HELDERSCHECOURANT
GELD!GELD!
Tweede Blad.
VAN ZATERDAG 22 MAART 1924.
Het wegenvraagstuk in
Noord-Holland.
IV.
Zooals reeds is opgemerkt, dateeren de
stappen, die Gedeputeerde Staten hebben
ondernomen, om het wegenvraagstuk tot op
lossing te brengen, reeds van voor 1917. En
dat het lang heeft geduurd, eer er positieve
voorstellen kwamen, is wel voornam el p ver
oorzaakt door de groote moeilijkheden, waar
voor men juist in deze provincie kwam te
staan en de enorme kosten, die de oplossing
zou vorderen.
Maar inmiddels ging de toeneming van het
verkeer haar gang, terwijl de klachten over
het vernielen der voor een veel geringer ver
keer bedoelde wegen uit alle hoeken der pro
vincie steeds luider werden.
Het was vooral de vrachtauto, die overal
als de groote kwaaddoener werd beschouwd,
hoewel men ten onrechte, meenen wij, de ge
wone motorrijtuigen wel eens al te onschul
dig voorstelt.
Want meer nog dan de zwaarte, is het de
snelheid, waarmede over een weg wordt ge
reden, die het wegdek beschadigt. En vooral
onze polderwegen hebben daarvan te lijden.
Men vroeg dim voorshands maatregelen
tegen de boosdoeners en eischte die van de
provinciale besturen. Men stelle zich nu de
moeilijkheid voor. Het snelverkeer, op zich
zelf een zeer noodzakelijke en toe te juichen
verbetering in ons economisch leven, vindt
overal wegen, die op de nieuwe eischen niet
berekend zijn.
Logisch is dus, dat de wegen daartoe wor
den verbeterd. Doch dit eischt plotseling zoo
veel, dat er vooral in deze jaren niet aan te
denken valt. Blijft dus over, het op zich zelve
zeer nuttige verkeer te beperken en te be
moeileken.
Jeder voelt wel, dat dit niet zoo eenvoudig
was. Bovendien was hier nauwe samenwer
king tusschen de provinciën onderling gebo
den met het oog op het grensverkeer.
Op 29 Sept. 1920 hebben Gedeputeerde
Staten zich dan ook tot de besturen der ove
rige tien provinciën gewend met het voorstel,
hunnen Hoofd-ingenieur van den Prov. Wa
terstaat op te dragen, medewerking te ver-
leenen aan het ontwerpen van eene uniforme
oplossing voor dit vraagstuk.
Alle gewestelijke besturen zijn hiermee
medegegaan en op 2 Dec. 1920 had de eerste
vergadering der elf hoofd-ingenieurs reeds
plaats onder voorzitterschap van dien van
Noordbrabant, den heer Kersemaekers. Als
secretaris trad op de heer Van Noorden, inge
nieur van den Prov. Waterstaat dier pro
vincie.
Deze commissie heeft het omvangrijke
vraagstuk in één jaar tot oplossing gebracht
en diende op 6 Januari 1922 haar uitvoerig
en gedocumenteerd rapport met bijlagen
reeds in.
Zij had zich eerst vergewist, welke provin
ciale regelingen voor het verkeer er reeds
waren. Het bleek, dat in 5 provinciën zooda
nige regeling bestond; doch dat de%e allen van
elkaar afweken.
De getroffen regelingen grondden zich
speciaal op de Wet van 10 Febr. 1905, S. No.
69 (Motor- en Rijwielwet) en ook de Com
missie is dus bij hare besprekingen vooral te
rade gegaan bij de bepalingen van die wet.
In de artikelen 3, 4 en 8 wordt het nJ. mo
gelijk gemaakt, resp. door het Ttijk voor zijne
wegen, de Provincie voor alle in de provincie
gelegen, geen Rijkswegen zijn. ij de, voorzoo
ver zij buiten de bebouwde kommen der ge
meenten liggen, (de provinciale wegen ook
binnen de kommen), en de Gemeenten voor
de wegen binnen haar kommen, uitgezonderd
Rijks- en Provinciale wegen, bepaaldelijk
daartoe aangewezen wegen gesloten te ver
klaren voor motorrijtuigen van te groote af
meting en van te groot gewicht in verband
met samenstelling en inrichting van het rij
tuig en wel:
a. in het belang van de vrijheid en veilig
heid van het verkeer op die wegen;
FEUILLETON.
door
ELEANOR H. PORTER.
