WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM"
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCKE COURANT,
van Zaterdag 24 Nov. 1923.
OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN,
feuilleton
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
No. 98. (auteursrechten voorbehouden)
UIT DE OUDE DOOS.
Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden
Overgeschreven door carel brensa.
Het spraakgebruik der betere Jeugd.
De reden.
Begrepen.
carel brensa.
10)
Willem Eggert, de stichter
van de Nieuwe Kerk.
Onderwijs ln Spanje.
Over de liefde.
Advertentie-humor;
't Juffertje
(Vervolg).'
Grafschrift op een timmerman,
die dood gevallen was
Hier ligt begraven' door ongeluk groot
Eenen timmerman, die gevallen is dood!
En ach het ongeluk, dat hij ontving
Was door sneller naar beneden komen, dan
hij naar boven ging.
Voor een Herberg.
Hier in mijn vat
Heb ik het nat
Voor alle vromen
Die 't vechten haat.
En 't borgen laat.
Mag binnen komen!
Grafschrift in een Groninger kerk.
Laat loopen voortaan die 't loopen nog lust!
Ik heb genoeg geloopen en leg nu in rust!
Voor een kousenwinkel.
Komt hier vrij in naar uw behagen
Zie je geen kousen naar je zin dan kun je
er naar vragen!
Voor een schocnmakerslulfel.
Toen de kinderen Israels in de woestijn waren,
Droegen ze hun schoenen veertig jaren....
Als de boeren en burgers nu ook zoo deden,
Dan mocht je het schoenmaken wel aan den
duivel besteden!
Voor een Luifel op den Haar
lemmerdijk.
O! Haat en Nijd wat zijt gij groot.
De Liefde en Vriendschap is haast dood!
Als iedere hater eens brak zijn bien.
Wat zou men vele hinkers zien
Op de zakjes van een Tabaksver-
kooper te Leeuwarden.
Puike Varinas Zoet van Geur.
Zoek je dat? Zoo komt bij mij!
Goed van smaak, van reuk, van kleur.
Vindt gij altijd' in „De Bij"....
Daarom bid ik goede luiden
Ziet mijn merk en zegel aan.
Dat er door geen ander kruiden
In m ij n zakjes wordt gedaan.I
Iemand schreef met krijt op
een ruit:
't Zijn Narren en Dwazen,
Die schrijven op muren en glazen
(Nicolaas Hein).
'n Ander schreef daaronder:
Zie hoe 't is met Klaas Hein gesteldi,
Die hier zijn eigen vonnis velt.
Gewis is hij als Nar geboren
Met bellen en met ezelsooren!
Glasschrift.
Vrouwen Juristen en Eigenbaat,
Helpen menigeen tot d'armenstaat!
Op het bordje van een begra-
fenlsbldde^
Bidder, Dooter, Doodgraver en Apotheker
Dat zijn vier vrienden dat is zeker!
Want als ze bidden om beur dagelijksch brood,
Dan bidden er twee om de ziekte en twee
om den dood!
Op een muur te Geettruidehberg.
Als God bewaart de Schans!
Ei) den Prins van Oranje!
Dan heeft de Duivel geen kans,
Noch de Koning van Spanje!....
Arnoud Overbeek, in zijn jeugd
ziek liggend, schreef zijn eigen
grafschrift.
Hier ligt begraven Overbeek,
Die den Drommel op een prik geleek!
Hij was ras te voet en eerstdaags mondig.
Het liegen dat verstond hij grondig!
Maar wat hem gespeten heeft 't meest
Is dat hij den Dood niet te slim af is geweest!
Voor een winkel in de Hartestraat
te Amsterdam.
Gij jonge vrouwen,
Die nu gaat trouwen!
Koopt hier een tafel en een kas,
Een kakstoel komt u ook van pas.
En alles wat hieronder staat,
Zul je vinden in de Hartestraatl....
(Wordt voortgezet).
TAALVERNIEUWING.
Het zijn niet enkel de moderne schrijvers
in Holland, die onze taal uit de dagen van
Jaoob van Lennep en Potgieter aanmerke
lijk hebben uitgebreid.
