Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHC COURANT, van Zaterdag 19 Januari 1924. OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN. MOSSEL-HERINNERINGEN mm VAN 'S LEVENS WflSGEERIGEN KANT NO. 106 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) UIT DE OUDE DOOS. Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden Die op hooge paarden wil rijden, En slapen aan schoone vrouwen baar zijden, En drinken wijn, die klaar is. Moet hebben een buidel, die zwaar is. O Mensch, wie dat gij zijl Of waar gij henen gaat, Bedenkt het eind altijd. Zoo doet gij nimmer kwaad. y Wie zijn paarden wil laten beslaan, Moet niet voorbij de Smidse' gaan. Het Vlas gebleekt en wel gereed, Is voor Hoogen en Lagen het laatste kleed. Had ik het bloed van een Haan, En de schoonheid van eeni Zwaan, Geld noch goed' zou mij ontbreken, De juffers zouden het in mijn zak steken! Martinus Rogier zoo is mijn naam. Ik trek zeer kunstig en bekwaam Uit den grond en niaar behooren, Eksteroogen en likkedooreni Menigeen bevond het goed, Zonder pijn en zonder Dloed. Zoo subtiel en' zoo gewis Trots de beste, die er ist. Ik heete Roeland, Als men mij slaat, dan is er brand. Als men mij luidt, dan is het storm ,In Vlaanderen!and! Kees toornig op zijn zoon riep, dat hij was ,,'n Beest"! „Was *t anders" zei de zoon 'k was nooit jouw zoon geweest". Is daar ter wereld eenig man, Die warelijk verklaren kan, Dat hdj zijn wijf niet en ontziet! Die krijgt hier schoenen gansch om niet! geleerden! Wiens allergroot verstand had alle ding doorgrond; Wiens onbepaalde geest uit nood: ten hemel keerde. Omdat hij 't hier beneên niet ruim genoeg en vond. en frisch, Die ziet eerst of in 't Zijn' ook niets te vegen is. borgen, Maar die wil borgen en nooit betalen, Al blijft hij thuis, men zal hem niet halen! Een zeker Kardinaal, ter eere van Sint PLeter, Begaf zich nimmermeer aan tafel, of hij liet er Een vischnet in de plaats van laken over slaan. Dit had hij nu al een geruimen tijd gedaan. Zoolang totdat hij; zelfs in 't eind werd Paus gekoren. Zijn dienaars kwamen weer met netten als tevoren, „Zacht" zed hij berg het wantl Brenj laken op den dlsch Het vischje dat ik zocht, nu al gevangen is. ah het krijge Maax die geen eer heeft, die moet zwijgen. Die geen goed heeft, kah het krijgen, die Een geveinsde tong kan veel meer kwaad doen Schijnende vriend maar valsch van harten, Dan een openlijk vijand, die stout en koen, koen Hem, dien hij haat wil brengen in smarten! welden, Er is geen man zoo "rijs, of men kan hem verleiden v^Trdt voortgezet). Dat zou teveel tijd kosten. Waar ls die andere vaas, Jamsje? Die heb ik gebroken, mevrouw. Maar heb ik toen je hier kwam niet da delijk gezegd, dat ik het onmiddellijk wilde •weten als ie wat gebroken had? Jawel, mevrouw.Maar u zou tooh niet willen dat ik iedere vijf minuten achter u aanliep.Dan zou er geen tijd voor 't werk over blijven. Jaiouzi e. Mevrouw: Hoor eens, Marle Ik houd er niet van, dat je zooveel bezoek krijgt in de keuken. Jij hebt warempel nog mieer visite op een dag, dan ik soms ln de heele week. Dinstboaie: Wel, mevrouw Als u eens wat aardiger voor de mensch en was, dan zou den ze misschien bij u ook wel wat meer ko men, Niet zoo bedoeld. Gastvrouw: (Tot de vrouw van een druk zakenman) Dus u komt ons Donderdag be zoeken, mevrouw. Ik hoef natuurlijk niet te zeggen, dat we blij zullen zijn en dat we erg hopen dat uw man ook