IE COURANT
Tweede Blad.
VAN ZATERDAG 5 JANUARI 1924.
PLAATSELIJK NIEUWS.
A W. MICHELS.
8 Jamaarl J.L nam de heer Michel» afscheid
w"i^X'™z.lnd806mMnkl«ke
Het bestuur vergaderde juist op dien dae
De voorzitter, de heer P. van Dalen, elf
namens het bestuur uitdrukking van hun
spijt, dat verschillende omstandigheden den
heer Michels genoodzaakt hadden de ge
meente te moeten verlaten en dus ook te
moeten bedanken voor zijn bestuursfunctie
en sprak hem voorts als volgt toe:
„Sedert de oprichting van de nu ontbon
den Vereeniging voor Volkshuisvesting en
der Woningstichting waart gij bestuurslid
en hè mijn bedanken als penningmeester
hebt ge de financiën der Vereeniging en
der Stichting beheerd op een wijze boven
onzen lof verheven. Ik, die er zelf iets van
weet, durf zeggen, dat een buitenstaander
niet voldoende op de hoogte ls, om goed te
waardeeren de arbeid van den Penning
meester van een groote vereeniging voor
Volkshuisvesting. Er komen zooveel zaken
aan de orde, tal van kleinigheden, die men
zoo niet noemen kan, doch die allen te
zamen zeer veel tijd, zorg en toewijding
vereischen. Ik zal er niet meer van zeggen,
ieder, die penningmeester of administrateur
van een eenigszins belangrijke vereeniging
of bedrijf is, weet wat ik bedoel. Daarbij de
verantwoordelijkheid voor de finanoiën. Toen
de Vereeniging voor de Volkshuisvesting
nog bestond, geloof ik niet, dat alle bestuur
ders zich wel goed Ingedacht hebben, dat
allen mede verantwoordelijk waren,
•n toch stond <JJt uitdrukkelijk in statuut
of reglement. Ik wist die verantwoordelijk
heid, maar met een man als de heer M. als
penningmeester, bekommerde men zich niet
over die bepaling. -
Wij verliezen veel in u, mijnheer Michels.
Met leedwezen zien wij u gaan. Wij zijn u
dankbaar, dat u uw tijd en groote werk
kracht hebt willen geven in het "belang van
een sociale zaak, die ons allen, maar u niet
in het minst, zeer ter harte gingde „Volks
huisvesting".
Het bestuur heeft het zich tot plicht ge
rekend u een stoffelijk bewijs van zijn dank
en hulde te moeten aanbieden, door u niet
alleen te verzoeken, uw honorarium, u wettig
als penningmeester toekomende, doch het
geen u, onbaatzuchtig, nimmer ten volle
wildet genieten, met het oog op de vele
kosten door u de laatste tijden gemaakt en
mogelijk nog te maken, nu over 1923 wèl
te willen aanvaarden, doch tevens uit mijne
handen te willen aannemen, een verguld
zilveren penning, waarin wij hebben laten
graveeren onze hulde, die wij u brengen bij
het verlaten van onzen kring. Wij hebben
de beide zijden van dezen penning laten foto
grafeeren, tegelijk met het vooraanzicht van
ons kantoor, boven de poort. Voor een en
ander heeft de heer Nypels, op ons verzoek,
op zeer verdienstelijke wijze gezorgd.
Hooggeachte heer Michels I Er was in
onzen kring wel eens verschil van mee
ning, maar het doet mij buitengewoon veel
genoegen, u te kunnen mededeelen, dat
alle bestuursleden, unaniem en met blijd
schap, dit bewijs van hulde u aanbieden
met den hartelijk gemeenden wensch, dat u
nog vele jaren de krachten jgeschonken
mogen worden, om te arbeiden in het be
lang der gemeenschap en dat het u en de
uwen goed moge gaan".
De heer Omée, even het woord verkrij
gende, sprak, in aansluiting aan het ge
sprokene door den voorzitter, zijn persoon-
lijken dank uit voor de hoogst prettige wijze
van samenwerking en den steun ondervon
den, waardoor van lieverlede een innige
vriendsohap is ontstaan.
MARINE-HERINNERING.
