Zonderlinge lotgevallen
In het Dagelljksch leven
al de museohen, reed» stoeiend elkaar achterna
bolderden.
fVan de haring weten we, dat ze al in scholen
naar de Zuiderzee trok.
De No ordzeevisschers, dlie zich door den win
ter hadden weten te slaan met het visschen naar
garnalen, zoodat- ze 's avonds altijd bij honk
konden zijn, wilden wel eens verder weer hun
geduk beproeven en ze stoomden een dertig,
veertig mijl van de kust, om daar het net over
hoord te zetten.
Ook zij' hadden zich door dien éénen voor
jaarsdag in de luren laten leggen.
'Misschien had bun ervaringsinstinct hun wel
gezegd; dat de lucht en de stand der zon nog
niet te vertrouwen waren, dochi ondanks dat had
den ze zich, evenals dat zoo vaak in het leven
gebeurt op ander gebied; te pakken laten nemen.
En daarom hadden ze het er maar eens op
gewaagd.
Doch toen ze aan het net lagen, begon de
windi alengskens op te steken en nam hand
over hand in kracht toe, zoodat ze eindelijk ge
noodzaakt waren het net te lichten.
En toen daar de vischvoorraad aan dek lag
te klapperen, hadden ze dubbelen spijt, dat de
wind hen noodzaakte het vischterrein te ver
laten.
Want daar lagen de tongen en schollen in
hoeveelheid en soort, zooals ze die in geen jaren
hadden opgehaald in een paar uur ttydB. Zelfs
ontbraken de kabeljauwen niet, die vroeger,
haast even bulten de gronden, bijna voor het op
scheppen aanwezig waren, deze schenen dus ook
weer bun' vroegere terrein meer te naderen. Al
thans ze hadden ze nu In hun netten, wel niet
in groot aantal, doch ze waren er in en als er
een stuk of zes, zeven in een net zitten, maakt
dat aantel reeds, door hun geweldigen omvang,
een indrukwekkend© sensatie.
Met ruimen en kostbaren voorraad! visch
stevenden ze dus weer huiswaarts. Ze hadden
den wind op den kop, doch gelukkig beschikten
ze over een krachtigen motor, zoodat ze toch nog
met een vijf-mijls vaartje vooruit kwamen.
Doch de weg was lang en de wind nam steeds
in kracht toe. De lucht zag er verstopt uit en de
barometer daalde, daalde.
En dan een 40 mijl uit den wal! En dat in
Februari, als het weer nog op geen einden na
te vertrouwen is!
Maar met bun bedrijf, dat geheel gebouwd' ls
op „good luck", hebben ze geleerd, worstelend
krachtig voorwaarts te streven en niet bij de
pakken te blijven neerzitten.
En ze zetten den motor volle kracht en als
een gewillig voertuig, botste de schuit haar kop
tegen de golven, zoodat het buiswater onafge
broken over het dek slierte.
Doch de mannen aan boord waren goed ge
schoeid en hoewel de ruwheid van het bedrijf
in al haar guurheid rond hen waarde, knarden
ze wat harder op hun „keesje" en gingen vol
hoop landwaarts.
Na uren en uren stoomens bereikte men ge
lukkig de haven en daar lag het loon voor hun
zwerven en zwoegen bij den geldschieter gereed.
pat ze zich haddon laten verleiden om er op
uit te trekken, had bun toch geen windeieren
gebracht.
Ben erger kink in den kabel bracht het gure
weer den haringvisschers, die al zoo hoopvol
gestemd waren over den trek der haringen, die
zoo vroeg in het voorjaar had ingezet.
Qroote verwachting werd er van gekoesterd
en had men aanvankelijk hoop, dat do Oosten
wind de haring zou „ophouden^ in en voor de
gaten, zoodat ze zoo min mogelijk zou dbor
zwemmen naar de Zuiderzee, waardoor de pr
zen dus hier goed op peil zouden blijven; nu
wind aanhield en zelfs de vorst een woordje be
gon mee te spreken, werd aan al die verwachting
den bodem ingeslagen.
Men vreest nu het ergste en mon bevroedt,
dat het vleugje van den vroegen trek, door die
grillen van moeder natuur, weer geheel teniet
zal worden gedaan,
Zoo stookt de vierde of de vijfde winter (hoe
veel zijn 't er?) van dit seizoen een leelijken
spaak in het wiel, niet alleen van de visschers,
doch van zoovelen, die van het weer afhanke
lijk zijn.
