"t Juffertje WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM" Populair Bijvoegsel van de HELDERSCH? COURANT, van Zaterdag 1 Maart 1924. OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN. No. 111 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) UIT DE OUDE DOOS. Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden Overgesohreven door CAREL BRENSA. Glasschrift. Die zich in het leven houdt kleen Raakt veeltijds op de been. Maar die zich houdt heel groot, Wordt doorgaans kaal en bloot. Hulde aan de konst van het schrijven, boven den schoor steen van Mr. Jan Carstens. Als men van alle koristen zal gewagen, Dan moet de pen de kroone dragen. En draagt de pen de kroone niet, Dan is mijn naam Jan Oaratens nietl Glasschrift van een genezen dronkaard. Ik heb genoeg van alle kroegen, Ik vind ln huls best mijn genoegen. Verwijt aan onverstandige ouders. Men zou ze met honderd stokslags groeten, Dis hun kinders «Hes geven en zeil bedelen moeten. Huwelijksles. Wie genegen le tot trouwen, Kiest vrij om mee hul» te houwen: Die niet zoo oud 1», dat ze babbelt, Noch zoo jong, dat zij u krabbelt. Noch zoo schoon, dat zij verstrikt, Noch zoo leelljk, dat ze verschrikt. Glasschrtft. Hein-oom en ik zijn tot verlegenheid gestegen: Hij ls met al zijn geld en lk erom verlegen! Lulfelsohrlft. De roe dat ls een Berkenrijs, Dat maakt de kinders goed en wijs. Wie al te veel dit tuigje spaart, Die maakt of laat een boozèn aard. Lulfelsohrlft te Haarlem. Een vriend te hebben op deez' aarde, Dat ls een schat van groote waarde. Maar die zijn vriend beproeven zal, Die proeft hem in zijn ongeval! Ik had een vriend gelijk mij dbchte Maar toen lk vriendschap bij hem zochte, Toen vond lk niemand bij htm thuis, Nochtans bleef hij mijn vriend kwansuis Dus wilt uw nood aan niemand' klagen, Dan God; die z' u zal helpen dragen. Voor een wafelkraam. Onrecht te lijden en geen kwaad te plegen, Dat acht ik voor ieder een groote zegen. Glasschrift. Raad na daad, Dat komt te laat! Van een Tabaksverkooper. Tabak is Duivels Kruid sprak eens een kakelaar; Men zag na dezen tijd geen hallef jaar verloopen, Of 't werd zijn winkelwaar; hij ging dit kruid verkoopen, En werd om weinig winst des duivels makelaar. Glasschrift. Geen mensch hoe schoon en rijk bepereld, Of heeft een duivel ln de wereld; Die hem in t hart of brein verzelt En hem met twist en onlust kwelt. Voor een kroegje te Amsterdam bulten de Raampoort. Hier verkoopt men 't bier een oortje minder als ln de stad, En net zoo goed als je het hebt op 't Jan Hanzenpad, Maar lik heb niet graag, dat je een uur met één pintje zat, Lutfelschrlft. Dellla schoor Slmson het haar af, toen werd hij gebonden, Hiér verkoopt men zoete melk en snijdt er katten en honden. Les aan de Menschen. Mint God erkent zijn macht, leeft vreedzaam met elkander. En wat gij wenscht geschlen doet dat ook aan een ander. Op een straatbord. Die temmen kan de lust van zijn ontgloeide zinnen, Toont, dat hij sterker ls, dan dlle een stad kan winnen, Voor een herberg bulten. 't Is beter gedronken en dan wat gegeten, Dan ruzie gekregen en met vuisten gesmeten. (Wordt voortgezet). Versche waar. Bediende: Moet lk nog versche eieren bij bestellen, mijnheer? Patroon: O, nee we hebben nog zooveel stuks ln den kelder, dat we de eerstvolgende maanden nog verkoopen kunnen. Theorie. Offioler (bij de les): Soldaten, behandel vooral uw geweer altijd met dezelfde zacht held, waarmee gij uwe lieve vrouw of uw melBje zoudt behandelen.Wrijf het ledo ren dag ln met een vette olielap. Student: maker? Kleermaker Wat kost dat costuum, klear- Oontant 50, op drie maanden 75, op een laar 90 gulden