Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven De schoone uitvinding. Het genoegen, van den politierechter. De troef slag. IL Oplossingen der vorige raadsels. Nieuwe raai' XXXXXXXXX kruisjeslijn komt de X op de 2e iets, wat een ^■1 ■PMMI MR hij. Toen na een poosje een van die drie begoin te bewegen, zei de schipper: „Haal die d'r maar uit, janges, die is gered", en achtereenvolgens gal de tweede en toen de derde ook teekens van leven en konden die er ook uitgehaald worden. Ze kregen warme kleeren aan en werden onder de wol gestopt Toen let de schipper een brood krijgen en zoodra hadden de stakkers het niet gezien, of hun oogen gingen wild in t rond en ze pro beerden te praten], maar alles, rwat ze uitbrach ten, waren schorre kreten. Elk kreeg een klein stukkie," niet dadelijk te veel en net genoeg, om ze niet van honger te laten sterven. Na twee uur werden ze weer uitgekleed en in een nieuw bad gestopt, maar nou niet zoo heel kokend en dit ging al maar zoo door, telkens het water wat kouder. Toen de ongelukkiigen den volgenden dag weer spreken konden, vertelden ze, de stuur man en twee matrozen .van een z.g. Engelsche kabelegger te zijn. Daar de Kapitein een dron kaard was, hadden ze eendige dlagenj tevoren be sloten een soort vlotje te maken, voor geval het schip eens om mocht slaan. Zie je, zoo'n kabellegger kom heel' gemakkelijk kantelen, omdiat de kabels, die je laat zinken, precies in 1t verlepgde van het scheepje moeiten Mggen. Komen ze opzij te liggen, dan slapt 't in negen van de tien gevallen om." Deze toelichting van den schipper wilde de Stoker nog nader verklaren, maar hij werd door den stuurman, die 008 aandachtig luisterde, verzocht, „op 't dak te gaan zitte", waarna de verteller, gehuld in rookwolken, vervolgde: „Nou, net toen ze het vlotje goed en wel klaar hadden, kantelde op een dag, dat de kapitein weer dronken was, het^schuitje om en met z'n drieën wisten ze zich te redden. De schipper van den logger had1 dadelijk op een haven aan laten varen, waar ze na een paar dagen binnenliepen en in die plaats de schip breukelingen in een hospitaal wisten onderdak te krijgent' In goed1 Engelsch' hij sprak die taal net zoo goed als zijn Hollanidsch hertelde hij de toedracht der zaak. Maar wat hij' vreemd vond1: hij' moest daar -met zijn schip blijven liggen tot den anderen dag en toen kreeg hij bericht, dat de stuurman de reis maar moest voortzetten* want dat hijzelf in 'Londen ver wacht werd. Zoo ging ie dan dadelijk naar Lon den. op reis, kwam op 't afgesproken, uur op de bepaalde plaats ('t was een groot hótól) en daar zaten, verscheidene deftige- heeren, die hem in 't Engelsch allemaal gelnkwenschten en hem de beele zaak nog eens lieten vertellen. Na afloop noemden ze hem „de koning van de zeedokters", en van hooger hand werd hem W commando over een groot koopvaardijschip aan geboden, wat hij echter niet aannam. Alleen vroeg hij deze gunst: nog op Engeland te mogen blijven, rekenen, zoo hij nog eens in nood: mocht koiüen en zijn nageslacht eveneens. Dit ver zoek werd natuurlijk dadelijk toegestaan en bovendien kreeg de schipper een gouden hor loge met diamanten, waarbij- hem aangeraden werdi, het nooit te laten maken, als ie er zelf niet bij was. De schipper -is nou al lang dood, de kleine Toon is zelf natuurlijk al weer schip per, en het levend evenbeeld van zijn vader. In zijp bezit is het gouden horloge, maar hulp aan 'i Ergelsc-he -parlement heeft ie nog nooit ge vraag.' „En nou gaan we nog een -tukkie doen, jon ges". Schipper Aai had na dat mooie verhaal zijn middagslaapje wel verdiend. Later werd de vlêet weer uitgezet en dien nacht kwam de kroon op 't