WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM" Populair Bijvoegsel van de HELDERSCKE COURANT, van Zaterdag 24 Nov. 1923. OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN, feuilleton VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT No. 98. (auteursrechten voorbehouden) UIT DE OUDE DOOS. Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden Overgeschreven door carel brensa. Het spraakgebruik der betere Jeugd. De reden. Begrepen. carel brensa. 10) Willem Eggert, de stichter van de Nieuwe Kerk. Onderwijs ln Spanje. Over de liefde. Advertentie-humor; 't Juffertje (Vervolg).' Grafschrift op een timmerman, die dood gevallen was Hier ligt begraven' door ongeluk groot Eenen timmerman, die gevallen is dood! En ach het ongeluk, dat hij ontving Was door sneller naar beneden komen, dan hij naar boven ging. Voor een Herberg. Hier in mijn vat Heb ik het nat Voor alle vromen Die 't vechten haat. En 't borgen laat. Mag binnen komen! Grafschrift in een Groninger kerk. Laat loopen voortaan die 't loopen nog lust! Ik heb genoeg geloopen en leg nu in rust! Voor een kousenwinkel. Komt hier vrij in naar uw behagen Zie je geen kousen naar je zin dan kun je er naar vragen! Voor een schocnmakerslulfel. Toen de kinderen Israels in de woestijn waren, Droegen ze hun schoenen veertig jaren.... Als de boeren en burgers nu ook zoo deden, Dan mocht je het schoenmaken wel aan den duivel besteden! Voor een Luifel op den Haar lemmerdijk. O! Haat en Nijd wat zijt gij groot. De Liefde en Vriendschap is haast dood! Als iedere hater eens brak zijn bien. Wat zou men vele hinkers zien Op de zakjes van een Tabaksver- kooper te Leeuwarden. Puike Varinas Zoet van Geur. Zoek je dat? Zoo komt bij mij! Goed van smaak, van reuk, van kleur. Vindt gij altijd' in „De Bij".... Daarom bid ik goede luiden Ziet mijn merk en zegel aan. Dat er door geen ander kruiden In m ij n zakjes wordt gedaan.I Iemand schreef met krijt op een ruit: 't Zijn Narren en Dwazen, Die schrijven op muren en glazen (Nicolaas Hein). 'n Ander schreef daaronder: Zie hoe 't is met Klaas Hein gesteldi, Die hier zijn eigen vonnis velt. Gewis is hij als Nar geboren Met bellen en met ezelsooren! Glasschrift. Vrouwen Juristen en Eigenbaat, Helpen menigeen tot d'armenstaat! Op het bordje van een begra- fenlsbldde^ Bidder, Dooter, Doodgraver en Apotheker Dat zijn vier vrienden dat is zeker! Want als ze bidden om beur dagelijksch brood, Dan bidden er twee om de ziekte en twee om den dood! Op een muur te Geettruidehberg. Als God bewaart de Schans! Ei) den Prins van Oranje! Dan heeft de Duivel geen kans, Noch de Koning van Spanje!.... Arnoud Overbeek, in zijn jeugd ziek liggend, schreef zijn eigen grafschrift. Hier ligt begraven Overbeek, Die den Drommel op een prik geleek! Hij was ras te voet en eerstdaags mondig. Het liegen dat verstond hij grondig! Maar wat hem gespeten heeft 't meest Is dat hij den Dood niet te slim af is geweest! Voor een winkel in de Hartestraat te Amsterdam. Gij jonge vrouwen, Die nu gaat trouwen! Koopt hier een tafel en een kas, Een kakstoel komt u ook van pas. En alles wat hieronder staat, Zul je vinden in de Hartestraatl.... (Wordt voortgezet). TAALVERNIEUWING. Het zijn niet enkel de moderne schrijvers in Holland, die onze taal uit de dagen van Jaoob van Lennep en Potgieter aanmerke lijk hebben uitgebreid. Het is vooral de moderne jeugd, die daar aan doei Want volgens het oordeel van den heer O. Barendse in zijn boek: „De Wereldbe