Student: t Is goed. Pak maar in. Ik reken 400 op de eeuwigheid! In de tram. U mag hier niet rooken mijnheer zei die oonduoteur. Ik rook niet oonduatenir! U hebt toch uw pijp ln uw mond! Ik heb ook mijn schoenen aan, maar lk loop todh niet, oonduoteur? FEUILLETON i oor CAREL BRENSA. „De nieuwe broeders van het Gilden Waren oudtijds vaak halve wilden i" Deze uitspraak ten opzichte van de gild* broeders vond zijn oorzaak ln dezelfde manier van doen, welke wij tegenwoordig hoewel ook al weer minder nog.kennen bij de stu denten: Het ontgroenen! jDe oude glldebroeders deden het niet minder dan onze Jongens van de Hooge School een nieuw lid meest eraan gelooven.... En hoewel zij onder de toenemende beschaving verdwenen, zijn er nog staaltjes genoeg bekend van zon derlinge, dwaze en vaak ook ergerlijke ge bruiken. Een van de meest gebruikelijke was wel het onder trommelslag rond voeren door de stad van een nieuweling. Deze nieuweling was dan voor het heilig ceremonieel feestelijk opgeknapt en ln de meeste gevallen ln de uitmonstering van een ongure wildeman gestoken. Heel zijn HJf was met pek besmeerd en daarna overzaald met dons van ganzen of kippen.HIJ moest zwaaien en vervaarlijke bewegingen uitvoeren ten aanschouwe van het vroolMk te hoop ge- loopen volk en hoe geweldiger de opschudding hoe liever.... Als hij bet niét naar behooren deed, dan kreeg hij er van de oude en dius ge-, recht igde gildebroeders van langs ook al v eer ten pleiziere van het publiek, en als hij zich uitsloofde en zich zoo potsierlijk mogelijk aanstelde, dat Oharley Chaplin er niets bij was - nou.dan kreeg hij er eveneens van langs. Want het publiek moest worden vermaakt en het werd enkel vermaakt door de meest grove bombasterljen. Het was dus altjd en onder Iedere omstan digheid een dolle kermispretI Naast die, hoewel grove, maar toch ongevaar lijke potsierlijkheid en zucht om de beest uit te hangen, was er nog wel een andere kant aan het glldewezen. Vooral in de Schuttersgilden en de meeste ambachtsgilden was er een zucht om grooten Invloed u't te oefenen op de regeering. Heel vaak hadden de gilden stem in he' kapittel bij het benoemen van regeerlngspo: ionen en magistraten. Soms zelfs zooa!« wel in Utosskt vserkwaa beaosmdes ds gild*- meesteren de magistraten zonder er ook maar Iemand anders In te kennen. In Arnhem b.v. was één van de drie sleutels der kist, waarin het groot-zegel der stad bewaard werd ln handen van den glldemeester. Dit was een buitengewoon bewijs van den regeerlngelnvloed der glldebesturen. En het gevolg bleef begrijpelijkerwijs niet uit. (Zooals tegenwoordig een voor de politiek geboren man In de journalistiek gaat en dan lid van een klesvereenlglng wordt.... de me nigte bij tijd en wijle toespreekt en groote be loften doet voor het welzijn en het welvaren van de mensohen, die hem ter eerezetel zenden zoo was er vroeger geen andere en geen betere mogelijkheid om ln de politiek te komen en vandaag of morgen dn de magistratuur of het landsbestuur, dan.... Ud te worden van een gilde! Of Je er bij hoorde of niet of je van het vak was of niet.... of Je de beginselen van het gilde en de reglementen onderschreef of niet.Je zei maar: „Ja" en je werd lid want het was d e wegl Het is onderscheidene malen voorgekomen, dat Edelen; die nimmer iets anders deden don te jacht gaan, zich lieten Inschrijven in een ambachtsgilde en groote voorliefde voor het schoenmaken of heit houtsnijden veinsden wont het was de eenige weg om te kernen waar je wezen wilde.... En natuurlijk. Och, hoe blijft de wereld en de menschheld1 zich zelf toch eigenlijk gelijk liep het spaak! Zoo langzamerhand en