Laat ons hopen, dat dit whtertje niet te lang
zal aanhouden, want de leven poriën van natuur,
mensch en maatschappij staan al te veel open,
dan dat ze de koude zonder nadeel zouden kun
nen verdragen.
De Phllosoof en de DleL
De abbé Molière, dlo ln het begin van de
achttiende eeuw leefde, was een uiterst een
voudig man. Hij was arm, onbekend met de
wereld en stelde in niets belang dan in zijn
filosofische vraagstukken 1
Omdat hij zoo arm was, had hij de ge
woonte om des winters bij gebrek aan brand
stoffen, half gekleed in Ded te blijven en
dan lezende en schrijvende den dag door
te brengen.
;ekeren dag
bed, toen er geklopt werd.
Op zekeren dag lag hij weer eena zoo te
Wie is daar? vroeg hij.
Doe openl klonk het.
De abbé trok aan een touw, dat onder zijn
bereik lag. De deur ging open en binnen
trad een man van zeer ongunstig uiterlijk.
Wie zljt gij vroeg de geestelijke.
Dat komt er niet op aan 1 antwoordde
de man.
Nu, dat vind ik eigenlijk ook niet
gaf de abbé toe. Wat zoekt gij dan hier?
Geld!
Geld?
Maak geen tegenwerpingen! dreigde
de man.
Tegenwerpingen Ik denk er niet
aan. Aha, dus gij zljt een dief!
Dief of niet, ik moet geld hebben I
Nu goed het zij zoo..Ziet gij daar
mijn pantalon?
Ja
Zonder papier en pen uit de hand te leggen
weeB de geestelijke aan den indringer zijn
kieedlngstuk
Neem daar de sleutel uit.
Er is geen sleutel in 1
O, neem me niet kwalijk dan hier
misschien En de abbé wijst op zijn hoofd,
waarover hij bij gebrek aan een slaapmuts,
z]jn vest had hangen.
De dief vindt hierin de sleutel.
Zoo -open nu de derde la van die
kast
De dief opent een verkeerde la.
In vredesnaam laat die lade dicht want
daarin zijn mijn papieren. In de derde la,
daarin liggen eenige franken... neem die...
Is dat alles?
Dat is alles wat lk bezitEn sluit
□u de kast!
De dief nam verder geen notitie van wat
de geestelijke zei, maar eigende zich het
geld toe en verliet de kamer...
Wees toch asjeblieft zoo goed de deur
te sluiten I riep hem de abbé na. Maar de
dief hoorde het niet meerHij was al weg 1
Toen werd de bewoner kwaad I
Dat zoo'n onbehoorlijk mensch nou hier
komt om mijn paar franken weg te halen
dat is nog tot daar an toeMaar dat ik
nou in de kou moet opstaan om de deur
achter hem te sluiten, dat is afschuwelijk
lomp...
En de geestelijke sprong haastig uit bed,
sloot de deur snel en verdiepte zich weer
in zijn filosofische vraagstukken.
De pot en de ketèL
Ohef (in zijn drift): .Zeg, hoor nou 's hier
beste man. Als je nou zoo ezelachtig bent,
dat je alles wat je gezegd wordt, na 'n half uur
vergeten bent, schrijf dan in godsnaam maar
alles op.... Dat doe ik ook altijd..,.
BABBELUURTJE OVER MODE.
V oorjaarsjaponnen.
Het ls nog wel geen voorjaar. En nog
veel minder voorjaarsweer. Bbrrrr.In
tegendeel l Moeder Natuur weet nog niet
recht of ze het voorloopig zal laten vriezen
of regenen. En dat is regelrecht: fataall
Want om met eenige redenen te kunnen
spreken over voorjaarsjaponnen mag het
dan no gal geen voorjaar zijn volgens den
kalender voorjaarsweer moet het in ieder
geval wezen. Of het moet er op lijken. Want
daarvan moeten we het hebben.
Enfin: Niet getreurd. Het zal wel weer
komen zoo als alles ten slotte komt.
En dan zal het zaak zijn om met de noo-
dlge bullen klaar te wezen.
En daar het juist nu nog zulk weer ls
om wat „gezellig" hij het haardje te blijven
zitten en daar 's avonds een handwerkje te
doen, wil lk voor deze liefhebsters wat vroeg
zijn om er voor te zorgen, dat zij in die
avonduurtjes nog met een gezellig stel
kraag en (manchetten van witte organdie
kunnen handwerken voor de onderstaande
eenvoudige en hoogst moderne voorjaars
japon.