schouwing van het Kind" is hetaantal uit drukkingen van de tegenwoordige jongens en meisjes niet alleen sterk toegenomeni, maar er heeft een vernieuwing van uitdruk kingen plaats gehad, die een normaal mensch de schrik voor de toekomst om het hart doen slaan. Hij toekende een' aantal van deze nieuwe woorden op uit den mond van een groep twaalf- tot zestienjarige soholieren, allemaal leerlingen van uitstekende scholen en be- hoorende tot de z.g. „betere" klasse. En hij' kwam tot het resultaat, dat behalve nog andere meer of minder fraaie titels o.m. die krijgt van pestvent! De leerares wordt meer lieflijk en met fijne ondersohelding aangeduid als 't snert-wijf! De hoogste lof, die zoo een leerares tegen woordig van de moderne jeugd kan oogsten is dat ze wed.'t geschikt Mensch is. De kameraden staan er onder elkaar nog erger voor. Ze tituleeren elkaar als: keien,, piegcims, schooiers, kledders, lofferds, lef makers, reuzeletfmakers, ploerten, engerds, snertventen, knullen, idioten, reuzelefschop pers, zwijnjakken, nijdassen, enz. Betreffende hun karakter zijn ze volgens de kornuiten: kei-ig, walgelijk, faan, eng, belabberd of igochem. En volgens den heer Barendse is dit nog lang niet alles. Ofschoon het er mee door kan! B. Reiziger: Zeg, waarom houden jullie er toch zulke uitgebreide dienstregelingen op rfa, met al dat cjjfergewriemed, als de trei nen toch nooit op tijd aankomen of vertrek ken. Statlonsbeamte: Wel, meneer dat doen we omdat we anders nooit eens zouden kun nen nazien hoevéél tijd de treinen te laat ver trekken of te laat binnenkomen. Twee vrienden ontmoeten elkaar op de beurs. Het is te Amsterdam. En ik zeg je zoo voer de een uit. Nederland heeft d'e onbenulligsto en lam lendigste bankiers die ik ken. Ze moesten maar tramconducteur worden en de conduc teurs de bankzaken laten behandelen.We zouden dan een veel beteren flnantieelen toe stand krijgen.Dan zou er wat meer mo gelijkheid zijn om handel te drijven en de verschrikkelijke misere in de wereld te bo ven te komen. Ik weet er alles van antwoordde de ander.... Ze willen mij ook geen verder crediet geven door Er loopt in de onmiddellijke nabijheid van den „Dam" te Amsterdam een straatje zoo leelük als er misschien geen tweede in heel ae stad is. Het is nauwelijks een straat, het is meer 'n wo'rm of 'n'eindje touw, dat achte loos neergegooid, in een slordige halve crkei te land gekomen is.Het heeft in zijn vorm ook wel iets van die bekende, heel dun afge schilde appelschil, die we dan met twee slagen om ons hoofd op den grond gooien om ae voorletter van „Hem" of „Haar U U In' iéder géval: Er loopt dan vlak bij den Dam of juister, van den Dam zelf af en <ian verder in 'n slingerbocht naar de N. Z. Voorburgwal zoo een krocht, dat een straat moet verbeelden). Het loopt geheel rond de Nieuwe Kerk, die aan den Dam staat,, en ieder, die het. straatje niet kent, kan zich niettemin een voorstelling maken van haar loop, wanneer men bedenkt, dat de nieuwe Kerk eigenlijk een vorm heeft van een groot vierkant Kruis, met dan allemaal stukken en brokken eraan, vast Zoo lijkt bet tenminste.... En daaromheen is een gelegenheid voor het publiek om te loopen.... En die gelegenheid-heet de.,.Eggert- straat! De Eggertstraat is de eenige openlijke hulde behalve dan ettelijke papieren paperassen en oorkonden in het stads-archief die ge bracht is aan een man, die in het begin van de vijftiende eeuw te Amsterdam leefde, daar wondere dingen van goedheid, van