over het verloop van een paar geslachten. De gllde- meesteren werden te overmoedig en stout.... er kwamen menschen aan het roer met veel meer eerzucht en intriganten/bloed' dan staat kundige eigenschappen. En hoe het nu precies geloopen ls, zal niemand meer 'gemakkelijk kunnen zeggen, maar de staatsvormen veran derden en de macht van het gilde raakte uit En we zullen er ons dus hier niet verder mee bezig houden. We zullen eens wat anders doem De plaatsruimte staat niet toe om hier in den „Jutter" van de beroemde' Amsterdamsche bijltjes-prssits* si tdrukken, tmdsr» seudss ALS T VOORJAART. Uit puren levensdrang, uit drang aan het voldoen van zijn innerlijk haken naar het geen de natuur mooi maakt, ook al schijnt het rondom nog 'grauw en dor, was mijn telg zijn omzwervingen in de duinen weer begonnen. Daarvoor kiest hij dan uit den Zaterdag middag, als hij gebonden ls aan niets; als zijn huiswerk niet dringend roept, om het af te maken; als geen Fransche thema's hem kwellen of de „gym" iets van zij vrijheid opeischt. Op den vrijen Zaterdagmiddag teert heel de week 'zijn hartsverlangen om te dwalen in de natuur en 'onbewust nog schijnt er een oneindig begeeren in hem te schuilen naar het zoeken van het mooie, dat ln zoo onbegrensds nuanceering in de natuur aan wezig is. En zoo was hij, met zijn kornuiten, weer gedwaald naar de duinen; dat heerlijk ge bied waar alles zoo rein tot je kan spreken en waar Je, in de eenzame stilte, zoo diep onder den indruk kan komen van de grootsohheid van het geschapene. In die ongerepte natuur, die voor de jeugd ook een haast gesloten boek nog is, doch waar voor haar toch nu en dan een blaadje wordt opengeslagen, voelen ze zich dan heerlijk ruim en bruischt het jonge bloed hevig ln hun aderen. Onbewust nog, ondergaan ze de fijne me lodie van de suizing van den wind door de helmsprleten en het schier gerulschloos weghaasten der bonte kraaien en den wil den schreeuw die die bontjassen künnen aanheffen als er gevaar dreigt of wel als hun arbeid assistentie vraagt. Veel ls er dan nog wel niet wat tot ont luiking is gekomen, vooral ln dezen elnde- loozen winter, die al het barnend leven telkens tracht om hals te brengen. Doch ondanks al die 'belemmeringen was toch de waterwilg aan zijn ontwikkelings proces begonnen en had zich, door het be gin van temperatuursverandering, v laten verleiden de tot berstens gespannen botten te openen en de fluweellg zachte pluimpjes ten pronk te stellen. Dat had ook de jeugd gezien. Wel ston den de wilgen midden in het moeras, doch dat was geen bezwaar om, wadend door de papperige massa, tot de wilgen door te dringen en enkele takjes, met die donzige dotjes, af te plukken. Daar mee kwam hij thuis en zoo prijkt er nu weer ln de huiskamer een stuk duin leven, waaraan we allen onze genieting heb ben en ons, ondanks dat het weer enkele dagen aaneen een paar graden heeft ge vroren, de chorine heeft 'bijgebracht vnn het ontwakend natuurleven. Ondanks al die wintertjes toch zit er^en persing in de natuur, die zich uit zodlra daarvoor de omstandigheden gunstig zijn. Alles rijpt zich, gestadig door. En hoe langer de "belemmeringen blijven, die de ontplooiing beletten, hoe geweldiger de ontplooiing, zoo éénmaal die belemme ringen zijn weggenomen. Dan is het weer een orchie van pracht en weelde in de natuur, die. alles, als in too- verslag doen vergeten en slechts de jubel overlaat van dat feestende leven in de natuur. 