Het is vooral de moderne jeugd, die daar
aan doei
Want volgens het oordeel van den heer
O. Barendse in zijn boek: „De Wereldbe
schouwing van het Kind" is hetaantal uit
drukkingen van de tegenwoordige jongens
en meisjes niet alleen sterk toegenomeni,
maar er heeft een vernieuwing van uitdruk
kingen plaats gehad, die een normaal
mensch de schrik voor de toekomst om het
hart doen slaan.
Hij toekende een' aantal van deze nieuwe
woorden op uit den mond van een groep
twaalf- tot zestienjarige soholieren, allemaal
leerlingen van uitstekende scholen en be-
hoorende tot de z.g. „betere" klasse.
En hij' kwam tot het resultaat, dat behalve
nog andere meer of minder fraaie titels o.m.
die krijgt van pestvent! De leerares wordt
meer lieflijk en met fijne ondersohelding
aangeduid als 't snert-wijf!
De hoogste lof, die zoo een leerares tegen
woordig van de moderne jeugd kan oogsten
is dat ze wed.'t geschikt Mensch is.
De kameraden staan er onder elkaar nog
erger voor. Ze tituleeren elkaar als: keien,,
piegcims, schooiers, kledders, lofferds, lef
makers, reuzeletfmakers, ploerten, engerds,
snertventen, knullen, idioten, reuzelefschop
pers, zwijnjakken, nijdassen, enz.
Betreffende hun karakter zijn ze volgens
de kornuiten: kei-ig, walgelijk, faan, eng,
belabberd of igochem.
En volgens den heer Barendse is dit nog
lang niet alles.
Ofschoon het er mee door kan!
B.
Reiziger: Zeg, waarom houden jullie er
toch zulke uitgebreide dienstregelingen op
rfa, met al dat cjjfergewriemed, als de trei
nen toch nooit op tijd aankomen of vertrek
ken.
Statlonsbeamte: Wel, meneer dat doen
we omdat we anders nooit eens zouden kun
nen nazien hoevéél tijd de treinen te laat ver
trekken of te laat binnenkomen.
Twee vrienden ontmoeten elkaar op de
beurs. Het is te Amsterdam.
En ik zeg je zoo voer de een uit.
Nederland heeft d'e onbenulligsto en lam
lendigste bankiers die ik ken. Ze moesten
maar tramconducteur worden en de conduc
teurs de bankzaken laten behandelen.We
zouden dan een veel beteren flnantieelen toe
stand krijgen.Dan zou er wat meer mo
gelijkheid zijn om handel te drijven en de
verschrikkelijke misere in de wereld te bo
ven te komen.
Ik weet er alles van antwoordde de
ander.... Ze willen mij ook geen verder
crediet geven
door
Er loopt in de onmiddellijke nabijheid van
den „Dam" te Amsterdam een straatje zoo
leelük als er misschien geen tweede in heel
ae stad is. Het is nauwelijks een straat, het
is meer 'n wo'rm of 'n'eindje touw, dat achte
loos neergegooid, in een slordige halve crkei
te land gekomen is.Het heeft in zijn vorm
ook wel iets van die bekende, heel dun afge
schilde appelschil, die we dan met twee slagen
om ons hoofd op den grond gooien om ae
voorletter van „Hem" of „Haar U
U In' iéder géval: Er loopt dan vlak bij den
Dam of juister, van den Dam zelf af en
<ian verder in 'n slingerbocht naar de N. Z.
Voorburgwal zoo een krocht, dat een straat
moet verbeelden).
Het loopt geheel rond de Nieuwe Kerk, die
aan den Dam staat,, en ieder, die het. straatje
niet kent, kan zich niettemin een voorstelling
maken van haar loop, wanneer men bedenkt,
dat de nieuwe Kerk eigenlijk een vorm heeft
van een groot vierkant Kruis, met dan allemaal
stukken en brokken eraan, vast
Zoo lijkt bet tenminste....
En daaromheen is een gelegenheid voor het
publiek om te loopen....
En die gelegenheid-heet de.,.Eggert-
straat!
