M ROEST
WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM"
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 12 Januari 1924.
OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN
MS
No. 105 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
UIT DE OUDE DOOS.
Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden
Op een Luifel te Amsterdam.
In de Drie Wijzen uit het Oosten,
Hier woont de timmerman Jilles Joostenl
Gezegend zij uw ingang; wanneer u 't geld
niet faalt!
Gezegend zij uw uitgang: wanneer gij hebt
betaald!
Dit is het Schoenmakers Blazoen,
Die 't beter kan, mag t beter doen.
Beatriks is rapplg!
Alida is snappigl
Baartje is klappig!
De waardin is grappig!
De waard zelf is happig!
Zeg, heeft dit gansche huisgezin,
Voor u niet iets plezierigs in?.
Zij doen kwalijk, die aan t hof vertoeeren,
Met een Fransch hart ln Granjekleeren.
Ook in dit schippershuis,
Leeft niemand zonder kruis!
Ik lever hieruit
Een zeldzaam kruid.
Daar zijn er weinig in de stad,
Ok 'k heb ze bij den neus gehad!
Wijn en bier en lekk're mom!
Puik van goed of't geld weerom!
Door Godes woord wordt menig hart
ontloken.
Maar door den molensteen wordt koom en
grut gebroken.
Ik ga daags werken in het groen
Om al mijn klnderkens te voén,
Gelijk dat vaak de pelikaan
Met z'n eigen bloed wel heeft gedaan.
Noch eer, noch goed, noch excellentie,
Gaat boven een goede conciëntie.
Aagje Jamisz, de kopster,
Naaister en kousenstopster,
Is de jongste van elven.
Zij woont hier thans,
Bij gebrek aan maiis,
Helaas! Op haar zeiven.
Bloem, kruid en lof,
Wast in deez' hof
Des zomers maar.
Doch deugd en eer
Behaagt den Heer
't Geheele jaar.
Zoo bloeit door d'eedlen druik de schrand're
wetenschap
Zoo spitst zich t duffe brein en stijgt op
hoog er trap!
Vernuft teelt drukkerskunst de druk
weer leerzaamheden,
Zoo wijkt t ai-oude schrift voor nieuwe
geestigheden"
Al heeft mij haat en nijd uit de „Drie
Roggebrooden" verdreven
Nu zal die Heer in de „Vier Roggebrooden'
mij zegen geven
N Hieronder
Ligt Jan Donder!
Hij leerde de kinders A. B. O.
En is nu dood' we© wee wee.
Hij stierf den tienden Mei.
Op Zondag Ei ei ei.
ende
Binnen de stad Ostpnde.
Dit huls is te huur of te koop!
De man is op den loop.
De vrouw ligt ziek te bed.
Daarom is dit huls aan-gezet.
(Wordt voortgezet).
HET LIEVE BUITENLEVEN....
Een lied van Schijn en Wezen.
döor Ethel E. Mannin.
De jonge Erica was in de stad geboren en
getogen. Er ging haar ln werkelijkheid niets
boven de lucht van benzine en stof hét
leven van rumoer en straatverkeer.
En nu was ze getrouwd. Getrouwd met den
journalist en dichterlijken droomer John
Lang, die volgens zijn altijd herhaalde be
weringen evenveel hield van de landelijke
wegen en de open lucht als zijn jonge vrouw
tje van drukke pleinen en straten.
Uit de goedgezindheid van hun jonge lief
de deden ze elkaar wederkeerig toezeggin
gen. Uit liefde voor haar stemde Johan er
in toe om in een klein huisje weliswaar
'n beetje aan den rand van de stad toch
nog in de stad te gaan wonen. En uit echte
Senegenheld voor haar lieven man, vond
rlca dan goed om iedere zomervacantie zoo
ver mogelijk en zoo eenzaam mogelijk bul
ten te zullen doorbrengen.
Zoo zou ieder van de twee z'n zin krijgen!
En de eerste vacant! van hun eerste hu
welijksjaar brak aan.