's Morgens reeds ziet ge de zon vroeger aan de kim komen en het jaagt je al vroeger het bed uit; 's avonds dwaalt ze al langer aan het gewelf en het spaart u het licht. Heel de Noordzee schijnt overvuld met haring, ondanks de uitgespoelde olietanks der oliestokers. Alles dringt naar leven; het ontplooit zich weer zienderoogen. Aanstonds verlus tigen we ons weer in het blijde gejuich der vogelen en de kleurenpracht die over de velden geweven ligt Roblnson. wij eens kunnen zien hoe het toeging bij een vroegere gilde-optocht. Maar we kunnen het -toch wel eens probee ren: We zullen ons voorstellen, dat we ons be vinden op den- Dam te Amsterdam zoo on geveer ln de stemming van eenige maanden geleden; toen we ln tegenwoordigheid van de Koningin het Regeringsjubileum vierden en teen we juist op dezelfde plek o-p dleni Dam op* de hooge tribune geklauterd' waren om den ver- keersoptocht te zien. Dat leek wel wat op een oude gilde-optocht, want het was ook een feestelijke ommegang met versieringen, etc. van alles wat handel en nijverheid en ambachten betrof.... Ik ten minste heb me op verschillende van die oogen- blikken gewaand als teruggezet ln den -tijd van de patriotten en de Gouden-eeuwers. Zoo b.v. op den dag van de groote aubade, toen van uit de verste hoeken van ons land kwamen de mannen met zwarte kolbakken op en zonderlinge uniformen rtiet groote vaan dels en banieren, waarop emblemen en franje en haarbossen, zooals lk ze nog nooit had' ge zien! En daarbij vrouwen en meisje» en aller hande gewestelijke bewoners ln hun prachtige nationale kleeren.... 'n wonder, zooal» Am sterdam de laatste eeuw niet meer had gezien. Nu zoo'n optocht kwam vroeger ln de pe riode van geur en kleur en liefhebberij', van koper en goud en glans en dans, meer voor. En we hoeven ons nu maar voor te stellen, dat- we op precies dezelfde plaats zijn als waar van den zomer de groote tribune stond Want daar was de beste plaats. Alleen stond- er toen nog het Amsterdamsche Waag-gebouw later nog bekend als het Kommandantshuis.... Maar we zijn op de trappen geklommen om alles heter te kunnen zien en wachten nu de stoet af. Wij zullen nu de gezamenlijke Amsterdam sche gilden ter gelegenheid- van een groote Jaarijksche ommeganck ln volle staatsie over den Dam zien voorbij trekken. Daar komen ze als een lange, kronkelende slang van menschen uit de Kalverstraat. Voorop komen de Ambachtsgilden. Niet omdat ze In d-l-t verband eenige voorkeur heb ben boven de anderen, maar omdat ze in aan tal het sterkst- zijn. Ze zijn allen op het deftigst gekleed, met korten spanbroek en slippenjas en steek. Waardigheidsteekenen voorzoover zij die hebben, ontbreken- niet.... En ze stap pen als koningen, trotsch op het ambacht, dat ze vertegenwoordigen en gelukkig, dat ze zich weer eens.kunnen laten zien! Bij elke divisie die op zichzelf meestal een afzonderlijk gilde uitmaakt gaat «sa troza- M A RIN E-H ERINNERING. Toen Z. M. Fléttieljevaartulg „Samarang" ini 1889 gemümen tijd op de kust van Atjeh hadi doorgebracht, kreeg het order om naar Singapore te gaan om te dokken en het noo- dlige te repareeren. Dat was wel nioodig, want het schip het goede schip begon oud te worden, en was zoodanig aangegroeid dat het nog maar een mijl of vier liep bij voile kradht. Wij gingen dus naar die heer lijke plaats miet het vooruitzicht daar een week of drie, vier te blijven, kwamen er goed en wel aan en na een paar dagen de barkeerde de geheele bemanning in bit „Captains-house" en aanverwante gebouwen. En toen da't eenmaal achter den rug was kon ie-dereen genieten van het vele aange name dat Singapore den vreemdeling biedt, Wij hadden daar toen aan boord een jong luitenant ter zee ik zal hem maar „doo- pien" aUa „Bom", hoewel hij anders heette die l'ang niet ongevoelig was voor vrouwelijk sohoon en die, nu ja een mensch is geen lantaarn en vooral geen jong mensch, al spoedig kennis had aangeknoopt met een' .lapansch meisje, een der veis Gelshas, waar aan Singapore zoo rijk is. Nu, het moet ge zegd worden, zijn keuze deed zijn smaak eer aan, Osojosan was een bijzonder knappe deern, melt een opgeruimd humeur en het gevolg was dan ook dat Bommetje menig uur in haar prettig gezelschap doorbracht en zij hem de zorgen uit het hoofd streek! 