kracht, van regeerihgskunde, van menschlievendheid, en van wijs beleid heeft gedaan schatten' geld aan philantropische doeleinden heeft beste,ed den regeerenden Graaf van Holland in hoogst eigen persoon van het noodige zakgeld voorzag en voor de aardigheid aan Amsterdam de Nieuwe Kerk cadeau gaf. Ik zie dat in onze dagen Mgr. Nolene of ex- Minister Colijn nog niet doen-I Maar Willem Eggert deed het wel. En op Het Spaansche onderwijsblad ,3evista de Pedagogia" schrijft over de treurige onderwijs toestanden in Spanje. Wij lezen in dit blad: Terwijl de meeste landen van Europa en Ame rika de grootste hinderpalen voor werkelijk beschavend en ontwikkelend onderwijs uit den weg geruimd hebben, is bij ons alles nog het oude. De toestand van het schoolwezeif en het onderwijs is treurig. Men zoekt de verantwoor delijkheid daarvoor bij de regeering, het parle ment (dat intusschen naar huis gezonden is), de onderwijzers en het volk. Bij wie is men aan het juiste adres? In de Kamer hebben linksche afgevaardigden herhaaldelijk er over geklaagd, dat de wettelijke bepalingen voor 't onderwijs slechts op papier bestaan. Reeds in 1857 werd de leerplicht van het 6e tot het 9e jaar vastgesteld, in 1901 werd deze verlengd1 tot het 12e jaar en in 1913 werd bepaald, dat het kind tot het voleindigde 12e levensjaar leerplichtig was. Maar wat geschiedt er in werkelijkheid? De naakte waarheid is, dat van de drie mil- lioen kinderen op leerplichtigen leeftijd 500.000 zonder eenig onderwijs opgroeien. Spanje heeft ongeveer 50 analphabeten, de provincie Malaga spant in dezen de kroon met 79 Van 45,000 gemeenten hebben 30.000 geen school. Menig schoolgebouw verkeert in zeer slechte hygiënische omstandigheden. In 1921 werden 8QD scholen gesloten, omdat haar in richting iea gevaar voor de volksgezondheid oplevewre. fit de laatste 8 'jaren werden er in 't geheele land slechts 200 nieuwe scholen ge bouwd. Rekent men, dat voor elke 50 school kinderen een onderwijzer noodig is, dan komt men- tot een totaal van 60.000. Er zijn echter tegenwoordig slechts 30.000 onderwijzers. In 1918 ontwierp men ter bevoegder plaatse belangrijkehervormingsplannen. De snelle regeerings- en ministerwisseling (soms vijfmaal per jaar) heeft evenwel een telkens herhaald uitstel veroorzaakt. Even vaak als de ministers worden de onderstaatssecretaris voor onder wijs, de directeur van het schoolwezen en de hoofdinspecteurs vervangen. Het spreekt van zelf, dat deze snelle en telkens opnieuw plaats hebbende mutatie het onderwijs en den hervor mingsplannen volstrekt niet ten goede komt. Het toezicht op het ondèrwijs is zeer gecen traliseerd en gaat uit van Madrid. Het wordt uitsluitend door mannen van het vak uitge oefend. De Staat is verplicht schoolgebouwen ter beschikking te stellen, de gemeente geeft den grend en moet den onderwijzers woningen verschaffen. De aanstelling der leerkrachten heeft uitsluitend vanuit. Madrid plaats. Dit is een ernstig bezwaar, waijit de heilige Bureau- cratius heeft zijn invloedssfeer ook tot Spanje uitgestrekt en op zijn rekening mag het gesteld worden, dat scholen soms maandenlang op de toebedeeling van een onderwijzer moeten wachten. De Spaansche paedagogen verliezen bij dat al den moed nog niet. Zij, trachten ijverig den stroom van nieuwe Ideeën en methoden uit bultenlandsche bron naar hun land te voeren. Fröbel, Natorp, Kerchensteiner, zijn tot hun wegwijzers geworden, in het bijzonder vereeren zij echter den leider