Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 8 Dec. 1923. 1io< toog (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT No. DE KAMPVECHTERS... CAREL BRENSA. Parabel op een Motie! DE SCHILDERIJ VAN DE SCHIPBREUK, Een zee-vertelling. J „DE GOLFBREKER". DE ZEE. Een kwallflceering. STUURSTOEL-OPSCHRIFTEN. Oud Zeemans wijsje 't Juffertje ZEENUMMER door van ALT SLOOF. Do Zee de machtige en ondoorgronde lijke heerscheres op de door de wijde ruimte wentelende planeet Aarde, had zich weer eens erg opgewonden.... Dat overkwam haar zoo vo^ tijd tot tijd! Als zij zichzelf weer eens eindelijk in herhaalde pogingen vaini zelf-overwinning tot een dragelijke kalmte had weten te krijgen en gedurende vele dagen lang in zachte murmelingen te spelen gelegd had over de diepere opper vlakten der Aarde dan kwcm onweer staanbaar een van die slechte karaktertrek ken naar voren, zooals ook zelfs heorsche- ressen die hebben kunnen. Dan was het alsof ham: weer ineens iets te binnen schoot als van een onrecht of van een geleden smaad.dan verloor ze gaan deweg haar gewone kalmte en dan ging ze ais vanzelf weer over tot weerspannige en oproerige gedachten! Dan kon ze zich ten lange leste niet meer voldoende beheerschen en dan barstte zij uit tot de meest onrede lijke neigingen van verbeten boosheid, zoo- als een vrouw dat soms doen kan, die haar zin niet krijgt. Ook dezen keer was het weer zoo. De zee had zich e(rg opgewonden! En ze wist niet heel goed zelf wat de oorzaak was van haar gramschap. Ze wilde meer' wezen, dan ze was.Ze wilde hooger stijgen dan ze kon! Ze wilde geen krachten naast zich dulden en de alleen-heerschappij (bezitten op Aarde. Want Zij de groote zee, de machtige over veel en velerlei.zij kende wel haar kracht, maar zij kende ook haar beperking. Zij wist wel dat ze heerschte en heérschie over veel, maar ze wist ook, dat zij niet de alles-overheerschende kon zijn! Ze wist dat ook aan haar perken gesteld waren Zij wist het: Altijd moest ze binnen de perken blijven van het waarach tige hoogere land! Nooit kon ze geheel het land overstroomen zóó volkomen, dat ze de alleen-heerscheres zou zijn over de gansche wereld en1 dat de zon niet anders meer zou zien dan haar en haar alleen! Was deze wetenschap van gebondenheid niet om te schuimbekken? En de Zee vergat alle redelijkheid en liet j zich niet bepraten.Ze werd al opgewon dener in het besef van deze eigenlijke schan de. En ze brulde langzaamaan) met alle kracht die in haar geborgen was.... Ze kookte van ingehouden driften en haar gansche oppervlakte was van aandoening heftig bewogen! En toen ze in de eenzaam heid van een langen, donkeren niacht haar woede tot het hoogste had1 opgevoerd, wierp ze zich toen de dag kwam tegen de steenen dammen en op het strand met groot geraas en probeerde stukken af te slaan van de bazaltbrokken, die haar tegenhielden I O! Als ze maar aan iets haar woede zou kunnen koelen. En. terwijl de Zee zich zoo opwond in haar vermeend onrecht, verliet een eenvoudig visscher op zijn schip de haven. Moedig ging de visscher uit staande op het achter steven van zijn ranke schip en de hand vast om het roer.Ja hij zag in de verte de zee en hij zag ook haar kwaadheid van dezen dag weL Maar inwendig lachte hij daarom, al stond zijn gezicht ernstig en strak. Want hij kende haar zoo goed', de zee. En hij kende ook het leven en zijn onvermijde lijkheden. Want hij was een mensch en hi had de gave van de herinnering en van de ervaring. Hij wist dat er aan alle dingen grenzen zijn en dat het geen wezen: noch de zee noch een mensch gegeven is daaraan veranderingen te geven IHij wist van zich' zelf, dat hij nietig was en zwak en zelfs hul peloos tegenover die zeeMaar hij wist ook, dat hij rede had en dat de Rede over wint van de onredelijkheid en de drift van het breidelloos begeeren. Zoo dacht de visscher, terwijl hij stonc op zijn schip en