In 1890, nadat ik twee jaar op Atjeh had
doorgebracht, werd ik overgeplaatst op het
Raderstoomschip 4e klas „Oenarang" liggen
de te Bandjermasing. Dat ik dol blij daarover
■was, zal ik niet behoeven te vertellen, want
het varen langs ,4e kunt" gedurende twee
jaar, met bijna geen afwisseling en dus in
groote eentonigheid, was mij meer dan ge-
noegl Ik vertrok in het begin van Juni en
kwam eerst einde Juli te Bandjer aan, nadat
ik, door vertraging van de Atjehsohe boot,
te Batavia de boot naar Soerabaja en daar
door ook de maandelijkscbe boot van Soera
baja naar Bandjer was mlsgeloopen. Deze
„officieele" tegenvaller was mij een reuzen-
meevaller, want hij stelde mij In de gelegen
heid een heerlijke reiB over Java te doen en
zes weken lang den dienst te vergeten, en
te genieten waar een mensch „aan' den wal"
op Java van genieten kan!
Maar eindelijk kwam er dan aan dezen
pracht-tijd een eind, en dankbaar voor al het
genoten©, arriveerde ik, opgefrischt en te
vreden, op de plaats mijner bestemming zon
der op te zien tegen het derde jaar dat ik
nog in Indië moest doorbrengen.
Bovendien was Bandjer mij totaal onbe
kend en het leven aan boord, op de rivier,
waarvan ik wel veel vernomen had, lachte
mjj wel toe. Het was dus geen wonder dat
ik, zoodra de boot gemeerd was, naar alle
kanten rondkeek naar mijn schip, maar hoe
ik ook tuurde, van een „Oenarang" was niets
te zien en toen ik daarop eens informeerde
bij den Havenmeester, hoorde ik dat mijn
bodem, een week geleden, naar de oostkust
van Borneo was vertrokken „en nog wel
eenige weken zou uitblijven".
Dat was nu wel weer een tegenvaller, maar
een waarin te berusten viel, en daar er geen
andere oorlogsschepen te Bandjer verblijf
bieldeni, ging ik eenvoudig naar et hotel en
meldde mij daarna bij den Resident, die mij
den raad gaf maar een kamer te nemen in
het hotel „voor een maand", want vóór het
einde van dien tijd werdi de „Oenarang" niet
terug verwacht Aldus geschiedde. „Moeder
Greveling" verschafte mij een goede tampat
voor niet te veel geld en toen kon ik weer
voor een maandje gaan1 rentenieren!
Den eersten avond de beste ging ik eens
poolshoogte nemen van mij» nieuw station,
Hiwop werd door spreker namens den
opzichter, den heer Snel, met een waar-
deerend woord een foto overhandigd van
het poortgebouw front van Galenstraat.
De heer Michels dankte voor de waar-
deerende woorden en aangeboden huldeblijk,
wat voor hem een buitengewone verras
sing is.
Het steeds genoten vertrouwen gaf moed
en kracht voor het werk.
Waar de flnancieële toestand op het oogen-
blik gunstig is, hoopte spreker, dat die
zoo moge blijven.
Komen er moeilijkheden, dan hoopte
spreker, dat deze in de beste samenwerking
met het gemeentebestuur zouden mogen
worden overwonnen.
Hij verzocht verder het bestuur zijn dank
over te willen brengen aan den iheer Snel
voor het aangeboden huldeblijk, waarvoor
hij ook zeer erkentelijk is.
Hierop nam spreker van alle aanwezigen
persoonlijk afscheid.
Hr. Ms. „Tromp".
Blijkens bij het departement van Marine
ontvangen telegram is Hr. Ma „Tromp", on
der bevel van den kap. ter zee T. A. van
Hengel, op zijn oefeningsreds naar de Mid-
dellandsohe Zee 2 Jan. van Patina vertrok
ken.
IJsclub „Het Noorden".
Men schrijft ons:
Op het einde van 1928 werden wij verrast
met een thermometerstand van 8 graden onder
nul. En in het nieuwe jaar was op grachten en
slooten een plank van JJ3, waar leder schaatsen-
liefhebber van kon proflteeren. De nog heel
jonge IJsclub „Het Noorden" liet dan ook da
delijk zien, dat ze gereed stond om ieder naar
hartelust te laten genieten. Er waren heel wat
liefhebbers van de jjssport, zoowel op het ijs
als op het land, om te zien hoe deze Jjsclub een
en ander geregeld had. Het ging vrijwel naar
ieder's zin; er waren wel eenige tekortkomin
gen, doch laten wij daar niet over praten, want
wie langs den weg timmert, krijgt kritiek. En
als er op de handelingen van het bestuur een
foutje kleeft, dan is dat met al die drukte niet
kwalijk te hemen.
