Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
De schoone uitvinding.
Het genoegen, van den politierechter.
De troef slag.
IL
Oplossingen der vorige raadsels.
Nieuwe raai'
XXXXXXXXX kruisjeslijn komt de
X op de 2e iets, wat een
^■1
■PMMI
MR
hij. Toen na een poosje een van die drie begoin
te bewegen, zei de schipper: „Haal die d'r maar
uit, janges, die is gered", en achtereenvolgens
gal de tweede en toen de derde ook teekens van
leven en konden die er ook uitgehaald worden.
Ze kregen warme kleeren aan en werden
onder de wol gestopt
Toen let de schipper een brood krijgen en
zoodra hadden de stakkers het niet gezien, of
hun oogen gingen wild in t rond en ze pro
beerden te praten], maar alles, rwat ze uitbrach
ten, waren schorre kreten. Elk kreeg een klein
stukkie," niet dadelijk te veel en net genoeg, om
ze niet van honger te laten sterven. Na twee
uur werden ze weer uitgekleed en in een nieuw
bad gestopt, maar nou niet zoo heel kokend en
dit ging al maar zoo door, telkens het water
wat kouder.
Toen de ongelukkiigen den volgenden dag
weer spreken konden, vertelden ze, de stuur
man en twee matrozen .van een z.g. Engelsche
kabelegger te zijn. Daar de Kapitein een dron
kaard was, hadden ze eendige dlagenj tevoren be
sloten een soort vlotje te maken, voor geval
het schip eens om mocht slaan. Zie je, zoo'n
kabellegger kom heel' gemakkelijk kantelen,
omdiat de kabels, die je laat zinken, precies in
1t verlepgde van het scheepje moeiten Mggen.
Komen ze opzij te liggen, dan slapt 't in negen
van de tien gevallen om."
Deze toelichting van den schipper wilde de
Stoker nog nader verklaren, maar hij werd door
den stuurman, die 008 aandachtig luisterde,
verzocht, „op 't dak te gaan zitte", waarna de
verteller, gehuld in rookwolken, vervolgde:
„Nou, net toen ze het vlotje goed en wel klaar
hadden, kantelde op een dag, dat de kapitein
weer dronken was, het^schuitje om en met z'n
drieën wisten ze zich te redden.
De schipper van den logger had1 dadelijk op
een haven aan laten varen, waar ze na een paar
dagen binnenliepen en in die plaats de schip
breukelingen in een hospitaal wisten onderdak
te krijgent' In goed1 Engelsch' hij sprak die
taal net zoo goed als zijn Hollanidsch hertelde
hij de toedracht der zaak. Maar wat hij' vreemd
vond1: hij' moest daar -met zijn schip blijven
liggen tot den anderen dag en toen kreeg hij
bericht, dat de stuurman de reis maar moest
voortzetten* want dat hijzelf in 'Londen ver
wacht werd. Zoo ging ie dan dadelijk naar Lon
den. op reis, kwam op 't afgesproken, uur op
de bepaalde plaats ('t was een groot hótól) en
daar zaten, verscheidene deftige- heeren, die
hem in 't Engelsch allemaal gelnkwenschten en
hem de beele zaak nog eens lieten vertellen.
Na afloop noemden ze hem „de koning van de
zeedokters", en van hooger hand werd hem W
commando over een groot koopvaardijschip aan
geboden, wat hij echter niet aannam. Alleen
vroeg hij deze gunst: nog op Engeland te mogen
blijven, rekenen, zoo hij nog eens in nood: mocht
koiüen en zijn nageslacht eveneens. Dit ver
zoek werd natuurlijk dadelijk toegestaan en
bovendien kreeg de schipper een gouden hor
loge met diamanten, waarbij- hem aangeraden
werdi, het nooit te laten maken, als ie er zelf
niet bij was. De schipper -is nou al lang dood,
de kleine Toon is zelf natuurlijk al weer schip
per, en het levend evenbeeld van zijn vader. In
zijp bezit is het gouden horloge, maar hulp aan
'i Ergelsc-he -parlement heeft ie nog nooit ge
vraag.'