De Eggertstraat is de eenige openlijke hulde
behalve dan ettelijke papieren paperassen
en oorkonden in het stads-archief die ge
bracht is aan een man, die in het begin van de
vijftiende eeuw te Amsterdam leefde, daar
wondere dingen van goedheid, van kracht, van
regeerihgskunde, van menschlievendheid, en
van wijs beleid heeft gedaan schatten' geld
aan philantropische doeleinden heeft beste,ed
den regeerenden Graaf van Holland in
hoogst eigen persoon van het noodige zakgeld
voorzag en voor de aardigheid aan Amsterdam
de Nieuwe Kerk cadeau gaf.
Ik zie dat in onze dagen Mgr. Nolene of ex-
Minister Colijn nog niet doen-I
Maar Willem Eggert deed het wel. En op
Het Spaansche onderwijsblad ,3evista de
Pedagogia" schrijft over de treurige onderwijs
toestanden in Spanje. Wij lezen in dit blad:
Terwijl de meeste landen van Europa en Ame
rika de grootste hinderpalen voor werkelijk
beschavend en ontwikkelend onderwijs uit den
weg geruimd hebben, is bij ons alles nog het
oude. De toestand van het schoolwezeif en het
onderwijs is treurig. Men zoekt de verantwoor
delijkheid daarvoor bij de regeering, het parle
ment (dat intusschen naar huis gezonden is),
de onderwijzers en het volk. Bij wie is men
aan het juiste adres?
In de Kamer hebben linksche afgevaardigden
herhaaldelijk er over geklaagd, dat de wettelijke
bepalingen voor 't onderwijs slechts op papier
bestaan. Reeds in 1857 werd de leerplicht van
het 6e tot het 9e jaar vastgesteld, in 1901 werd
deze verlengd1 tot het 12e jaar en in 1913 werd
bepaald, dat het kind tot het voleindigde 12e
levensjaar leerplichtig was. Maar wat geschiedt
er in werkelijkheid?
De naakte waarheid is, dat van de drie mil-
lioen kinderen op leerplichtigen leeftijd 500.000
zonder eenig onderwijs opgroeien. Spanje heeft
ongeveer 50 analphabeten, de provincie
Malaga spant in dezen de kroon met 79
Van 45,000 gemeenten hebben 30.000 geen
school. Menig schoolgebouw verkeert in zeer
slechte hygiënische omstandigheden. In 1921
werden 8QD scholen gesloten, omdat haar in
richting iea gevaar voor de volksgezondheid
oplevewre. fit de laatste 8 'jaren werden er in
't geheele land slechts 200 nieuwe scholen ge
bouwd. Rekent men, dat voor elke 50 school
kinderen een onderwijzer noodig is, dan komt
men- tot een totaal van 60.000. Er zijn echter
tegenwoordig slechts 30.000 onderwijzers.
In 1918 ontwierp men ter bevoegder plaatse
belangrijkehervormingsplannen. De snelle
regeerings- en ministerwisseling (soms vijfmaal
per jaar) heeft evenwel een telkens herhaald
uitstel veroorzaakt. Even vaak als de ministers
worden de onderstaatssecretaris voor onder
wijs, de directeur van het schoolwezen en de
hoofdinspecteurs vervangen. Het spreekt van
zelf, dat deze snelle en telkens opnieuw plaats
hebbende mutatie het onderwijs en den hervor
mingsplannen volstrekt niet ten goede komt.
Het toezicht op het ondèrwijs is zeer gecen
traliseerd en gaat uit van Madrid. Het wordt
uitsluitend door mannen van het vak uitge
oefend. De Staat is verplicht schoolgebouwen
ter beschikking te stellen, de gemeente geeft
den grend en moet den onderwijzers woningen
verschaffen. De aanstelling der leerkrachten
heeft uitsluitend vanuit. Madrid plaats. Dit is
een ernstig bezwaar, waijit de heilige Bureau-
cratius heeft zijn invloedssfeer ook tot Spanje
uitgestrekt en op zijn rekening mag het gesteld
worden, dat scholen soms maandenlang op de
toebedeeling van een onderwijzer moeten
wachten.
De Spaansche paedagogen verliezen bij dat
al den moed nog niet. Zij, trachten ijverig den
stroom van nieuwe Ideeën en methoden uit
bultenlandsche bron naar hun land te voeren.