zal komen Al was het enkel maar om u te halen. In het hospitaal. Patiënt: Dokter, ik krijg inderdaad veel :e weinig eten. Laat u mij tenminste wat meer brood1 geven. Dokter: Hoort u eerus Als de andere patiënten er genoeg aan hebben, dan vind Ik dat het voor u ook genoeg moet wezen. Patiënt: Maar dokter de andere pa aenten hebben er .evenmin genoeg aan! Dokter: Zoo Nu waarom zou ik u dan en voordeel moeten gunnen boven de an tere patiënten? door Teruggaande van do begrafenis, ze me de teekenaar Jordaan: Het ls tooh zoo jammer, dat Piet geen memoires geschreven heeft. Hij had er zoo ontzettend veel materiaal voor. Inderdaad: Wanneer het zin heeft, dat iemand, die een belangrijk leven achter den rug heeft, memoires schrijft, dan had Piet Mossel dit stellig moeten doen. Want ont zagwekkend is de rij' van beteekenisvolle mannen, die Mossel in zijn bijna veertig ja rigen 'kunstenaarsloopbaan heeft ontmoet grooter nog is het aantal interessante levens gebeurtenissen, waarvan hij' dientengevolge getuige was. Ieder die Mossel lang gekend heeft en die 'het geluk heeft gehad veel en vaak in zijn onmiddellijke omgeving te ver- koeren, weet ervan. Hij' kon staaltjes vertel len van mannen, die voor ons al tot histori sche figuren geworden waren. Maar om één reden doet het er eigenlijk niet toe of hij herinneringen geschreven heeft of niet. En wel hierom, dat hij in deze herinneringen dan toch in hoofdzaak zou hebben gesproken over anderen en zelden over zichzelf. En voor ons jongeren, die hem zoo vaak meegemaakt hebben zijn van veel meer beteekenis de gevallen waar van hij slechts getuige geweest is. En die eerste gevallen zou hij nooit ver teld hebben. Want hij1 kon- toch van zichzelf niet ver teld hebben, dat hij zoo een zonderlinge goedhartige kerel was en bij tijden zoo een bulderaar tegelijk? Of dat hij in z"n soort 'n maniak was voor sommige dingen? Niettemin was dat zoo. Hij was heel zijn leven van een buitengewone, haast zonder linge 'goedhartigheid. En ieder van ons pupillen weet een of meer staaltjes te ver tellen van hoe hij ,;te pakken" genomen werd. Legio zijn de gevallen, waarin hij „weldeed" ora. .pas later te ervaren, dat hij beetgenomen was. Het genas hem nooit Hij kon niets weigeren. Zoo b.v. het bevel van een pseudo-kunstschilder, die hem 's avonds laat voor zijn woning stond op te wachten, toen hij van den trein kwam en hem smeekte om een voorschot van 'n vijf en twinti'g .gul- dén of zoo op 'n schilderij. De schilderij had hij hier ingepakt bij1 zich. Mossel mocht de schilderij in onderpand houden' en binnen een week zou het geld terug wezen. Mossel naar boven met de schilderij en de schil der (I) weg met het 'geld. Het „doek" bleek den volgenden dag een allerellendigste com positie te 'zijn in would-tbe cubistiscben stijl: zoo een hoekige bloempot met een geranium erin op een scheef staande tafel. En Mosel bleef eigenaar! Het was een handige variant op den gebruikelijken kunsthandel. 4 Het was trouwens lang niet de eenlge schilderij, die hij op ongeveer gelijke wijze in bezit had. Ook in serieuzen zin. Naast schilderijen had hij een tijdlang groote zucht voor antike klokken. Als ik mij wel herinner had hij er op zeker oogen- blik niet minder dan veertien of vijftien staartklokken en oude staande klokken. En wee dengene van de leerlingen, die voor de aardigheid eens de koperen gewichten wilde ophalen of een van die tikmachines gelijk zetten. Niemand mocht eraan komen. Alleen ALS HET KWAKKELT. Nu die dooi was ingetreden en het N.