M ROEST WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM" Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 12 Januari 1924. OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN MS No. 105 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) UIT DE OUDE DOOS. Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden Op een Luifel te Amsterdam. In de Drie Wijzen uit het Oosten, Hier woont de timmerman Jilles Joostenl Gezegend zij uw ingang; wanneer u 't geld niet faalt! Gezegend zij uw uitgang: wanneer gij hebt betaald! Dit is het Schoenmakers Blazoen, Die 't beter kan, mag t beter doen. Beatriks is rapplg! Alida is snappigl Baartje is klappig! De waardin is grappig! De waard zelf is happig! Zeg, heeft dit gansche huisgezin, Voor u niet iets plezierigs in?. Zij doen kwalijk, die aan t hof vertoeeren, Met een Fransch hart ln Granjekleeren. Ook in dit schippershuis, Leeft niemand zonder kruis! Ik lever hieruit Een zeldzaam kruid. Daar zijn er weinig in de stad, Ok 'k heb ze bij den neus gehad! Wijn en bier en lekk're mom! Puik van goed of't geld weerom! Door Godes woord wordt menig hart ontloken. Maar door den molensteen wordt koom en grut gebroken. Ik ga daags werken in het groen Om al mijn klnderkens te voén, Gelijk dat vaak de pelikaan Met z'n eigen bloed wel heeft gedaan. Noch eer, noch goed, noch excellentie, Gaat boven een goede conciëntie. Aagje Jamisz, de kopster, Naaister en kousenstopster, Is de jongste van elven. Zij woont hier thans, Bij gebrek aan maiis, Helaas! Op haar zeiven. Bloem, kruid en lof, Wast in deez' hof Des zomers maar. Doch deugd en eer Behaagt den Heer 't Geheele jaar. Zoo bloeit door d'eedlen druik de schrand're wetenschap Zoo spitst zich t duffe brein en stijgt op hoog er trap! Vernuft teelt drukkerskunst de druk weer leerzaamheden, Zoo wijkt t ai-oude schrift voor nieuwe geestigheden" Al heeft mij haat en nijd uit de „Drie Roggebrooden" verdreven Nu zal die Heer in de „Vier Roggebrooden' mij zegen geven N Hieronder Ligt Jan Donder! Hij leerde de kinders A. B. O. En is nu dood' we© wee wee. Hij stierf den tienden Mei. Op Zondag Ei ei ei. ende Binnen de stad Ostpnde. Dit huls is te huur of te koop! De man is op den loop. De vrouw ligt ziek te bed. Daarom is dit huls aan-gezet. (Wordt voortgezet). HET LIEVE BUITENLEVEN.... Een lied van Schijn en Wezen. döor Ethel E. Mannin. De jonge Erica was in de stad geboren en getogen. Er ging haar ln werkelijkheid niets boven de lucht van benzine en stof hét leven van rumoer en straatverkeer. En nu was ze getrouwd. Getrouwd met den journalist en dichterlijken droomer John Lang, die volgens zijn altijd herhaalde be weringen evenveel hield van de landelijke wegen en de open lucht als zijn jonge vrouw tje van drukke pleinen en straten. Uit de goedgezindheid van hun jonge lief de deden ze elkaar wederkeerig toezeggin gen. Uit liefde voor haar stemde Johan er in toe om in een klein huisje weliswaar 'n beetje aan den rand van de stad toch nog in de stad te gaan wonen. En uit echte Senegenheld voor haar lieven man, vond rlca dan goed om iedere zomervacantie zoo ver mogelijk en zoo eenzaam mogelijk bul ten te zullen doorbrengen. Zoo zou ieder van de twee z'n zin krijgen! En de eerste vacant! van hun eerste hu welijksjaar brak aan. Johan huurde een klein knus huisje aan den rand' van een bosch en op een hoogte ©legen, zoodat ze een schitterend uitzicht adden. Het was er allergezelligst .primitief. De regenbak was meer dan twee honderd meter van het huisje en gaf den meesten tijd geen water vanwege de hooge ligging. Er was geen gas en geen electrisch licht. Niet eens 'n kachel om op te koken; alleen ■naar 'n petroleumstel Maar dat was juist soo eenig! Johan vooral vond1 het allergeweldigst van orimitiefheld. Hij haatte alle conventie en Toot stads-gedoe en genoot volop van de i>loemen en de