Fröbel, Natorp, Kerchensteiner, zijn tot hun
wegwijzers geworden, in het bijzonder vereeren
zij echter den leider van het instituut Jean
Jacques Rousseau, Prof. Ed. Claparède, die
onlangs door de „Junta de Ampliacion de Estu-
dlos" naar Madrid werd geroepen, om daar
cursussen te geven. De gedachte der werk-
school heeft veel sympathie gewekt en reeds
is men overgegaan tot het stichten van een
opvoedingsinstituut, dat van deze sympathie
getuigt. Hier en daar zijn openluchtscholen
opgericht, schóolsanatorla en vacantiekolonies.
Madrid heeft een modelschool, waar eiken dag
beurtelings vijftig kinderen het middagmaal
gebruiken; zang en muziek begeleiden het sa
menzijn der kinderen buiten de schooluren. In
den gemeenschappelijken eet- en verpoozings-
tijd wordt een stukje opvoeding tot gemeen
schapsleven verwerkelijkt. Ook de raad bij be
roepskeuze heeft ijverige voorstanders en reeds
enkele beoefenaars gevonden.
Een der voornaamste leiders op paedagogiscl
gebied, Prof. Francisco Gener de los Rios heeft
eens gezegd, dat de toepassing van een nieuwe
onderwijsmethode niet deugt, indien zij geen
schandaal veroorzaakt. Tot nog toe is de gele
genheid tot schandaal in Spanje slechts gering.
Ook met enkele hervormingspogingen mag
de algemeene toestand van het onderwijs nog
zeer verouderd en treurig genoemd worden.
de volgende imanier.
Het was in de dagen, dat Graaf Willem de
Zesde van Holland Heer van Amsterdam was.
Binnen de Veste van Amsterdam leefde
toen een eenvoudig koopman. Hij was her
komstig van Gent althans uit Vlaanderen,
en deed hier niet anders dan zaken drijven.
iMaar het toeval wilde, dat deze zaken nogal
goed gingen. Met het gevolg, dat Willem Eg
gert een van de rijkste mannen van de stad
werd' of was
En het toeval wilde tegelijkertijd, dat deze
man niet zijn rijkdommen uitsluitend voor
zichzelf wenschte te houden, maar er voor
zoover mogelijk, van wilde mededeelen aan het
gemeenebest.
De manier waarop hij dit deed schijnt ter
gelegenertijd de aandacht te hebben getrokken
van Graaf Wille™- In ieder geval deze twee
mannen raakten met elkaar in kennis en uit
die kennis werd een vriendschap geboren, die
jaren aanhield.
Zoo groot werd de vriendschap tusschen
den eenen en den anderen Willem, dat zij op
een gegeven oogenblik als het ware imet z'n
tweeën de stad regeerden....
Want het was aan den Graaf miet ontgaan,
dat Willem Eggert een menschlievend man was,
en aangezien de stad Amsterdam (zooais in het
vorige feuilleton gebleken is) een beroemden
naam had op het gehied-van de armverzorging,
duurde het niet lang of Willem Eggert werd
aangesteld tot Trezorier en Hofmeester, d. w. z.
Wat la liefde?
Zijn er „soorten'' van liefde? Zooja.
Hoeveel soorten dan?
Dat lijken allemaal zonderlinge vragen!,
maar wanneer we er even1 met onze gedach
ten bij stilstaan, zullen we dra merken, dat
het nog zoo geik niet is als het wel lijkt, om
zulke dwaze vragen eens te stellen.
Want naast veel andere dingen, valt in de
eerste plaats op, dat zelfs de grootse den
kers dus juis zij, die zich niet afschepen
met een gemeenplaats over een wijsgeerig
onderwerp, maar er in doordringen en een
oplossing zoeken dat zelfs die .grootste
denkers geen bepaalde definitie kunnen ge
ven. En dat ze bovendien onderling allen
van karakteriseering verschillen.
Eenige aanhalingen mogen dit bewijzen:
La Roohefoucalt schreef: .„Het is met
de ware liefde als met spoken. Iedereen
spreekt erover, doch maar heel weinig men-
sohen1 hebben ze gezien."