Jammer is het echter, dat wij niet evenals In
andere plaatsen, Jjsterrein hebben, want dan
hadden wij hier ook al een week kunnen lijden.
Wij zouden nu een ieder willen aanraden, deze
club zooveel zij kunnen, te steunen. Ten eerste
komt dan zeker een eigen ijsbaan tot stand; wij
kunnen dien steun geven door ons als lid aan
te melden, en aldus mede te helpen aan den
groei. Wij hoorden tevredenheid1 uiten over het
feit, dat de hulp op de banen (baanvegers) een
goed daggeld verdiende, en als nu ieder zonder
onderscheid een offer brengt, dan zijn wij zeker
van de loonen en onkosten, die gemaakt zijn.
Een ieder weet toch wel, dat men zonder geld
niets kan uitvoeren en wij gelooven toch niet,
dat een schaatsenrijder rijden wil zonder iets
te betalen aan hen, die de banen laten onder
houden. AI doende leert men en helpe thans
ieder mee. In de Held. Courant stond: „de IJs
club actief"; laten wij daarom allen meehelpen,
afbreken kan iedereen wel
LtefdadUgheidsconcert „Morgenrood".
„En rekent d'uitslag niet, wmr telt het
doei alleen".
De woorden zijn klassiek geworden; zij
zijn van Tollens, uit diens „Overwintering op
Nova Zembla". En zij passen vandaag op de
uitvoering, die „Morgenrood" Donderdag
avond voor de tweede maal gaf door hnar
Onderafdeling, thans ten bate van de Hol-
landsch© kinderen in het Roergebied. En het
was nu zoo bizonder jammer, dat het bezoek
niet grooier was, ook natuurlijk om dié
Hollandertjes, die het nog altijd) zoo bitter
slecht hebben, maar vooral ook om de tn'-n,
deraldeelimg van „Morgenrood" zelf.
U herinnert u toch nog dié vorige uitvoe
ring? Toen wij het hadden over al die aar
dige, zangerige liedjes van Worp, die in
de cantate „Een Lentedag" verwerkt zijn, en
waaraan voor wei haast iedereen aangename
herinneringen uit zijn schooljaren verbon
den zijn? Die cantate was toen1 hot slot van
eene uitvoering, die bijna geheel door de
Kinderklasse gegeven werd, en wellicht juist
daardoor was de uitvoering niet onberispe-
Ingezonden MCdedeeling.
wandelde langs de rivier, nam een kijkje van
het residentiehuis en van de benting (bet
fort) en kwam natuurlijk tegen zeven uur
terecht In de soos, waar ik mij voorstelde
aan de leden van de kletstafel en waar ik
zeer joviaal en gastvrij werd ontvangen; daar
waren burgers en militairen, officieren van
de landmacht, én daar heerschte een aange
name toon, waardoor ik een' gunstigen in
druk van de plaats kreeg. En toen ik zoo
een paar dagen te Bandjer had doorgebracht
en met veie Bandjereezeni kennis had ge
maakt, toen voelde ik mij, ais militair, ver
plicht een beleefdheidsbezoek te gaan afleg
gen bh den Overste, Aideelings-Comman
dant, die daar het bevel voerde. Strikt geno
men was ik tot dit bezoek wel niet verplicht,
daar ik, als tot de Marine behoorendié, met
die Autoriteit niets te maken had, maar ik
vond het toch onbeleefd om het niet te doen.
Mitsdien kleedde ik mij op een goeden mor
gen in uniform, gespte de sabel om en begaf
mij benttngwaarts om gevolg aan mijn voor
nemen te geven. De ontvangst was zeer wel
willend en blijkbaar stelde de Overste mijn
bezoek op prijs, want hij presenteerde mij
een stoel en een sigaar en ik had het crenoe-
gen een kwartiertje met hem te kunnen keu
velen. Op mij had dit bezoek eveneens een
aangenamen indruk gemaakt en toen ik dus
weer opstond' om afscheid' te nemen, vroeg
ik den Ovrste of (hij misschien en1 receptie*
avond had en of ik dan het voorrecht mocht
hebben Mevrouw mijne opwachting te ko
men maken. Het leek mij toen dat de Overste
een oogen'blik een verbaasd gezicht trok,
maar dat was zeker verbeelding van mij,
want baast onmiddellijk antwoordde hij „dat
het hem en Mevrouw zeer aangenaam zou
zijn" en met deze wetenschap en die dat hij
Donderdag 's avonds ontving, ging ik opge
wekt weder naar mijne tijdelijke woning te
rug. Natuurlijk was ik den volgenden Don
derdag present op de receptie, maakte ken
nis met Mevrouw en de verdere familie en
ik kan niet anders zeggen1 dan dat het een
geslaagde avond was.