„En nou gaan we nog een -tukkie doen, jon
ges". Schipper Aai had na dat mooie verhaal
zijn middagslaapje wel verdiend. Later werd
de vlêet weer uitgezet en dien nacht kwam de
kroon op 't werk net 50 kantjes '4 -getal
was vol.
Zoo namen we de thuisreis aan onze kooi-
zak werd gepakt, ('k Zal maar niet vertellen,
hoe alles er uitzag: smerig, mijn lieve mèn-
schen, smerig!) over mijn ringbaardje heb
ik in 't begin al geschreven. En zoo kregen we
de Hollandsche duinen in "It zicht. Hè, wat deed
dat goed'! En even later Stoomden we den Wa
terweg in- en net op 't nippertje vóór 't vertrek
van dien trein togen we in Vlaardingen voor
anker. Schipper Aai wou me voor welkom thuis
nog wat haring meegeven; in dter haast vergat
ik het. 'k Sprong over op een ander schip, onze
boot lag nog lang niet eens heelemaal stil, en
'n vijf minuten later zat ik al in den trein.
Nn liggener alweer een paar weken tus-
scheni Mijn nieuwe vrienden zijn alweer ter
haringvangst, 'komen misschien gauw weer
thuis en mijn vkcanitie is ook voorhiji
Dikwijls, als ik op den dijk toef, zweven
mlijm gedachten de Noordzee over, denk ik aan
mijn brave makkers, dlaar heel' in de verte. "Ze
hebben me beloofd, in t voorjaar Helder te
zullen aandoen en ons op te zoeken. Ik verilang
6T naar ze weer te zien en om ons huis ze even
gul te ontvangen als ze het mij: hebben, gedaan.
En als 't stormt, zooals we dat pas hebben
meegemaakt, en- de reddingboot uitvaart, dlan
stijgt, een stille bede .uit je 'hart enxhoog voor
hen, mijn vrienden;, voor alen], dia op zee hun
leven wagen.
't Wordt wel' zuur verdiend, dat stukje dlage-
lijksch -brood..
Naschrift.
Allereerst hartelijk dank aan dr. Brensa voor
zijn vriendelijke woorden aan mijn. adres. Als
dat middel werkelijk zoo uitnemend is, zou ik
er niets op tegen hebben met dr. Br. eens een
zeetochtje te maken. Echter lijkt op t oogen-
blik Yokoha-ma me niet zoo'n erg gezellig toe
vluchtsoord
Dan zal de Engelsch sprekende lezer(es) wel
een eigenaardige drukfout hebben gelezen in
het tweede gedeelte. Waar het opschrift op dat
oude kanon het 'woord' battle bevatte en de zet
ter er bottle van maakte, dus inplaats van slag:
flesch. Ik zal niet zeggen, dat er in t dagelijk-
sche leven niet genoeg verdrinken in een
flesch 1
DIALOOG.
Nou amiceWat heb ik je ge
zegd
Wat dan.wat dan.Weer 'n ramp
in Japan?
Neet..
Wat dan? Iets met Mussoolienie?
Ook niet!De
Nou? De nieuwe minister van Finan
ciën?.
Nee maar daar dichtbij.
O De Vlootwet.
Nee de Post-giro-dienst!
O ja.hopeloos in de warl
Natuurlijk I Dat heb je van die opheme-
lerij. Voor 'n jaar terug schreeuwde ieder om
de girodienst. Neem 'n girorekening....
Neem 'n rekening bij de rüks-giro
Ja Tot de kruidenier toe dee ineens
zaken met 'n chequeboek 1
De kruidenier? In 't begin van de ziek
teperiode heb ik eens voor acht stuivers
vodden verkocht. Weet je wat de koopman
zei? Ik zal je daar 'n gieroo-pampiertje
schrijfeKen-u-'t geld an 't kantoor an-
hale
Nou moet die koopman er niks meer
van hebben!