Johan huurde een klein knus huisje aan
den rand' van een bosch en op een hoogte
©legen, zoodat ze een schitterend uitzicht
adden.
Het was er allergezelligst .primitief.
De regenbak was meer dan twee honderd
meter van het huisje en gaf den meesten
tijd geen water vanwege de hooge ligging.
Er was geen gas en geen electrisch licht.
Niet eens 'n kachel om op te koken; alleen
■naar 'n petroleumstel Maar dat was juist
soo eenig!
Johan vooral vond1 het allergeweldigst van
orimitiefheld. Hij haatte alle conventie en
Toot stads-gedoe en genoot volop van de
i>loemen en de insecten, tot zelfs de muggen
en de mieren toe.
Natuurlijk waren er ook wel ©enige scha
duwzijden. Als het regende b.v. liep het wa-
tér door het rieten dak op hun bed. Er was
ook dikwijls 'n kikvorsch in het drinkwater,
n kikvorSchen kon Johan toevallig niet uit
staan. Hij was er echt bang van; ook van
spinnen. En spinnen waren er in dat huisje
zooveel, dat het er gewoon van wemelde,
lederen dqg schenen er meer te komen. Toen
Johan een tweeweeksche veldtocht ertegen
gehouden had, schenen de legioenen verdub
beld inplaa'ts van vernietigd.
Daarenboven hinderde het Johan na 'n
paar dagen wel. dat hij lederen morgen en
soms nog weer s avonds in donker naar het
dorp moest, dat twintig minuten ver lag door
een zandweggetje heen, om lucifers te halen
FEUILLETON
13)
Hoe Amsterdam vroeger eten kon..
Ik kan eigenlijk de lust niet weerstaan
om nog eens dat is dan voor de derde
maal te spreken over die buitengewone
kunst van eten, welke de Amsterdammers
in het bijzonder in de gouden periode ver
stonden.
Ik he/b (genoeg herinnerd aan de
eigenaardigheid, dat het eten en vooral de
lust tot eten den mensch aangeboren is.
Geen1 ding van beteekenis of er moet voor
alles bij gegeten worden. Zoo ook in de
eeuwen van den glldenbloel.
En ik vertelde u de vorige welken al ette
lijke staaltjes, maar nog lang niet alles. O,
neen! Verschillend© Amsterdaimsdhe his
torieschrijvers wisten er zooveel van en heb
ben er in hun werken zooveel van nagelaten,
dat de nazaat volstrekt niet in de verlegen
heid behoeft te zitten. Wij kunnen 'bijna tot
op eén haar nagaan hoe het er toeging als
het op eten aankwam.
Want onwillekeurig denken we aan het
oude schoolrijmpje van den „hongerigen"
Gijs:
Zoo was het! Groote 'brokken 'n koe en
'n kalf en 'n dood paard 'half!
Zelfs in de gasthuizen werden de jaarlijk
sehe feestmalen gevierd en daabbij werden
de zieken niet vergeten. Zelfs in de latere
tijden, toen er geen gilden meer bestonden,
werden voor de gasthuizen nog door milde
gevers jaarlijksehe maaltijden verorberd. En
de zieken mochten voor een of twee dagen
koorts en kwalen en zelfs het verbod van
bepaalde spijzen vergeten en zich naar har
telust tegoed doen aan „gebrade spyze ende
wyn" of, als 't in de vasten was: „op vys,
of azijn voor de sla en meer van die on-
noozelheden, waaraan hij vroeger geen. aan
dacht gaf.
Op een avond werd hij vrpeseJijk boos op
het buitenleven. Toen hij ni. in zijn bed wil
de etappen, trapte hij zoowaar op een stekel
varken. Hij schreeuwde eerst en begon daar
na te vloeken, hij die nooit een kwalijk woorc
zei.Erica kon niet anders dam im lachen
uitbreken.
Den dag daarna moest Erica/voor eenige
dagen naar de stad, zooals afgesproken was.
