Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHC COURANT,
van Zaterdag 19 Januari 1924.
OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN.
MOSSEL-HERINNERINGEN
mm
VAN 'S LEVENS
WflSGEERIGEN KANT
NO. 106 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
UIT DE OUDE DOOS.
Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden
Die op hooge paarden wil rijden,
En slapen aan schoone vrouwen baar zijden,
En drinken wijn, die klaar is.
Moet hebben een buidel, die zwaar is.
O Mensch, wie dat gij zijl
Of waar gij henen gaat,
Bedenkt het eind altijd.
Zoo doet gij nimmer kwaad.
y Wie zijn paarden wil laten beslaan,
Moet niet voorbij de Smidse' gaan.
Het Vlas gebleekt en wel gereed,
Is voor Hoogen en Lagen het laatste kleed.
Had ik het bloed van een Haan,
En de schoonheid van eeni Zwaan,
Geld noch goed' zou mij ontbreken,
De juffers zouden het in mijn zak steken!
Martinus Rogier zoo is mijn naam.
Ik trek zeer kunstig en bekwaam
Uit den grond en niaar behooren,
Eksteroogen en likkedooreni
Menigeen bevond het goed,
Zonder pijn en zonder Dloed.
Zoo subtiel en' zoo gewis
Trots de beste, die er ist.
Ik heete Roeland,
Als men mij slaat, dan is er brand.
Als men mij luidt, dan is het storm
,In Vlaanderen!and!
Kees toornig op zijn zoon riep, dat hij
was ,,'n Beest"!
„Was *t anders" zei de zoon 'k was
nooit jouw zoon geweest".
Is daar ter wereld eenig man,
Die warelijk verklaren kan,
Dat hdj zijn wijf niet en ontziet!
Die krijgt hier schoenen gansch om niet!
geleerden!
Wiens allergroot verstand had alle ding
doorgrond;
Wiens onbepaalde geest uit nood: ten
hemel keerde.
Omdat hij 't hier beneên niet ruim genoeg
en vond.
en frisch,
Die ziet eerst of in 't Zijn' ook niets te
vegen is.
borgen,
Maar die wil borgen en nooit betalen,
Al blijft hij thuis, men zal hem niet halen!
Een zeker Kardinaal, ter eere van Sint
PLeter,
Begaf zich nimmermeer aan tafel, of hij
liet er
Een vischnet in de plaats van laken over
slaan.
Dit had hij nu al een geruimen tijd gedaan.
Zoolang totdat hij; zelfs in 't eind werd
Paus gekoren.
Zijn dienaars kwamen weer met netten
als tevoren,
„Zacht" zed hij berg het wantl Brenj
laken op den dlsch
Het vischje dat ik zocht, nu al gevangen
is.
ah het krijge
Maax die geen eer heeft, die moet zwijgen.
Die geen goed heeft, kah het krijgen,
die
Een geveinsde tong kan veel meer kwaad
doen
Schijnende vriend maar valsch van harten,
Dan een openlijk vijand, die stout en koen,
koen
Hem, dien hij haat wil brengen in smarten!
welden,
Er is geen man zoo "rijs, of men kan hem
verleiden
v^Trdt voortgezet).
Dat zou teveel tijd kosten.
Waar ls die andere vaas, Jamsje?
Die heb ik gebroken, mevrouw.
Maar heb ik toen je hier kwam niet da
delijk gezegd, dat ik het onmiddellijk wilde
•weten als ie wat gebroken had?
Jawel, mevrouw.Maar u zou tooh
niet willen dat ik iedere vijf minuten achter
u aanliep.Dan zou er geen tijd voor 't
werk over blijven.
Jaiouzi e.
Mevrouw: Hoor eens, Marle Ik houd er
niet van, dat je zooveel bezoek krijgt in de
keuken. Jij hebt warempel nog mieer visite
op een dag, dan ik soms ln de heele week.
Dinstboaie: Wel, mevrouw Als u eens
wat aardiger voor de mensch en was, dan zou
den ze misschien bij u ook wel wat meer ko
men,
Niet zoo bedoeld.