In verloop van tijd kreeg Ik nog eens een
invitatie voor een „avondje" en daar ik ook
niet vergat andere autoriteiten en -tettjes
een bezoek te brengen, was ik al aardig in
geburgerd toen de „Oenarang"» na een
kleine maand, terug kwam in zijn station.
Maar ach! wat heb ik over die vislte-ma-
kerü moeteni hooren! Toen ik goed en wel
lijk. Je drukt je dan in de kramt wat voor
zichtig uit; euphemistisch noemen ze dat met
een gelieerd woord, omdat je telkens en tel
kens weer aan dien versregel van Tollens
denkt, dien wij hierboven neerschreven. Maar
ziet u, nu kan ik het wel vertellen: eigen
lijk was die uitvoering toen niet zoo heel erg
schitterend. De kinderen, die den heelen
avond gezongen hadden, waren moe en ner
veus, en ook d'e pianist, de heer van der Haa-
gen, die de gansch niet gemakkelijke taak
had dat groote werk te begeleiden, was niet
kalm genoeg, en dientengevolge was zijn be
geleiding wat zwak. Maar omdat ze nibvmnn!
dCr best deden, en omdat je tenslotte toch re
kening moet houden met de omstandigheden,
nietwaar, behandel je een en ander met con
sideratie.
Maar niu kan ik het wel zeggen: ze heb
ben schitterend revanche genomen, de heer
van der Mey, de pianist en de kinderen. Het
was nu In. alle opzichten1 te prijzen; het ge
boete werk door biteven zo op toon, en alles
ging even frisoh, even flink, even kwiek.
Het laatste gedeelte ia t moeilijkste, en je kon
wel hooren, dat ze daarmede dan ook inder
daad moeite hadden. Maar er was geen
sprake van „tegen de plano aan" zingen zoo
als den vorigen keer, en de heer van der
Haageni, die er den vorigen beer maar wat
van maken moest, kon nu pittig en fllmlr be
geleiden, en ons laten hooren hoe mooi ook
deze pianobegeleiding van Worp is. De di
recteur had door de ervaringen van de vori
ge uitvoering gefleerd, -en thans het pro
gramma omgedraaid, <L w. z. déze cantate
ging nu vooraf, en het klein goed vormde het
tweede deed van het programma. Dat klein
goed hebben we niet meer gehoord ditmaal,
maar we hebben' beloofd voor de cantate een
groote tien te zullen geven, zoo mooi was
het.
Veel valt er nu voor ons niet meer te ver
tellen. Dat het bezoek niet groot was, weet
u. Het werd door den Voorzitter in een
openingswoord .gereleveerd; hij gaf verschil
lende oorzaken aan: het véle vragen in den
laatsten tijd om geld, de ingevallen winter
met zijn sneeuw en Ijs, de slechte wegen, die
het loopen met lijsten bemoeilijkten, enz. En
later kwam de heer Kokelaar nog even met
den heer Meyer op het tooneeL En deze vin
dingrijke heeren hadden er natuurlijk weer
wat op gevonden. Na aftrek van de onkosten
zou er nog een klein batig saldo overblijven.
Nu stelde de heer Kokelaar voor hij stot
terde verschrikkelijk toen-ie er mee voor den
dag kwam, want hij durfde niet goed, weet-u
om tijdens de pauze nog een kleine col
lecte te houden om' dat bedrag een beetje aan
te vullen. Dat viel, zooals u wel denken kunt,
op een gansje. Het resultaat daarvan vermel
den wij elders.
Zoo is dan per saldo het resultaat van de
zen avond voor „Morgenrood" van groote
innerlijke waarde. En daar er nog gelden
overblijven voor de HoUandertjea, is er gpen
enkele reden om ontevreden met het resul
taat te zijn, al had het beter gekund.