keek naar de zeeHi begreep het wel: Het was weer een van haar driftige buien. Hij zou toch gaan waarheen hij' dacht te gaan, want hij wist dat het Leven hem opgelegd had te gaan. En met vaste hand stuurde hij. Daar kwam zijn schip de beschuttende pieren uit. De Zee gierde. van de woedende zee bewogen was. Maar moedig zonder wijken ging het schip waarheen de visscher het richtte al ging liet dan ook niet^Vlug. Want de visscher Meld zijn hoofd koel en maakte gebruik van de rede en het vernuft, dat het leven- hem geschonken had. Hij zorgde ervoor, dat de boeg van zjjn scheepje altijd op een bepaal de wijze tegen de golven van de zee invoer. Hij weerde de slagen van het water altijd op een bepaalde wijze af, zoo als een bokser de slagen van zijn tegenstander afweert. Niet alleen zijn hand leidde het roer, maar bovendien zijn gedachten. Zoo hield1 zijn scheepje stand in den onge- Hjken kamp. En meteen begon het gevecht de mach tige kamp tusschen de vechters -op leven en dood de zee en den visscher De Zee gierde Zoodra de visscher zich op haar oppervlak vertoonde, smeet ze zich in haar volle kracht tegen hét voorschip en duwde het hevig achterover.... Het lukte niet! De visscher stond als een standbeek aan het roer, maar zijn gedachten werkten koel en klaar zonder ophouden.De zee brulde! Ze veranderde van tactiek. Nu be sprong ze het ranke scheepje van achteren en meende het over den kop te werpen. Zooveel water als ze maar in een golf bij een kon zamelen, bracht ze tezamen en wierp het naar het scheepsboord! Ze bons de tegen bakboord en dan weer tegen bak boord. Het nietige scMp kraakte en piepte van1 pijn uit de slagen van het water. De visscher joeg omhoog en daalde omlaag op de bewegingen van woeste grillen, waar- Zeg, Jan Nou kan ik me toch eigen lijk niet best begrijpen, waarom je die lee- lijke schilderij met dat stuk geslagen scMp nog maar altijd in je mooie kamer laat han gen De rijke reeder, Jan van Schouwen leun de gemakkelijk in zijn leeren stoel achter over en zag zjjn vriend die deze woorden gezegd1 had eens veelbeteekenend1 aan. Die scMlderjj wegdoen? Al zou je me duizend gulden bieden, dan zou ik ze er niet voor willen missen. Waarom dan niet? informeerde de vriend. Omdat die schilderijl in werkelijkheid niets te beteekenen heeft, maar voor mij de onafgebroken' herinnering Is aan den eigen lijken oorsprong vah mijn geluk en van mijn voorspoed beide. Jonge! zei de vriend dat is inte ressantIs er een herinnering aan ver bonden? Dat is er zei de reeder.en als je er pleizier in hebt zal ik die vertellen. Natuurlijk graag! En toen' de vriend was gaan1 zitten en de sigaren waren opgestoken, begon de reeder zijn verhaal: Mijn ouders waren eigenlijk heel arme menschen. Mijn vader zwierf op zee, dat wil zeggen op de kust,*want hij bezat niet anders dan een oude en vrij wrakke vlsschersschuit. Daarmee moest hij den kost voor ons alle maal verdienen. En op een nacht woedde er eon buitenge- woon zware storm op de kust. De wind joeg uit het Noordwesten en de golven sloegen de witte koppen te pletter op het strand'. Ik was 'm iongen van 'n jaar of tien, maar ik weet nog heel g^ed1, dat het dien avond erg onplezierig thuis was. Mijn vader was gelukt lukkig wel binnen, maar het weer was ang stig. Mijn moeder was benauwd van de hui lende stormvlagen. En1 de benauwdheid werd er niet minder op, toen er midden in den nacht -noodschoten begonnen te klinken'. Daar is een schip in nood zei mijn vader tegejn mijn moeder. En aangezien mijn vader tot de bemanning van de redding boot beho-orde, kleedde hij zich zonder spre ken in zijn oliegoed, zette zjjn Zuid-wester op en verliet na ons allemaal goeden nacht te hebben gezegd, h^t huis. Ook mijn moe der kon, het in het huisje niet uithouden en stapte ieder oogenblik naar buiten. Wij' sliepen niet meer, dien nacht. De noodseinen werden nog vaak herhaald en het