Gastvrouw: (Tot de vrouw van een druk
zakenman) Dus u komt ons Donderdag be
zoeken, mevrouw. Ik hoef natuurlijk niet te
zeggen, dat we blij zullen zijn en dat we erg
hopen dat uw man ook zal komen Al was
het enkel maar om u te halen.
In het hospitaal.
Patiënt: Dokter, ik krijg inderdaad veel
:e weinig eten. Laat u mij tenminste wat
meer brood1 geven.
Dokter: Hoort u eerus Als de andere
patiënten er genoeg aan hebben, dan vind
Ik dat het voor u ook genoeg moet wezen.
Patiënt: Maar dokter de andere pa
aenten hebben er .evenmin genoeg aan!
Dokter: Zoo Nu waarom zou ik u dan
en voordeel moeten gunnen boven de an
tere patiënten?
door
Teruggaande van do begrafenis, ze me de
teekenaar Jordaan:
Het ls tooh zoo jammer, dat Piet geen
memoires geschreven heeft. Hij had er zoo
ontzettend veel materiaal voor.
Inderdaad: Wanneer het zin heeft, dat
iemand, die een belangrijk leven achter den
rug heeft, memoires schrijft, dan had Piet
Mossel dit stellig moeten doen. Want ont
zagwekkend is de rij' van beteekenisvolle
mannen, die Mossel in zijn bijna veertig ja
rigen 'kunstenaarsloopbaan heeft ontmoet
grooter nog is het aantal interessante levens
gebeurtenissen, waarvan hij' dientengevolge
getuige was. Ieder die Mossel lang gekend
heeft en die 'het geluk heeft gehad veel en
vaak in zijn onmiddellijke omgeving te ver-
koeren, weet ervan. Hij' kon staaltjes vertel
len van mannen, die voor ons al tot histori
sche figuren geworden waren.
Maar om één reden doet het er eigenlijk
niet toe of hij herinneringen geschreven
heeft of niet. En wel hierom, dat hij in deze
herinneringen dan toch in hoofdzaak zou
hebben gesproken over anderen en zelden
over zichzelf. En voor ons jongeren, die
hem zoo vaak meegemaakt hebben zijn
van veel meer beteekenis de gevallen waar
van hij slechts getuige geweest is.
En die eerste gevallen zou hij nooit ver
teld hebben.
Want hij1 kon- toch van zichzelf niet ver
teld hebben, dat hij zoo een zonderlinge
goedhartige kerel was en bij tijden zoo een
bulderaar tegelijk? Of dat hij in z"n soort
'n maniak was voor sommige dingen?
Niettemin was dat zoo. Hij was heel zijn
leven van een buitengewone, haast zonder
linge 'goedhartigheid. En ieder van ons
pupillen weet een of meer staaltjes te ver
tellen van hoe hij ,;te pakken" genomen
werd. Legio zijn de gevallen, waarin hij
„weldeed" ora. .pas later te ervaren, dat hij
beetgenomen was. Het genas hem nooit Hij
kon niets weigeren. Zoo b.v. het bevel van
een pseudo-kunstschilder, die hem 's avonds
laat voor zijn woning stond op te wachten,
toen hij van den trein kwam en hem smeekte
om een voorschot van 'n vijf en twinti'g .gul-
dén of zoo op 'n schilderij. De schilderij had
hij hier ingepakt bij1 zich. Mossel mocht de
schilderij in onderpand houden' en binnen
een week zou het geld terug wezen. Mossel
naar boven met de schilderij en de schil
der (I) weg met het 'geld. Het „doek" bleek
den volgenden dag een allerellendigste com
positie te 'zijn in would-tbe cubistiscben stijl:
zoo een hoekige bloempot met een geranium
erin op een scheef staande tafel.
En Mosel bleef eigenaar! Het was een
handige variant op den gebruikelijken
kunsthandel. 4
Het was trouwens lang niet de eenlge
schilderij, die hij op ongeveer gelijke wijze
in bezit had. Ook in serieuzen zin.
Naast schilderijen had hij een tijdlang
groote zucht voor antike klokken. Als ik
mij wel herinner had hij er op zeker oogen-
blik niet minder dan veertien of vijftien
staartklokken en oude staande klokken. En
wee dengene van de leerlingen, die voor de
aardigheid eens de koperen gewichten wilde
ophalen of een van die tikmachines gelijk
zetten. Niemand mocht eraan komen. Alleen
ALS HET KWAKKELT.