Esperanto.
Met volte instemming van betrokken
ouders en toestemming van B. en W. van
Amsterdam geeft het hoofd der Spreeuwen
parkschool aldaar (vroeger ULO.) aam de
leerlingen der 7e klasse na schooltijd 2 uur
per week les in Esperanto, onder voorwaar
de, dat er geen lesgeld wordt geheven.
(Zie verder 8e blad).
BINNENLAND.
ES.O.N.A.
aan boord geïnstalleerd was en de kamera
den mij vroegen hoe ik mijn „eenzamen" tijd
had doorgebracht en ik daarvan verslag deed
en vertelde van mijne bezoeken bij die en
die en den Overste, toen ging er een gebrul
op van: „Wat! bij den Overste" en werd ik
aangekeken of ik een misdadiger was.
„Wel ja, en waarom zou ik niet?"
„Maar kerel, daar komen wij geen van
allen."
„Dat spijt me, maar ik kom er wel."
„Ja, maar jij kunt er ook niet moer ko
men, want wij', d.w.z. de Marine, heeft ruzie
met hem en wij negeeren hem daarom stijf."
En toen hoorde lk dat „de Marine" al lan
gen tijd met „de Landmacht officieel in on
min leefde en dat ieder der twee diensten
zijn eigen weg ging en niets met elkaar te
maken wilde hebben en1 'begreep ik tevens
waarom de Overste mij zoo „verbaasd" had
aangekeken toen ik hem verzocht had hem
en Mevrouw mijne opwachting te (mogen
maken!
Ik antwoordde evenwel dat dit mij tame
lijk koud liet, maar toen werd mij verteld
dat ik er wel spoedig meer van zou hooren
en dat gebeurde dan ook weldra.
(Den volgenden morgen werd ik bij mijn
Commandant in de kajuit geroepen, die mij
mededeelde in de soos van mijne bezoeken
bij den Overste te hebben gehoord en die
zijn wensch te kennen gaf dat ik die bezoe
ken zou staken, alweer „omdat de Marine in
onmin leefde met de Landmacht". Ik was
zoo vrij op te merken dat de Overste en Me
vrouw mij zeer hartelijk hadden ontvan
gen en dat het nu toch niet aanging
dat ik die welwillendheid met een onbeleefd
heid beantwoordde; dat ik niet geweten had
en niet weten kon dat er onmin bestond en
dat ik van plan was mijne 'bezoeken voort te
zetten', tenzij de Commandant mij dat be
paald verbood, in welk geval mij' geen onbe
leefdheid kon worden verweten. Maar daar
wildie de Commandant niet aan, blijkbaar
voelende voor mijne argumenten en ik
verliet de kajuit even wijs als ik er was bin
nengegaan; eene beslissing was niet geno
men.
Dit evenement in een kleine binnen
plaats zonder telegraphisch© verbinding met
de buitenwereld, zooals Bandjer toen was,
is de kleinste gebeurtenis een evenement
was weldra békend en' heel Bandjer, dat,
De Kamer van Koophandel voer Noord-
HoIIand's Noorderkwartier.
Bovengenoemde Kamer vergadert Woens
dag 9 Jan. ajs. des avonds half 8 in het
Stadhuis te Alkmaar.
De agenda vermeldt om.:
Adres der Kamer van Koophandel te Mid
delburg, gericht aan de Tweede Kamer, be-
oogende om den Rijkasteun aan de Coöpera
tieve Groothandelevereenigiinji ,4e Handels-
kamer" te doen vervallen.
Toelichting van den heer D. IEL Grumwald.
Rapport vpn den Voorzitter der Verkeer»-
commissie dien heer D. H. GrunwaJdi,
d'e vergadering dezer VerkeersoommisBle
met de verschillende Gemeentebesturen in
zake de verbetering van den Twuijverweg.
Het Bureau der Kamer stelt voor: naar
aanleiding van een antwoord van het Ge
meentebestuur te Alkmaar op onze aanvrage
om de nadere motieven te mogen vernemen,
welke worden aangevoerd om de wijze van
weging aan de Waag te wijzigen, het ge
meentebestuur te antwoorden, dat de Kamer
het wenschelijk acht geen wijziging te bren
gen in de wijze van weging aan de Waag
(door de Hollandsohe Mij. van Landbouw
werd verzocht ale producten tegen het bruto
gewicht te verhandelen, waartegen de Ver
eeniging van Kaashandelaren in N. N. en het
Bestuur van den Provincialen Blagersbond
hebben geprotesteerd) daar geen gronden
aanwezig worden geacht, die dl voorstel vol
doende motiveenen.