werk net 50 kantjes '4 -getal was vol. Zoo namen we de thuisreis aan onze kooi- zak werd gepakt, ('k Zal maar niet vertellen, hoe alles er uitzag: smerig, mijn lieve mèn- schen, smerig!) over mijn ringbaardje heb ik in 't begin al geschreven. En zoo kregen we de Hollandsche duinen in "It zicht. Hè, wat deed dat goed'! En even later Stoomden we den Wa terweg in- en net op 't nippertje vóór 't vertrek van dien trein togen we in Vlaardingen voor anker. Schipper Aai wou me voor welkom thuis nog wat haring meegeven; in dter haast vergat ik het. 'k Sprong over op een ander schip, onze boot lag nog lang niet eens heelemaal stil, en 'n vijf minuten later zat ik al in den trein. Nn liggener alweer een paar weken tus- scheni Mijn nieuwe vrienden zijn alweer ter haringvangst, 'komen misschien gauw weer thuis en mijn vkcanitie is ook voorhiji Dikwijls, als ik op den dijk toef, zweven mlijm gedachten de Noordzee over, denk ik aan mijn brave makkers, dlaar heel' in de verte. "Ze hebben me beloofd, in t voorjaar Helder te zullen aandoen en ons op te zoeken. Ik verilang 6T naar ze weer te zien en om ons huis ze even gul te ontvangen als ze het mij: hebben, gedaan. En als 't stormt, zooals we dat pas hebben meegemaakt, en- de reddingboot uitvaart, dlan stijgt, een stille bede .uit je 'hart enxhoog voor hen, mijn vrienden;, voor alen], dia op zee hun leven wagen. 't Wordt wel' zuur verdiend, dat stukje dlage- lijksch -brood.. Naschrift. Allereerst hartelijk dank aan dr. Brensa voor zijn vriendelijke woorden aan mijn. adres. Als dat middel werkelijk zoo uitnemend is, zou ik er niets op tegen hebben met dr. Br. eens een zeetochtje te maken. Echter lijkt op t oogen- blik Yokoha-ma me niet zoo'n erg gezellig toe vluchtsoord Dan zal de Engelsch sprekende lezer(es) wel een eigenaardige drukfout hebben gelezen in het tweede gedeelte. Waar het opschrift op dat oude kanon het 'woord' battle bevatte en de zet ter er bottle van maakte, dus inplaats van slag: flesch. Ik zal niet zeggen, dat er in t dagelijk- sche leven niet genoeg verdrinken in een flesch 1 DIALOOG. Nou amiceWat heb ik je ge zegd Wat dan.wat dan.Weer 'n ramp in Japan? Neet.. Wat dan? Iets met Mussoolienie? Ook niet!De Nou? De nieuwe minister van Finan ciën?. Nee maar daar dichtbij. O De Vlootwet. Nee de Post-giro-dienst! O ja.hopeloos in de warl Natuurlijk I Dat heb je van die opheme- lerij. Voor 'n jaar terug schreeuwde ieder om de girodienst. Neem 'n girorekening.... Neem 'n rekening bij de rüks-giro Ja Tot de kruidenier toe dee ineens zaken met 'n chequeboek 1 De kruidenier? In 't begin van de ziek teperiode heb ik eens voor acht stuivers vodden verkocht. Weet je wat de koopman zei? Ik zal je daar 'n gieroo-pampiertje schrijfeKen-u-'t geld an 't kantoor an- hale Nou moet die koopman er niks meer van hebben! Ken je begrijpen. Moet je ze maar eens hóoren, de chauvinistische geldinstituten. Lees de Telegraaf! Voor 'n jaar geleden banvloeken voor de nuchterlingen, die het geweldige nut van de giro maar niet op go- zag inzagen.Wat 'n achterlijken wat 'n beverige zakenlui.... Wat 'n vijftiende eeuwe-rs.Wat 'n dwarskijkers van staats bemoeienis. Maar nou. Nou in hot ochtend- en avondblad 'n be richt, geïnterlinieerd en met 'n vette gail- lard en 'n kantlijn„Stuur ons aspjeblieft geen girobiljetten en schrijf niet over op- lard en 'n- kantlijn.