Nu die dooi was ingetreden en het N.-H.
Kanaal was opengebroken en dus de vaart
Amsterdam—Nieuwediep weer was hersteld,
kwamen de stoombooten en motorvaartuigen,
die her en der ingevroren lagen en die Fries
land! als bestemming hadden, weer dezen
kant uit om te probeeren via onze plaats en
de Waddenzee Harlingen te bereiken.
De kapiteins van' de Stanfries nummer zoo
veel tot zooveel dachten het misschien niet,
dbch de „bazen" dachten het wel, dat, nu in
Friesland hier en daar de vaarten waren
opengebroken en het eveneens het geval was
in Noordholland', ook de vaart over zee wel
weer zou zijn hersteld, hadden in allerijl, bij
doorzetten van de dooi, de mannetjes opge
trommeld om hun plaats aan boord der ver
schillende booten weer in te nemen.
Wel was aan verschillenden der beman
ning, zoodra de booten geboeid' lagen, den
dienst opgezegd, doch, even grillig als dat
besluit genomen was, even .grillig deed moe
der natuur met haar temperatuursbeïnvloe-
ding.
En moeder natuur deed alsof het haar mee-
nens was geworden om het ijs op te ruimen
en ze bracht de „bazen" er toe om het per
soneel weer in, dienst op op te-tommeien.
Zoo is die moeder matuur wel eens tegen
de zwakkeren, doch ook weet ze hen nog wel
eens een handje te helpen.
De booten werden dus weer onder vollen
stoom gebracht en niet horten en stooten,
want hier en daar in het N.-H. Kanaal zat
het JjS aardig in elkaar verward, was men
dam toch door het opengebroken geultje te
Nieuwediep aangekomen.
En nu leek het dus een peulschilletje om
van hier over te wippen naar Harlingen.
Maar, jawel, nu.was het moeder natuur
weer, die een spaak in het wiel stak.
Ze liet den wind, diem ze eerst wat had la
ten ruimen, zoetjes aan wat krimpen. Van
west ging het naar zuid en nu dan liep de
wind zelfs uit het zuidoosten.
En die winden namen het, ijs, dat steeds
nog zwervende was in de Zuiderzee, met zich
mee en ze voerden het naar den Texelschen
wal, over de Wadden daar, en overdekten de
geulen en sleuven met de keiharde sohotsen.
De weg-maar Harlingen was dus afgeslo
ten. Er was geen denken aan om daar door
te komen.
Van de vlsschers, die al visschende met het
getij vaak achter den ijsstrook aan, op de
hoogte konden zijn, vernamen ze, hoeveel ijs
er nog wel aanwezig was en ook van de
Texelsche boot en de loodsen kregen ze hun
informaties.
Dat was lang niet befnoedlgend. Het was
met den zuidelijken wind volop ijs, zooveel
zelfs dat de Texelsche boot niet geregeld kon
varen. En als dat niet gaat, dan hebben de
schepen, die naar Harlingen moeten, geen
„sjans" om daar te konten.
Want om op „good' luck" dat te probeeren,
zouden ze van een koude kennis kunnen
thuis komen.
Van een goede oriënteering zal wel niet
veel sprake rijn nu de ijsschollen van de win-
terbebakeiüng wel niet voel meer zullen heb
ben overgelaten dan eenige kalen stokken,
die nu en dan van onder een Ijsschots bo
ven water uit zullen springen.
De kenmerkende uiterlijkheden zullen on
der de langzaam maar zeker aanschuivende
ijsgevaarten wel ten offer zijn gevallen.
En geen weldenkende zal zich, nu het ijs
overal dreigt, met zijn boot wagen in de
geulen en sleuven op weg naar Harlin
gen want als het ijs de boot komt bezetten
en haar tegen het ondiepe walletje dringt,
dan zou er van het bootje wel eens niet veel
terecht'kunnen komen, boe stoer de Stfln»
fries er dan Ook uit mag rieni
En nu er één schaap over den dam is
gegaan op weg naar Harlingen, nu volgen
er meer! Zelfs de wat zwakkeren, de motor
booten, zijn die vrachtbooten gevolgd1 en nu
ls het weer eenl ophooping van vaartuigen
daar aan het eind vam do Binnenhaven.