duurde niet lag of vanuit het volk, dat naar de haven gegaan was, bereikte ons de mede- deeling, dat er een scMp gestrand was een Engelsche schoener, de „Mary", van on geveer 200 ton. Ze was recht voor wind en tij op de ondiepe gronden geloopen en zat muurvast. Den volgenden morgen bleek het schip on herroepelijk verloren. Gedurenden den nacht had de reddingboot verscheidene malen ge probeerd door de branding te komen, maar het wa-s geen enkele maal gelukt. Het scMp was Met bereikt. En toen het licht werd1 be gonnen de mannen oprnpuw. Van het scMp viel Mets meer te redden. Het ging nog al leen om de bemanning, die als radeloos over het overspoelde dek heen en weer liep en zich voor een gedeelte reeds in het want poogden te bergen. Het mocht niet baten. Voordat het in den loop van den dag ge lukte om het wrak te bereiken, waren ver schillende leden van de bemanning door uit putting of door een overslaande zee voor al tijd verloren. Het zonderlinge noodlot wilde dat toen mijn vader eindelijk verbinding met het schip gekregen had er nog enkel een vrouw en een kind levend aan boord waren. De vrouw had1 zich zoo hoog mogelijk in het want opgeborgen om haar kind te be hoeden voor de overslaande golven. Het was vermoedelijk de kapiteinsvrouw. En toen het mijn vader met levensgevaar gelukte het kind te bemachtigen, bleek de vrouw zo-o uitgeput, dat zij zelf met een over gaande zee werd weggespoeld en geen macht meer had' zich vast te houden. Zij verdween voor de oogen van mijn vader. Zoo was dan het kleine kindi —het bleek een meisje het ©enig overgebleven levend wezen van den schoener „Mary". De opva renden spoelden de volgende dagen- hier en daar aan de kust aan en werden op de ge bruikelijke manier op ons kerkhof begraven. De zee merkte het wel en werd,, zoo moge lijk, nog doller! Ook de menschen zoo Metig, zoo klein, zoo misdeeld van de brute krachten der elementen trotseerden haar. Ze kon ook Mer al geen slachtoffers meer maken, als haar dat goed dacht.Neen men gebrmkte haar voor doeleinden, die onbegrijpelijk waren voor haarl En zo be gon te voelen dat de gedachten in haar te genstander sterker waren dan haar eigen ontstuimig© kracht En rustig stond de visscher al spanden zich zijn zenuwen. Hij streed den strijd van het leven! Maar hij beminde den strijd. Het zoute water, dat ketste in zijn gezicht en dat in striemen1 sloeg tegen zijn voor hoofd, maakte hem frisch en klaar.Hij voelde dat ook weer ditmaal zoo als zoo veel jkeeren vroeger de eindelijke over winning hèm zou zijn! Want hiji kende zich zelf en hij kende zijn schip, zoo hecht, zoo sterk en tegelijk zoo onderdaMg aan1 zijn dwingenden wil. Zeker zou hij zijn do-el bereiken, dank zij zijn menschelijk vernuft, dat ten slotte uit ging boven de brute krachten der elemen ten! En tevergeefs rukten en beukten en toren den de golven, door de driftige zee tegen het ranke schip uitgezonden'. Tot eindelijk. De zee.werd -mat.Ze gaf spoedig kamp, ditmaal. Er scheen een beseffing in haar naar boven te komen. Die menschen moest ze eigenlijk niet minnen? Krachtig waren ze en machtiger dan zij. En de zee gaf den strijd op. De golven leg gen zich en hun geraas werd tot een bemin nelijk lispelen. Ze streelden de verschansing zachtekens. En na twee dagen van woedend vechten, zongen de tot kalmte gekomen golven een wiegelied voor den moedigen visscher, die een ander aan het roer gezet had en zich om uit te rusten van de vermoeienissen te sla pen had1 neergelegd. Onze goede trouwe vriendin is de zee. Zij is een deel van ons bestaan, wij kunnen haar Met missen. Zjj beheerscht ons leven, zjj ver gezelt ons, zij troost ons, zij steunt ons. Zij praat met ons. Eiken dag weder opnieuw heeft zij haar babbeltje klaar, en nimmer vertelt zij ons hetzelfde. Nu eens zijn het luchtige en speelsche verhaaltjes, die zij ons voorzingt, en waarbij zij soms schaterlacht om haar