„Dat is zij en ik geloof, dat 'het geld bij
haar de beste resultaten gehad heeft."
.Resultaten?" vroeg juffrouw Maggie
weifelend.
,3i,.dat wil zeggen.ik bedoel,
dat zij misschien d© honderd duizend dol-
lar op de beste wijze besteedt," stotterde
de heer Smith. „Zij is. eh.de.
de gelukkigste geworden."
,J.ja, misschien, wanneer u t op
die wijze beschouwt."
„Maarre.u.... zoudt.eh.
dien mijnheer Fulton niet den raad geven
baar zijn twintig xnillioen achter te laten?
„Goede hemel," lachte juffrouw Mag
gie haar handen omhoog stekende. „Zij
zou dadelijk flauw vallen, alleen al bij
de gedachte daaraan."
„Hml Ja, dat geloof ik ook." De heer
Smith draaide zich om en begon weer
rusteloos de kaïmer op en neer te loopen.
Van tijd tot tijd keek 'hij vluchtig naar
juffrouw Maggie. Zij zat met haar han
den in haar schoot in gedachten verzon
ken voor zich uit te staren.
„Waar denkt u eigenlijk aan?" vroeg
ten laatste terwijl hij naast haar ging
staan.
n ,^'soht.aan den heer Stanley
8nt?*1oordde zij niet opkij-
Art. 13 dezer Wet bepaalt dan ook, naast
het verbod voor bestuurders van motorrijtui
gen, om op gesloten verklaarde wegen te rij
den, (hetgeen door waarschuwingsborden
moet worden aangegeven), dat van het verbod
ontheffing kan worden verleend voor som
mige wegen.
Het gesloten zijn van wegen, zoowel als de
ontheffingen dienen natuurlijk uitzondering!
te zijn en dit zal het ook wezen, indien het
wegennet'in 't algemeen aan de behoefte vol
doet.
Een andere wijze van regelen dan de slui
ting is aan de besturen echter niet gegeven.
Hoe noode ook, moest de Commissie dus
thans komen met een. regeling, waarbij alle
daartoe aangewezen wegen gesloten zouden
worden voor alle motorrijtuigen en dat ont
heffing kan worden verleend1 op sommige
wegen, voor rijtuigen, die een bepaald ge
wicht niet te boven gaan.
Dit heele apparaat met al den administra
tieven omslag is dus feitelijk alleen noodig,
om enkele motorrijtuigen, die men op geen
andere wijze kan weren, van de wegen af te
houden. Dat zijn b.v. de vrachtauto's met
ijzeren banden. De meeste motorwagens kun
nen n.1. blijven rijden; doch door een ge-
wichtsbepaling zijn vooral de motorrijtuigen,
die andere dan gummi wielbanden hebben,
volkomen uitgesloten.
Deze regeling nu is in 1923 in de meeste
provinciën, doch weer niet overal gelijk, in
werking getreden en ls van juridische zijde
nogal aangevochten. Er is zelfs een verzoek
aan den Minister om haar wegens strijd met
de wet ter vernietiging aan de Kroon voor
te dragen.
Zooals we zelf echter reeds opmerkten, een
toepassing, als nu aan artikel 4b der Motor
en Rijwielwet door de provinciën is gegeven,
is door den Wetgever zeker niet bedoeld. Al
leen de nood heeft haar feitelijk doen geboren
worden, om al te groote vernieling onzer al te
gebrekkige wegen voorloopig te verhoeden.
Hiertegen kan naar onze meening te min
der bezwaar bestaan, nu de verbetering van
het wegennet gelijktijdig krachtig wordt aan
gepakt.
In Noordholland' zijn dus hij Besluit van
Ged. Staten van 23 Juni '23, No. 73, alle
kunstwegen binnen de provincie, geen Rijks
weg enzijnde, buiten de bebouwde kommen
der gemeenten, en de provinciale wegen ook
daarbinnen, gesloten voor motorrijtuigen op
meer dan twee wielen:
le. ledig zwaarder dan 1700 K.G., wanneer
de wielen voorzien zijn van gummi
wielbanden;
2e. ledig zwaarder dan 100 K.G., wanneer
de wielen voorzien zijn van andere dan
gummi wielbanden.