Er is daar weer wiat seheepsléven ontwik
keld! .en als de omstandigheden zoo nog wat
blijven: een 'zuidoostelijk briesje met een
halven of een heelen graad vorst 's nachts,
dan zullen er nog heel wat booten zich ver
zamelen, die wachten zullen tot eindelijk de
hijzelf. Zijn eerste werk als 'hij 's morgens
in de leskamer kwam was al die klokken
„op te halen". En als er een weigerde, nam
hij hem ln een vrij kwartier uit elkaar en
begon te horlogemalkeren.
Ook voor vulpenhouders had hij lang een
zwak. Al voor jaren geleden, toen deze in
strumenten pas in de mode kwamen, had hij
er gewoonlijk een zeven of acht ln zijn vest
zak en daarnaast de noodlge in doozen. Alle
systemen waren hem. Er waren erbij zoo
dik als een sigaar.
Deze liefhebberij echter hield nog niet bij
die voor.automatische sigarenaanste
kers. Deze zoo veel gesmade dingen heb ik
in d en lopo der jaren bij hem geizien in de
meest mogelijke verscheidenheid. Ze vari
eerden in .grootte tusschen een horlogeket
ting-charivari en een kist als voor honderd
sigaren1. Ze waren erbij met methyl-aloohol,
met steentjes, met katoen, met pitten, met
kooldraaüjeis zelfs met electrische batten
rijen. Ieder ©ogenblik kwam er. een nieuwe
deze was nou beslist goed.deze dee 't
altijd! Ze kwamen zelfs uit Landen.
Maar zijn grootste liefde nog was jaren
lang die voor Kohinoor-potlooden. Hiervan
had hij lang een kernverzameling, zooals ik
er nooit ergens meer heb gezien en zooals
er waarschijnlijk geen tweede in ons land
bestond. Het is teveel om op te noemen, wat
Mossel daarvan bezat. Ze waren in luxe doo
zen en borden, in kleuren en in allerlei for
maten ze waren zonder hout en met hout,
in etui en in nikkelen of ooulvre-houders. Er
waren buisjes met potlood stof en stukken
ruwe potlood ln allerlei formaties, zoo recht
streeks afkomstig uit de toonkamers van de
Hardtmudt-fabrieken. Er waren er honder
den.
Geen sterveling waagde het eraan te ko
men. Hijzelf schreef natuurlijk met een ge
woon potlood. En 'als zijn dochter soms eens
in de studeerkamer kwam en zei: „Zeg, va
der, geef me 'a 'n potlood van je" dan gaf
baan naar Harlingen! vrij zal zijn.
Dan. is daar wat me>«r leven in de brou
werij, want ieder mensch schept weer zijn be
hoeften; er stuift aan <ille kanten weer wat
af en dat kunnen we hier in het Heldertje
best. gebruiken.
Er kan hier niet genoeg binnenkomen.
Terwijl ik dit schrijf, staat het luchtje weer
glad, de wind wakkert aan, de thermometer
daalt.Morgen waarschijnlijk groote aan
voer van Zuidierzeeijs naar den Texelschen
wal en in de sleuven; het zal dus nog wel
„wachten" geblazen zijn voor de schepen,
die zich al door blijven ophoopen aan het
eind van de Binnenhaven.
GEDACHTEN VAN THOMAS CARLYLE.
„Arbeiden, niet
vertwijfelen
De meer dan buitengewone hoeveelheid
verrichte en vergeten arbeid, die in deze
wereld als stom onder onzen voeten ligt
die ons allen zonder dat wij het weten on
derhoudt en steunt in het leven, geeft stof
tot heel veel nadenken en beschouwen.
Is zij in ieder geval niet toereikend om
datgene, wat men beroemdheid noemt, voor
een wijs mensch met volkomen stomheid te
slaan? Voor dwaze en gedachtelooze men-
schen is beroemdheid altijd een zeer ge
ruchtmakende zaak maar als wij: het eens
goed en van nabij bekijken, wat is het dan
eigenlijk?