11 En toen wij daar zoo een week of drie waren gewéést, gebeurde het dat er op de ree van Singapore een Braziliaainsch oor- logssohlp, de „ALmlrante Barosao" ver- 9oheesn, dlat daar blijkbaar ook een,1 poosje kwam ververschan. Het was een groot fre gat, zooi-ets als onze „Atjeh" of „Emma" en daar aan boord bevond zich als Adelborst een keizerlijke prins, ie Ooimite d'Eu, een kllednizoon v.an den regeerenden keizer Dom Pe-dno. Dat -liet ons natuurlijk tamelijk koud-, wij'hadden niets met d'eze Hoogheid te ma ken te maken en' wij zouden misschien ook nooit iets bijzonders van hem hebben ge hóórd als een mensch loopt soms een ra- ren weg! Bommetje er niet geweest was! Intusschen was die „Samarang" met de re paratie gereed gekomen en zou weer naar Atjeh .terug gaan, dé pret wais op en de centjes, en den avond vóór ons vertrek ging Bom nog eens paar zijn beminde Osojosan, vrooilijk omdjat hij haar weer zou terug zien en droevig vanwege de aanstaande schei- dln/g. En toen hij dan kwam in haar gast vrije woning en op haar nog méér gastvrije kamer.toen bleek het hepi dat z'd er niet was, het vogeltje was gevlogen! Natuurlijk was hij eer9t ln de put, dacht aan eene ver gissing, omdlat zij toch wist dat hij zou ko men, maiar toen zij uitb'leéf en hij eindelijk i melslager vooraf, met naast zich in den regel een of meer bekkenslagers. Daarbij zijn ge voegd vanwege de niet aanwezigheid in aie dagen van electri-sche ballons en lichtreclames op dén Dam eenige broeders met walmende fakkels en ook wel lantaarns op groote stokken, waarin dan een of twee dikke kaarsen bran den Dan volgt de eerste beteekenlsvolle vertegen woordiger van het Gilde: die Vaandrager de man, die het banier of blazoen van 't Gilde draagt. En hij maakt plaats voor de clou van de devlsle: de Dekens en dé Overlieden. Zij v-ormen het eigenlijke hoofd van den stoet en leder van zijn eigen gilde. Zij zijn in deftige mantels gehuld en gaan daarheen als oude rid ders naar een tournool. De offloleele gilden- knecht volgt dadelijk achter hen, als een tra want, als een ridderdienaar of adjudant ul-t de tegenwoordige dagen.... HIJ draagt als her- konnln-gsteeken en tegelijk als teeken van zijn waardigheid' een zilveren plaat op de bo-rst en een doornenroe met zilver beslagen ln de hand'. (Het ls niet onaardig hier tusschen haakjes op te merken, hoe weinig er ln werkelijkheid ln de gewoonten der menschen verandert. Of liever gezegd'! hoe lang oude gewoonten nog voortduren en ho-e vooral op Eet gebied1 van vertoon maken een bepaald ding eeuwen lang 1-n eere blijft. Dit attribuut van den gilde-knecht uit de vorige eeuwen b.v. vinden wij in onze dagen nog ongewijzigd' -terug in- de figuur van den Pedel eener universiteit. Dfit ls ook zoo een eigenaardige functlonnarls zoo'n Jan- draag-an en Jan-tje-weet-alles tegelijk. Zoo'n vertrouwde van hooge heeren en zoo'n turven- dr-ager tevens. Ook de figuur van GHdebroeder zijnde de m-a-n, die de verantwoordelijkheid en het op zicht en dte bewaking had' van het giïd'ehuis vinden we tegenwoordig en weer hoe. langer hoe meer -terug ln de bekende figuur van „Por tier" van een groot huis, een bankgebouw of een vereenlglngslokaal of een hotel.... Zoo'n portier ls meer onmisbaar dan