„Stuur ons asjeblieft 'n ouwerwetsche postwissel".Ik beu. blij, dat ik niet van m'n geloof gevallen bent Ik heb 't bij de ouwerwetsche postwissels ge houwenIk hou niet van die opgedron gen Staatsweldadeuaddio Saluut. Dr. Carel J. Brensa. Dat is nou het praktisch gevolg van het nieuwe wetten maken: Tegenwoordig is het mogelijk dat een politie-agent of een rijks veldwachter iemand op staand-en voet voor den politierechter voert, ten einde den de linquent te doen 'bestraffen voor een over treding der verordeningen of algemeene strafwetten. Ergens ten plattelande is sedert kort een paard gestolen uit de wei en de rijksveld- wacht is dagen lang op haar hoede om even- tueele daders te pakken te krijgen. Het ge luk wil, dat ter gelegenheid van de jubi leumfeesten -.van het „durp" 's morgens vroeg de tongen los komen tusschen twee of drie mannen, die het midden houden tus schen een zigeuner en 'n Hollandsche boe renknecht. Het wordt 'n formeele ruzie en het heeft ten gevolge dat een vair de man nen z.g. „doorslaat" en den ander beschul digt van 't peerd oit de wai 'haalt te hebbe". De rijksveldwachter krijgt er de lucht van, tracht het spoor te volgen, maar kan niets meer uit de mannen krijgen. Het gevolg is, dat de rijksveldwachter de aanleiding aanwezig vindt .om den man voor den nieuwen politierechter van het ressort te voeren. Aldus geschiedt op den eerstvolgenden zittingsdag. De politierechter houdt zitting. De arres tant wordt voor geleid. De rijksveldwachter doet zijn aanklacht. En nu begint de dage- ljjksche pret voor den rechter: De rechter bestaart door zijn goudom rande brilleglazen het hayelooze type voor hein, en vangt het verhoor aan. Hoe heet U? Ikke?De Skeele! De schele!.Neen, ik bedoel uw juis- ten naam. Ohoo.Ikke? Jannes! Jannus? Hoe nog meer? OhooIkke? Jannes Kreilis! Jannus KreilisEn hoe nou nog meer? OhooIkke?Jannes Kreilis Me- rinus! Ja, maar uw familienaam! Ik bedoel de naam van je vader. Ohoo'Me vader hiette de Suffert.. Mooi! U heet Jannus Kreilis Meri- nus, nietwaar? Ja krekJannes Kreilis Merinus. Goed en hoe nou verdier? Ohoo.Ikke?.Jannes Kreilis Me- rinus Fesanten! Fesante? Fesante?.Van Santen ze ker? Ja krekFansantel En waar woont u? Hierre. Waar hier? In de stad? Nei, op 't dirrrep! Waar precies in welke straat of zooiets? In 't krot! 't Krot?.Wat is dat? Da's 't krot! Da's 'n oud hoissie. Hè-hèHoe oud bent U. Da-weet 'k nie. Wanneer bent u geboren? Da-weet Tc ook nie. Waar bent u geboren In Grunnige Mooi En wat heb je nou tegen dien anderen man gezegd? Dat hij het paard uit de wei gehaald heeft? Ikke? Nei Bal heef' 't zullef gezeidi Wat heeft hij, dan gezeid? Hai heef gezeid, dat ai 't peerd! oit de wai 'haald haddel Hij? hijHij heeft toch zeker van zich zelf niet „hij" gezegd? Dat is de derde persoon. D'r waas hiel gien derde pursoon hai. Nèe U begrijpt fne nietDe man waar u mee ruzie had heeft toch zeker niet tegen u gezegd: „Ik heb het peerd uit de wei gehaald?. Uwe?Ohoo,Nei. 1.Gien kwes tie van! Van uwe was hielemaal gien kwes tie. Nei! aan den arbeid begeven. Op dit oogenblik, voordat de dame het salon weer zal verlaten, schelt zij en wacht. Een kamermeisje verschijnt Geertje zoo zegt de dame. Daar op de penanttafel ligt mijn halsketting en mijn oorbellen. Wil je die eens even in een an dere kamer brengen. Jawel, Mevrouw. De oude smid, die al geknield voor de kachel lag, kijkt op staat overeind ziet zijn knecht een moment vragend aan. Dan grijpt hjj in zijn zwarte vestzak en haalt aan een groeriig leertje een oude knol raap van een horloge uit Hij reikt het aan den knecht over. Gerrit! Baas? Och'Gerrit, doe mij 'n pleizier en breng m'n horloge even naar den winkel terug. Kot je dan mijn broer? Natuurlijk, we slapen Zondags in de zelfde kerkbank Meur Wat ergerlijk kort is die japon van je. Lien: Dat komt door dep oorlog. Alles ia de hoogte ingegaan. BABBELUURTJE OVER MODE. -Gaat u daar maar eens even zitten! zegt de politierechter ten einde raad. En dan