Wij weten daarentegen ook, dat de onvol
maaktheid al het menBchelijke aankleeft;
het idiaal blijft ons meestal verre heel
verre, en we bereiken het nooit. Maar zoo
lang evenwel een idiaal bestaat, bestaat de
aanleiding om te leven.
Wij menschen worden langs wonderlijke
wegen gevoerd. Wij moeten met iedereen
geduld hebben en iedereen moet met ons
geduld hebben. Wij moeten blijven hopen
en we moeten iedereen laten beproeven wat
er uit hem worden kan.
Zoolang er leven is, is er hoop voor ieder
een om, dichter bij het idiaal te komen.
Want nietwaar: Een lange, stormachtige
lente, een regenachtige maand April win
terkoude tot ln Mei,. en eindelijk komt
toch de Zomer I
Tot nu toe stond de boom kaal; dorre,
naakte takken kreunden en klaagden in den
wind. Men zou haast gezegd hebben: Houw
hem maar om, want er komt niets goeds
meer van terecht. Hij hindert ons maar daar
op het land Hij staat ons in den weg 11
Maar neen Wij moeten wachtenAlles
heeft zijn tijd
Want op een bepaalden dag strijkt er een
soort Juniwindje over het land. Zij raakt
den kalen dorren boom en zietHij staat in
blad en bloesemEn wat voor blad en bloeseml
En het is gedaan met de kaalheid. Het
vroegere stilzwijgen heeft een stem ontvan
gen. Hij gaat spreken en hij spreekt des te
beteekenis vol) er, naarmate het langer duurde!
Zoo gaat het!
Bij boomen, bij menschen, bij instellingen,
bij geloofsbelijdenissen en volken Bij
alles op Aarde wat groeit en bloeit en wordt,
merken wij zulk een omkeering en zulke
tijden van bloei op I
En laten wij toch ook altijd bedenken,
welk een goed rechter de Natuur is welk
een hoeveelheid grootheid, diepe rust en
geduld zij bezit 1
Want neem tarwe en strooi het in de
schoot der Aarde
Uw tarwe is misschien vermengd met
allerlei puin en stof en kaf en haksel. Doch
dat hindert de natuur niet. Gij vertrouwde
uw koren toe aan de aarde en de aarde laat
het groeien. Wel heeft zij alle vuilnis en
kaLen stof mede opgenomen, maar zij zwijgt
er verder over. Zij dekt het toe met de ver
getelheid
En alleen het gouden graan wast op 1
Zoo gaat het in de natuur overal.
Zij is altijd waar zonder valschheidZij
is groot zij is rechtvaardig. Zij is moeder-,
lijk. En overal: Zij zwijgt!
Wij daarentegen zwijgen niet 1 Wij praten.
Wij praten veel te veel 1
Wij menschen spreken veel te veel over
hij haar een kwartje en antwoordde:
maar *n potlood koopen!"
„Ga
En een bulderaar was hij soms! Zijn voor
beelden van paedagogische strengheid te
genover rijn leerlingen zijn legendarisch.
Ik heb nooit qello-lessen van Mossel gehad
en vaak ben ik daar blfl om geweest. Want
hij was „rücksichtlos" en zonder aanzien der
persoons, wanneer hij les gaf. Er konden
twee of twintig menschen ln de kamer zijn
en hij' kon schijnbaar met een bezoeker over
heel andere dingen staan te redeneeren, als
er een leerling te spelen zat niets ontging
hem. Met een schok alsof hem een adder
gebeten had, kon hij zich omgooien, als de
leerling onderwijl hij stond te praten a in-
plaats van ais of een soortgelijke fout aan
streek.
.Aaaaiiiiisss! schreeuwde hij dan
kun je niet zien wat er staat? Daar staat ais!
En als de aankomende cellist er geen weg
mee wist, weinig gestudeerd had' of domme
dingen deed, dan informeerde Mossel met
een stem als een oordeel: Waarom wor*
je geen kruidenier, mijnheer?
Toch waren die uren in zijn leskamer al
tijd wonderlijke uren.