Er moesten eenige noodzakelijke dingen
gedaan worden en de jonge vrouw zou een
nacht, bij familie in de stad overblijven. Er
was op gerekend voor Johan. Alles was te
voren in huis gehaald en reeds klaar ge
maakt voor zoover dat 'kon. Hij behoefde
niet anders te-doen dan zijn hoogste genot
uitvieren: twee lange dagen lui doorleven
in de stilte van het bosch én het huisje. Een
voudig maar liggen lezen en eens wat eten
als hij trek kreeg. Het zou een doloe far
niente zijn als nooit gedroomdl
En Erica ging.
Toen ze op den tweeden dag 's middags in-
koopen deed in de stad,, kwam ze voorbij het
bekende thee-huis waar ze altijd met Johan
kwam en ze besloot er thee te gaan drinken
Nauwelijks zat ze en had haar thee com
pleet besteld of er teekend© zich in de deur
opening een welbekende gedaante af.
Erica zag hoogstverwonderd toe.Het was
een heer in wandeltoilet.
Maaf Johnnie.riep ze uit.
Dag Eri.zei'haar man eenigszins
beschaamd en ging aan haar tafeltje zitten.
Ik ben maar even naar de stHd gekomen zie
je.Om je de waarheid te zeggen, vond ik
het woest eenzaam. Vooral zonder jou.
En je zou.
Jawel dat yeet ik wel, maar die stilte
en die vervloekte spinnen en dat stekelvar
ken. Dat heeft m'n humeur bedorven, zie
je.Er was vanmorgen weer een groote
groene kikvorsch in-de wateremmer
Zoo! zei Erica met de houding als
van een peinzende vrouw.Nou, ik neem
het je niet kwalijk hoor, Johnnie.We zul
len nu maar weer samen naar ons hutje te-
rugkeeren. Dat is ook veel gezelliger, hè?.
Jaah.zei ook Johan. Maar hij zé
het op zulk een toon, dat z'n jonge vrouw
verwonderd naar hem opzag.
En toen barstte Johan loa
Zou je het niet prettiger vinden om de
rest van onze vucantie ergens in Parijs of
zoo door te brengen?.... We hebben nog
'n maand! Om je de waarheid te zeggen
Eri.Ik kan het bulten niet langer uit
houden.
Nou, ik vind het erg prettig, natuurlijk
gaf Erioa toe.Dan doen we dat maar,
John.
En nog geen week later wandelde Johan
met zijn jonge vrouw over de boulevards van
Parijs" Heel het hutje met de spinnen en de
kikvorschen en het stekelvarken en het lek
kendè dak en alles was vergeten.
En sindsdien zwoer Johan bij een goed ho
tel met electrisch Hebt en -een badkamer en
een lift. En van het eenvoudige leven op het
land wou hij niets meer weten.
Maar niemand ter wereld heeft ooit ge
weten, hoeveel griezelige moeite het Erica
gekost heeft om indertijd dat stekelvarken
voor Johnnie's bed te krijgen. En hoeveel
van haar «huishoudgeld zij aari stuivers en
dubbeltjes heeft versnoept om de boerenjon
gens te bewegen kikvorschen voor haar te
vangen en ze ln de waterton te laten zwem
men. En'hoeveel oenten en vierdultstuk-
ken ze verspeculeerd heeft aan de boeren
kinderen, om papieren zakken vol met aller
hande spinnen te krijgen, die ze dan op het
hutje kon loslaten
Ni
iemand ter wereld heeft het ooit gewe-
tenl
WINTERQELU1D EN WINTERLEVEN.
Huiverend hebben we de koude doorstaan.
De felle Oostenwind, die Woensdag stond
en het kwik deed dalen, voerde in onafzien
bare velden het ijs van Zuiderzee en de
Wadden naar Texelstroom en het Marsdiep,
zoodat er haast geen water was te zien.
De haven lag potdicht en maakte het
scheepvaartverkeer nagenoeg ondoenlijk.