Ken je begrijpen. Moet je ze maar eens
hóoren, de chauvinistische geldinstituten.
Lees de Telegraaf! Voor 'n jaar geleden
banvloeken voor de nuchterlingen, die het
geweldige nut van de giro maar niet op go-
zag inzagen.Wat 'n achterlijken wat
'n beverige zakenlui.... Wat 'n vijftiende
eeuwe-rs.Wat 'n dwarskijkers van staats
bemoeienis.
Maar nou.
Nou in hot ochtend- en avondblad 'n be
richt, geïnterlinieerd en met 'n vette gail-
lard en 'n kantlijn„Stuur ons aspjeblieft
geen girobiljetten en schrijf niet over op-
lard en 'n- kantlijn.„Stuur ons asjeblieft
'n ouwerwetsche postwissel".Ik beu.
blij, dat ik niet van m'n geloof gevallen bent
Ik heb 't bij de ouwerwetsche postwissels ge
houwenIk hou niet van die opgedron
gen Staatsweldadeuaddio
Saluut.
Dr. Carel J. Brensa.
Dat is nou het praktisch gevolg van het
nieuwe wetten maken: Tegenwoordig is het
mogelijk dat een politie-agent of een rijks
veldwachter iemand op staand-en voet voor
den politierechter voert, ten einde den de
linquent te doen 'bestraffen voor een over
treding der verordeningen of algemeene
strafwetten.
Ergens ten plattelande is sedert kort een
paard gestolen uit de wei en de rijksveld-
wacht is dagen lang op haar hoede om even-
tueele daders te pakken te krijgen. Het ge
luk wil, dat ter gelegenheid van de jubi
leumfeesten -.van het „durp" 's morgens
vroeg de tongen los komen tusschen twee
of drie mannen, die het midden houden tus
schen een zigeuner en 'n Hollandsche boe
renknecht. Het wordt 'n formeele ruzie en
het heeft ten gevolge dat een vair de man
nen z.g. „doorslaat" en den ander beschul
digt van 't peerd oit de wai 'haalt te hebbe".
De rijksveldwachter krijgt er de lucht van,
tracht het spoor te volgen, maar kan niets
meer uit de mannen krijgen.
Het gevolg is, dat de rijksveldwachter de
aanleiding aanwezig vindt .om den man voor
den nieuwen politierechter van het ressort
te voeren.
Aldus geschiedt op den eerstvolgenden
zittingsdag.
De politierechter houdt zitting. De arres
tant wordt voor geleid. De rijksveldwachter
doet zijn aanklacht. En nu begint de dage-
ljjksche pret voor den rechter:
De rechter bestaart door zijn goudom
rande brilleglazen het hayelooze type voor
hein, en vangt het verhoor aan.
Hoe heet U?
Ikke?De Skeele!
De schele!.Neen, ik bedoel uw juis-
ten naam.
Ohoo.Ikke? Jannes!
Jannus? Hoe nog meer?
OhooIkke? Jannes Kreilis!
Jannus KreilisEn hoe nou nog
meer?
OhooIkke?Jannes Kreilis Me-
rinus!
Ja, maar uw familienaam! Ik bedoel de
naam van je vader.
Ohoo'Me vader hiette de Suffert..
Mooi! U heet Jannus Kreilis Meri-
nus, nietwaar?
Ja krekJannes Kreilis Merinus.
Goed en hoe nou verdier?
Ohoo.Ikke?.Jannes Kreilis Me-
rinus Fesanten!
Fesante? Fesante?.Van Santen ze
ker?
Ja krekFansantel
En waar woont u?
Hierre.
Waar hier? In de stad?
Nei, op 't dirrrep!
Waar precies in welke straat of
zooiets?
In 't krot!
't Krot?.Wat is dat?
Da's 't krot! Da's 'n oud hoissie.
Hè-hèHoe oud bent U.
Da-weet 'k nie.