van het instituut Jean Jacques Rousseau, Prof. Ed. Claparède, die onlangs door de „Junta de Ampliacion de Estu- dlos" naar Madrid werd geroepen, om daar cursussen te geven. De gedachte der werk- school heeft veel sympathie gewekt en reeds is men overgegaan tot het stichten van een opvoedingsinstituut, dat van deze sympathie getuigt. Hier en daar zijn openluchtscholen opgericht, schóolsanatorla en vacantiekolonies. Madrid heeft een modelschool, waar eiken dag beurtelings vijftig kinderen het middagmaal gebruiken; zang en muziek begeleiden het sa menzijn der kinderen buiten de schooluren. In den gemeenschappelijken eet- en verpoozings- tijd wordt een stukje opvoeding tot gemeen schapsleven verwerkelijkt. Ook de raad bij be roepskeuze heeft ijverige voorstanders en reeds enkele beoefenaars gevonden. Een der voornaamste leiders op paedagogiscl gebied, Prof. Francisco Gener de los Rios heeft eens gezegd, dat de toepassing van een nieuwe onderwijsmethode niet deugt, indien zij geen schandaal veroorzaakt. Tot nog toe is de gele genheid tot schandaal in Spanje slechts gering. Ook met enkele hervormingspogingen mag de algemeene toestand van het onderwijs nog zeer verouderd en treurig genoemd worden. de volgende imanier. Het was in de dagen, dat Graaf Willem de Zesde van Holland Heer van Amsterdam was. Binnen de Veste van Amsterdam leefde toen een eenvoudig koopman. Hij was her komstig van Gent althans uit Vlaanderen, en deed hier niet anders dan zaken drijven. iMaar het toeval wilde, dat deze zaken nogal goed gingen. Met het gevolg, dat Willem Eg gert een van de rijkste mannen van de stad werd' of was En het toeval wilde tegelijkertijd, dat deze man niet zijn rijkdommen uitsluitend voor zichzelf wenschte te houden, maar er voor zoover mogelijk, van wilde mededeelen aan het gemeenebest. De manier waarop hij dit deed schijnt ter gelegenertijd de aandacht te hebben getrokken van Graaf Wille™- In ieder geval deze twee mannen raakten met elkaar in kennis en uit die kennis werd een vriendschap geboren, die jaren aanhield. Zoo groot werd de vriendschap tusschen den eenen en den anderen Willem, dat zij op een gegeven oogenblik als het ware imet z'n tweeën de stad regeerden.... Want het was aan den Graaf miet ontgaan, dat Willem Eggert een menschlievend man was, en aangezien de stad Amsterdam (zooais in het vorige feuilleton gebleken is) een beroemden naam had op het gehied-van de armverzorging, duurde het niet lang of Willem Eggert werd aangesteld tot Trezorier en Hofmeester, d. w. z. Wat la liefde? Zijn er „soorten'' van liefde? Zooja. Hoeveel soorten dan? Dat lijken allemaal zonderlinge vragen!, maar wanneer we er even1 met onze gedach ten bij stilstaan, zullen we dra merken, dat het nog zoo geik niet is als het wel lijkt, om zulke dwaze vragen eens te stellen. Want naast veel andere dingen, valt in de eerste plaats op, dat zelfs de grootse den kers dus juis zij, die zich niet afschepen met een gemeenplaats over een wijsgeerig onderwerp, maar er in doordringen en een oplossing zoeken dat zelfs die .grootste denkers geen bepaalde definitie kunnen ge ven. En dat ze bovendien onderling allen van karakteriseering verschillen. Eenige aanhalingen mogen dit bewijzen: La Roohefoucalt schreef: .