De visschersvloot, die, omdat hun eigen
haven gebarricadeerd lag, met talrijke
jarnalenvisschers van Texel was uitgebreid,
ag machteloos in de haven, wachtend tot
deze storm weer wat zou zijn uitgeraasd
en het ijs door hooger tij weer wat zou
zijn opgeruimd.
Vanaf het Wierhoofd was het eep machtig
eerlyck alst toebehoort".
Vooral de buurgilden -maakten veel werk
van het gemeenschappelijk eten. Zij wisten
geen beter middel „tot continuatie van
goede buurschap ende vermeerdering van
vriendschap" dan samen zooveel mogelijk te
eten en te drinken. Telkens als die 'blijde
tijd weer naderde, haddèn de vrouwen van
den Deken ende Hoofdlieden uit de buurt
handen vol werk gedurende dagen lang met
het ordineeren der verschillende spijzen. En
als dan de eerste dag daar was, dan stond
d'e buurtlol echt met de lange lijst van namen
in de hand en las de namen af.
En iedere buur verscheen bij het afroepen
van zijn naam, -met zijn vrouw aan de 'hand
en medebrengend „een servet, lepel ende
mes" Vorken had men niet noodig!
Toen deze gewoonte eenmaal goed inge-
aurgerd was en men er den smaak van beet
ïad, duurde zoo'n eetfeest gemeenlijk....
drie dagen!
Maar dat nam niet weg, dat als de drie
dagen eindelijk om waren en het bleek „dat
men noch so minnelyok bij' eikanderen was"
en „dat er nog wyn end© bier genoegzaam
was", er niemand aan vertrekken dacht.
Al,hans niet voor goed.
Neen Deken en Hoofdlieden wisselden
da in 't gemoede een paar woorden met el
kaar en de Deken verklaarde dah, dat ze er
ter eere van de -buurt nog 'n bovenop gaven.
En staande de vergadering werd dan „gere-
grootsch schouwspel over de witbesneeuwde
ijsschollen, die, knerpend en knoersend
tegen elkaar, voortschoven met het getij
en dat eigenaardig schuifelend, fluisterend
geluid maaktendat ook weer een van die
bijzondere wintergeluiden is.
Nu en dan hoorde je een geluid, alsof,
heel in de verte, een kanonschot werd ge
lost en dat dofdreunend over de ijsmassa
kwam aangedonderd. Dat is dan afkomstig
van het rammeien van een paar jjsschotsen
tegen elkaar, die in de botsing tegen elkaar
gedeeltelijk versplinteren en de ijsbrokken
met donderend geluid over elkaar smakken,
of wel, dat een ijsschots botst tegen een
ondiepte en daar schuivend oploopt en
breekt, zoodat de stukken bonkend naar
beneden vallen.
Ook dat geluid is weer een der specifiek
wintersche stemmen, die we hooren en die
iemand, die weet te zien en te luisteren,
een bijzondere bekoring kunnen bijbrengen.
Evenals dat het geval ismethetschuifel-
fluister geluid, dat de fijne sneeuw, strijkend
langs de ruiten, kan maken, en dat zoo ge
heimzinnig sprookjesachtig aandoet als je
wakker te bed ligt, of je alleen in een
kamer bevindt.
Maar daar op het Wierhoofd was nog
wel meer te zien, behalve het geweldig
majestueuze van de ijsmassa.
In den opper van de houten schutting,
waar altijd toch nog de mannen van het
ruige buitenleven zijn te vinden ondanks
de snerpende winden en die daar moeten
toeven en moeten turen om even de
huislucht van zich af te laten waaien, heb
ik ook een poos staan drentelen en loopen
ijsberen.
Heele troepen vogels zwierven door het
luchtruim om dan plotseling allen neer te
strijken, ergens in een wak, dat tusschen
de ijsvelden zich bevond.
Rotganzen en smienten en zwanen en
welke vogels dat meer mochten zijn,
zwierden rond, nu eens in V-vorm, en dan
weer in een grooten kring.