Uit dit laatste blijkt dus, dat alle auto's, die
geen gummi wielbanden hebben, op de ge
sloten wegen verboden zijn, want ze wegen
allen zwaarder dan 100 K.G.
Voorts behoort elk bestuurder van een
motorrijtuig, in deze verordening bedoeld,
een elk jaar te vernieuwen bewijs van Gede
puteerde Staten te bezitten, dat hij de geslo
ten wegen berijden mag en waarbij hij aan
bepaalde voorwaarden wordt gebonden van
sne'heid, inrichting van het rijtuig, verkeers
regelen, etc.
Onder deze beschermende bepalingen werd
dus nu verder voortgewerkt aan het wegen
plan, waarbij allereerst een drietal wegen
werd aangepakt, waarbij de urgentie van in
grijpen al zeer sterk naar voren kwam.
Het waren de Zaanlandsche Communicatie-
weg, De Zes-stedenweg en het z.g.n. Zand
pad van Amsterdam naar Weesp.
Hierover een volgenden keer.
M.
Haarlem, 17 Maart 1924.
N.V. Texel Eigen Stoomboot-Onderneming
Winiterdienst ingegaan 1 October 1928.
Dagelijks:
Vertrek Texel: 8.— u. v.m., 11.— u. v.m.,
2.80 n_m.
Vertrek Helder: 9.80 u. v.m., 12.— u. midd,
4.15 u. non.
A11 een d eM a and'aga:
Vertrek Texel: 6 u. v.m.
„Oh, was dat het!" Er klonk iets eigen
aardigs in de stem van den heer Smith.
„Ja, ik dachtaan die twintig mil-
lioen."
„Oh!" Het eigenaardige in de stem van
den heer Smith kwam nog meer uit, maar
juffrouw Maggie staarde nog steeds droo-
merig voor zich uit.
„Ja, ik vraag mij af, wat hij er mee
gedaan heeft."
„Er mee gedaan heeft."
„Ja, ik bedoel in dien brief." Nu keek
zij licht verbaasd op. „Herinnert u u niet?
Er is een briefeen tweede 'brief,
welke binnen twee jaar geopend moet
worden. Men zegt, dat daarin vermeld
staat, wat met het overige van zijn for
tuin gedaan moet worden, dus zijn laatste
wilsbeschikking."
„Oh, ja, dat weet ik," stemde de man
toe, terwijl hij' zich weer omdraaide. „Dus
u denkt.dat de beer Fulton dood is?"
De heer Smith vermeed nu zorgvuldig
juffrouw Maggie's blik.
„Ja, dat veronderstel ik." Juffrouw
Maggie begon weer peinzend voor zich
uit te staren. „De twee jaar zijn bijna om,
weet u. Ik sprak er een paar dagen gele
den met Jim over. November ls de tijd."
„Ja, dat weet ik." Die woorden werden
bijna kreunend uitgesrpoken, maar on
middellijk daarop herhaalde hij haastig.
Ik weet 't.ik weet 't," en wierp van
terzijde een blik op juffrouw Magie.
Ret kooit mij dus voor, dat, indien
Mi in leven was, hij nu reeds terug zou
zijn Daarom dacht ik aan die millioenen,"
ging zij peinzend voort. „Wat denkt u,
dat hij er mee gedaan heeft," vroeg zij
op eens belangstellend, terwijl zij hem
AMSTERDAMSCHE BRIEVEN.
ROND DEN DAM.
Maart roert wel z'n staart! In groote
lijnen kwispelend, wuift dit onbereken
baar aanhangsel van hot ma and.-beest ons
nu eens zomereche zonneschijn en lente-
ljjke zoeüfte, dian weer wintersche
sneeuwstormen en Mrpriemende hagel
buien toe.Wel al doet men hier en
daar schuchtere pogingen ons in de stem
ming van het warme jaargetij te brengen:
voortvarende restaurateurs beginnen de
rieten stoeltjes op die café-terrassen te
plaatsen en halen de zonneschermen voor
den dag,.maar voorloopig denken we
nog móer aan kachel en kolenrekening
dan aan een zitje-buiten en kwast-met-
ijs!
In alle geval zijn we nog ver af van.
een openluchtfeest! En toch is 't er.
Ik zal maar niet verder op deze rebus-ach-
tige tegenstelling door borduren en u aan
stonds vertellen, dat ik hier doel op de
driedaagsche famcy-fadr die deze weelc
door de Vereeniging voor Openlucht-
schol'en in Bellevue werd georganiseerd.