wie ook. Hij weet alles: welke kamer zus en welke kamer zoo (welke mijnheer er niet en welke mijnheer er wel ls....) We gaan verder. Hoe langer hoe meer volk vult den Dam. Ziet gij daar die groene banier, waarop ln goud' en rood- een beeld van St. Pieter la voor gesteld? Hij- draagt een gouden sleutel in de rechter- en een zilveren kabeljauw in de lin kerhand. Dat" ls het St. Pieters-Visschersgildie. Het gaat. als oudste gilde voorop, omdat de oud st* ambachtslui van Amsterdam visschers wa re». D» vissekers hebbes Amsterdam gestieht eens ging tafoarmeéren bij de hu 1°wroeten, toen kwam er met horten en stooten uit. dat de lieve Osojosan de bekoring (en ver moed eiüjik ook wel de dollars) vun den Bma- ziliaianischien prins niet bad k-urnnen weer staan en er met hem van door was gegaan op een rijtoer! Och ja, een prins is ook maar een menedh en een jonge prins is maar een jong mensch en die wil dan ook wel eens eeo beetje „kiwi- en volkenkunde" op doen 1 Daar stond nu onze Bom! nijdig eo wel over do ontrouw van rifn vriendinnetje en haar verwenschendle. Maar toen dat een beertje zaJflte en hij eens rondkeek in de ka mer van het meisje, toen zag hij daar aan den wanid de geiheele garderobe, en een keu rige, hangen van een man en vertelde men hem dat dlit d!e klieenen van dien prins wa ren, die zich verkleed had in Japansch cos- tuium van wege de land- en volkenkunde, weeit-u! Nu was Botm iemiand, die oog had) voor het comisohe, en -toen hij-, na eten odcrenblik be- denkens het belachelijke, van de situatie in zag en begreep dat bh van zulk een meisje nooit ook maar één greintje trouw had mo gen verwachten, besloot hij het 'gebeurd© maar als een grap op te vattenmaar een grap die hij verder zou uitwerken! Uit zdjni zak haalde hij een schaartje, knip- te daarmee 'ni slip vani de prinselijke das, stak dit stuk in zijn portefeuille, verliet het gast vrije huis, nam een jinrikacha (rijtuigje) en li'et zich daarmee rijdlen, naar het Hotel de 1'Europe. Daar nam hlij pen en papier en schreef een brief aan dien keizerlijken prins. „Altesse" stond eT boven, en in zijn best© schiootflramsch schreef hij dat hij zoo juist blij zijne bemirtde Osojosan was gekomen, maar vernomen had dat zijer met „votre Altesse" van dbor was; dat hij daar eerst erg niijldlg over was geweest, maar bij na der in zien had' begrepen dat hij dat eigen lijk erg leuk moest vinden, omdat het een compliment voor ham was dat Uwe Keizer lijke Hoogheid den'zel'fd)en smaak had als hij, een nederig burgerman, enz., enlz., een brief vol humbug en snalkerijén, die hij elndlgd© met te zeggen dlat hij een stuk van d'es prin sen das had) afgesneden en dat hij vertrouw de dat als hij over misschien lange jaren eens in Brazilië zou komen en» als dan Uw* Hoogheid als Ked'zer op den troon zou zit ten, hij 'slechts aan het paleis dat stuk das behoefde he vertoornen om met open armen door den keizer te worden ontvangen-111 En brutaal teekende hij' dit staatstuk „Votre biten dévoué Bom". Ziezoo, dlat was gereed, een oouvert er om met het adres „Son Al tesse Impériale le Oomt© d'Eu, a bord1 du ctrolseur brésilien Aimirante Barosso" en toen HIJ dien brief daarop positto dacht hij dat hij wel nooit meer iets van die grap zou hooren en verkneuterde zich- al bij de ge- dlaohte wat voor een gezicht die prins zou zetten alls hlji morgen dlat schrijven ontving! Den volgenden dag vertrok de „Sarna- rang" weder naar Atjeh, wij bleven een maandje op de kust en toen wij daarna we der -op -de ree van Oleh-leh kwamen om ko len te Laden, toen -liag daar o,&.d'e .Ai mirante Barosso"! 