En het jagershart van enkelen ging open
en ze betreurden het, dat het met dien feilen
wind, terwijl de eerste sneeuwstofjes al
ronddwarrelden, geen doen was om er met
hun spuit op uit te trekken.
En terwijl het Ijs, aangejaagd door den
opkomenden vloed, op de glooiing van het
Wierhoofd schoof, kwam een eenzaam
duikertje aangewiekt en liet zich neervallen
in een wak je van een paar meter lengte, dat
vlak tegen de dijkvoptsteenen was open
gebleven.
Even daarna vloog het op en liet zich
neervallen op een groote Ijsschol, die alle
allures aannam om ae havenmonding af te
zetten.
„Dat is een lekke", werd er gezegd.
„Een lekke?" was mijn vraag.
dri
in het water."
„Ja, die kan de veeren niet droog houden
Omdat het beest alleen rondzwierf, trok
men de uit ervaring verkregen conclusie,
dat het van de groote troep was afgedwaald,
omdat net niet meer over voldoende kracht
beschikte, mee te kunnen komen.
De vogel was ten doode opgeschreven en
zou zeker op het ijsveld den vriesdood
sterven.
Geen ervaren jager, die een schot hagel
zal lossen op een eenzamen vogel, die
tusschen het ijs rondscharrelt, want dat
schot brengt zijn kosten niet op, omdat de
vogel vast en zeker tot op de botten uitge
mergeld is.
Een troep wulpen trok, klagend fluitend
over onze hoofden. Hun droef geklaag was
als een schTeeuw van nooddruft.
Fijne sneeuwkorrels zwiepten in grooter
aantal uit de overzwangere lucht; ze priemden
je door alle kleren, die je kleeren maar
hadden en huiverend voor de doordringende
koude schuivelden we, glibberend op de
schoenhakken, zwaaiend met de armen en
soms balanceerend als een koorddanser over
dc gladgewaaide ijskorst der straat.
Ier en daar bij de hoeken der straten
waar de sneeuwijskorrels jachtend aan
kwamen zetten, was het alsof de saimoen
over de zandwoestijn streek.
De duizenden bij duizenden sneeuwkorrels
gorden zich tot een rafel sneeuw en gingen,
kronkelend en splralend, hoog Boven de
huizen uit om dan daar weer te worden
©grepen door den fel aanblazenden wind,
ie met een vliegtuigvaartje, al die sneeuw
stofjes deed verspreiden honderd kanten
heen.
En de barometer daalde; het kwik rees
angzaam. De wind bedaarde allengskens,
de spoorflult hoorde je weldra aan den
buitenkant en dat is het eerste zekere teeken,
dat de wind neiging heeft uit het westen te
gaan loopen.
's Morgens waren de bloemen van de
amen weggetaagd, de goten lektenhet
zag er mieserig en druilerig uit ln de
natuurdoch de eb, die eerst om elf uur
moest beginnen te loopen, stond om 8 uur
al door en de ervarensmannen beweren, dat
dat wijst op oostenwind.
Afwachten dus maar weer, gij schaatsen
rijders 1
solleveerd den vierden daoh daaraen te
knoopen"!
'Ziet ige: Zoo wisten onze -voorouders den
goeden buurschap te -onderhouden. 'Een
goede 'buur is beter dan een verre vriend
dachten ze. Want -met dien vriend in de verte
kon je niet lekker eten en drinken.
Er was dan ook geen ambachtsgild of het
had zijn vaste jaarlijksehe maaltijden.. Er
wareneer 'zelfs verschillende, die aan de z.g.
„groote" (maaltijden niet voldoende haddenj
maar in den regel 'n week tevoren een'
„kleine" [maaltijd vooruit namen.. En als
dan alles afgeloopen was, organiseerden ze
nia ettelijke dagen nog 'n soort „afzakkertje"
sleutehnaal genoemd. Dat laatste maaltle
deed de deur dicht.
Voor zoolang het duurde.
Want men was niet afkeerig van iedere
gelegenheid, die zich voordeed oim 'n „proef-
maal" te vieren. Dat was telkens, wanneer
een gezel zijn proef deed „oan de meesterye
op t© setten".