Voorstel van den heer Mesaelaar om te be
vorderen dat de overwegen van de NecL
Spoorwegen, die niet beschermd zijns, met het
oog op de veiligheid, zoodanig worden ver
beterd, dat het publiek zond.er levensgevaar
den weg kan oversteken.
Mededeeling van den heer J. Ringers no
pens den stand der actie van1 de Kamer be-
oogende vermindering der Hoogheemraad-
lasten voor ons district
Benoeming Oommissiën uit die Kamer.
Onder de uitgegane stukkien wordt ver
meld:
Adres aan dien Minister teneinde te be
vorderen dat het Rijks Inkoop Bureau ver
dwijnt
Betrekkingen met Rusland.
De heer van Raveeteijn, lid) van de Tweede
Kamer, heeft dien minister van buitenland-
sohe zaken de volgende vragen gesteld:
Heeft die minister kennis genomen van het
bericht, dat een belangrijke 'groep van Brit-
sohe, Gamadeesche en Nederlandsche trans
portondernemingen een overeenkomst heeft
aangegieaan met de regeering van de Unie
d)etr (Socialistische Sowj et-Republieken, ter
ontwikkeling van het overaeesch verkeer van
reizigers van en naar 'Rusland?
Heeft de minister kennis genomen' van de
mededeeflingen van Russische zijde, waaruit
blijkt dat Nederland reeds een van de voor
naamste exportlanden van de Unie der S. 8.
R. is geworden, terwijl daarentegen' de im
port uit Nederland nog zeer gering is?
Heeft de minister kennis genomen van den
steeds .grooteren aandrang, die er bij de Ne-
derlanxische industrie, den Nederlandschert
handel en onze groote kapitalistische krin
gen is waar te nemen om om met U. S. 8. R.
weer regelmatige verbindingen op handels-
en diplomatiek gebied te verkrijgen?
Heeft de minister bij name kennis geno
men van hetgeen aa. dr. van Aalst in een
interview, alsmede het congres der Roomsoh-
Katholieke werkgevers en het orgaan van
den Bond van R<x>msch-Katholi eke werkge
vers in een zijner jongste nummers hebben
verklaart omtrent de noodzakeHjhedd thans
ten spoedigste tot een zoodanige regeling te
komen?
Wil de minister mededeelen of er thans
onderhandelingen gaande zijn om tot een
herstel der normale handels- en diplomatieke
betrekkingen met de U. B. 8. R. te geraken
en, zoo neen, wil de minister dan alles in
het werk stellen om zoo spoedig mogelijk in
zulke onderhandelingen te treden?
Een groote scheepsbouworder naar
het buitenland.
Het Handelsblad bericht, dat die Maat
naar ik toen hoorde, verdeeld was in een
Marine- en in een Landmachtpartij, leefde
mee daarin en was nieuwsgierig hoe dat
zaakje zou afloopen, maar niemand was
nieuwsgieriger dan ik, zooals wel te begrij
pen ls.
Het toeval wilde nu dat er tn Bandjer een
kapitein-intendant geplaatst was, die vroe
ger bij de Marine als scheepsklerk had ge
diend ep die blijkbaar nog iets voor rijn
ouden tak van dienst voelde, en na eenigen
tijd zagen we dezen kapitein aan boord ko
men en een bezoek brengen aan onzen Com
mandant, welk bezoek nog een paar (malen
werd herhaald, Wat er bij die gelegenheid
in de kajuit is besproken, weet ik niet, maar
ik denk dat die intendant zoo'n beetje als
bemiddelaar is opgetreden tusschen Com
mandant en Overste, want op een goeden
dag deelde de Oommandant ons mede dat
hij den volgenden Donderdag de avond
receptie van den Overste zou bezoeken en
dat hij het op prijs zoude stellen als zijne
officieren dan mee wilden gaan! Dat was me
een gebeurtenis! Zoo iets hadden- wij niet
verwacht, maar niettemin verheugde het
ons, want de „ruzie" liep over allerlei klei
nigheden van etiquette en sooe-dingen en
snerterijen, waar men in Holland niet aan
zou denken, maar die daar, in*het warme
land, met weinig afwisseling met de el wer
den uitgemeten. Waarbij dian nog kwam, dat
als wij de heeren' van „de Landmacht" in de
soos of op particuliere avondjes ontmoetten,
de verhouding over en weer uitmuntend
was maar „officieel" was er ruzie!