„Het is met de ware liefde als met spoken. Iedereen spreekt erover, doch maar heel weinig men- sohen1 hebben ze gezien." Verschillende schrijvers 'beweren, dat al leen mannen en vrouwen van groote genia liteit de zuivere romantische liefde kunnen ondergaan. Maar hiertegenover staat weer, dat juist verschillende mannen van genie openlijk hebben beweerd de Liefde nimmer .te hebben gekend. Schopenhauer b.v. bé- weerde dit van zichzelf. Nietsohe ook. En Herder en Grimim gaan zelfs zoover te 'bewe ren, dat het niet kan dat liefde niets an ders dan een waan is. Zij zeggen, dat Goethe nooit waarachtig heeft kunnen liefhebben, gelijk hij beweerde. Ook Tolstoï stond als een vreemde tegenover het begrip liefde. De Fransche schrijver de Oouoourt maakt melding van een letterkundige bijeenkomst, op welke de leden zich bezig hielden met het vraagstuk: Wat is liefde? De Conoourt zei: Men kan de liefde niet wetenschappelijk detertmineerem. Emile Zola zei: Jawel dat kan' wel. Luister maar.De liefde in het algemeen is in wezen hetzelfde. Vaderlands liefde, menschenliefde, ouderliefde, kinder liefde, mannen- en vrouwenliefde. Het is alle maal niets anders dan een emotie, die haar oorsprong heeft in het vooruitzicht van genietingen van geluk.. De Rus Türggenieff meende: De liefde is niets anders dan het proces van oplossing. Iemand die waarachtig liefheeft, zal zich geheel oplossen in de persoon van die hij liefheeft. Hij cijfert dus zichzelf weg, ten gunste van den ander. Professor Ribot zei: In de hoogere gebie den van de liefde zijn de emoties zoo subtiel en verheven, dat slechts één op de honderd' duizend ze kan aanvoelen. Alle andere staan er vreemd tegenover. Het is het beloofde land, waarin slechts weinige uitverkorenen1 kunnen binnen gaan. De middeleeuwsche schrijver Leon Ha- braeus kwam dicht bij de meening van Zola, maar was meer sensueel, dan romantisch. Hij sohreef: De liefde is slechts het vurig verlangen om te genieten wat aangenaam is. Hiermede was hij op het pad der meer zuivere zinneliefde de liefde tusschen man en vrouw. Dus de karakterlijke gene genheid'. Juist in de middeleeuwen was de meening in deze richting vrij sterk. Liefde is meer of minder hoog geestelijk en tege lijkertijd lichamelijk genot. Anders niet. Al de mooie namen zijn onzin. De Platoni sche en de romantische liefde zijn wel ide aal, heroïsch, verheven, wonderbaarlijk en geestdriftig, maar komen in verhouding te weinig voor om mede te tellen. In de Grleksche oudheid geldt dan ook vaak de wijsgeerige vraag: kan een mensch tegelijk twee andere harten liefhebben1? Men meende van ja -zooals wij' in onze moraal opvattingen meenen van neen! En in nog andere 'beschavingen gold het zelfs als voorwaarde, dat men meer harten liefhad dan een, om de ware liefde te kun nen ondergaan. Want de oude Perzische wijsgeer Sadi sohreef: Als gij werkelijk de liefde wilt loe ren kennen, kies u dan met iedere nieuwe ■lente een nieuwe vrouw. (Hij' sprak zeker alleen van de mannen.) En Anacreon sprak: Kunt gij de bladeren van een boom of de golven van de zee tel len? Dan pas kunt gij mij zeggen hoe vaak ik bemind heb. En Lucianus wedijvert nog met Anacreon, wanneer hij uitroept: Ik ken de liefde. Want neemt gij. twintig lieftallige vrouwen met edele harteni uit Athene en voeg er zooveel bij van Iona en van Carië en van Rhodes, van Syros, van Knobus en van Kreta's steden. En gij kunt weten hoe groot mijn Uefde géweest is. Onze tegenwoordige meeningen zijn zoo danig, dat wij een inzicht als van deze mon dige wijze tot stand gekomen. Willem de Zesde namelijk was van Jongs af groot gebracht in een staat van luxe en pracht, die langzamerhand fnuikend voor hem werd. Hij kon geen