Dat was voor den gezel vooral als het
proefstuk 'goedgekeurd geworden was
aanleiding om ,,'n rondje" te geven. Geen
rondje bier of boerenjongens of oude Bols,
zooals in onze dagen maar 'n rondje huts
pot met wijn ende wat daar al zoo bij kwam.
Nou dat was niet mis wat er al zoo
'bij kwam.
Wij' zullen eens verder Jan ter Gouw op
den voet volgen voor het beschrijven van
ZONDERLINGE LOTGEVALLEN VAN
HET DAGELUKSCHE LEVEN.
Hoe Burgemeester Prügel
zJJn rok betaald kreeg.
Een/ vroeger koning van Zweden passeer
de op zijn reis naar Oarlscrona, een kleine
gemeente, waar de geheele burgerij in fees
telijk en dosch gereed stond om hem op een
waardige wijze te'ontvangen. Voor die goede
landUeden was dit een ware festiviteit en al
weken te voren was er in het dorp dan ook
over niets anders gesproken-
Slechts een dér ingezetenen ambtman
Krugel voelde zich daarbij niet op zijn go-
mak want tot het ceremonieel dier vorste
lijke ontvangst behoorde o.m. een deftige
aanspraak, en al was de schoolmeester nu al
zeer goed in staat om daarvoor aan vader
Krugel een uitstekend opstel te leveren, zoo
zat hij toch nog altijd in de pinari-over de
voordracht.Dat was maar zoo niks, om
voor den Koning te spreken.
Gelukkig evenwel vernam hij, dat het bij
zoo eene gelegenheid ook wel voldoende was,
den koning slechts een net geschreven copy
van' bet stuk ter hand te stellen. En nu was
er niemand! méér in de wolken, dan vader
Krugel, toen hij zich had voorgenomen op
deze wijze zijn plicht van burgervader te
doen.
Hij Het düs door dén schoolmeester een
wensch op schrift zetten, die klonk als een
klok en waarin uitsluitend sprake was van
de wenschen dér burgerij. Deze zoo meen
de den Ambtman, moesten in het bijzonder
den koning worden medegedeeld.Na de
gebruikelijke heilwenschen aan den vorst,
volgde in den wensch dan ook het dringende
verzoek zich om de nooden der arme burgers
te bekommeren, zooveel in het vermogen des
konings wezen zou..-. ,N
Zoo werd Z. M. verzocht in te schrijven
voor den nieuwen weg naar het naaste dorp
een jaarlijksehe subsidie voor verschillen
de aangelegenheden enz.....
Toen dé wensch klaar was, bleef er nog
één ding over voor Prugel en dat was een
zwarte rok om er naar behooren uit te zien.
Er waren nog maar drie dagen, de kleerma
ker A. leverde het hem.
En toen twee dagen later het beslissend
oogenblik gekomen was, stond papa Prugel
geheel in het zwart, gepoederd en gepruikt,
met het belangrijk© document in de hand
Z.M. of te wachten.
Ten slotte versoheen de vorstelijke stoet.
Onder een aantal buigingen naderde Vader
Prugel het koninklijke rijtuig en gaf,Z. M.
het feUcitatie-request al bevende ovèr.
En hij sprak d'e historische woorden„Sire,
ik heb de eer u de dierbaarste wenschen van
onze burgerij in dit stuk aan te bieden.
De koning zag het stuk terloops ln, begon
even te lachen en vroeg:.
Wel, Ambtman zijn dit werkelijk de
wenschen uwer gemeente?.... Welnu
daaraan zal door mij terstond voldaan wor
den.
Alle omstanders hoorden het
En ieder begrijpt de vreugde in het dorp,
nadat de koning verder gereisd was. En ieder
gaf eveneens toe dat het een bijzondere eer
en een stuk staatsmansschap van vader Pru
gel was.
Doch wie beschrijft den schrik van Vader
Prugel, toen deze bij zijn thuiskomst het voor
den koning bestemde papier nog frisch en
wel in zijn rokzak vond!.