Verschillende schrijvers 'beweren, dat al
leen mannen en vrouwen van groote genia
liteit de zuivere romantische liefde kunnen
ondergaan. Maar hiertegenover staat weer,
dat juist verschillende mannen van genie
openlijk hebben beweerd de Liefde nimmer
.te hebben gekend. Schopenhauer b.v. bé-
weerde dit van zichzelf. Nietsohe ook. En
Herder en Grimim gaan zelfs zoover te 'bewe
ren, dat het niet kan dat liefde niets an
ders dan een waan is. Zij zeggen, dat Goethe
nooit waarachtig heeft kunnen liefhebben,
gelijk hij beweerde. Ook Tolstoï stond als
een vreemde tegenover het begrip liefde.
De Fransche schrijver de Oouoourt maakt
melding van een letterkundige bijeenkomst,
op welke de leden zich bezig hielden met
het vraagstuk: Wat is liefde? De Conoourt
zei: Men kan de liefde niet wetenschappelijk
detertmineerem. Emile Zola zei: Jawel dat
kan' wel. Luister maar.De liefde in het
algemeen is in wezen hetzelfde. Vaderlands
liefde, menschenliefde, ouderliefde, kinder
liefde, mannen- en vrouwenliefde. Het is
alle maal niets anders dan een emotie, die
haar oorsprong heeft in het vooruitzicht van
genietingen van geluk..
De Rus Türggenieff meende: De liefde is
niets anders dan het proces van oplossing.
Iemand die waarachtig liefheeft, zal zich
geheel oplossen in de persoon van die hij
liefheeft. Hij cijfert dus zichzelf weg, ten
gunste van den ander.
Professor Ribot zei: In de hoogere gebie
den van de liefde zijn de emoties zoo subtiel
en verheven, dat slechts één op de honderd'
duizend ze kan aanvoelen. Alle andere staan
er vreemd tegenover. Het is het beloofde
land, waarin slechts weinige uitverkorenen1
kunnen binnen gaan.
De middeleeuwsche schrijver Leon Ha-
braeus kwam dicht bij de meening van Zola,
maar was meer sensueel, dan romantisch.
Hij sohreef: De liefde is slechts het vurig
verlangen om te genieten wat aangenaam
is. Hiermede was hij op het pad der meer
zuivere zinneliefde de liefde tusschen
man en vrouw. Dus de karakterlijke gene
genheid'. Juist in de middeleeuwen was de
meening in deze richting vrij sterk. Liefde
is meer of minder hoog geestelijk en tege
lijkertijd lichamelijk genot. Anders niet.
Al de mooie namen zijn onzin. De Platoni
sche en de romantische liefde zijn wel ide
aal, heroïsch, verheven, wonderbaarlijk en
geestdriftig, maar komen in verhouding te
weinig voor om mede te tellen.
In de Grleksche oudheid geldt dan ook
vaak de wijsgeerige vraag: kan een mensch
tegelijk twee andere harten liefhebben1? Men
meende van ja -zooals wij' in onze moraal
opvattingen meenen van neen!
En in nog andere 'beschavingen gold het
zelfs als voorwaarde, dat men meer harten
liefhad dan een, om de ware liefde te kun
nen ondergaan.
Want de oude Perzische wijsgeer Sadi
sohreef: Als gij werkelijk de liefde wilt loe
ren kennen, kies u dan met iedere nieuwe
■lente een nieuwe vrouw. (Hij' sprak zeker
alleen van de mannen.)
En Anacreon sprak: Kunt gij de bladeren
van een boom of de golven van de zee tel
len? Dan pas kunt gij mij zeggen hoe vaak
ik bemind heb. En Lucianus wedijvert nog
met Anacreon, wanneer hij uitroept: Ik ken
de liefde. Want neemt gij. twintig lieftallige
vrouwen met edele harteni uit Athene en
voeg er zooveel bij van Iona en van Carië
en van Rhodes, van Syros, van Knobus en
van Kreta's steden. En gij kunt weten hoe
groot mijn Uefde géweest is.
Onze tegenwoordige meeningen zijn zoo
danig, dat wij een inzicht als van deze mon
dige wijze tot stand gekomen.