Biji een vorige gelegenheid, heb ik u al
het een en ander over het streven van
deze Vereeniging verteld. We komen
op het giebied van de openluchtschool,
waarvan het nut door medici en paedago-
gen ten volle wordt erkend!, achteraan.
Alleen den Haag kent een dergelijk insti
tuut. In een rapport van de schoolartsen
werd vastgesteld, dat hier in de hoofdstad
een 6000-tal kinderen voor plaatsing in
deze „luchtige" onderwijsinrichtingen in
aanmerking zou komen. Van een be
staande behoefte mag düs gerust gespro
ken worden
Het is een verheugend feit, dat de, in
1922 opgerichte vereeniging zoo energiek
blijft doorgaan' met heit voeren van propa
ganda. En steeds mieer hulptroepen ko
men opdagen om' de belangen van de tb.c.-
candidaatjes en van de zwakke kinderen
te bevorderen. Dat bleek ook nu weer bij
de opening van deze fancy-fair. Zeer ve
len hadden1 belangeloos h/un medewerking
verleend en de Bellevue-zalen boden een
aanlokkelijke „allerhande" aanblik.
Schilderijen, kussens, handwerken, speel
goed, sl'öjd-werk, het lag alles ter ver
leiding van koopens over de verschillende
stands uitgespreid.
De inrichters van het feest, met den
voorzitter, nlaas dé Vries, aan het hoofd
waren kennelijk echter van oordeel, dat
opwekking van koon lust op zichzelf in
deze tijden nog lang geen verteifllng ge
noeg zou zijnVoorstellingen, zoowel
voor kinderen als voor groote menschen.
gymnastiek-uitvoeringen moeten er ook
aan te pas komen' en zelfs.een nacht
feest, met bijbehoorende Jazz-band en wat
niet al meer. Moge het ondernemen suc
ces hebbenl Maar t is toch een beetje
grappig, dat een Vereeniging die er in
de eerste plaats hygiënische bestrevingen
op nahoudt, nacht-feesten organiseert
Niet dat ik er persoonlijk iets tegen heb,
maar:hygiënisch?
Aan het ednd'e van de vorige week heb
ben we ook in den Raad nog een staartje
winter gehad. Het ging over heit „sneeuw
ruimen", een onderwerp, dat evenals dat
van het Middendamterxein nooit uitgeput
raakt.Dan weer komt het ter sprake
b" hot werkloozenprobleem en wijst men
b.v. op de geringe lust tot aanmelding
als losse hulp, dian weer gaat men op
de zaak zelve in, zoodis dezen keer, en kra
keelt er over of er te weinig dan wei te
veel „geruimd" werd'. De heeren waren
het er ook dezen keer weer niet over eens
De een (die heer van Meurs) vond dat er
te weinig schoon schip gemaakt was en
dat, met name in de buiten-arbeiderswij
ken wel iets meer had mogen gedaan wor
den om de straat tenminste eenigszins be
gaanbaar te ™!r,m, die ander (de heer
van Meervald) kwam met een tegenover
gesteld' advies en bepleitte de voordeelen
van, in de mkMenstad „de boel maar te
laten liggen".
DO Wethouder sprak het „midden"-
vol in het gezicht keek.
„Ik.ik.hoe zou ik dat weten,"
stotterde de man, terwijd zijn gelaat plot
seling vuurrood werd.
Juffrouw Maggie lachte vroolijk.
„U kunt 't natuurlijk niet weten, xnaar
daarom behoeft u niet te kijken, alsof ik
beweer, dat u ze heeft. Ik vroeg alleen uw
oordeel, mijnheer Smith." Er kwam een
guitige uitdrukking in haar oogen.
„Natuurlijk!" De heer Smith lachte nu
een beetje opgelucht.
„Maar, werkelijk juffrouw Maggie, u
veranderde nu zoo plotseling en de vraag
kwam zoo onverwacht, dat ik mij net
voelde als de kleine jongen, die thuis al
tijd de schuld kreeg, wanneer er iets ver
keerd ging en die, tóen hem door den on
derwijzer op ruwen toon gevraagd werd:
„Wie schiep de wereld?" antwoordde:
„Oh, mijnheer, ik, maar ik zal 't nooit
meer doen".