eigen woorden. Dan weder zijn het ragfijne sprookjes, die zij verzint, vol van fantasie en bekoring, waar de kabouters en de elfjes een rol in spelen. Soms Is zjj be droefd, en dan worden ook wil treurig; dan zingt zij weemoedige liedjes in mineur, en de meeuwen komen aangevlogen, die haar trachten te troosten. Met hun sterke vleu gels scheren zij over het oppervlak, als wil den zij haar liefkozen en afleiding bren gen. Als de zon ha-ar beschijnt, is zij blijde en Mtgelaten, dan siert zij zich als een eo- quette jonkvrouw in goud en'diamanten, die zij doet flonkeren in den zonneschijn. Dan zijn haar lachjes parels, haar kleed van zilverbrocaat. Dan speelt zij en flirt met de wolken, die schuilevinkje spelen met haar. Dan lokt zij de blinkende scheepjes met de witte zeilen, die zij dansen la-at op den rhyth- mus van haar lied. Dan kust zij en koost zij, en lonkt zij en bloost zij'. Nooit is zij -oppervlakkig of wuft; steeds is in haar verschijning de diepte en de wijd heid van den kosmos. Haar luchtige vroo- lijtkhid- is diepzinnig, maar haar diepzinnig heid is vroolijk en speelsch. Vreselijk is zij als zij toornt; dan zet zij haar sterke stem Mt tot er het geweld van -den donder In bromt en rommelt. Dan maakt zij, wie haar niet kennen, bang, en wie haar begrijpen, kile-in. Dan toont zij' zich in haar volle -grootheid en kosmische wijdheid: frag ment van den kosmos zeiven. En wij, die de zee kennen, vreezen- noch tans haar kracht. Wij hebben -die kracht aan banden gelegd, wij hebben de zee, onze vriendin, geketend. En als nu de Wester storm tegen de kusten slaat, dan slaan daar, woedend1 en machteloos, de felle golven te gen de schoeiing. Zoozeer is hun woede ont ketend, dat het witte, trillende schuim op spuit, en zoodanig ziij|n' haar passies, dat -deze schulmbe-dekte golven elkander verslin den willen. En een wilde jacht ontstaat langs de houten palen, die stevig staan en de kracht harer golven breken. Dit oogenblik heeft onze teekenaar in beeld gebracht, en do Heldersche Courant meende goed te doen haren lezers bij wijze van Sint- Nioo-lansgeschenk ditmaal als af zonderlijke kunstbijlage do teekening van den heer Pinkhof aan te bieden. An de wal? Nou Ik'heb van m'n elfde jaar op 'n'oud karkas van 'n Bark gevarenIk ben om Kaap Hoorn geweest met 'n walvischvaarder en naar Spitsbergen om steenkool te zoeken Ik heb negen maal schipbreuk gelejen en een keer is er 'n schip onder me verbrand op 250 mijl van de kust Nou ben ik zeuven maanden an de wal omdat de reederij me niet meer monstere wou vanwege m'n jaren, maar as 't niet gauw verandert, ik-bezweer je ik huur in m'n eentje 'n ouwe trol-schuit en ik gaan kabel jouw vangen'op de kust van IJsland 1 Want 't is mijn Mer veuls te eentonig Veuls te eentonig, man Namen wisten we er Met van. Intussckem zaten mijn moeder en vader met het geredde kind. De burgemeester van onze., plaats riep door middel van advertenties familieleden op, maar er kwam Mmmer -antwoord. Ook uit ons dorp bleek Memand erg gesteld op een vreemd kind. Zoodat er maar één oplossing bleef: Dat was zelf het kind a-dopteeren. Aldus gescMedde. Mijn vader zei:.Ik heb het schaap gered-, dus als Memand1 er voor wil zorgen zal ik het zelf moeten, doen. En mijm moeder verzette zich Mer niet te gen, zoodat wij zonder .plichtplegingen een lid in de familie rijker werden. Het meisje werd nu ingeschreven als Marie van Schouwen en na eeMgen tijd dacht geen sterveling meer aan het voorv-al. Alleen liet mijn vader na eeni-ge weken- door een toevallig rondreizend' kladschilder een afbeelding in olieverf maken van het wrak van de „Mary"Het -kan ook zijn, dat de scMlder Mt eigen beweging het dramatisch geval' op doek bracht en het aan mijn vader als de meest geïnteresseerde wist te verkoo p-en. Ini ieder geval had hij Met enkel het wrak, maar meteen de storm en de woedende golven er bij geschilderd.,... Het