Wanneer bent u geboren?
Da-weet Tc ook nie.
Waar bent u geboren
In Grunnige
Mooi En wat heb je nou tegen dien
anderen man gezegd? Dat hij het paard uit
de wei gehaald heeft?
Ikke? Nei Bal heef' 't zullef gezeidi
Wat heeft hij, dan gezeid?
Hai heef gezeid, dat ai 't peerd! oit de
wai 'haald haddel
Hij? hijHij heeft toch zeker van
zich zelf niet „hij" gezegd? Dat is de derde
persoon.
D'r waas hiel gien derde pursoon hai.
Nèe U begrijpt fne nietDe man
waar u mee ruzie had heeft toch zeker niet
tegen u gezegd: „Ik heb het peerd uit de wei
gehaald?.
Uwe?Ohoo,Nei. 1.Gien kwes
tie van! Van uwe was hielemaal gien kwes
tie. Nei!
aan den arbeid begeven. Op dit oogenblik,
voordat de dame het salon weer zal verlaten,
schelt zij en wacht.
Een kamermeisje verschijnt
Geertje zoo zegt de dame. Daar op
de penanttafel ligt mijn halsketting en mijn
oorbellen. Wil je die eens even in een an
dere kamer brengen.
Jawel, Mevrouw.
De oude smid, die al geknield voor de
kachel lag, kijkt op staat overeind
ziet zijn knecht een moment vragend aan.
Dan grijpt hjj in zijn zwarte vestzak en
haalt aan een groeriig leertje een oude knol
raap van een horloge uit
Hij reikt het aan den knecht over.
Gerrit!
Baas?
Och'Gerrit, doe mij 'n pleizier en breng
m'n horloge even naar den winkel terug.
Kot je dan mijn broer?
Natuurlijk, we slapen Zondags in de
zelfde kerkbank
Meur Wat ergerlijk kort is die japon
van je.
Lien: Dat komt door dep oorlog. Alles
ia de hoogte ingegaan.
BABBELUURTJE OVER MODE.
-Gaat u daar maar eens even zitten!
zegt de politierechter ten einde raad. En dan
tot den veldwachter als getuige:
Veldwachter, vertelt u me maar eens
wat u ervan weet.
Een oude eerbiedwaardige smid kwam
met zijn knecht in het huis van een rijke
en trotsche dame om in een van de salons
een kleine reparatie te doen aan de groote
kachel.
Mevrouw gaat zelf mee om aan den smid
het euvel te wijzen.
De smid heeft het begrepen en zal zich
Herfstmode.
Een nieuw verschijnsel aan den kleurigen
hemel der wintermodestoffen is het z.g.
„Dammasé-velvet". Het is een van doffe
patronen ingeperste velvet. Dus niet inge
weven, zooals bij de soortgelijke zijden stof
fen: in hoofdzaak het geval is.
De fluweel wordt met voorliefde gebruikt
voor middagjaponnen en inantela
Ten opzichte van de japonnen geldt mede
als nieuwigheid, dat zeer veel van dezen
en in het bijzonder de „gekleede" japonnen,
uit twee'stoffen zullen vervaardigd worden.
Zoo brv. wat de kleuren betreft: zwart en
beige, zwart en wit, zwart en jade (groen).
Daarnaast maar minder veelvuldig
ook nog andere kleurcombinaties.
Altijd echter moet de domineerende kleur
donker zijn.
Een mooi specimen van bovenstaand sy
steem geeft de eerste teekening.
voor het najaar zullen dienen, geef ik maar
tegelijkertijd een paar aardige modellen.
Voor de liefhebsters!
Deze robe is gemaakt van zwart crêpe
satin en beige crêpe satin. Op het
zwart is geborduurd met rood. Bet kenmerk
is: uiterst sober, maar buitengewoon elegant
toilet.
Het volgende model is ook eeni combinatie
van donker en licht vólgens 'het bovenbe
doelde programma. Maar hoe totaal verschil
lend van het eerste.