Dus „de Marine" zou op receptie gaan bij
den Overste en als een loopend vuurtje ver
spreidde zich dit bericht door het plaatsje.
En toen dan ook de bewuste Donderdag
avond kwam, was „tout Bandjermasing" pre
sent op die receptie en was er geen oud
wijf dat bij haar nassi-goneng (in Indië be
staat het traditioneele spinnewiel niet) was
gebleven, Dèt moest men zien, daar moest
men getuige van zijn hoe dèt zou afloopen!
En toen wij dan ook, alle officieren van de
Oenarang, ons even over zeven naar de wo
ning van den Overste begaven, zagen wij wel
dra daar, in de voorgalerij', geen stoel on
bezet en was die verder „zwart van men-
schen".
Wij kwameh aan en toen wij eenmaal bin
nen het hek, op het grind van het tuinpad
schappij «Nederland" haar nieuwste mail
boot bij een Fransche werf heeft besteld we
gens het aanzienlijke prijsverschil met de
inlandsche werven.
Ter beuirae vertuid*, dat de Nederlandsche
Scheepsbouw Maatschappij, die gedurende
de laatste achttien jaar alle schepen voor de
Stoomvaart Mij. „Nederland" heeft gebouwd,
zou hebben ingeschreven voor 6.200.000.
In een vergadering van die Amsterdamsche
Kamer van Koophandel is medegedeeld, dat
van Fransche zijde ongeveer 26 lager
is ingeschreven.
Men heeft hier, zegt het blad, met een ab
normaal geval te doen; ai. valuta-conourrea-
tie.
Boe abnormaal deze concurrentie ls, kan
uit een paar simpele cijfers blijken. Aan de
order voor de Maatschappij „Nederland" zou,
indien rij hier ware geplaatst, voor een be-
•drag van circa l1/, miliioen aan loon zijn
verwerkt. De Fransche inschrijving is,
1.800.000 lager geweest Dit beteekent, dat,
al het overige gelijk blijvende, onze arbeider»
ongeveer voor niemendal zouden hebben
moeten werken, x>m een zoo voortreffelijk
geoutilleerde werf als die der Nederlandsche
cheepsbouw Mij. in staat te 'Stellen, met de
Fransche offerte te ooncurreeren
Het blad meent voorts, dat hier bijlzondere
middelen moeten worden aangewend om
werkeloosheid en verdere gevolgen voor ons
land te voorkomen. Die moeten allereerst
bestaan in steun van rijk 'en gemeente.
Dezer dagen heeft de regeering, blijken»
een bericht in de JJ. R. Oti" aan de
Scheepsbouw Mij. „Nieuwe Waterweg" te
Schiedam toegezegd, voor den bouw van
schepen voor buitenl'andsohe rekening de be
taling van 80 dier loonen op zich te willen
nemen, zulks onder beding, dat de gemeente
daarvan 71/» voor haar rekening neemt
Zijn-er geen pogingen aangewend, om ook
voor de groote order ddr Stoomvaart Mij.
„Nederland" een dergelijke bijdrage te ver
krijgen? vraagt het' blad. Het heeft zich tot
den heer Wibaut gewend, die mededeelde,
dat van de zijde der gemeente geen pogingen
zijn gedaan door een bijdrage den bouw van
het schip hier te houden, doch die de vraag
of het Ooilege van B. en W. eventueel sym
pathiek tegenover zoo'n voorstel zou hebben
gestaan, zonder voorbehoud bevestigend be
antwoordde.
„Naar den heer Wibaut medegedeeld werd
zou de opdracht van dat groote schip aan de
werf vani de NedL scheepbouwmjj. hebben be-
teekend, werkgelegenheid voor ongeveer dui
zend' arbeiders gedurende ongeveer een jaar.
Het spreekt vanzelf dat B. en W. de over
tuiging zouden moeten hebben verkregen,
dat inderdaad1 hulp van de gemeente nood
zakelijk was, dlw.z. dat van den kant der
Scheepsbouwmdj. een zeer zuinige rekening
was gemaakt, waaruit kon blijken dat zij tot
het uiterste ging, ten einde rich het werk
te kunnen verzekeren!"