-H. Kanaal was opengebroken en dus de vaart Amsterdam—Nieuwediep weer was hersteld, kwamen de stoombooten en motorvaartuigen, die her en der ingevroren lagen en die Fries land! als bestemming hadden, weer dezen kant uit om te probeeren via onze plaats en de Waddenzee Harlingen te bereiken. De kapiteins van' de Stanfries nummer zoo veel tot zooveel dachten het misschien niet, dbch de „bazen" dachten het wel, dat, nu in Friesland hier en daar de vaarten waren opengebroken en het eveneens het geval was in Noordholland', ook de vaart over zee wel weer zou zijn hersteld, hadden in allerijl, bij doorzetten van de dooi, de mannetjes opge trommeld om hun plaats aan boord der ver schillende booten weer in te nemen. Wel was aan verschillenden der beman ning, zoodra de booten geboeid' lagen, den dienst opgezegd, doch, even grillig als dat besluit genomen was, even .grillig deed moe der natuur met haar temperatuursbeïnvloe- ding. En moeder natuur deed alsof het haar mee- nens was geworden om het ijs op te ruimen en ze bracht de „bazen" er toe om het per soneel weer in, dienst op op te-tommeien. Zoo is die moeder matuur wel eens tegen de zwakkeren, doch ook weet ze hen nog wel eens een handje te helpen. De booten werden dus weer onder vollen stoom gebracht en niet horten en stooten, want hier en daar in het N.-H. Kanaal zat het JjS aardig in elkaar verward, was men dam toch door het opengebroken geultje te Nieuwediep aangekomen. En nu leek het dus een peulschilletje om van hier over te wippen naar Harlingen. Maar, jawel, nu.was het moeder natuur weer, die een spaak in het wiel stak. Ze liet den wind, diem ze eerst wat had la ten ruimen, zoetjes aan wat krimpen. Van west ging het naar zuid en nu dan liep de wind zelfs uit het zuidoosten. En die winden namen het, ijs, dat steeds nog zwervende was in de Zuiderzee, met zich mee en ze voerden het naar den Texelschen wal, over de Wadden daar, en overdekten de geulen en sleuven met de keiharde sohotsen. De weg-maar Harlingen was dus afgeslo ten. Er was geen denken aan om daar door te komen. Van de vlsschers, die al visschende met het getij vaak achter den ijsstrook aan, op de hoogte konden zijn, vernamen ze, hoeveel ijs er nog wel aanwezig was en ook van de Texelsche boot en de loodsen kregen ze hun informaties. Dat was lang niet befnoedlgend. Het was met den zuidelijken wind volop ijs, zooveel zelfs dat de Texelsche boot niet geregeld kon varen. En als dat niet gaat, dan hebben de schepen, die naar Harlingen moeten, geen „sjans" om daar te konten. Want om op „good' luck" dat te probeeren, zouden ze van een koude kennis kunnen thuis komen. Van een goede oriënteering zal wel niet veel sprake rijn nu de ijsschollen van de win- terbebakeiüng wel niet voel meer zullen heb ben overgelaten dan eenige kalen stokken, die nu en dan van onder een Ijsschots bo ven water uit zullen springen. De kenmerkende uiterlijkheden zullen on der de langzaam maar zeker aanschuivende ijsgevaarten wel ten offer zijn gevallen. En geen weldenkende zal zich, nu het ijs overal dreigt, met zijn boot wagen in de geulen en sleuven op weg naar Harlin gen want als het ijs de boot komt bezetten en haar tegen het ondiepe walletje dringt, dan zou er van het bootje wel eens niet veel terecht'kunnen komen, boe stoer de Stfln» fries er dan Ook uit mag