Nummero 8: Lief, vlot oostuumpje van
geel en lilageruit, licht beige kamgaren. Op
de eenigszins „afgezakte" sluiting en op
de rok eenige groote viergaatsknoopen. O])
de mouwen 'n paar kleinere. En dat is al
garneering.
De japon is van witte M-ajunga-crêpe ver
vaardigd en het witte gedeelte is in het
oog loopend geborduurd met groote, indigo
blauwe patronen,
De eveneens geweldig groote plissees om
den. hals eri. van de heupen afhangend tot
aan heneden in „drie verdiepingen'' zijn van
indigo crêpe romain in kleur derhalve
correspondeerend op het borduursel. Hier
naast maakt een smal en ongeveer gelijk
gekleurd lint de ceiutuurbewerking af.
De vorige week schreef ik reeds een enkel
woord over de geruite stoffen, welke dezen
winter ongetwijfeld en als de teekenen niet
bedriegen, weer veel zullen worden gedra
gen.
Aangezien deze dan wel in hoofdzaak
Nummero 4: Hoogst fijne tailleur van
zwart en wit geruite stof.
En hierop nog mindere, maar daarom niet
minder aardige garneering. Zij bestaat n.L
uit niet meer dan drie wit-leeren knoopen
onder op de rok en daarnaast op ieder zakje
(Lw.z. op de kiep 'daarvan een leeren
ovaaltje van gelijke kleur. En op dit ovaaltje
dan in zwart geborduurd de groote naam
letter van de trotsche bezitster.
Ontzeg u het huwelijk liever geheel, dan
daaraan het overschot uwer liefde te
schenken.
De kleeding eens "man zij edel en deftig;
die eener vrouw sierlijk en -ein.
Geen' woorden, maar daden, moeten toonen
waatoe gij in staat zjjt.
Henk, lieveling; je moet je vóór ons hu
welijk geneeskundig laten onderzoeken.
Waarom; ik mankeer niets. Alleen een
beetje storing in de spijsvertering.
Dat is het juist. Vraag den dokter een
certificaat waarin hij verklaart, dat je reeds
vóór ons huwelijk aan indigestie leed.
Gol f-enthusiaste (thuiskomend, nadat zij een
belangrijken wedstrijd heeft bijgewoond, in
extase tot haar moeder): „Verbeeld U ma, de
kampioen heeft tegen mij gesproken."
Moeder: „Zoo kind, dat is interessant En
wat heeft hij wel tegen je gezegd?"
De euthusiaste: „Ga uit den weg daar!"
HOE DORA, DE PONNY, LEERDE
OM VRIENDELIJK TE ZIJN.
Er was eens een ponny, je weet wel zoo'n
klein paardje, dat Dora heette. Ze had] een
zachte, bruin© huidl en groote bruine oogen en
lange manen en een'staart, die dien grond
raakte en o, ze zag er zoo hef en vriendelijk
uit. Maar Dora was niet lef en vriendelijk. Ze
was een heel ondeugende, eigenzinnige kleine
ponny.
Ze was 's morgens lief genoeg, als Martha
haar brood bracht. Dan kwam ze hard aanloo-
pen en wreef haar zachte neus langs Martha's
arm. Maar als het brood op was en Martha
haar even wou streeleil, dan was het ineeris
mis. Dora trok baar ooren terug, draaide rond
en sloeg achteruit met haar achterpooten, zoo
dat Martha maakte, dat ze weg kwam.
Nog erger was het, als Martha eens elen
ritje wilde maken. Liet Dora zich vangen? O
nee! Niet voordat ze verscheidene sneetjes
brood gehad had, was ze opgetuigd. En als
Martha 'haar dan rondom d© weide wou laten
stappen* verkoos Dora ineens, dien anderen
kant op te gaan en als ze dlan plotseling harder
begon te loopen, viel dte arme Martha er af.
Dan hief Dora haar kop op len holde weg, heel
verheugd en trotoeh op zichzelf.