11 Groote verwondering onder de Samarangers en niet h-teit minst van Bom, wiens hart toch wel een beetje luider begon-te tikken dhn het gewoon wasl Het duurde niet lang of een officier van pl- keit van dén Braziliaan kwam onc compli- ménteeren en toen hoorden wij dat dit schip op reils van Singapore naar Colombo in de Westmousson met zulk zwaar weer te kam- Sen had gehad), dat het afgehouden had naar feh-lieh om te trachten daar een nieuwen voorraad1 kolen op it© dloen.hetgeen na tuurlijk gelukte. Maar toen de officier van pikeit naar zijn sphlip was teruggegaan, duur- dle het niet lang of wij zagen wéér een siloep. van dén Braziliaan afsteken naar ons toe en dlaarult steeg weldra een- adelborst, dl© in formeerde of op ons schip misschien dien de „un oertaln monsieur -Bom? "Jawel" werd hem geantwoord „die dient hiér aan boord". „Wel zeil do Braziliaan „dan ïiat Zijne Hoogholld! de 3?rina don hoor i vi -.we en daarom, heet het St. Pietersgllde de oudst» traditie. Achter de broeders van het gilde van Sinte Pieter komen de vrouwen. Ze lachen en snap pen -en stappen en kijken frank en vrij naaf de toeschouwers. Ze zijn niet bang. Want zij zijn die visch vrouwen van de Nieuwe Markt. Ze hooren achter de visschers, die de visschen vangen. Op hun beurt verkoopen zij deze ta de stad' en aan de huizen van- de patriciërs. Maar vandaag venten ze niet, want al is het nu tij dens den op-tocht al.avond en val-t er dus niet te venten heel den dag ls het al feest geweest en van den vroegen morgen af zijn ze al in de beste pronk. Ze hebben frlssche bolle rood© wangen van de opwinding en de feestgedachte envan de forsche teug, die er al gedurende den dag gedronken ls op de goede negotie. Nu zijn ze bezig ln haar linnen jakken en wijde wollen rokken en roode kousen, die ze goed zien laten, ons te overtuigen van de waarheid, dat de Amsterdamsche vlschmarkt'altMd kloek vrouwvolk oplevert en dat ze werkelijk den roem verdienen, die haar nagaat.... Het glldevolk, dat zich geschaard heeft om en achter 'de glldemeester», Deken» en Opper lieden, gaan meestal niet met leege handen. ZIJ dragen geen glldevaan, zooals de offlcleele drager, maar zij dra-gen bijna zonder uitzonde ring ieder een embleem van het bedrijf of het ambacht op een hooge stok. Die draagt een visch van- geplakt papier en die een vis-schers- werktulg ln een groote krans die een scheeps- ondérdeel en- die weer een herkenningsteeken van de vischmark-t. Daartusschen zijn er-, die nationale vlaggen dtagen en weer flambouwen of doeken met patriottische opschriften.. Maar ieder draagt wa-tl Zoo bijvoorbeeld komen achter hot roode gildevaan met de groote zilveren baars bij de kuipersbijl, dat achter de vrouwen volgt, de aangeslotenen bij- het muzikale kuipersgilde. „Wij maken de vaten voor de visch, Die eerst ter zee gevangen ls...." En Ieder van hen ook draagt weer hamer, bijl, beitel, schraper en kuipvaatje boven hun hoofd. ■En onderwijl zingen zij hot refrein van hun kuiperslledjes: Waer wierd- ooit eed'ler Konst gevonden, Dan hout met hout tesaem gebonden. (Wssdt voxDtgwstj. 't Suizelt door do boomen, 't Ruiscirt, al in de lucht; De lente wil weer komen Met al haar 'blij gerucht tk Hoor de kauwtjes gakken; Ik Hoor de spreeuwen slaan; De nnlsch heft op de takken Een blijden juichkreet 'aan.. De aarde aendt haar geuren Van nieuwen bloei ln 't rond; En 't sneeuwqklokje durft beuren Zijn kelkje uit den grond. Hot nieuwe, blijde loven Waart' rond in de natuur; 't Doet alles trillen, beven Van levensdrang zoo puur. *t Juicht alles weer wat ademt; 't Verkondt 't blij en luid. Natuur, uit ban herademt; Ze 'zet zich zwellend uit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 13