insecten, tot zelfs de muggen en de mieren toe. Natuurlijk waren er ook wel ©enige scha duwzijden. Als het regende b.v. liep het wa- tér door het rieten dak op hun bed. Er was ook dikwijls 'n kikvorsch in het drinkwater, n kikvorSchen kon Johan toevallig niet uit staan. Hij was er echt bang van; ook van spinnen. En spinnen waren er in dat huisje zooveel, dat het er gewoon van wemelde, lederen dqg schenen er meer te komen. Toen Johan een tweeweeksche veldtocht ertegen gehouden had, schenen de legioenen verdub beld inplaa'ts van vernietigd. Daarenboven hinderde het Johan na 'n paar dagen wel. dat hij lederen morgen en soms nog weer s avonds in donker naar het dorp moest, dat twintig minuten ver lag door een zandweggetje heen, om lucifers te halen FEUILLETON 13) Hoe Amsterdam vroeger eten kon.. Ik kan eigenlijk de lust niet weerstaan om nog eens dat is dan voor de derde maal te spreken over die buitengewone kunst van eten, welke de Amsterdammers in het bijzonder in de gouden periode ver stonden. Ik he/b (genoeg herinnerd aan de eigenaardigheid, dat het eten en vooral de lust tot eten den mensch aangeboren is. Geen1 ding van beteekenis of er moet voor alles bij gegeten worden. Zoo ook in de eeuwen van den glldenbloel. En ik vertelde u de vorige welken al ette lijke staaltjes, maar nog lang niet alles. O, neen! Verschillend© Amsterdaimsdhe his torieschrijvers wisten er zooveel van en heb ben er in hun werken zooveel van nagelaten, dat de nazaat volstrekt niet in de verlegen heid behoeft te zitten. Wij kunnen 'bijna tot op eén haar nagaan hoe het er toeging als het op eten aankwam. Want onwillekeurig denken we aan het oude schoolrijmpje van den „hongerigen" Gijs: Zoo was het! Groote 'brokken 'n koe en 'n kalf en 'n dood paard 'half! Zelfs in de gasthuizen werden de jaarlijk sehe feestmalen gevierd en daabbij werden de zieken niet vergeten. Zelfs in de latere tijden, toen er geen gilden meer bestonden, werden voor de gasthuizen nog door milde gevers jaarlijksehe maaltijden verorberd. En de zieken mochten voor een of twee dagen koorts en kwalen en zelfs het verbod van bepaalde spijzen vergeten en zich naar har telust tegoed doen aan „gebrade spyze ende wyn" of, als 't in de vasten was: „op vys, of azijn voor de sla en meer van die on- noozelheden, waaraan hij vroeger geen. aan dacht gaf. Op een avond werd hij vrpeseJijk boos op het buitenleven. Toen hij ni. in zijn bed wil de etappen, trapte hij zoowaar op een stekel varken. Hij schreeuwde eerst en begon daar na te vloeken, hij die nooit een kwalijk woorc zei.Erica kon niet anders dam im lachen uitbreken. Den dag daarna moest Erica/voor eenige dagen naar de stad, zooals afgesproken was. Er moesten eenige noodzakelijke dingen gedaan worden en de jonge vrouw zou een nacht, bij familie in de stad overblijven. Er was op gerekend voor Johan. Alles was te voren in huis gehaald en reeds klaar ge maakt voor zoover dat 'kon. Hij behoefde niet anders te-doen dan zijn hoogste genot uitvieren: twee lange dagen lui doorleven in de stilte van het bosch én het huisje. Een voudig maar liggen lezen en eens wat eten als hij trek kreeg. Het zou een doloe far niente zijn als nooit gedroomdl En Erica ging. Toen ze op den tweeden dag 's middags in- koopen deed in de stad,, kwam ze voorbij het bekende thee-huis waar ze altijd met Johan kwam en ze besloot er thee te gaan drinken Nauwelijks zat ze en had haar thee com pleet besteld of er teekend© zich in de deur opening een welbekende gedaante af. Erica zag hoogstverwonderd toe.Het was een heer in wandeltoilet. Maaf Johnnie.riep ze uit. Dag Eri.zei'haar man eenigszins beschaamd en ging aan haar tafeltje zitten. Ik ben maar even naar de stHd gekomen zie je.Om je de waarheid te zeggen, vond ik het woest eenzaam. Vooral zonder jou. En je zou. Jawel dat yeet ik wel, maar die stilte en die