rieni En nu er één schaap over den dam is gegaan op weg naar Harlingen, nu volgen er meer! Zelfs de wat zwakkeren, de motor booten, zijn die vrachtbooten gevolgd1 en nu ls het weer eenl ophooping van vaartuigen daar aan het eind vam do Binnenhaven. Er is daar weer wiat seheepsléven ontwik keld! .en als de omstandigheden zoo nog wat blijven: een 'zuidoostelijk briesje met een halven of een heelen graad vorst 's nachts, dan zullen er nog heel wat booten zich ver zamelen, die wachten zullen tot eindelijk de hijzelf. Zijn eerste werk als 'hij 's morgens in de leskamer kwam was al die klokken „op te halen". En als er een weigerde, nam hij hem ln een vrij kwartier uit elkaar en begon te horlogemalkeren. Ook voor vulpenhouders had hij lang een zwak. Al voor jaren geleden, toen deze in strumenten pas in de mode kwamen, had hij er gewoonlijk een zeven of acht ln zijn vest zak en daarnaast de noodlge in doozen. Alle systemen waren hem. Er waren erbij zoo dik als een sigaar. Deze liefhebberij echter hield nog niet bij die voor.automatische sigarenaanste kers. Deze zoo veel gesmade dingen heb ik in d en lopo der jaren bij hem geizien in de meest mogelijke verscheidenheid. Ze vari eerden in .grootte tusschen een horlogeket ting-charivari en een kist als voor honderd sigaren1. Ze waren erbij met methyl-aloohol, met steentjes, met katoen, met pitten, met kooldraaüjeis zelfs met electrische batten rijen. Ieder ©ogenblik kwam er. een nieuwe deze was nou beslist goed.deze dee 't altijd! Ze kwamen zelfs uit Landen. Maar zijn grootste liefde nog was jaren lang die voor Kohinoor-potlooden. Hiervan had hij lang een kernverzameling, zooals ik er nooit ergens meer heb gezien en zooals er waarschijnlijk geen tweede in ons land bestond. Het is teveel om op te noemen, wat Mossel daarvan bezat. Ze waren in luxe doo zen en borden, in kleuren en in allerlei for maten ze waren zonder hout en met hout, in etui en in nikkelen of ooulvre-houders. Er waren buisjes met potlood stof en stukken ruwe potlood ln allerlei formaties, zoo recht streeks afkomstig uit de toonkamers van de Hardtmudt-fabrieken. Er waren er honder den. Geen sterveling waagde het eraan te ko men. Hijzelf schreef natuurlijk met een ge woon potlood. En 'als zijn dochter soms eens in de studeerkamer kwam en zei: „Zeg, va der, geef me 'a 'n potlood van je" dan gaf baan naar Harlingen! vrij zal zijn. Dan. is daar wat me>«r leven in de brou werij, want ieder mensch schept weer zijn be hoeften; er stuift aan <ille kanten weer wat af en dat kunnen we hier in het Heldertje best. gebruiken. Er kan hier niet genoeg binnenkomen. Terwijl ik dit schrijf, staat het luchtje weer glad, de wind wakkert aan, de thermometer daalt.Morgen waarschijnlijk groote aan voer van Zuidierzeeijs naar den Texelschen wal en in de sleuven; het zal dus nog wel „wachten" geblazen zijn voor de schepen, die zich al door blijven ophoopen aan het eind van de Binnenhaven. GEDACHTEN VAN THOMAS CARLYLE. „Arbeiden, niet vertwijfelen De meer dan buitengewone hoeveelheid verrichte en vergeten arbeid, die in deze wereld als stom onder onzen voeten ligt die ons allen zonder dat wij het weten on derhoudt en steunt in het leven, geeft stof tot heel veel nadenken en beschouwen. Is zij in ieder geval niet toereikend om datgene, wat men beroemdheid noemt, voor een wijs mensch met volkomen stomheid te slaan? Voor dwaze en gedachtelooze men- schen is beroemdheid