Deze van marine Iblmrwo wollen stof ge
maakte Japon ls weliswaar in uiterst een
voudige, «mar niettemin in zeer smaakvol-
len vorm gesneden. Het wit organdio-gar-
nltuur, dat natuurlijk geheel uit die hanid ge
festonneerd ls, geeft daarbij het cachet.
Allerliefst staat eveneens het uit vele
kleine en bonte bloempjes samengestelde
bouquetje. Dit geeft den shhijn van de kraag
en de slipjes toe te sluiten.
Hierbij nog een tweede tolletje, dat ook
wel de aandacht verdient.
Dit ls geheel en al de Robe Manteau-vorm.
Gemaakt van amandelkleurige drapelle is
het heel mooi te garneeren met zwart satij
nen blesjes aan hals, zijalulting on mouwen.
Een hoogst eenvoudig en toch verrassend
effect ls het puntig zakje op de borst bij de
sluiting, en waaruit dan zoo heel koket het
fijne batisten zakdoekje komt kijken.
Dezelfde punt vormpjes zijn ook weer «in
de mouwen, boven de manchetten, verwerkt.
Ze zijn geborduurd met zwart.
Op de sluiting en de manchetten zijn
knoopjes aangebracht van de stof van de
japon.
De geschiedenis van de veiligheidsspeld.
Wanneer we de jongste foto's bekijken
van de ontgravingen van de Toet-Ankh-
Amensche schatten, dan treft het ons dat
oude deuren zijn samengebonden met een
dik kabeltouw, op de manier zooals dat nu
nog plattelanders en schippers en visschers
doen.
Alsof er geen verandering is geweest in
de 8000 jaar die er tusschen liggen,.
Hetzelfde kunnen we zeggen wanneer we
bekijken een van die eenvoudige en onont
beerlijke hulpmiddelen van onze dagen: De
veiligheidsspeld!
Vooral de vrouwen in onzen tijd gebrui
ken zoo'n speld lederen dag neen: ieder
uur! Het is een van die niet in het oog
loopende moderne voorwerpen, die ons het
leven vergemakkelijken.
Een jarretelle, die breekt: veiligheids-
spel! Een rokhaak, die het begeeft: 'n vei
ligheidsspeld! Een blouche, die al te onbe
scheiden gaapt: 'n veiligheidsspeld!
Ze ziet er uit ais een modern kind als
een bedenksel van een 19-eeuwsch brein.
Toch is ze heel oud, die veiligheidsspeld',
oer-oud.
Het is zelfs heelemaal niet onmogelijk
dat dit eenvoudige ding ouder is dan eenig
van onze dagelijksche gebruiksvoorwerpen.
Want om u een duidelijk idee te geven:
Alle de hier in de voorbeelden gereprodu
ceerde veiligheidsspelden zijn ouder dan
onze geheele Christelijke Jaartelling. Ja, de
jongste ervan is nog ongeveer vier eeuwen
ouder en de oudste stamt wellicht van min
stens 1000 jaar voor Christus geboorte.
In de graven van don alloroudsten ijzer
tijd, wélke voor een groot deel van Europa
ongeveer 8000 Jaar geleden begonnen is,
vindt men herhaaldelijk veiligheidsspelden;
die ln dien tijd al dienden wu de kleeding
bijeen te houden. Of ook wel sla louter
sieraad.
Van deze voorwerpen zijn er !n dén loop
der tijden zelfs zulke hoeveelheden gevon
den, dat men or ten slotte in ls geslaagd de
geheele geschiedenis van de veiligheids
speld' te reconstrueeren. Niet alleen voor
een zeker tijdperk, maar ook voor de ver-
sohllende beschavingscentra van de vrschll-
lende rassen, die Europa bevolkt hebben.
Zoo kennen we fo.v.ten opzichte van
Europa do cultuurperiode van Etruskl, die
van Hallstadt (Oostonr. Tyrol), die van de
Zwitserscho paaldorpen. de Keltische, eta
En al deze verschillende beschaving»-
tijdperken onderscheiden zloh van elkaar
ojiu. door verschillende typen.veilig
heidsspelden I
Zoo laat b.v. de eersto figuur ons verschil
lende veiligheidsspelden zien uit de oud-
ïtallaansche periode van 400 J. v. Ohr. en de
tweede figuur toont ons twee spelden uit
de Hallstadtscho historie. Het vorsohila in
type ls voor ieder duidelijk.