vervloekte spinnen en dat stekelvar ken. Dat heeft m'n humeur bedorven, zie je.Er was vanmorgen weer een groote groene kikvorsch in-de wateremmer Zoo! zei Erica met de houding als van een peinzende vrouw.Nou, ik neem het je niet kwalijk hoor, Johnnie.We zul len nu maar weer samen naar ons hutje te- rugkeeren. Dat is ook veel gezelliger, hè?. Jaah.zei ook Johan. Maar hij zé het op zulk een toon, dat z'n jonge vrouw verwonderd naar hem opzag. En toen barstte Johan loa Zou je het niet prettiger vinden om de rest van onze vucantie ergens in Parijs of zoo door te brengen?.... We hebben nog 'n maand! Om je de waarheid te zeggen Eri.Ik kan het bulten niet langer uit houden. Nou, ik vind het erg prettig, natuurlijk gaf Erioa toe.Dan doen we dat maar, John. En nog geen week later wandelde Johan met zijn jonge vrouw over de boulevards van Parijs" Heel het hutje met de spinnen en de kikvorschen en het stekelvarken en het lek kendè dak en alles was vergeten. En sindsdien zwoer Johan bij een goed ho tel met electrisch Hebt en -een badkamer en een lift. En van het eenvoudige leven op het land wou hij niets meer weten. Maar niemand ter wereld heeft ooit ge weten, hoeveel griezelige moeite het Erica gekost heeft om indertijd dat stekelvarken voor Johnnie's bed te krijgen. En hoeveel van haar «huishoudgeld zij aari stuivers en dubbeltjes heeft versnoept om de boerenjon gens te bewegen kikvorschen voor haar te vangen en ze ln de waterton te laten zwem men. En'hoeveel oenten en vierdultstuk- ken ze verspeculeerd heeft aan de boeren kinderen, om papieren zakken vol met aller hande spinnen te krijgen, die ze dan op het hutje kon loslaten Ni iemand ter wereld heeft het ooit gewe- tenl WINTERQELU1D EN WINTERLEVEN. Huiverend hebben we de koude doorstaan. De felle Oostenwind, die Woensdag stond en het kwik deed dalen, voerde in onafzien bare velden het ijs van Zuiderzee en de Wadden naar Texelstroom en het Marsdiep, zoodat er haast geen water was te zien. De haven lag potdicht en maakte het scheepvaartverkeer nagenoeg ondoenlijk. De visschersvloot, die, omdat hun eigen haven gebarricadeerd lag, met talrijke jarnalenvisschers van Texel was uitgebreid, ag machteloos in de haven, wachtend tot deze storm weer wat zou zijn uitgeraasd en het ijs door hooger tij weer wat zou zijn opgeruimd. Vanaf het Wierhoofd was het eep machtig eerlyck alst toebehoort". Vooral de buurgilden -maakten veel werk van het gemeenschappelijk eten. Zij wisten geen beter middel „tot continuatie van goede buurschap ende vermeerdering van vriendschap" dan samen zooveel mogelijk te eten en te drinken. Telkens als die 'blijde tijd weer naderde, haddèn de vrouwen van den Deken ende Hoofdlieden uit de buurt handen vol werk gedurende dagen lang met het ordineeren der verschillende spijzen. En als dan de eerste dag daar was, dan stond d'e buurtlol echt met de lange lijst van namen in de hand en las de namen af. En iedere buur verscheen bij het afroepen van zijn naam, -met zijn vrouw aan de 'hand en medebrengend „een servet, lepel ende mes" Vorken had men niet noodig! Toen deze gewoonte eenmaal goed inge- aurgerd was en men er den smaak van beet ïad, duurde zoo'n eetfeest gemeenlijk.... drie dagen! Maar dat nam niet weg, dat als de drie dagen eindelijk om waren en het bleek „dat men noch so minnelyok bij' eikanderen was" en „dat er nog wyn end© bier genoegzaam was", er niemand aan vertrekken dacht. Al,hans niet voor goed. Neen Deken en Hoofdlieden wisselden da in 't gemoede een paar woorden met el kaar en de Deken verklaarde dah, dat ze er ter eere van de -buurt nog 'n bovenop gaven. En staande de vergadering werd dan „gere- grootsch schouwspel over de witbesneeuwde ijsschollen, die, knerpend en knoersend tegen elkaar, voortschoven met het getij en dat eigenaardig schuifelend, fluisterend geluid maaktendat ook weer een