgebeurtenis niet zal doen, dat
doet men in dit geval. Zoodra de uitslag van
een in de nabijheid gespeelden wedstrijd be
kend is, ratelt de telefoon tot heel diep in de
mijnEn wanneer de telefoon op'het oogen-
blik niet disponibel is, dan bestaat het vaste
gebruik, dat de meester, die d'e liften boven
den grond bedient, dén naam van het winnende
team of van hét winnende paard' of den
roeier met krijlt -op een van de dalende ledige
kolenwagentjes schrijft. Zoodoende weet men
het onder den grond even vlug als boven.
Vele mannen van beteekenis hebben of
hadden de gewoonte zeer vroeg op te staan
of althans weinig nachtrust te genieten. Ole-
menceau zit gewoonlijk al aan zjjn schrijftafel
op een uur, waarop de meeste stadgenooten
nog in morpheus' armen- liggen.
Edison de beroemde uitvinder slaapt
niet meer dan twee of drie uren per nacht. Het
was bekend, dat de tegenwoordige koning van
België voor den oorlog des morgens om vijf
uur reeds bezig was met hot teekenen van de
staatsstukken. Voor de rest van den dag werk
te hjj, volgens het oordeel van zijn omgeving,
met den ijver van een kantoorbediende. Ook
Napoleon was gewend vroeg op te staan, even
als de bekende voormalige Engelsche premier
Lloyd George.
Het schijnt dus wel waar te zijn, dat de
morgenstond goud fa den mond heeft! II
I