„Maar, nu," zeide de heer Slmith, toen
juffrouw Maggie's vroolijkheid over het
verhaal bedaard was,, „veronderstel, dat
wij de zaak eens omdraaien. Wat denkt
u, dat de heer Fulton met dat geld ge
daan heeft?"
„Ik weet net, wat ik denken moet."
Juffrouw Maggie was wederom een en al
belangstelling. „Ik heb getracht mij te
herinneren, wat ik van den man weet."
„Wat u van hem weet!" riep de heer
Smith verwonderd uit.
„Ja, uit de couranten en tijdschriften.
Toen het geld kwam, werd er een heele-
boel over hean geschreven. Bovendien
heeft Flora mij alles laten lezen, wat zij
verzameld had. Flora stelde altijd veel
belang In hem, weet u!"
woord en verklaarde dat alles doen in de
zen evenmin ging als niets doen era dat
men het maar moest trachten op een ac-
ooondje te gooien met de weer-goden. De
overeenkomst met deze heeren' van regen
en wind, sneeuw en dooi, was dit jaar
wat ongelukkig! uitgevallen wegens een
verzuim in het leveren van den verlangden
voorraad „dooi". Vandaar dat B. en W.
genoodzaakt waren boven het voor 1924
uitgetrokken bedrag nog een extra
100.000 aan te vragen. Overeenkom
sten met weer-goden zijn nu eenmaal
wankele dingen: je kunt toch niet tegen
ze op en het aangevraagde bedrag werd
dus ten slotte maar dtoor een Raad gevo
teerd.
Kan de Gemeente wel tegen haar „vasten
bespeler" in den Stadsschouwburg, op?
hebben vele Raadsleden zich het vorig
jaar waarschijnlijk afgevraagd. Dit paar
aanleiding van bet feit, dait de toenmalige
bespeler dr. Rooyaards kans zag zijn v il
door te drijven. Het is een te lange ge
schiedenis om hier weer te gaan ophalen.
Een van de resultaten echter was, naar
men weet, dat Rooyaards vaste bespeler
af werd.Nu heeft men deze week na
een zeer korte behandeling (het groote
debat, waar wij de vorige week in afwach
ting van.' schreven te leven, bleef uit) de
„geconcentreerde" subsidie-voordracht
met groote meerderheid in dien Raad: aan
genomen en de gelegenheid werd open
gesteld te soliiciteeren naar de nieuwe
vaste-bespelers-pLaats.De gelukkige
op wie tenslotte de keus valt zal' inder
daad onder veel gunstiger condities dam
ooit vorige vaste bespelers, te werken
hebben. Gedongen naar deze bevoorrechte
positie werd! er reeds door Verkade, die
zich met het gezelschap Comoedia tot een
combinatie verbonden beeft en door het
Schouwtooneel van Musch en van der
Horst. Tot veler verbazing werd daar
naast het bericht gelanceerd, dat Rooy
aards niet zou soliiciteerenInsiders
beweren nu echter dat dit van den doctor
„hoog snél" is.Hij: zou namelijk aifwach-
ten totdat mien hem. natuurlijk achter de
schermen kwam vragen, kwam smeken
om als-'t-je-blieft toch ook nog maar mee
te dingen naar de vaste plaats.Ik weet
niet of deze opvatting v.an „tot tooneel-
kringen behoorenden" waar is, maar
mocht dit inderdaad zoo zijn dan vrees
ik dat dr. Rooyaards' berekening min zal
uitkomen.Hij heeft het vorige jaar
iin Raadlskringeu teveel sympathieën ver
speeld dan dat hij met succes „hoog" zou
kunnen' spelen. Gewoon „spel" zou nog
wél gaan, misschien, m,a.w. indien hij op
gewone wijze solliciteert geef ik hem' nog
wei een kans, maar „boog" spel,
neen!
Hoog spel wordt waarlijk ook gespeeld
door die politici, die hun bezuinigings-
wodde voor alles wenschen bot te vieren
op het hoofdstuk „Onderwijs". Hoog
spel' met de volksontwikkeling ,em met de
groei van een gezonde democratie. We
mogen niet met het lager onderwijl naar
beneden sukkelen. Gelukkig zijn er velen,
onder hen ook ons Gemeentebestuur met
den Onderwijswethouder Polak aan het
hoofd, die „houdt tegen!" roepen en zoo
doende een hopeloos afglijden in de diep
te trachten te voorkomen. Waar het Rijk
niets moer kan of wil doen, daar zal de
Gemeente zooveeü mogelijk trachten te
redden. Dat reddingswerk kan zij ech
ter n?et alleen af. Steun vap particulieren
en van instellingen is daarbij hoogst ge-
wenscht. Het is dan ook verheugend dat
onze Kamer van Koophandel in haar laat
ste vergadering zich principieel voor
steun in dezen heeft uitgesproken.