Op zekeren dag i^eek Majoor, het oude rij-
tuligpaard', over de heg en zei: „Juffrouw Dora,
aeh® zal het wel de laatste keer zijp, dat je zoo
ongehoorzaam bent. Eens zal onze meester
zeggen, dat je niet geschikt bent voor rijpaard
voor een kind' eni dan ga je naar de markt en
word je verkocht voor een groentekar. Dan
moet ja wortelen rijden ;en je krijgt er nooit
één van. Pas maar op!"
Maar Dora Schudde haar mooie bruine ma
nen en zei: „Dat zal mij niet overkomen Ik
heb op de tentoonstelling een prijs gewonnen
Ze zijn veel te trotsch op me/om me te vïï-
koopen!"
En Majoor ging heen* brommend: „Het zal
nog eens slecht met haar afloopen. Let od of
ik geen gelijk zal krijgen*"
„Hi-hi-hi", hinnikte Dora zachtjes.
•Maar nog dienzelfden dag hinnikte Dora heel
anders. Want haar meester, kwam bij haar met
een man in een manchester pak. Dat was een
straatventer uit de stad: hij verkocht groenten
en fruit Toen Dora hem zag, dacht ze, dat het
een bezoeker was, die haar kwam bewonderen,
d&t gebeurde zoo vaak. Maar ze had nu geen
zin* om bewonderd te worden: ze legde haar
ooren in den nek en sloeg achteruit.
„Daar heb je haar nu!" riep Dora's meester
,„Ze is mooi genoeg, maar wat verwend. Ze
heeft werk noodig,veel werk!"
„Ze k «iet erg vriendelijk", zei de groente
man nadenkend „Maar dat zal bij mij wel beter
worden!"
En het volgend oogenblik greep blij tot-
Dora's grooteni schrik haar bjj de neusgaten
vast en wierp haar een halster over dien kop.
Toen gaf bij Martha's vader een bundeltje
bankpapier, zeggend: Jn orde, mijnheer. Do
koop is gesloten, t" 1
Dora hinnikte verschrikt en trok achteruit.
Maar haar nieuwe meester gaf een Linken ruk
aan; het'halster en leidde haar uit de wei. Toen
Dora bij- het hek kwam, zag ze de goede'oude
Majoor met groote verschrikte oogoni over de
heg kijken ©11 die arme kleine Martta schreiend
haar vaders hand grijpen. „O, Dora, Dora, als
je toch maar wat liever geweest was," snikte
het. meisje.
„Het kan me niets schelen," mopperde Dora.
Maar het kon haar wel schelen,, en veel ook,
dat verzeker ;ik je!
Nu had Dora het heusch niet slécht getroffen.
Ze was verkocht aan een man, de er niet al-,
leen graag zelf netjes .uitzag, maar even graag
met een mooi paardje voor den dag kwam. Zoo
doende werd Dora goed1 gevoed
Maar overigens, wat een heel ander leven*
Inplaats van te leven in een mooi weiland met
zacht gras onder de voeten en boven zich den
blauwen hemel, moest Dora nu 's nachts ver
blijf houden in een donkeren, muffen stal, vol
paarden en ezels van straatventers*
Wat Lachten die haar allemaal uit, omdat
ze zoo gemaakt deed en zooveel praatjes had
over den prijs, dien ze op de tentoonstelling
behaald had. De oude, grauW© ezels balk
ten, zoodra ze haar zagen en de magere afge
werkte penny's gaven haar een trap, als ze
maar even konden.
En dan het werk!
Den eersten morgen den besten, kwam
Dora's nieuwe meester, Willem, haar om drie
uur wekken. Hij trok haar mee naar de bin
nenplaats achter de stal, borstelde haar haas
tig af en spande haar voor een oude vuile
groentewagen. Toen moest Dora loopen wat
éze kon naar de groentemarkt Als ze maar
even langzamer liep werd ze weer aange
sjord met een zweenslag. 1 Dora was woe
dend, maar ze kon niets beginnen met haar
jamsten, die ze bij Martha uithaalde.