van die bijzondere wintergeluiden is. Nu en dan hoorde je een geluid, alsof, heel in de verte, een kanonschot werd ge lost en dat dofdreunend over de ijsmassa kwam aangedonderd. Dat is dan afkomstig van het rammeien van een paar jjsschotsen tegen elkaar, die in de botsing tegen elkaar gedeeltelijk versplinteren en de ijsbrokken met donderend geluid over elkaar smakken, of wel, dat een ijsschots botst tegen een ondiepte en daar schuivend oploopt en breekt, zoodat de stukken bonkend naar beneden vallen. Ook dat geluid is weer een der specifiek wintersche stemmen, die we hooren en die iemand, die weet te zien en te luisteren, een bijzondere bekoring kunnen bijbrengen. Evenals dat het geval ismethetschuifel- fluister geluid, dat de fijne sneeuw, strijkend langs de ruiten, kan maken, en dat zoo ge heimzinnig sprookjesachtig aandoet als je wakker te bed ligt, of je alleen in een kamer bevindt. Maar daar op het Wierhoofd was nog wel meer te zien, behalve het geweldig majestueuze van de ijsmassa. In den opper van de houten schutting, waar altijd toch nog de mannen van het ruige buitenleven zijn te vinden ondanks de snerpende winden en die daar moeten toeven en moeten turen om even de huislucht van zich af te laten waaien, heb ik ook een poos staan drentelen en loopen ijsberen. Heele troepen vogels zwierven door het luchtruim om dan plotseling allen neer te strijken, ergens in een wak, dat tusschen de ijsvelden zich bevond. Rotganzen en smienten en zwanen en welke vogels dat meer mochten zijn, zwierden rond, nu eens in V-vorm, en dan weer in een grooten kring. En het jagershart van enkelen ging open en ze betreurden het, dat het met dien feilen wind, terwijl de eerste sneeuwstofjes al ronddwarrelden, geen doen was om er met hun spuit op uit te trekken. En terwijl het Ijs, aangejaagd door den opkomenden vloed, op de glooiing van het Wierhoofd schoof, kwam een eenzaam duikertje aangewiekt en liet zich neervallen in een wak je van een paar meter lengte, dat vlak tegen de dijkvoptsteenen was open gebleven. Even daarna vloog het op en liet zich neervallen op een groote Ijsschol, die alle allures aannam om ae havenmonding af te zetten. „Dat is een lekke", werd er gezegd. „Een lekke?" was mijn vraag. dri in het water." „Ja, die kan de veeren niet droog houden Omdat het beest alleen rondzwierf, trok men de uit ervaring verkregen conclusie, dat het van de groote troep was afgedwaald, omdat net niet meer over voldoende kracht beschikte, mee te kunnen komen. De vogel was ten doode opgeschreven en zou zeker op het ijsveld den vriesdood sterven. Geen ervaren jager, die een schot hagel zal lossen op een eenzamen vogel, die tusschen het ijs rondscharrelt, want dat schot brengt zijn kosten niet op, omdat de vogel vast en zeker tot op de botten uitge mergeld is. Een troep wulpen trok, klagend fluitend over onze hoofden. Hun droef geklaag was als een schTeeuw van nooddruft. Fijne sneeuwkorrels zwiepten in grooter aantal uit de overzwangere lucht; ze priemden je door alle kleren, die je kleeren maar hadden en huiverend voor de doordringende koude schuivelden we, glibberend op de schoenhakken, zwaaiend met de armen en soms balanceerend als een koorddanser over dc gladgewaaide ijskorst der straat. Ier en daar bij de hoeken der straten waar de sneeuwijskorrels jachtend aan kwamen zetten, was het alsof de saimoen over de zandwoestijn streek. De duizenden bij duizenden sneeuwkorrels gorden zich tot een rafel sneeuw en gingen, kronkelend en splralend, hoog Boven de huizen uit om dan daar weer te worden ©grepen door den fel aanblazenden wind, ie met een vliegtuigvaartje, al die sneeuw stofjes deed verspreiden honderd kanten heen. En de barometer daalde; het kwik rees angzaam. De wind bedaarde allengskens, de spoorflult hoorde je weldra aan den buitenkant en dat is het eerste zekere teeken, dat de wind neiging heeft uit het westen te gaan loopen. 