Wèl met allerlei beperkingen en onder-
allerlei voorwaarden. Maar tocht Na
tuurlijk geldt die steun eventueel alleen
het onderwijs op handels- en economisch
gebied', en daarbij komt de Kamer pas
in actie als.„redelijkerwijs niet kan
worden verwacht, dat de kosten ten volle
door de overheid en/of nartioulieren zul
len worden gedragen of voor zoover niet
bepaalde belanghebbende kringen meer
in het bijzonder zijn aangewezen de kos
ten geheel te dragen", maar alle beet
jes helpen en.wie kan tegenhouden
helpe meel I
Niettegenstaande 'den demipendlen invloed
„Nu, wat heeft u van hem gevonden?"
„Eigenlijk niet veel; 'bovendien is het
geen ik vond waarschijnlijk niet eens
waar. Oh, hij was eigenaardig, dat zeiden
ze allen. Maar, ik probeerde er achter te
komen, hoe hij zijn geld uitgaf. Ik meen
de, dat ik daaruit een aanwijzing zou
kunnen vinden omtrent het testament, be
doel ik."
„Oh, ik begrijp u."
„Ja, maar ik heb niet veel gevonden,
want niettegenstaande zijn bekende
eigenaardigheden schijnt hij nooit iets
erg buitensporigs gedaan te hebben."
„Oh, inderdaad," mompelde de heer
Smith.
„Het komt mij voor, dat hij nog zoo
kwaad niet was."
„Niet?" De man zette groote oogen op.
„Evenmin was hij erg goed."
„Misschien een soort van, onbeduiden
de persoonlijkheid." De heer'Smith klem
de zijn lippen op een.
Juffrouw Maggie lachte zachtjes.
„Misschien. Maar ik geloof niet, dat hij
dat erg goed met twintig millioen zou
kunnen zijn, wel? Maar, ik bedoel, dat hij
noch slecht, noch goed was. Hij heeft zich
niet in opsrpaak laten brengen, noch was
hij buitengewoon verkwistend, zooals me
nig rijk man. Aan den anderen kant heb
ik niet kunnen vinden, dat hij iets bij
zonder goeds in de wereld gedaan heeft.
Eenige daden van weldadigheid werden
genoemd, maar deze traden blijkbaar niet
erg op den voorgrond. Te oordeelen naar
hetgeen men zeide, geloof ik, dat hij zelf
niet in één daarvan werkelijk belang
stelde, dat hij niet in één daarvan op
ging."
van de bezuinigincs-noodlzaakleven er
in sommige breinen toch altijd, gelukkig
nog grootsche pliannen. Een voorbeeld
daarvan is het plan tot verbinding der
IJ-oevers onlangs door den architect A.
H. Arentsem bij B. en W. Ingediend.
Er zijn, naar men' weet, reeds meerdere
plannen. Er is b.v. het tunnedr-plan van
den directeur van Publieke Werken, den
heer A. W. Bos. Dit nieuwe plan van. den
heer Arentsen overtreft al die vorige waar-
schijinlijk wél aan originaliteit.
Het gaat oom een brug, te leggen vanaf
het Damrak, voor het Viotoria-hotel dwatg
door het water van de open havenfronits,
door een gedeelte van het Oosterdok, over
het rangeerterrein en' dan over het IJ.
Het meheele, enorme plan, on groote
schaal in teekeniing gebracht, wordt In het
gebouwtje vian de Luchtvaartmaatschap
pij' op het Leidlsohe plein geëxposeerd ein
trekt veel bekijka Een van de aller
merkwaardigste punten van1 het plan is
wel, dat de ontwerper zich de brug voor
stelt als.... bebouwd aan weerszijden,
met een soort winkelgalerijen, in wier
midden dan de „hangende" verkeersweg
zou komen te liggen. De verhuring van
deze brug-winkels en huizen zou dan een
gedeelte der kosten kunnen goed maken.