Zijn grootere leerlingen waren zijn kame
raden en hadden eigen oordeel en noemden
hem familiaar „Piet". Er was een - wissel
werking tusschen hen, die niet te kwalifi-
oeeren is. Hij behandelde ze als kinderen en
als groote, bewuste kunstenaars tegelijk.
Dat was het geheim van zijn paedagogiek.
Op een keer had een afgestudeerd leer-
lirg van hem eens gespeeld in de „groote
zaal". (Dat was het Concertgebouw.) f Hij
kwam de resultaten vertellen en zei:
't Was krankzinnig, zeg. Ik kon geen
klank krijgen, hoe ik ook streek. Je hoort
niks van je eigen toon in dUT groote zaal,
wist je dat, Piet?
En Piet met het onnoozelste gericht van
de wereld:
de wereld over haar tekortkomingen en
haar overwinningen I
Laat de wereld toch doen of worden wat
rij wil Wat hebben wij in den grond met
de wereld te maken.
Is aan ons ieder niet een leven, een eigen
leven toevertrouwd
Eén LevenEen korte spanne tjjds tus
schen twee onbekende eeuwigheden. En we
hebben geen andere mogelijkheid. Endaar-
om: Wel ons, wanneer wij als verstandige,
oprechte en waarachtige menschen leven,'
en niet als dwazen en huichelaars
De redding der wereld redt ons nog niet
En wij gaan niet verloren omdat misschien
de wereld verloren gaatl
Geven wij dus acht op ons zeiven. Want
wil ik eerlijk de waarheid spreken, danmoet
ik uit volle overtuiging verklaren, dat de
wereld nog nooit op een andere wijze gered
is, dan dat ieder zich zelf redde I
Daarom laat ik de redding der wereld vol
vertrouwen aan mijn schepper over I Mij past
het meer mij om mijn eigen redding te be
kommeren
Het is met den Mensch als met Colum-
bus, toen hij Amerika ontdekte I
,Rondom hem muitzuchtige, moedelooze
zielen, achter hem schande en ondergang
Voor hem den ondoordringbaren sluier van
den nacht!
De bruischende winden, die door het rijk
van den Chaos en de onmetelijkheid hun
reuzenwals dansen, vragen er niet naar of
zij de zeiltjes van de notendopjes wel goed
vullen. Hij verkeert niet onder vrienden,
die goed gearticuleerd spreken maar
hij verkeert te midden van onmetelijke, stom
me, huilende en wilde, door elkaar dravende
golvenmonsters.
En toch juist binnen in hun ligt uw hulp
Columbus
Want gij zult slechts geduldig wachten
tot de Westerstorm uitgeraasd isgij zult
u met behulp van uw wetenschappelijke er
varing verdedigen en redden. Gij zult moe
dig en met snelle beradenheid voortzetten
zoodra de Oostenwind, die u het voortgaan
mogelijk maakt, zich verheft 1
De muiterij uwer manschappen zult gij
met gestrengheid onderdrukken!
De zwakken en de moedeloozen zult gij
vroolijk moed inspreken. De rest zal u koud
laten.
Er zal een diep zwijgen over zijn, nog
dieper dan de zee zelf. Gij zult de heele
klagende en morrende en vertwijfelende
wereld met uw machtigen arm omvatten.
En gij zult uw schip dwingen voort te gaan
naar Amerika, d.w.z. naar iets dat gij wel.
voelt als aanwezig, maar dat gij niet kent,
dat gij nimmer hebt gezien en dat alleen
Gode bekend is...
Zoo gaat het den Mensch in zijn strijd in
het Leven
HOE ZIET DE WERELD ER
TEGENWOORDIG UIT?
Dat wil nog al wat zeggen.
Bet gaat met ontee' gecompliceerde, ge
ëmancipeerde, moderne mianachtige en toch
zoo ouderwetsch vrouwelijk© en moeder-
zuchtige vrouwen en meisjes van den tegen-
woordigeni tijd als met deni beroemden Gor
illa anschen knoop; Mein moet ze ddorhakken!
(Berliner Tageblaitt).
Geen betere wereld, maar.
betere menschen!