was een aangrijpend 'tafereel, hoewel sentimenteel- dramatisch gemaakt. Maar de bevolking vond het zoo bMtengewoon, dat ieder er in de eerste -dagen naar kwam zien en dit het voorval van de scMpbreuk weer even in ieders aandacht terug bracht. Daarna stierf langzamerhand- de geheele gebeurt-ems uit de herinnering van de in woners weg. Daar kwam nog bij dat -ons gezm na ette lijke jaren het dorp verliet en zich op een andere plaats aan zee vestigde. Marie werd door mijn vader en moeder geheel als eigen kind beschouwd en behan deld. Deze bedoeling was misscMen de hoofdoorzaak van het feit, dat wij de an dere kinderen noch Marie zelf ooit do-or onze ouders op de hoogte werden gebracht van de ware toedracht van zaken. Het was vermoedelijk om iedere zucht tot voortrek king tegen te gaan, dat mijn ouders hierin uiterst streng optraden. Wanneer ik er la ter eens op zinspeelde, kreeg ik de wind van voren en Marie zelf, die nog 'n kind was, toen ze gered werd, wist Met beter of zij was een zusje van mijn jonger© zuster en mij. Mij was het later een ware plaag, want toen ik grooter geworden was, kwam ik al heel gauw tot de ontdekking, dat ik Marie een schat van een meisj-e vond, wiens be staan meer dan gewone beteekenis in mijn leven had, en die ik de meeste moeite had als een z-uater aan te zien. Deze stand van zaken duurde ruim vijftien jaren. Toen kwam er verandering. Want op- een avond las mijn vader, die al vrij oud geworden was, een advertentie in de oourant, waarin bleek te worden gezocht naar den eigenaar van de.schilderij, die de schipbreuk van den schoener „Mary" voorstelde. Dat was mijn vader zelf. En hij antwoord de op de advertentie. Twee dagen later trad er een vreemdeling bij ons binnen. Ik was ook jMst van zee, want ik was in'die dagen matroos op do „Hen- riette". De vreemde heer beg-ori mij-n vader te on dervragen omtrent den ondergang van den schoener en Merbij bleek, dat hij een week tevoren het graf van verschillend© der om gekomenen bezocht had. Niemand had hem eeniige nadere inlichtingen kunnen geven, aangaande de bemanMng van de „Mary", maar eeaiige oude dorpsgenoot-en haddien toen gesproken over mijn vader en over de schilderij, die hij van de schipbreuk bezat. Ook moest hij meer weten van een in het leven gebleven kind, want dit had hij inder tijd tot zich genomen. Of dit kind nog in leven was was wisten de dorpelingen niet dus nog veel minder, dat het geredde kind tegenwoordig een knappe jonge vrouw was, die in de plaats van mijn gestorven moeder het huishouden regeerde. Maar intusschen was de vreemdeling op het hooren van het geredde kind een en al aandacht geworden. En hij had nu op zijn beurt zijn toevlucht genomen tot de adver tentie om uit te vinden waar zich die eige naar van de schilderij van de scMpbreuk k-on ophouden. Het gesprek kwam natuurlijk op den schoe ner „Mary" en op de schipbreuk daarvan. Vader moest alles in geuren en kleuren ver tellen en hij- was zoowaar ontroerd, toen hij het verhaal deed. Totdat do vreemdeling va der aan het eind van het verhaal alleen nam en hem v-an zijn kant eeni-ge med-edeetin-gen deed. Het meisje, dat gij met levensgevaar I De bekentenis van een Zeeman 1 'K heb de wijde, woeste baren Van mijn jonkheid overvaren, Van de Vaderlandsche ree Tot de verste, vreemdste zee Maar mijn ziel - het waardste pand - Bleef In 't eigen Vaderland I De zee De zee dat Is het meest dichtbij en tege lijk het meest ver verwijderde in het Heelal. De zee dat is het meest wondere, het meest ondoorgrondelijke, het meest diepzin nige, het meest veranderlijke en het meest onveranderlijke, wat voor het menschelijk begrip te beseffen en voor het menschelijk oog in dit leven waar te nemen is. De zeedat is het symbool en de ma- Mfestatie van het machtige en van het ge weldige. De zee.1dat is de karakteristiek van de momenten van opperste schoonheid naast de momenten