tot den veldwachter als getuige: Veldwachter, vertelt u me maar eens wat u ervan weet. Een oude eerbiedwaardige smid kwam met zijn knecht in het huis van een rijke en trotsche dame om in een van de salons een kleine reparatie te doen aan de groote kachel. Mevrouw gaat zelf mee om aan den smid het euvel te wijzen. De smid heeft het begrepen en zal zich Herfstmode. Een nieuw verschijnsel aan den kleurigen hemel der wintermodestoffen is het z.g. „Dammasé-velvet". Het is een van doffe patronen ingeperste velvet. Dus niet inge weven, zooals bij de soortgelijke zijden stof fen: in hoofdzaak het geval is. De fluweel wordt met voorliefde gebruikt voor middagjaponnen en inantela Ten opzichte van de japonnen geldt mede als nieuwigheid, dat zeer veel van dezen en in het bijzonder de „gekleede" japonnen, uit twee'stoffen zullen vervaardigd worden. Zoo brv. wat de kleuren betreft: zwart en beige, zwart en wit, zwart en jade (groen). Daarnaast maar minder veelvuldig ook nog andere kleurcombinaties. Altijd echter moet de domineerende kleur donker zijn. Een mooi specimen van bovenstaand sy steem geeft de eerste teekening. voor het najaar zullen dienen, geef ik maar tegelijkertijd een paar aardige modellen. Voor de liefhebsters! Deze robe is gemaakt van zwart crêpe satin en beige crêpe satin. Op het zwart is geborduurd met rood. Bet kenmerk is: uiterst sober, maar buitengewoon elegant toilet. Het volgende model is ook eeni combinatie van donker en licht vólgens 'het bovenbe doelde programma. Maar hoe totaal verschil lend van het eerste. Nummero 8: Lief, vlot oostuumpje van geel en lilageruit, licht beige kamgaren. Op de eenigszins „afgezakte" sluiting en op de rok eenige groote viergaatsknoopen. O]) de mouwen 'n paar kleinere. En dat is al garneering. De japon is van witte M-ajunga-crêpe ver vaardigd en het witte gedeelte is in het oog loopend geborduurd met groote, indigo blauwe patronen, De eveneens geweldig groote plissees om den. hals eri. van de heupen afhangend tot aan heneden in „drie verdiepingen'' zijn van indigo crêpe romain in kleur derhalve correspondeerend op het borduursel. Hier naast maakt een smal en ongeveer gelijk gekleurd lint de ceiutuurbewerking af. De vorige week schreef ik reeds een enkel woord over de geruite stoffen, welke dezen winter ongetwijfeld en als de teekenen niet bedriegen, weer veel zullen worden gedra gen. Aangezien deze dan wel in hoofdzaak Nummero 4: Hoogst fijne tailleur van zwart en wit geruite stof. En hierop nog mindere, maar daarom niet minder aardige garneering. Zij bestaat n.L uit niet meer dan drie wit-leeren knoopen onder op de rok en daarnaast op ieder zakje (Lw.z. op de kiep 'daarvan een leeren ovaaltje van gelijke kleur. En op dit ovaaltje dan in zwart geborduurd de groote naam letter van de trotsche bezitster. Ontzeg u het huwelijk liever geheel, dan daaraan het overschot uwer liefde te schenken. De kleeding eens "man zij edel en deftig; die eener vrouw sierlijk en -ein. Geen' woorden, maar daden, moeten toonen waatoe gij in staat zjjt. Henk, lieveling; je moet je vóór ons hu welijk geneeskundig laten onderzoeken. Waarom; ik mankeer niets. Alleen een beetje storing in de spijsvertering. Dat is het juist. Vraag den dokter een certificaat waarin hij verklaart, dat je reeds vóór ons huwelijk aan indigestie leed. Gol f-enthusiaste (thuiskomend, nadat zij een belangrijken wedstrijd heeft bijgewoond, in extase tot haar moeder): „Verbeeld U ma, de kampioen heeft tegen mij gesproken." Moeder: „Zoo kind, dat is interessant En wat heeft hij wel tegen je gezegd?" De euthusiaste: „Ga uit den weg daar!" HOE DORA, DE PONNY, LEERDE OM VRIENDELIJK TE ZIJN. Er