De groote fout van den tegenwoordigen
tijd is dat verschillende mannen zich geroe
pen voelen en deswege in het openbaar ver
schijnen onder de leus" D© Wereld; beter te
willen malkan"! Welnu: die leuze is prachtig,
maar het is niet die juiste leuze. Men moet
niet de wereld meer geschikt maken om er
in te kunnen leven, maar men moet de indi
viduen geschikt maken om ln deze wereld
te kunnen leven.
(Tte Bisschop van Bradford).
Het eenlge middel
Voor ©enigen, tjjdi geleden maakte de be
kende automobielfabrikant Benri Ford! me
zijn vrouw een reis door Engeland. ZU' reis
den van de ©ene stad naar de andere in oen
prachtige limousine van een bevriend' mll-
liomnair. Iederherkende het echtpaar ter
stond; de kranten berichtten1 hun komst in
de steden ai dagen vooruit.
Toen dit acht dagen zoo geduurd had, be
gon het mevrouw Ford1 te vervelen. Zij werd
Nee, dat wist ilk niet. Ik heb nóóit ln
de groote zaal gespeeld. (Hij was zeventien
jaar solo-cellist van het concertgebouw-or
kest. Tien jaar onder Kes en zeven jaar on
der Mengelberg.)
En andermaal had hij eens zonder de
minste waarschuwing vooraf rijn baard en
on snor geheel laten afscheren. Het was in
de dagen van de groote opkomst van
Querido, die zijn vriend was. De zoon van
Querido had cellolessen bij Mossel. Natuur
lijk waren voor dat clean shaven -gezicht de
„O-gunsten" en de „A-jafckessen" niet van
de lucht. Hij antwoordde tr niet op. Maar
toen kwam de vrouw van Querido spreken
over den kleinen leerling. Ze stond beteu
terd.
Afschuwelijk! zei ze. Waarom hebt
u dat gedaan?
Nou replceerd© toen Mossel ze
zeggen dat ik nou meer op je man lijk! En
dat was werkelijk zoc.
Het is ondoenlijk alle gevallen van anec-
dotischen aard zoo voetstoost in de herinne
ring terug te brengen. Zelfs die gevallen,
waarin ik zelf betrokken was. Mossels leven
was zoo verscheiden en zoo rijk gevarieerd,
dat het/eene geval het andere verdringt.
Maar ettelijke weet ik mij er toch wel te
binnen te brengen. Zoo to.v. ten opzichte van
zijn ooncerten. Mossel verliet slechts noode
zijh werk. Ik heb b.v. meegemaakt, dat hij
zich, omdat hij voor een concert geannon
ceerd stond, in een hevigen aanval van in
fluenza 's avonds uit zijn bed liet halen, zich
in pelsjas en shawl pakken en in een rijtuig
stoppen en zich naar de kleine zaal liet rij
den. En zoo van het podium ging het in om
gekeerde volgorde- naar huis terug en weer
in ibed.
Maar ook heb Ik meegemaakt, dat hij een
concert totaal vergeten was. Het was een
van de bekende vroegere kerk-ooncerten in
de Ronde LutheTsche Keik. Het was Kerst-
't Jutte rt je
Overgeschreven door CAREL BRENSA.
Op een oude arrenslee.
Luifélschrlft.
Voor een smidshuls.
Voor een vlasbleekershuis.
Op het krat van een Haarlemmer kar.
Voor het huis van een eksteroog
snijder te Amsterdam.
Op de brandklok te Oerrt.
Glasschrift.
Luifélschrlft.
Bcvenl een schoenmakersdeur
te Amsterdam.
Grafschrift op Huig de Groot.
Hier ligt de groóte Groot, de grootste der
Rijm op een tafelbord.
Hij, die een anders Huis ziet gaarne schoon
Op het hek van een bleekeri).
Die wel betaalt, heeft niet te zorgen,
Die hier komt bleeken, men zal hem
Glasschrift.
Luifélschrlft.
Glasschrift.
Luifélschrlft.
In 't groene veld ziet men de beesten
CAREL J. BRENSA.
BIJ het sterven van Holleaid's
grooten muziek-paedagoog lsaac
Mossel
m