Willem de Zesde namelijk was van Jongs af
groot gebracht in een staat van luxe en pracht,
die langzamerhand fnuikend voor hem werd.
Hij kon geen afstand meer doen van het voeren
van een grooten staat en verviel tot groote
schulden. Hij had aan het- begin van zijn regee
ring zelf al de meeste van zijn bezittingen be
zwaard en zelfs verpand.
En het was toen Willem Eggert, die hem „uit
den brand" hielp. Niet eenmaal, maar wel tien
maal.
Het was dus niet zonder een bijsmaak van
den kant van den Graaf, dat hij de vriendschap
zocht van den eenvoudigen koopman.
Niettemin zou het publiek eerst gelijk gehad
hebben, indien ware gebleken, dat Willem Eg
gert van de gunstige gelegenheid gebruik ge
maakt had om door middel van zijn finantieele
voorschotten alleen voor zichzelf rechten oj
posities af te dwingen.
Maar zoo was het niet!
Willem Eggert gaf geen geld aan den berooi
den graaf om zichzelf daardoor macht en aan
zien te verschaffen.... Neen. Hij had geen
andere bedoeling dan om Graaf Willem uit de
penarie te redden"! Want hij paste zijn koop
mansinzicht toe en dwong den Heer van Am
sterdam om door middel van zijn eigen geld
weer orde op zijn zaken te stellen
En dit gelukte! Graaf Willem kwam er'—
dank zij het geld en den goeden raad van Eggert
weer geheel bovenop. In weinig jaren was
hij van zijn schulden ontlast en waren zijn be
schen zuiver liohfcmisserjj, en volstrekt geen
liefde noemen.
Men neemt aan dat deze laatste meening
verreweg de overheerschentde is en de meest
waarachtige. Ons instinct zegt ons, dat voor
alles slechts van liefde sprake kan wezen
wanneer het de innige verhouding omvat
van twee harten, twee zielen, twee men-
sohen.
Maar dat neemt niet weg, dat niet alleen
in een z.g. gedegeneerde beschaving van de
oudheid, maar wel degelijk in zeer uiteen-
loopende levendbeschouwingen en bij ver
scheidene rassen de tegenovergestelde mee
ning voorstond.
Dit wordt niet onaardig geïllustreerd,
door het bekende verhaal in de „Hitopadesa"
van den ouden Bramaan Wodesarman.
Het.luidt als volgt:
Op een avond gaf iemand hem een scho
tel gérstemeel ten gschenke. Wedesarman
nam de schotel mee naar de markthal en
ging in een hoekje zitten naast de plek waar
een pottenbakker zijn aardewerk had uit
gesteld. En de Bramaan gaf zich aan de
volgende bepiegeling over: Als ik deze
schotel meel verkoop krijgt ik er wel een
dubbeltje voor. Daarvoor kan ik eenige van
deze potten van denl pottenbakker koopen
en deze weer met winst van de hand doeni
Zoo zal ik mijn geld vermeerderen. Dan ga
ik handelen in betelnoten, kleederen en nog
andere dingen en zoo kan ik mijn rijkdom
wel tot honderduizend dubbeltjes opvoeren.
Daarmede zal ik zeker vier vrouwen kunnen
koopen en daarmee trouwen. Aan de jongste
en liefste geef ik mijn teederste liefde epi
de anderen zullen door jalouzie gekweld
worden en mij des te meer aanhangen! Als
ze mochten durven kijven, dan zial ik ze
mijn knuppel laten voelen. i
En bij deze woorden sloeg hij reeds zoo
vervaarlijk met zijn stok in de rondte, dat
hij zijn schotel meel verbrijzelde en nog ver
schillende potten van den pottenbakker stuk
sloeg.
De pottenbakker smeet hem voor het stal
letje vandaan en de liefdedroom van Wedes
arman was uit
mm*
Daarom zal het wel het dichtst hij de
waarheidzijn om te spreken van liefde is
waan. Zooals het voor den Bramaan was.
En mocht dit werkelijk zoo wezen, dan weet
ik niet heter dan te besluiten met een slot
regel van een van de schoonste sonnetten
van de dichter Jac. Perk:
„Is liefde dwaling Kan men: zoeter
dwalen?*
Corel Brensa.
t
Eenigen tijd geleden hebben wij enkele
staaltjes van' advertentie-humor vermeld.