Op de markt laadde Willem de kar zoo
vol met groqnten, dat Dora ei haast mee in
verdween. Dan zei hij: „Nu vlug mijn beest
je'-, Zorg dat er wat tijd overschiet vandaag"
Toen de morgen voorbij en de kar leeg was,
kon Dora haast niet meer loopen van ver
moeidheid. „Nu naar h.. i en slapen", dacht
ze. „Eindelijk". En ja, W .Llem stuurde de kar
ook naar den stal terug en Dora liep zoo vlug
ze maar kon, om zoo gauw mogelijk te kun
nen rusten. Maar toen ze in de stal haar hon
ger gestild haa, spande Willem haar voor
een anderen wagen, een mooicn rood en
groen geverfden wagen. En in den wagen
klommen Willems vrouw en zijn vijf kinde
ren en Willem.
„E« nu naar buiten, een heerlijk ritje,
Dora-iief', riep Willem uit. Arme Dora!
Zoo ging het vele dagen achtereen. Dora
.moest werken zoo hard ze maar kon. Mager
werd ze niet, want Willem gaf haar ruim ge
noeg te eten. En vuil werd ze ook niet want
Willem hield haar glanzende huid goed
schoon. Maar o, ze werd zoo rustig en zoo
vriendelijk. Ze sloeg niet meer achteruit en
had geen zweep meer noodig. En ze blufte in
den stal niet meer over prijzen.
Op zekeren dag stond Dora stil voor een
winkel toen een heer en een klein meisje
voorbijgingen. Dora herkende dadelijk Mar
tha en haar vader en hinnekte verheugd.
0, vader, vader", riep Martha uit, „dat is
mijn Heve Dora. Wat ziet ze er nu schattig
uit. O, koopt u haar toch weer voor mij!"
Verlangt U haar weer terug, jongejuf
frouw?" vroeg Willem glimlachend. Het kan
mij met schelen, want ik moest toch gauw
ten grooter paard hebben. Ze is nu een ge
willig, bedaard beestje geworden.
„Gewillig!" zei Martha's vader. Nu dan wil
ik haar wel terug hebben.'8 1
Een paar dagen later was Dora weer in
haar eigen mooie weide terug. En nu paste
ze*wel op, dat ze niet meer ondeugend was
voor haar kleine meesteresje.
RAADSELS.
1.
Jubileum
uurwerk
bakker
i n d i
laan
els
i
- m
IL Potlood.
Goede oplossingen van beide raadsels ont
vangen van:
P. en O. B.; N. de B.; O. B*; B. O.; D. en
V. D.; G. D.; O. D.; O. G.; A. de G.; B. en
T. G.; M. S. de G.; .1. H.; M. H.; J. L. de J.;
W. K.; B. K.; W. K.; P. L.; C. J. v. M.; A. N.;
T, N.; M. O.; F. G. v. P.; A. IL; J. A. S.; H.
S.; O. S.; J. de S.; J. G. S.; L. V.; C. V.; K. V.;
S. W.;A. Y.
I. Ik hon de naam vnn oen groot dier
en besta uit 2 lettergrepen. Mijn eerste let
tergreep Is een verkor'© meisjesnaam en
van mijn tweede lettergroep wordt een da
gelijksch voedsel bereid. Wat 'ben ik?
IL
Op de staande (van
hoven naar onder) en
op de liggende (van
links naar rechts)
naam van -een hoog
X bouwwerk. Op de le
X regel een medeklinker;
moeder haar 'kind graag geeft; op de,3e een
onderdeel van een fiets; op de 4e hemel-
liohfBnen; op de, 5e het gevraagde woord;
op de fle 'groote gehouwen, die men in elke
gemeente ziet; op de 7e een plaats,, waar
allerlei verkocht wordt; op de 80 een scherp
voorwerp; y>p de 9e een medeklinker.