van diepste duisternis. De zee, dat is de wonderlijke wijding van de wij de vreugde en de zee is de schrik van diepe ellende en grondelooze angst. De zee.dat is de schitterende schilde rij van eindelooze eenzaamheid. De zeedat is de schatkamer van de ongeweten wijsheid van de al-goddelijke kennis, waarvoor wij menschen staan bflj- ven als voor een gesloten deur. Het zijn niet de landen, die de zeeën re- geeren maar het is omgekeerd de zee al leen, die het leven van alle landen be heerscht. Het is de zee, die rijkdom geeft aan de menschen en het is de zee, die de volken in armoe -dompelt. -Het is de zee ein het is de zee al-tijd ge weest, die menschen en rassen en volkeren groot maakt en groot gemaakt heeft. Het is de zee, die groote mannen voort gebracht heeft. Het is de zee, die het machtige kapitaal der natiën maakt. Het is de zee -altijd en alleen, die toegang geeft tot onbekende -gebieden en tot verre streken en tot ongekende rijkdommen. De zee Is voor de wereld, wat het bloed Is v-oor den mensch.de bewegende kracht, die tot leven wektBrensa. Ik vaar gelijk een held na© veer gelegen kusten, Was het niet om geld, veel -liever zou ik rusten, En blijven op het land en h-ouwe mijn gemak, En drinken een glas wijn of rook een pijp toebak. In 't kouwe Gronelant in Straat Davis vangt men vis Daar -hondert man aan een -genoeg had op den dia. De mensch die seilt zijn ooerse wel, Die Godt neemt tot zijn metgezel. „Alle vrachten lichten!" zei de schipper, en hij smeet het eerst zijn vrouw over 'boord. „Men doet wat mem kan," zei de mug en- spuwde in zee. Hat varen op zee Van Land tot Land, Dat Is wat mij plezieren moet Want het Is da Scheepvaart En Bodes Hand, Die 't Vaderland floreeren doetl gered hebt zoo zeide hij is familie van mij. Ik ben haar oom. De kapitein van den schoener was haar vader en mijn eeMge broer. De vrouw, die gij hebt zien verdrin ken was -mijn schoonzuster. De reden dat ik Met heb geantwoord op de oproepingen van den burgmeester, ligt hierin dat ik toen tertijd in Engelsch Indië was op een groote plantage. Wel heb ik gehoord van het ver gaan van het soM-p maar Met van de latere nasporingen.Daarom ben ik nu ook Met naar het gemeentehuis gegaan, maar heb van de burgers enkele iMichtingen trach ten te verkrijgen 1 Ik had ook enkel het plan om de graven v-an mijn broer en zuster en hun kind eens te gaan zien, want ik wist niet van een redding. Dat hoorde ik pas hier! En zeg mij nu waar ik mijn nichtje vinden kan en zeg mij dan wat ik voor u doen kan, want ik ben- rijk. Voordat vader op den laatsten wensch in ging, kwam natuurlijk eerst de geheele zaak ten opzichte van Marie aan het licht. Want vader had1 haar, met het oog op het verwacht te bezoek van huis gestuurd.Toen ze te rug gehaald was, vertelde vader haar woord voor woord het geheim van haar eigen ge- scliiedenis en het duurde niet lang of de oom en het Mchtje hadden elkander terug gevonden! Het was een zonderlinge dag! Niet het minst voor mij! Ma-ar het eind van het lied was, dat „Marie" die eigen-lijk „Mary" bleek te Meten op kosten van haar oom haar opvoeding vol tooide dat zij mijn vader bleef zien zoo als ze hem altijd gezien had en dat door de zorgen van beiden de oude man nog eeMge gelukkige jaren doorbrengen kon. Ook mij stelde de o-om in staat meer in de zeevaartkunde te studeeren en toen ik afge studeerd was kon ik met zijn hulp een kleine reederij beginnen. Zoo was ik van matroos reeder geworden! En het gelukkigste kwam nog, want een jaar nadat mijn eerste schip ter visohvangst gevaren was, was mijn „zuster" M arie mijn „vrouw" Mary geworden!. En nu zul je begrijpen, beste kerel, dat Ik deze schilderij hoe leelijk ze ook is, maar die de schipbreuk van den schoener „Mary" voorstelt, voor geen geld van de wereld zou willen missen.I (Vrij b, h. Praimch door O. B.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 13