Sedert dien zijn weer nieuwe bijdragen op
dit gebied ontvangen, die wij den lezer niet
meenen te mogen onthouden.
Een adverteerder biedt als koopje aan
een koperen gaslamp en de drie doelen van
de Man en de Vrouw. Wij hebben ons ge
pijnigd met de vraag, welke deelen bedoeld
werden: kop, borststuk en achterlijf? maai
dan zijn er toch ook nog de beenen. En ml
zijn weliswaar Man en Vrouw één, maar ln
de anatomie tellen ze toch. voor twee. Ge
lukkig kwam onze jongste bediende, die er
literaire aspiraties op nahoudt, op het ge
niale idéé, dat hier het werk van de doc
toren Ter Kuile en Goudhuis bedoeld werd,
dat dien naam draagt.
„De omstandigheden" zijn voer vele ad
verteerders een uitkomst. „Wegens omstan
digheden" biedt iemand te koop een 'kinder
stoel, een paar nieuwe laarzen, twee nieuwe
mantels, een nieuwe overjas en een besta
melkgeit.
Een kinderstoel wegens omstandigheden?
Zou het kind er vandoor zijn gegaan? Maar
die nieuwe laarzen dan? En die andere
nieuwe toleedingstukken'? Een gansch fami
liedrama verbergt zich hier achter déze
„omstandigheden". Tot tenslotte de eenig-
overgebleven melkgeit natuurlijk overbodig
is geworden en de omstandigheden ook den
verkoop daarvan noodig maken.
Een ander familiedrama verschuilt zich
in de navolgende advertentie: „Gevraagd
een oornmensaal; tevens tj koop een paar
denstal." Nietwaar, daarin speurt de aan-
dachtige lezer verwantschap. Want is niet
,uit dit familiedrama te lezen, dat de vorige
commensaal is heengegaan omdat men hem
ln de voor de naohtrust bestemde uren In te
Intieme aanraking bracht met het rossinant?
Overigens kan dit feit, niettegenstaande de
liquidatie van den paardenstal, niet erg gun
stig op de ontwikkeling van de afdeeling
„oommensaals" in bedoelden huize, werken.
„Bij deze betuigen wij onzen hartelijkeni
dank voor de liefderijke behandeling tijdeni
de ziekte van onze Echtgenoot© ondervon
den." Hoe zit dat ln elkaar? Terwijl de vrouw
ziek was, heeft de man „liefderijke 'behan
deling" ondervonden. Van wlen? Of nog
erger: Van wie? Verdacht geval.
„Te koop een mandenwieg met toebehoo-
ren." Gaarne inlichtingen hieromtrent. li de
den man, die over den buidel' gaat en het stof
felijke onder de armen etc. verdeeld gelijk
wijlen Judas Iskariot in het Nieuwe Testa
ment.
Maar zooals het Judas verging, verging het
ook Willem....
Hij' was niet al te best getapt. Want het mocht
dan zijn, dat Graaf Willem hoog met dezen
man ingenomen was het gemeenebest rede
neerde anders.
Hij was een man van geringe afkomst
zeide men.... Hij was geen graaf hij was
geen ridder hij was zelfs geen „Heer" van
de een of andere Heerlijkheid! Hij was maar
'nkoopman.
En het gaf dan ook in de publieke opinie nie
mendal of Willem Eggert met groot beleid mee
regeerde of hij door zijn intieme relaties met
den Graaf verschillende en zeer belangrijke
privelegies wist te verkrijgen dat hij gold
voor den meest innemenden man van den' om
trek dat niemand iets op zijn deugdzaamheid
wist af te dingen.
Het gaf allemaal nietsl Het volk van Amster
dam had van stonde af aan een heimelijke grief
tegen dezen man.
En deze grief was de volgende: Men verweet
hem in stilte, dat hij al zijn aanzien en al zijn
buitengewone behekenis in het stadsbestuur
enkel dankte aan z!jn dikke portemonnaie
Eni waar was catl Want de latere vriend
schappelijke verhouding van Willem Eggert
met Willem de Zesde was wel op een eigenaar-