Het blad1 dringt tenslotte aan op tijdig
overleg om in voorkomende gevallen te voor
komen, dat dergelijke orders naar het bui
tenland gaan.
Een Teyler-procea
Donderdag zijn pleidooien gefliouden in
een der Teylerzaken, ml. in de zaak Steen
houwer cs. contra de gezamenlijke direc
teuren van de Teylerts Stichting te Haarlem.
Ook in deze zaak heeft de rechtbank te
Haarlem eischers in het ongelijk gesteld op
grond van verjaring. Van dit vonnis rijh zij
in hooger 'beroep gegaan.
Namens eischers trad op mr. Wiercx, die
eerst 'betoogde, dat de tegenpartij feitelijk
eikend heeft, dat eischers rechthebbenden
•zijn. Vaststaat, zoo zeide hij, dat rij erfge*
namen rijn van Isa Sc Brandt; daarom is ge
vraagd, dat van het beheer van de erfenis
door Teyleris Stichting rekening en verant
woording zal worden gedaan met uitkeering
aan ieder van het hem toekomend saldo.
Vast staat, dat Isafic Brandt de naaste erfge
naam was van Pieter Teyler van der Hulst.
Pleiter betoogde vervolgens, dat eischers
juridiek bezit hebben en het beheer van dit
bezit na afloop van den verjaringstermijn
aan ranldere hebben gedelegeerd. Een be
roep op de verjaring tijdens een nog loo
pend beheer kan z. L niet anders dan ver
worpen worden.
liepen, toen vloog de Overste zijn voorga
lerij uit, vatte den Commandant bij beide
handen en trok hem onder het uitroepen van
„kerel wat doet mij dat een genoegen", de
voorgalerij in, waar wij hem onmiddellijk
volgden. Het waren op stuk van zaken, twee
oude trijdmakkers, die samen vroeger op
expeditie war en geweest en elkaar zeer
goed kenden en ook waardeerden, maar
die op dit kleine plaatsje in oneenigheid
leefden om nesterijen, niet waard te vertel
len! Maar zoo gaat het in Indië op een bui
tenpost, waar piet veel te doen is, én men
eigenlijk te veel tijd heeft!
Maar om op dien avond terug ie aomen.
niet dikwijls heb zoo iets geriaagds gezien,
al was het dan ook 1'impxoviste.
Toen het ijs eenmaal gebroken was, was
er geen houden aan! Het was wel is waar
een vóór-avond receptie, maar de gemoede
ren waren zoo enthousiast dat het niet lang
duurde of een dansje moest den vrede be
kronen. De matten in de voor- en binnen-
galerij werden opgenomen, vier muzikanten
van de bataillonsmuziek werden uit de ben-
ting opgecommandeerd en daar was in min
der dan 'geen tijd het bal aan dén gang en
niemand dacht aan zijn avondeten met de
gemakkelijkheid van Indische menschen die
's middags goéd' gerijsttafeld hebben. Er was
lekkernij in overvloed, tot ijs toe, en is het
me nog altijd een raadsel waar dat alles plot
seling vandaan kwam.
Wij dansten den halven nacht door en
teen wij eindelijk naar boord gingen, had
den wij allen de genoeglijke gedachte dat de
„officieele" vrede was hersteld en ik, in het
bijzonder, verheugde er mij op dat ik, hoe
wel onbewust, tot dien vrede indirect aan
leiding was geweest!
Op Bandjermasing heb ik een allerge
noeglijkst jaar doorgebracht, afgewisseld
door een paar' tochtjes op de rivier d©Ba-
rito en een grootere tocht naar de Oost
kust van Borneo, Samarinda. Wij leefden
daar geheel als burgers met de burgerij
mee, waren lid van de soos de Kapel
ontvingen bezoeken in onzen koepel in den
tuin vóór het schip (waar vindt men elders
zoo iets lilj de Marine?) en konden het met
de Ingezetenen wonderwel vinden. Enkele
van die Bandjereezen herinner ik mij nog
heel goed en zal ik trachten hen eenigszins
te beschrijven.
Daar was een onderwijzer, hoofd der
(imAVta Vni knn.i.....JU1 _0
HélderAlkmaarAmsterdam:
's morgens 7.45 uur (passagiers- en goederen-
dienst), behalve Dinsdags.