's Morgens waren de bloemen van de amen weggetaagd, de goten lektenhet zag er mieserig en druilerig uit ln de natuurdoch de eb, die eerst om elf uur moest beginnen te loopen, stond om 8 uur al door en de ervarensmannen beweren, dat dat wijst op oostenwind. Afwachten dus maar weer, gij schaatsen rijders 1 solleveerd den vierden daoh daaraen te knoopen"! 'Ziet ige: Zoo wisten onze -voorouders den goeden buurschap te -onderhouden. 'Een goede 'buur is beter dan een verre vriend dachten ze. Want -met dien vriend in de verte kon je niet lekker eten en drinken. Er was dan ook geen ambachtsgild of het had zijn vaste jaarlijksehe maaltijden.. Er wareneer 'zelfs verschillende, die aan de z.g. „groote" (maaltijden niet voldoende haddenj maar in den regel 'n week tevoren een' „kleine" [maaltijd vooruit namen.. En als dan alles afgeloopen was, organiseerden ze nia ettelijke dagen nog 'n soort „afzakkertje" sleutehnaal genoemd. Dat laatste maaltle deed de deur dicht. Voor zoolang het duurde. Want men was niet afkeerig van iedere gelegenheid, die zich voordeed oim 'n „proef- maal" te vieren. Dat was telkens, wanneer een gezel zijn proef deed „oan de meesterye op t© setten". Dat was voor den gezel vooral als het proefstuk 'goedgekeurd geworden was aanleiding om ,,'n rondje" te geven. Geen rondje bier of boerenjongens of oude Bols, zooals in onze dagen maar 'n rondje huts pot met wijn ende wat daar al zoo bij kwam. Nou dat was niet mis wat er al zoo 'bij kwam. Wij' zullen eens verder Jan ter Gouw op den voet volgen voor het beschrijven van ZONDERLINGE LOTGEVALLEN VAN HET DAGELUKSCHE LEVEN. Hoe Burgemeester Prügel zJJn rok betaald kreeg. Een/ vroeger koning van Zweden passeer de op zijn reis naar Oarlscrona, een kleine gemeente, waar de geheele burgerij in fees telijk en dosch gereed stond om hem op een waardige wijze te'ontvangen. Voor die goede landUeden was dit een ware festiviteit en al weken te voren was er in het dorp dan ook over niets anders gesproken- Slechts een dér ingezetenen ambtman Krugel voelde zich daarbij niet op zijn go- mak want tot het ceremonieel dier vorste lijke ontvangst behoorde o.m. een deftige aanspraak, en al was de schoolmeester nu al zeer goed in staat om daarvoor aan vader Krugel een uitstekend opstel te leveren, zoo zat hij toch nog altijd in de pinari-over de voordracht.Dat was maar zoo niks, om voor den Koning te spreken. Gelukkig evenwel vernam hij, dat het bij zoo eene gelegenheid ook wel voldoende was, den koning slechts een net geschreven copy van' bet stuk ter hand te stellen. En nu was er niemand! méér in de wolken, dan vader Krugel, toen hij zich had voorgenomen op deze wijze zijn plicht van burgervader te doen. Hij Het düs door dén schoolmeester een wensch op schrift zetten, die klonk als een klok en waarin uitsluitend sprake was van de wenschen dér burgerij. Deze zoo meen de den Ambtman, moesten in het bijzonder den koning worden medegedeeld.Na de gebruikelijke heilwenschen aan den vorst, volgde in den wensch dan ook het dringende verzoek zich om de nooden der arme burgers te bekommeren, zooveel in het vermogen des konings wezen zou..-. ,N Zoo werd Z. M. verzocht in te schrijven voor den nieuwen weg naar het naaste dorp een jaarlijksehe subsidie voor verschillen de aangelegenheden enz..... Toen dé wensch klaar was, bleef er nog één ding over voor Prugel en dat was een zwarte rok om er naar behooren uit te zien. Er waren nog maar drie dagen, de kleerma ker A. leverde het hem. En toen twee dagen later het beslissend oogenblik gekomen was, stond papa Prugel geheel in het zwart, gepoederd en gepruikt, met het belangrijk© document in de hand Z.M. of te wachten. Ten slotte versoheen de vorstelijke stoet. Onder een aantal buigingen naderde Vader Prugel het koninklijke rijtuig en