was eens een ponny, je weet wel zoo'n klein paardje, dat Dora heette. Ze had] een zachte, bruin© huidl en groote bruine oogen en lange manen en een'staart, die dien grond raakte en o, ze zag er zoo hef en vriendelijk uit. Maar Dora was niet lef en vriendelijk. Ze was een heel ondeugende, eigenzinnige kleine ponny. Ze was 's morgens lief genoeg, als Martha haar brood bracht. Dan kwam ze hard aanloo- pen en wreef haar zachte neus langs Martha's arm. Maar als het brood op was en Martha haar even wou streeleil, dan was het ineeris mis. Dora trok baar ooren terug, draaide rond en sloeg achteruit met haar achterpooten, zoo dat Martha maakte, dat ze weg kwam. Nog erger was het, als Martha eens elen ritje wilde maken. Liet Dora zich vangen? O nee! Niet voordat ze verscheidene sneetjes brood gehad had, was ze opgetuigd. En als Martha 'haar dan rondom d© weide wou laten stappen* verkoos Dora ineens, dien anderen kant op te gaan en als ze dlan plotseling harder begon te loopen, viel dte arme Martha er af. Dan hief Dora haar kop op len holde weg, heel verheugd en trotoeh op zichzelf. Op zekeren dag i^eek Majoor, het oude rij- tuligpaard', over de heg en zei: „Juffrouw Dora, aeh® zal het wel de laatste keer zijp, dat je zoo ongehoorzaam bent. Eens zal onze meester zeggen, dat je niet geschikt bent voor rijpaard voor een kind' eni dan ga je naar de markt en word je verkocht voor een groentekar. Dan moet ja wortelen rijden ;en je krijgt er nooit één van. Pas maar op!" Maar Dora Schudde haar mooie bruine ma nen en zei: „Dat zal mij niet overkomen Ik heb op de tentoonstelling een prijs gewonnen Ze zijn veel te trotsch op me/om me te vïï- koopen!" En Majoor ging heen* brommend: „Het zal nog eens slecht met haar afloopen. Let od of ik geen gelijk zal krijgen*" „Hi-hi-hi", hinnikte Dora zachtjes. •Maar nog dienzelfden dag hinnikte Dora heel anders. Want haar meester, kwam bij haar met een man in een manchester pak. Dat was een straatventer uit de stad: hij verkocht groenten en fruit Toen Dora hem zag, dacht ze, dat het een bezoeker was, die haar kwam bewonderen, d&t gebeurde zoo vaak. Maar ze had nu geen zin* om bewonderd te worden: ze legde haar ooren in den nek en sloeg achteruit. „Daar heb je haar nu!" riep Dora's meester ,„Ze is mooi genoeg, maar wat verwend. Ze heeft werk noodig,veel werk!" „Ze k «iet erg vriendelijk", zei de groente man nadenkend „Maar dat zal bij mij wel beter worden!" En het volgend oogenblik greep blij tot- Dora's grooteni schrik haar bjj de neusgaten vast en wierp haar een halster over dien kop. Toen gaf bij Martha's vader een bundeltje bankpapier, zeggend: Jn orde, mijnheer. Do koop is gesloten, t" 1 Dora hinnikte verschrikt en trok achteruit. Maar haar nieuwe meester gaf een Linken ruk aan; het'halster en leidde haar uit de wei. Toen Dora bij- het hek kwam, zag ze de goede'oude Majoor met groote verschrikte oogoni over de heg kijken ©11 die arme kleine Martta schreiend haar vaders hand grijpen. „O, Dora, Dora, als je toch maar wat liever geweest was," snikte het. meisje. „Het kan me niets schelen," mopperde Dora. Maar het kon haar wel schelen,, en veel ook, dat verzeker ;ik je! Nu had Dora het heusch niet slécht getroffen. Ze was verkocht aan een man, de er niet al-, leen graag zelf netjes .uitzag, maar even graag met een mooi paardje voor den dag kwam. Zoo doende werd Dora goed1 gevoed Maar overigens, wat een heel ander leven* Inplaats van te leven in een mooi weiland met zacht gras onder de voeten en boven zich den blauwen hemel, moest Dora nu 's nachts ver blijf houden in een donkeren, muffen stal, vol paarden en ezels van straatventers* Wat Lachten die haar allemaal