De Hallstadtsohe periode werk! voorsl
met spiralen in bril- en Swastlcavorm, De
oude Italianen daarentegen hadden deze
vormen ln het geheel niet. Zij hielden van
een heel andere l|Jn en de twaalf voorbeel
den op plaat I laten dit duidelijk zien.
n
Zoo heeft de archeoloog orde gebraoht In
de geschiedenis van de veiligheidsspeld,
waardoor hij ln staat ls uit te maken welke
van de voorbeelden ouder en welke jonger
zijn. Zoo ls dit simpele ding hem vaak go-
worden tot een handleiding om aanvanke
lijk duistere historische vondsten thuis te
brengen en soortgelijke geheimen op te
lossen.
Maar nog iets anders heeft de voorhisto
rische speld hem geleerd:
Als men b.v. ln oer-oude Brltsohe graven
herhaaldelijk van deze spelden vond en dan
van een vorm, die levendig herinnerde aan
soortgelijke uit bet beroemde Mykeensche
tijdperk, dan brengt men onwillekeurig ver
band tusschen de oude volken van het ne
velig eilandenrijk in de Noordzee en de vol
ken van het zonnige Zuiden ondanks den
grooten afstand.
Want dan Herinneren we ons verschillen
de pasages uit de oude Grleksche schrijvers,
die vertelden van hun land waar tinmijnen
waren en vanwaar het tin ln dertig dagen
naar het toenmalige Massella (tegenwoordig
Marsellle) gedragen werd.
En dan gaan we vanzelf droomen over
oude en niet meer bestaande handelswegen
en over vroegere handelsbetrekkingen tus-
sclion ver van elkaar wonende volken.
En we nemen aan dat hoe onwaar
schijnlijk het ook klinkt de 'bewoners uit
de Mykeensche streken wel eens op bezoek
konden zfjui geweest bij de bewoners van
de Engelsche eilanden.
Alleen door zoo'n onnoozele veiligheids
speld, die in een Britsch graf gevonden ls.
heldsspelden, flat er hoogstwaarschijnlijk
handelsrelaties hebben bestaan tusschen de
oude Angelsaksera en de bewoners van de
landen ton Oosten van de Mlddollandsohe
Zee. O neen. Want hoewel we weten, dat
de oude Italianen de boven geteekende bril-
speld niet gebruikten, vinden de archeo
logen ze inmiddels toch tot ln het Zuide
lijkste deel van het Itallaanscho schier
eiland terug. Terwijl zo in het tusschen-
gebied niet voorkomen.
En als we dan doordenken, dan herinne
ren we ons, dat Italië reeds vroeg door de
Grieken gekoloniseerd is en dat dus de
brilspeld vermoedelijk van Griekaohen oor
sprong is.
En dan wijst dit weer op betrekkingen
tusschen de Grieken en de fallstfittera.
En inderdaad zijn hiervoor ook véle aan
wijzingen.
Want wie aandachtig beziet de afbeeldin
gen van zwaarden, speren etc., gevonden
to Hallstadt en daarna leest de beschrijvin
gen van soortgelijke wapens bij Homerus,
die wordt getroffen door de in het oog loo
pende overeenkomst.
Zoo leveren ons de vondsten van eenvou
dige voorwerpen als deze veiligheidsspelden
in verhand met logische redeneering
kostbare aanwijzingen omtrent een vergane
beschaving van meer dan 80 eeuwen terug.
Waar een oude veiligheidsspeld al niet
goed voor ia
*n Bewfjs van stilte.
Een Amerikaamsch reporter omschreef de
buitengewone sttilte, tijdens een redevoering in
het Amerikaansche Parlement met het volgend
beeld:
.Het was zoo stil in dé zaal; <M men ge
rust het stolen van een zakdoek zou gehoord
hebben....
Het bewijs.
Hotelportier (tot een nachtknecht): Heb Je
No. 44 gewekt?
Knecht: Gewekt? Ja, lk heb hem gewekt,
maar ik kon die meneer niet wakker krijgen.
Hij is weer net zoo ingeslapen.Ofschoon lk
mijn best gedaan heb.
Portier: Ja, dat zeggen ze altljdl Je hebt je
natuurlijk nauwelijks laten hooien.
Knecht: Nou, vraag dan maar 's aan No. 48
en No. 46. Die zijn allebei zoo wakker geworden,
dat ze me van de trap gejaagd! hebben.