afstand meer doen van het voeren van een grooten staat en verviel tot groote schulden. Hij had aan het- begin van zijn regee ring zelf al de meeste van zijn bezittingen be zwaard en zelfs verpand. En het was toen Willem Eggert, die hem „uit den brand" hielp. Niet eenmaal, maar wel tien maal. Het was dus niet zonder een bijsmaak van den kant van den Graaf, dat hij de vriendschap zocht van den eenvoudigen koopman. Niettemin zou het publiek eerst gelijk gehad hebben, indien ware gebleken, dat Willem Eg gert van de gunstige gelegenheid gebruik ge maakt had om door middel van zijn finantieele voorschotten alleen voor zichzelf rechten oj posities af te dwingen. Maar zoo was het niet! Willem Eggert gaf geen geld aan den berooi den graaf om zichzelf daardoor macht en aan zien te verschaffen.... Neen. Hij had geen andere bedoeling dan om Graaf Willem uit de penarie te redden"! Want hij paste zijn koop mansinzicht toe en dwong den Heer van Am sterdam om door middel van zijn eigen geld weer orde op zijn zaken te stellen En dit gelukte! Graaf Willem kwam er'— dank zij het geld en den goeden raad van Eggert weer geheel bovenop. In weinig jaren was hij van zijn schulden ontlast en waren zijn be schen zuiver liohfcmisserjj, en volstrekt geen liefde noemen. Men neemt aan dat deze laatste meening verreweg de overheerschentde is en de meest waarachtige. Ons instinct zegt ons, dat voor alles slechts van liefde sprake kan wezen wanneer het de innige verhouding omvat van twee harten, twee zielen, twee men- sohen. Maar dat neemt niet weg, dat niet alleen in een z.g. gedegeneerde beschaving van de oudheid, maar wel degelijk in zeer uiteen- loopende levendbeschouwingen en bij ver scheidene rassen de tegenovergestelde mee ning voorstond. Dit wordt niet onaardig geïllustreerd, door het bekende verhaal in de „Hitopadesa" van den ouden Bramaan Wodesarman. Het.luidt als volgt: Op een avond gaf iemand hem een scho tel gérstemeel ten gschenke. Wedesarman nam de schotel mee naar de markthal en ging in een hoekje zitten naast de plek waar een pottenbakker zijn aardewerk had uit gesteld. En de Bramaan gaf zich aan de volgende bepiegeling over: Als ik deze schotel meel verkoop krijgt ik er wel een dubbeltje voor. Daarvoor kan ik eenige van deze potten van denl pottenbakker koopen en deze weer met winst van de hand doeni Zoo zal ik mijn geld vermeerderen. Dan ga ik handelen in betelnoten, kleederen en nog andere dingen en zoo kan ik mijn rijkdom wel tot honderduizend dubbeltjes opvoeren. Daarmede zal ik zeker vier vrouwen kunnen koopen en daarmee trouwen. Aan de jongste en liefste geef ik mijn teederste liefde epi de anderen zullen door jalouzie gekweld worden en mij des te meer aanhangen! Als ze mochten durven kijven, dan zial ik ze mijn knuppel laten voelen. i En bij deze woorden sloeg hij reeds zoo vervaarlijk met zijn stok in de rondte, dat hij zijn schotel meel verbrijzelde en nog ver schillende potten van den pottenbakker stuk sloeg. De pottenbakker smeet hem voor het stal letje vandaan en de liefdedroom van Wedes arman was uit mm* Daarom zal het wel het dichtst hij de waarheidzijn om te spreken van liefde is waan. Zooals het voor den Bramaan was. En mocht dit werkelijk zoo wezen, dan weet ik niet heter dan te besluiten met een slot regel van een van de schoonste sonnetten van de dichter Jac. Perk: „Is liefde dwaling Kan men: zoeter dwalen?