altijd een zeer ge ruchtmakende zaak maar als wij: het eens goed en van nabij bekijken, wat is het dan eigenlijk? Wij weten daarentegen ook, dat de onvol maaktheid al het menBchelijke aankleeft; het idiaal blijft ons meestal verre heel verre, en we bereiken het nooit. Maar zoo lang evenwel een idiaal bestaat, bestaat de aanleiding om te leven. Wij menschen worden langs wonderlijke wegen gevoerd. Wij moeten met iedereen geduld hebben en iedereen moet met ons geduld hebben. Wij moeten blijven hopen en we moeten iedereen laten beproeven wat er uit hem worden kan. Zoolang er leven is, is er hoop voor ieder een om, dichter bij het idiaal te komen. Want nietwaar: Een lange, stormachtige lente, een regenachtige maand April win terkoude tot ln Mei,. en eindelijk komt toch de Zomer I Tot nu toe stond de boom kaal; dorre, naakte takken kreunden en klaagden in den wind. Men zou haast gezegd hebben: Houw hem maar om, want er komt niets goeds meer van terecht. Hij hindert ons maar daar op het land Hij staat ons in den weg 11 Maar neen Wij moeten wachtenAlles heeft zijn tijd Want op een bepaalden dag strijkt er een soort Juniwindje over het land. Zij raakt den kalen dorren boom en zietHij staat in blad en bloesemEn wat voor blad en bloeseml En het is gedaan met de kaalheid. Het vroegere stilzwijgen heeft een stem ontvan gen. Hij gaat spreken en hij spreekt des te beteekenis vol) er, naarmate het langer duurde! Zoo gaat het! Bij boomen, bij menschen, bij instellingen, bij geloofsbelijdenissen en volken Bij alles op Aarde wat groeit en bloeit en wordt, merken wij zulk een omkeering en zulke tijden van bloei op I En laten wij toch ook altijd bedenken, welk een goed rechter de Natuur is welk een hoeveelheid grootheid, diepe rust en geduld zij bezit 1 Want neem tarwe en strooi het in de schoot der Aarde Uw tarwe is misschien vermengd met allerlei puin en stof en kaf en haksel. Doch dat hindert de natuur niet. Gij vertrouwde uw koren toe aan de aarde en de aarde laat het groeien. Wel heeft zij alle vuilnis en kaLen stof mede opgenomen, maar zij zwijgt er verder over. Zij dekt het toe met de ver getelheid En alleen het gouden graan wast op 1 Zoo gaat het in de natuur overal. Zij is altijd waar zonder valschheidZij is groot zij is rechtvaardig. Zij is moeder-, lijk. En overal: Zij zwijgt! Wij daarentegen zwijgen niet 1 Wij praten. Wij praten veel te veel 1 Wij menschen spreken veel te veel over hij haar een kwartje en antwoordde: maar *n potlood koopen!" „Ga En een bulderaar was hij soms! Zijn voor beelden van paedagogische strengheid te genover rijn leerlingen zijn legendarisch. Ik heb nooit qello-lessen van Mossel gehad en vaak ben ik daar blfl om geweest. Want hij was „rücksichtlos" en zonder aanzien der persoons, wanneer hij les gaf. Er konden twee of twintig menschen ln de kamer zijn en hij' kon schijnbaar met een bezoeker over heel andere dingen staan te redeneeren, als er een leerling te spelen zat niets ontging hem. Met een schok alsof hem een adder gebeten had, kon hij zich omgooien, als de leerling onderwijl hij stond te praten a in- plaats van ais of een soortgelijke fout aan streek. .Aaaaiiiiisss! schreeuwde hij dan kun je niet zien wat er staat? Daar staat ais! En als de aankomende cellist er geen weg mee wist, weinig gestudeerd had' of domme dingen deed, dan informeerde Mossel met een stem als een oordeel: Waarom wor* je geen kruidenier, mijnheer? Toch