De handige.
Nu, het is werkelijk een heel mooie ring,
hoor, Ferdlnand; zei het meisje op den dag van
de verloving.HU past me ook precies. Maar
wat beteekonen die lettors A. K. binnenin?.
Het ls 'toch zeker niet dat1 ding. dat je aan Anna
Klaaasen gegeven hebt, toon je niet baar iep?
Eb.Hè.Wat?hè.och.
stotterde de vergeetachtige minnaar, die de ring
niet eerst had laten herstellen.... O.... nee
eb.wacht *s.de je dat la.eb.
dat ls de nieuwste manier om bet goudkeur erin
to zetten.... O.... nee.... hoor*... Wat
denk je wel.... Anna Klaaasen.... Geen
sprake van.Het beteekent Achttien Karaats 1
Echt, hoorl....
Een liefdesverklaring.
Aanbidder: Allerliefste Laura 1 Er zijn op
het oogenblik ongeveer 1689 mdllloen me»
sohem op de aarde. Van die 1689 millloen zijn
ton naastebU 600 mlHioen vrouwen.Van
die 800 millloen vrouwen zijn er 860 millloen
blanke.... En van die 860 millloen blanke
vrouwen heb ik Jou het aller.het allen-
Uefstol Reken nu maar zelf uit hoe voel
hoe ontzettend voel lk van je hou.
En niet alleen bedrijzen nu die oude veillg-
En de aanbidder wcxn
GEVANGEN.
„Itlo ik heb een heerlijk plan bedacht,"
zei Tonny op een mooien lentemorgen tegen
zijn zusje. De kindereu slenterden door den
tuin, waar de heldere Oanadeesche zonne
schijn op de jonge blaadjes en enkele vroege
bloemen scheen. „Het is hier zoo saai zonder
vader en moeder. Laten we een eind de
rivier af gaan en avonturen beleven."
„Wat voor avonturen vroeg Rie.
„Dat weet ik nog niet," antwoordde haar
broer. „Daar kunnen we over denken ais
we op de rivier zijn."
De kinderen liepen hard naar huls naar
vrienden van hun ouders waar zij logeerden,
terwijl vader en moeder hun vaoantie door
brachten in Vanoouver. Misschien hebben
jullie wel eens gehoord dat Vanoouver een
mooie stad ls aan de Westkust van Canada.—
ltie en Tonny woonden ln een mijnstreek
in Ilrltsoh Columbia, een van de mooiste
gedeelten van Canada, waar goud en zilver
en nog andere minerulen gevonden worden
Het was jaren geleden, dat hun ouders
vacantle hadden kunnen nemen, want vader
had het eerst erg druk gehad met naar
goud to zoeken en toen hij het eenmaal
gevonden had, had hij het nog drukker
maar nu eindelijk kou hij een poos rust
nemen. -
„^en Touny van zijn plan vertelde aan
hun vrienden zelde dezen„Pas op, dat jo
SCÏr" "O»" .ie Btroomver-
Dat beloofden de kinderen en even later
7« h»Hrt«nnaail rivler' dio dichtbij was.
Ze hadden elk een paar pakjes ln hun
y" krocd «n versnaperingen, want
ze wilden tot den avond weg blijven.
Tonny waren ln het mijn-kamp
.eboron en ze hadden als alle Canadeeaohe
I~ geleerd« °P zichzelf to passen.
Mijnheer on mevr. Mao Douald waren dan
totM "t1 nlot ban«» dat de kinderen
Iets zou overkomen.
Terwijl Tonny een kano losmaakte en de
kinderen er in stapten, spraken ze opge
wonden over do avonturen, die ze beleven
zouden. Ze namen elk een pagaai en daar
gingen ze heen met een dlnke vaart
„liet gaat fijn, hè RieI" riep Tonny uit:
Tnanr we moeten toch niet te hard pagaaien,
want de stroom is sterk vandaag. H
„Missohien komen we Indianen tegen,
zei Rie een poosje later. „En dan spelen
we, dat ze ons achterna zitten. Dan gaan
we .heel hard varen en ons verstoppen. Ik
weet een prachtig plaatsje wat verder op,
een kleine kreek met overhangende boom
takken, waar geen mensch ons vinden kan.
„Ja, ja dat doen we," stemde Tonny toe.
.Vooruit Rie 1"
De kinderen werden zoo opgewonden over
hun gespeelde avonturen, dat zou®stroom
versnellingen heelemaal vergaten, tot Tonny
er opeens aan dacht.