Wonder boven wonder 1 Wat moest dat be-
teekenen?.Wie kon zulk 'n raadsel oplos
sen?.Welk papier had hij dan wel Z. M.
den koning ln de hand gestopt?.
Reeds den volgenden dag werd het ge
heimzinnige raadsel opgelost. Vader Prugel
ontving met den poetbode namens den inten
dant des koning een rolletje goudgeld be
nevens. een nota luidende:
Geleverd aan UEd. een nieuwe rok en pan
talon tot statie-costuum bij den intocht des
Konings.eto.
Toen bleek allee.
Vader Prugel had wel van pantalon ge
wisseld, maar niet van document En hij had
den koning de nota van zijn kleermaker
overhandigd, die in de nieuwe rok gestoken
geweest was.
Dat ls veel te duur!
Een geduldige rekenmeester beweert, dat
een mistige dag de stad Londen op 1.754.000
pond sterling aan verlies komt te staan. Zoo
veel is het eigenlijk niet waard en als ik de
stad Londen was zou Ik nooit een mistigen
dag meer wllLen hebben.
(Loodon Oplnion).
een zoodanigen maaltijd. Want Jan ter
Gouw legt er den nadruk op, dat men ten
opzichte hiervan 'geen verkeerde voorstel
ling hebben moet. Er werden niet bepaald
liflafjes of dure of uitheemsche smullerljen
gegeten. Weineen. Ook in die maaltijden
teekent zich de aloude Hollandsohe dege
lijkheid.
Hoor maar:
Jan ter Gouw neemt den maaltijd van een
voornaam koopmansgilde te Amsterdam het
„Sinte Martyns ofte Comans!"
Dit gilde hield in de 16e eeuw zijn maaltijden
mees.al twee dagen lang n.L op den
Zondag en Maandag na St. Maarten. Er
werd op_die twee dagen viermaal gegeten.
's Zondagsmiddags kwam er eerst op tafel
koevoet en pens met erwten, daarna 'hutspot
en tenslotte gebraden vleesch met boter en
kaas. Wel te verstaan met het noodige spoel-*
water 1
's Avonds werd de tweede maaltijd gehou
den, maar naar oud-Hollandsch© zuinigheid,
kreeg men eerst het.overgeschoten© van
's middags. Daarna kwam een groote ketel
roet rijstebrij, en weer daarna gesprengd
vleesch met boter en kaas.
Maandagsmiddags kwamen de gilde-
broeders weer vroclijk aan den disch en be
gonnen te smullen aan.het overgescho
ten© van den vori.jen avond. Hadden ze
daaraan hun plient gedaan, dan kwam er
weer brij' of erwten ter tafel en vervolgens
pastijen, gesprengd vleesch, boter en kaas.
1 Juttertje
Overgeschreven door CAREL BRENSA. -
Op een tappersdeur te Sloten.
Voor het huls van een schoenmaker.
Voor een herberg.
Op een wagen ln Den Haag.
In een steen van een Enkhulzer
woning.
Onder een uithangbord met
een {mosterdpot.
Te Rotterdam op den Vlsschersdljk.
Boven een kommenijswlnkel
te Haarlem.
Voor een tuiniershuis te Haarlem.
Glasschrift.
Op een naaistersbordje.
Voor een tuin bulten Rotterdam.
Op een Drukkers-uithangbord.
Op de luifel van een bakker, die
had moeten verhulzen en nu
zijn wapen veranderd had
Grafschrift ln België.
Op een verkoopbordje te Rijswijk.
door
CAREL BRENSA.
Heb je m-ooit gehoord: van Holle-bolle-wagen?
Waar dlie Hongerige Gijs o-p oat?
Hij kon slokken,.
Groote brokken
'n Koe en 'n kalf,
En 'n dood paard half
'n Schip met rapen
En een kerk vol schapen
En nog kon. Gije van den honger niet slapen!'
Roblnson.
Brensa.