waren die uren in zijn leskamer al tijd wonderlijke uren. Zijn grootere leerlingen waren zijn kame raden en hadden eigen oordeel en noemden hem familiaar „Piet". Er was een - wissel werking tusschen hen, die niet te kwalifi- oeeren is. Hij behandelde ze als kinderen en als groote, bewuste kunstenaars tegelijk. Dat was het geheim van zijn paedagogiek. Op een keer had een afgestudeerd leer- lirg van hem eens gespeeld in de „groote zaal". (Dat was het Concertgebouw.) f Hij kwam de resultaten vertellen en zei: 't Was krankzinnig, zeg. Ik kon geen klank krijgen, hoe ik ook streek. Je hoort niks van je eigen toon in dUT groote zaal, wist je dat, Piet? En Piet met het onnoozelste gericht van de wereld: de wereld over haar tekortkomingen en haar overwinningen I Laat de wereld toch doen of worden wat rij wil Wat hebben wij in den grond met de wereld te maken. Is aan ons ieder niet een leven, een eigen leven toevertrouwd Eén LevenEen korte spanne tjjds tus schen twee onbekende eeuwigheden. En we hebben geen andere mogelijkheid. Endaar- om: Wel ons, wanneer wij als verstandige, oprechte en waarachtige menschen leven,' en niet als dwazen en huichelaars De redding der wereld redt ons nog niet En wij gaan niet verloren omdat misschien de wereld verloren gaatl Geven wij dus acht op ons zeiven. Want wil ik eerlijk de waarheid spreken, danmoet ik uit volle overtuiging verklaren, dat de wereld nog nooit op een andere wijze gered is, dan dat ieder zich zelf redde I Daarom laat ik de redding der wereld vol vertrouwen aan mijn schepper over I Mij past het meer mij om mijn eigen redding te be kommeren Het is met den Mensch als met Colum- bus, toen hij Amerika ontdekte I ,Rondom hem muitzuchtige, moedelooze zielen, achter hem schande en ondergang Voor hem den ondoordringbaren sluier van den nacht! De bruischende winden, die door het rijk van den Chaos en de onmetelijkheid hun reuzenwals dansen, vragen er niet naar of zij de zeiltjes van de notendopjes wel goed vullen. Hij verkeert niet onder vrienden, die goed gearticuleerd spreken maar hij verkeert te midden van onmetelijke, stom me, huilende en wilde, door elkaar dravende golvenmonsters. En toch juist binnen in hun ligt uw hulp Columbus Want gij zult slechts geduldig wachten tot de Westerstorm uitgeraasd isgij zult u met behulp van uw wetenschappelijke er varing verdedigen en redden. Gij zult moe dig en met snelle beradenheid voortzetten zoodra de Oostenwind, die u het voortgaan mogelijk maakt, zich verheft 1 De muiterij uwer manschappen zult gij met gestrengheid onderdrukken! De zwakken en de moedeloozen zult gij vroolijk moed inspreken. De rest zal u koud laten. Er zal een diep zwijgen over zijn, nog dieper dan de zee zelf. Gij zult de heele klagende en morrende en vertwijfelende wereld met uw machtigen arm omvatten. En gij zult uw schip dwingen voort te gaan naar Amerika, d.w.z. naar iets dat gij wel. voelt als aanwezig, maar dat gij niet kent, dat gij nimmer hebt gezien en dat alleen Gode bekend is... Zoo gaat het den Mensch in zijn strijd in het Leven HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? Dat wil nog al wat zeggen. Bet gaat met ontee' gecompliceerde, ge ëmancipeerde, moderne mianachtige en toch zoo ouderwetsch vrouwelijk© en moeder- zuchtige vrouwen en meisjes van den tegen- woordigeni tijd als met deni beroemden Gor illa anschen knoop; Mein moet ze ddorhakken! (Berliner Tageblaitt). Geen