* Corel Brensa. t Eenigen tijd geleden hebben wij enkele staaltjes van' advertentie-humor vermeld. Sedert dien zijn weer nieuwe bijdragen op dit gebied ontvangen, die wij den lezer niet meenen te mogen onthouden. Een adverteerder biedt als koopje aan een koperen gaslamp en de drie doelen van de Man en de Vrouw. Wij hebben ons ge pijnigd met de vraag, welke deelen bedoeld werden: kop, borststuk en achterlijf? maai dan zijn er toch ook nog de beenen. En ml zijn weliswaar Man en Vrouw één, maar ln de anatomie tellen ze toch. voor twee. Ge lukkig kwam onze jongste bediende, die er literaire aspiraties op nahoudt, op het ge niale idéé, dat hier het werk van de doc toren Ter Kuile en Goudhuis bedoeld werd, dat dien naam draagt. „De omstandigheden" zijn voer vele ad verteerders een uitkomst. „Wegens omstan digheden" biedt iemand te koop een 'kinder stoel, een paar nieuwe laarzen, twee nieuwe mantels, een nieuwe overjas en een besta melkgeit. Een kinderstoel wegens omstandigheden? Zou het kind er vandoor zijn gegaan? Maar die nieuwe laarzen dan? En die andere nieuwe toleedingstukken'? Een gansch fami liedrama verbergt zich hier achter déze „omstandigheden". Tot tenslotte de eenig- overgebleven melkgeit natuurlijk overbodig is geworden en de omstandigheden ook den verkoop daarvan noodig maken. Een ander familiedrama verschuilt zich in de navolgende advertentie: „Gevraagd een oornmensaal; tevens tj koop een paar denstal." Nietwaar, daarin speurt de aan- dachtige lezer verwantschap. Want is niet ,uit dit familiedrama te lezen, dat de vorige commensaal is heengegaan omdat men hem ln de voor de naohtrust bestemde uren In te Intieme aanraking bracht met het rossinant? Overigens kan dit feit, niettegenstaande de liquidatie van den paardenstal, niet erg gun stig op de ontwikkeling van de afdeeling „oommensaals" in bedoelden huize, werken. „Bij deze betuigen wij onzen hartelijkeni dank voor de liefderijke behandeling tijdeni de ziekte van onze Echtgenoot© ondervon den." Hoe zit dat ln elkaar? Terwijl de vrouw ziek was, heeft de man „liefderijke 'behan deling" ondervonden. Van wlen? Of nog erger: Van wie? Verdacht geval. „Te koop een mandenwieg met toebehoo- ren." Gaarne inlichtingen hieromtrent. li de den man, die over den buidel' gaat en het stof felijke onder de armen etc. verdeeld gelijk wijlen Judas Iskariot in het Nieuwe Testa ment. Maar zooals het Judas verging, verging het ook Willem.... Hij' was niet al te best getapt. Want het mocht dan zijn, dat Graaf Willem hoog met dezen man ingenomen was het gemeenebest rede neerde anders. Hij was een man van geringe afkomst zeide men.... Hij was geen graaf hij was geen ridder hij was zelfs geen „Heer" van de een of andere Heerlijkheid! Hij was maar 'nkoopman. En het gaf dan ook in de publieke opinie nie mendal of Willem Eggert met groot beleid mee regeerde of hij door zijn intieme relaties met den Graaf verschillende en zeer belangrijke privelegies wist te verkrijgen dat hij gold voor den meest innemenden man van den' om trek dat niemand iets op zijn deugdzaamheid wist af te dingen. Het gaf allemaal nietsl Het volk van Amster dam had van stonde af aan een heimelijke grief tegen dezen man. En deze grief was de volgende: Men verweet hem in stilte, dat hij al zijn aanzien en al zijn buitengewone behekenis in het stadsbestuur enkel dankte aan z!jn dikke portemonnaie Eni waar was catl Want de latere vriend schappelijke verhouding van Willem Eggert met Willem de Zesde was wel op een eigenaar-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 17