gaf,Z. M. het feUcitatie-request al bevende ovèr. En hij sprak d'e historische woorden„Sire, ik heb de eer u de dierbaarste wenschen van onze burgerij in dit stuk aan te bieden. De koning zag het stuk terloops ln, begon even te lachen en vroeg:. Wel, Ambtman zijn dit werkelijk de wenschen uwer gemeente?.... Welnu daaraan zal door mij terstond voldaan wor den. Alle omstanders hoorden het En ieder begrijpt de vreugde in het dorp, nadat de koning verder gereisd was. En ieder gaf eveneens toe dat het een bijzondere eer en een stuk staatsmansschap van vader Pru gel was. Doch wie beschrijft den schrik van Vader Prugel, toen deze bij zijn thuiskomst het voor den koning bestemde papier nog frisch en wel in zijn rokzak vond!. Wonder boven wonder 1 Wat moest dat be- teekenen?.Wie kon zulk 'n raadsel oplos sen?.Welk papier had hij dan wel Z. M. den koning ln de hand gestopt?. Reeds den volgenden dag werd het ge heimzinnige raadsel opgelost. Vader Prugel ontving met den poetbode namens den inten dant des koning een rolletje goudgeld be nevens. een nota luidende: Geleverd aan UEd. een nieuwe rok en pan talon tot statie-costuum bij den intocht des Konings.eto. Toen bleek allee. Vader Prugel had wel van pantalon ge wisseld, maar niet van document En hij had den koning de nota van zijn kleermaker overhandigd, die in de nieuwe rok gestoken geweest was. Dat ls veel te duur! Een geduldige rekenmeester beweert, dat een mistige dag de stad Londen op 1.754.000 pond sterling aan verlies komt te staan. Zoo veel is het eigenlijk niet waard en als ik de stad Londen was zou Ik nooit een mistigen dag meer wllLen hebben. (Loodon Oplnion). een zoodanigen maaltijd. Want Jan ter Gouw legt er den nadruk op, dat men ten opzichte hiervan 'geen verkeerde voorstel ling hebben moet. Er werden niet bepaald liflafjes of dure of uitheemsche smullerljen gegeten. Weineen. Ook in die maaltijden teekent zich de aloude Hollandsohe dege lijkheid. Hoor maar: Jan ter Gouw neemt den maaltijd van een voornaam koopmansgilde te Amsterdam het „Sinte Martyns ofte Comans!" Dit gilde hield in de 16e eeuw zijn maaltijden mees.al twee dagen lang n.L op den Zondag en Maandag na St. Maarten. Er werd op_die twee dagen viermaal gegeten. 's Zondagsmiddags kwam er eerst op tafel koevoet en pens met erwten, daarna 'hutspot en tenslotte gebraden vleesch met boter en kaas. Wel te verstaan met het noodige spoel-* water 1 's Avonds werd de tweede maaltijd gehou den, maar naar oud-Hollandsch© zuinigheid, kreeg men eerst het.overgeschoten© van 's middags. Daarna kwam een groote ketel roet rijstebrij, en weer daarna gesprengd vleesch met boter en kaas. Maandagsmiddags kwamen de gilde- broeders weer vroclijk aan den disch en be gonnen te smullen aan.het overgescho ten© van den vori.jen avond. Hadden ze daaraan hun plient gedaan, dan kwam er weer brij' of erwten ter tafel en vervolgens pastijen, gesprengd vleesch, boter en kaas. 1 Juttertje Overgeschreven door CAREL BRENSA. - Op een tappersdeur te Sloten. Voor het huls van een schoenmaker. Voor een herberg. Op een wagen ln Den Haag. In een steen van een Enkhulzer woning. Onder een uithangbord met een {mosterdpot. Te Rotterdam op den Vlsschersdljk. Boven een kommenijswlnkel te Haarlem. Voor een tuiniershuis te Haarlem. Glasschrift. Op een naaistersbordje. Voor een tuin bulten Rotterdam. Op een Drukkers-uithangbord. Op de luifel van een bakker, die had moeten verhulzen en nu zijn wapen veranderd had Grafschrift ln België. Op een verkoopbordje te Rijswijk. door CAREL BRENSA. Heb je m-ooit gehoord: van Holle-bolle-wagen? Waar dlie Hongerige Gijs o-p oat? Hij kon slokken,. Groote brokken 'n Koe en 'n kalf, En 'n dood paard half 'n Schip met rapen En een kerk vol schapen En nog kon. Gije van den honger niet slapen!' Roblnson. Brensa.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 12