betere wereld, maar. betere menschen! De groote fout van den tegenwoordigen tijd is dat verschillende mannen zich geroe pen voelen en deswege in het openbaar ver schijnen onder de leus" D© Wereld; beter te willen malkan"! Welnu: die leuze is prachtig, maar het is niet die juiste leuze. Men moet niet de wereld meer geschikt maken om er in te kunnen leven, maar men moet de indi viduen geschikt maken om ln deze wereld te kunnen leven. (Tte Bisschop van Bradford). Het eenlge middel Voor ©enigen, tjjdi geleden maakte de be kende automobielfabrikant Benri Ford! me zijn vrouw een reis door Engeland. ZU' reis den van de ©ene stad naar de andere in oen prachtige limousine van een bevriend' mll- liomnair. Iederherkende het echtpaar ter stond; de kranten berichtten1 hun komst in de steden ai dagen vooruit. Toen dit acht dagen zoo geduurd had, be gon het mevrouw Ford1 te vervelen. Zij werd Nee, dat wist ilk niet. Ik heb nóóit ln de groote zaal gespeeld. (Hij was zeventien jaar solo-cellist van het concertgebouw-or kest. Tien jaar onder Kes en zeven jaar on der Mengelberg.) En andermaal had hij eens zonder de minste waarschuwing vooraf rijn baard en on snor geheel laten afscheren. Het was in de dagen van de groote opkomst van Querido, die zijn vriend was. De zoon van Querido had cellolessen bij Mossel. Natuur lijk waren voor dat clean shaven -gezicht de „O-gunsten" en de „A-jafckessen" niet van de lucht. Hij antwoordde tr niet op. Maar toen kwam de vrouw van Querido spreken over den kleinen leerling. Ze stond beteu terd. Afschuwelijk! zei ze. Waarom hebt u dat gedaan? Nou replceerd© toen Mossel ze zeggen dat ik nou meer op je man lijk! En dat was werkelijk zoc. Het is ondoenlijk alle gevallen van anec- dotischen aard zoo voetstoost in de herinne ring terug te brengen. Zelfs die gevallen, waarin ik zelf betrokken was. Mossels leven was zoo verscheiden en zoo rijk gevarieerd, dat het/eene geval het andere verdringt. Maar ettelijke weet ik mij er toch wel te binnen te brengen. Zoo to.v. ten opzichte van zijn ooncerten. Mossel verliet slechts noode zijh werk. Ik heb b.v. meegemaakt, dat hij zich, omdat hij voor een concert geannon ceerd stond, in een hevigen aanval van in fluenza 's avonds uit zijn bed liet halen, zich in pelsjas en shawl pakken en in een rijtuig stoppen en zich naar de kleine zaal liet rij den. En zoo van het podium ging het in om gekeerde volgorde- naar huis terug en weer in ibed. Maar ook heb Ik meegemaakt, dat hij een concert totaal vergeten was. Het was een van de bekende vroegere kerk-ooncerten in de Ronde LutheTsche Keik. Het was Kerst- 't Jutte rt je Overgeschreven door CAREL BRENSA. Op een oude arrenslee. Luifélschrlft. Voor een smidshuls. Voor een vlasbleekershuis. Op het krat van een Haarlemmer kar. Voor het huis van een eksteroog snijder te Amsterdam. Op de brandklok te Oerrt. Glasschrift. Luifélschrlft. Bcvenl een schoenmakersdeur te Amsterdam. Grafschrift op Huig de Groot. Hier ligt de groóte Groot, de grootste der Rijm op een tafelbord. Hij, die een anders Huis ziet gaarne schoon Op het hek van een bleekeri). Die wel betaalt, heeft niet te zorgen, Die hier komt bleeken, men zal hem Glasschrift. Luifélschrlft. Glasschrift. Luifélschrlft. In 't groene veld ziet men de beesten CAREL J. BRENSA. BIJ het sterven van Holleaid's grooten muziek-paedagoog lsaac Mossel m

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 13