„De stroomversnelling 1 nep hij uit w e
zijn er al vlak bij. Terug zoo hard we
kunnen 1"
De kinderen pagaaiden terug met al hun
kracht, maar ze zagen dat ze toch ufdreven.
„Daar komt een Roodhuid," riep Tonny.
„Misschien kan hij ons helpen I"
„Trek hardl" schreeuwde de Roodhuid.
„Mij dadelijk bij jou 1"
De lichte kano van den Roodhuid vloog
de kinderen tegemoet en haalde hen vlug
ln, terwijl hun boot langzaam naar de
stroomversnelling werd getrokken. De kin
deren wachtten ademloos. „Zou de Indiaan
niet te laat komen
Met een paar heel harde slagen bereikte
de Roodhuid de kano van Tonny en Rie en
klom daar voorziohtig en behendig in over.
„Hou je kalm, kleine bleekgezichten," zei
de man. „Arendsoog zal jou door de stroom
versnelling breng 1"
Arendsoog was een prachtige Roodhuid.
Hij droeg een band met drie arendsveeren
om zijn lang glanzend «wart haar. De kin
deren wisten, dat hij goed en dapper was
ook, want het was heel gevaarlijk om zoo
over te stappen ln een andere kano, bij
zoo'n sterke stroom ln de rivier.
Met veel kracht en behendigheid stuurde
Arendsoog de kano tusschen ae rotspunten
door in het wilde water van de atroomver
snelling.
Arendaoogs hand had stevig de pagaai
vast en zijn oogen zagen elk gevaarlijk
rotspuntje. De kano van den Roodhuid werd
meegesleept in het geultje dat de andere
boot ln het water maakte, net alsof ze
onziohtbuar bestuurd werd.
Eindelijk waren ze door de stroomver
snelling heen. De Roodhuid stuurde naar
den oever en de kinderen stapten aan land,
waarna Arendsoog zijn eigen kano ging
halen. Hij bracht Tonny en Rie hun kano
terug on de kinderen bedankten hem en
nog eens en nog eens.
Nadat de kinderen even gerust hadden
stapten ze weer in de kano om hun ultBtapje
te vervolgen. Na een poosje zei Tonny:
„Laten we wat eten, Rie I Ik heb honger I"
ou hij stuurde naar een aardig plekje aan
den oever.
„Ik ook." antwoordde Rie. „Wat een
verrukkelijk avontuur, hè Toni"
„Ja, flln," stemde Ton toe.
Terwijl de kinderen van hun brood en
lokkernyon zaten te smullen, zagen ze ineens
in de lucht een donker ding op hen aan
komen.
nog nooit aoo iets gezien 1"
(Wordt vervolgd).
HAAnfiKT-H-
OplOMtngen der vorige raadsels.
a r
1 B O
d 1 o h
r o h I
derf
mee
o o
m
0 b
ter
t e o t
1 e n
u w
h
IL
1. Grootvader.
2. Oudtante.
8. Schoonzuster.
Nieuwe
IL
>XXXXXXX Op de staande en op de
liggende kruisjeslfin komt
de naam van een kolonie.
Op de le regel het ge
vraagde woord, op de 2e
een onmisbaar voorwerp
voor menschen, die op tya
moeten zijn, op de 8e een
figuur uit de middeleeuwen, op de 4e een
land in do tropen, op de 6e een vrouwelijke
sprookjesfiguur, op de 6e een visch, op de
7e een familielid, op de 8e een klinker.
n.
Met b ben lk een manlijk sieraad, met h
een verwarmingstoestel, met p een dier,
niet w een beroep.
Goede oplossingen van belde raadsels ont
vangen van:
A. A.; H. A.: O. B.; A. R; T. en G. B.; J. B.J
M. B.; W. v. d. B.; 0„ G. en J. B.; W. B.:
P. G. G. B.; L. en H. B.; C. en H. B.; E.
de O.; H. J. O.; O. D.; A. en H. D.; O. A. en
w. r. v., n.. v.; m. v.; A. M. v. vv.,
J. en J. v. d. W.; 8. en A. W.; E. W.; O. en
R W.:A. U.; en M. v. Z.; A.
en W. de Z.; M. Z.
A. Hangaid, Koningstraat, heeft de raad-
dienstc*UJke rijm opgelost!
eola in
Roblnaon.
Mme Corry.
Er is niets nieuwe onder de zon....
(Salomo.)