uit, omdat ze zoo gemaakt deed en zooveel praatjes had over den prijs, dien ze op de tentoonstelling behaald had. De oude, grauW© ezels balk ten, zoodra ze haar zagen en de magere afge werkte penny's gaven haar een trap, als ze maar even konden. En dan het werk! Den eersten morgen den besten, kwam Dora's nieuwe meester, Willem, haar om drie uur wekken. Hij trok haar mee naar de bin nenplaats achter de stal, borstelde haar haas tig af en spande haar voor een oude vuile groentewagen. Toen moest Dora loopen wat éze kon naar de groentemarkt Als ze maar even langzamer liep werd ze weer aange sjord met een zweenslag. 1 Dora was woe dend, maar ze kon niets beginnen met haar jamsten, die ze bij Martha uithaalde. Op de markt laadde Willem de kar zoo vol met groqnten, dat Dora ei haast mee in verdween. Dan zei hij: „Nu vlug mijn beest je'-, Zorg dat er wat tijd overschiet vandaag" Toen de morgen voorbij en de kar leeg was, kon Dora haast niet meer loopen van ver moeidheid. „Nu naar h.. i en slapen", dacht ze. „Eindelijk". En ja, W .Llem stuurde de kar ook naar den stal terug en Dora liep zoo vlug ze maar kon, om zoo gauw mogelijk te kun nen rusten. Maar toen ze in de stal haar hon ger gestild haa, spande Willem haar voor een anderen wagen, een mooicn rood en groen geverfden wagen. En in den wagen klommen Willems vrouw en zijn vijf kinde ren en Willem. „E« nu naar buiten, een heerlijk ritje, Dora-iief', riep Willem uit. Arme Dora! Zoo ging het vele dagen achtereen. Dora .moest werken zoo hard ze maar kon. Mager werd ze niet, want Willem gaf haar ruim ge noeg te eten. En vuil werd ze ook niet want Willem hield haar glanzende huid goed schoon. Maar o, ze werd zoo rustig en zoo vriendelijk. Ze sloeg niet meer achteruit en had geen zweep meer noodig. En ze blufte in den stal niet meer over prijzen. Op zekeren dag stond Dora stil voor een winkel toen een heer en een klein meisje voorbijgingen. Dora herkende dadelijk Mar tha en haar vader en hinnekte verheugd. 0, vader, vader", riep Martha uit, „dat is mijn Heve Dora. Wat ziet ze er nu schattig uit. O, koopt u haar toch weer voor mij!" Verlangt U haar weer terug, jongejuf frouw?" vroeg Willem glimlachend. Het kan mij met schelen, want ik moest toch gauw ten grooter paard hebben. Ze is nu een ge willig, bedaard beestje geworden. „Gewillig!" zei Martha's vader. Nu dan wil ik haar wel terug hebben.'8 1 Een paar dagen later was Dora weer in haar eigen mooie weide terug. En nu paste ze*wel op, dat ze niet meer ondeugend was voor haar kleine meesteresje. RAADSELS. 1. Jubileum uurwerk bakker i n d i laan els i - m IL Potlood. Goede oplossingen van beide raadsels ont vangen van: P. en O. B.; N. de B.; O. B*; B. O.; D. en V. D.; G. D.; O. D.; O. G.; A. de G.; B. en T. G.; M. S. de G.; .1. H.; M. H.; J. L. de J.; W. K.; B. K.; W. K.; P. L.; C. J. v. M.; A. N.; T, N.; M. O.; F. G. v. P.; A. IL; J. A. S.; H. S.; O. S.; J. de S.; J. G. S.; L. V.; C. V.; K. V.; S. W.;A. Y. I. Ik hon de naam vnn oen groot dier en besta uit 2 lettergrepen. Mijn eerste let tergreep Is een verkor'© meisjesnaam en van mijn tweede lettergroep wordt een da gelijksch voedsel bereid. Wat 'ben ik? IL Op de staande (van hoven naar onder) en op de liggende (van links naar rechts) naam van -een hoog X bouwwerk. Op de le X regel een medeklinker; moeder haar 'kind graag geeft; op de,3e een onderdeel van een fiets; op de 4e hemel- liohfBnen; op de, 5e het gevraagde woord; op de fle 'groote gehouwen, die men in elke gemeente ziet; op de 7e een plaats,, waar allerlei verkocht wordt; op de 80 een scherp voorwerp; y>p de 9e een medeklinker.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 12