Kosten, die, met dat al, toch nog op 16*/»
millioen geschat wardenMaar de
geld-kwestie: daar moet dan later maar
eens over gepraat word'en! Voorloopig
ziin we al blij met dit werkelijk veelzijde
merkwaardige plan..
GEMENGD NIEUWS.
Een koffertte met 8000.
Eten bediende van de Simplexfabriek
te Amsterdam had de gewoonte om, als
hij de stad in moest ojn bijv. geld -van de
Inoassobank te halen, in plaats van zijn
beenen den faibrieksauto te gebruiken.
Zag hij' dat voertuig ergens voorbijrijden
of stilstaan, dan stapte hij in en toerde
gezellig pratende met den' chauffeur mee.
Zoo gebeurde 't weer op 1 Febr. IJ. De
chauffeur die reeds een vriendje naast
zien in den auto had, nam het gemak
zuchtige kantoorheersohap mee op het
Leidscheplein en vervoerde hem naar de
Inoassobank. Deze haalde daar 3000
in zilver en bankbiljetten af, stopte dat
alles in een handkoffertje en nam gauw
weer zijn plaats in den auto in. Op het
Singel stapte hij uit, liet het koffertje
bij den chauffeur en zag den auto weg
rijden. Onder het viaduct van de de Rujj-
terkade maakten de chauffeur en zijn
vriend, een 27-jari'g expeditieknecht, het
koffertje open' en staken hun zakken vol
geld. Voor hen begon toen het ware feest.
Zij trokken o.a. naar een logementje er
gens op een der Achterburgwallen.
Daar werd het geld getold, uitgegeven
en uitgedeeld.
De logementhouder 'kreeg van zijn
royale gasten 50 cadeau en gaf zijn toe
stemming om een gedeelte van het geld
in zijn kelder te verstoppen. De vrienden
legden daar 'het pakje dat ze gemaakt
hadden, netjes achter planken. Tot hun
schrik viel 't echter met een plons In 't
water en bleek achter de planken 'n
diepe put te zijn. De logementhouder ver
klaarde dat het onmogelijk zou zijn om
het pak met geld weer op te vissehen,
maar nauwelijks waren de rijke heeren
weg of hij toog met een schepnet aan 't
werk en met succes. Van het opgehaalde
geld, volgens 'hem een 350, kocht hij
meubeltjes en betaalde hij schulden af.
De gevolgen' bleven echter niet uit en
Dinsdag stonden dan ook voor de Vierde
Kamer terecht de chauffeur, zijn vriend,
de logementhouder en diens geliefde, zijn
steun iu het logementbedrijf. AJlen be
kenden.
Het OJM. eischte tegen den ohauffeur
zes maanden gevangenisstraf wegens ver
duistering, tegen diens vriend wegens
heling eveneens zes maanden1, tegen den
logementhouder wegens heling acht
maanden gevangenisstraf, en tegen diens
helpster vijf maanden.
Ammoniak gedronken.
In die Pllankstraat te Maastricht heeft
em driejarig jongetje zijn één-jarig
broertje H. M. 'biji 'afwezigheid der moeder
aan een fleschje met ammoniak laten drin
ken, zoodat de arme kleine iets van het
sterke goedje naar binnen kreeg. Het
kindje is ovenleden.
„Oh, denkt u?" Als juffrouw Maggie
had opgekeken, zou zij een ontevreden
uitdrukking op het gelaat van den heer
Smith hebben gezien; maar ze keek niet
op.
„Neen," ging zij bedaard voort, „hij
had zelfs geen vrouw en kinderen' om
hem tot goede daden aan te zetten. Na
tuurlijk had hij een' secretaris en waar
schijnlijk zag hij niet de helft van de be
delbrieven, die hij kreeg. Ik kan mij voor
stellen, dat ihij deze met een lusteloos
„behandel die James, geef die menschen,
wat zij vragen, alleen wil ik er niet ver
der mee lastig gevallen worden," terzijde
wierp."
„Dat deed hij nooit," viel de heer
Smith uit. Toen voegde hij' er haastig
aan toe. Ik ben er zeker van, dat 'hij' dat
niet deed. U doet hem onrecht, lk ben er
zeker van, dat u hem onrecht doet."
„Het kan zijn," zuchtte juffrouw Mag
gie. „Maar, als ik denk aan wat hij had
kunnen doentwintig millioen. Kunt
u zich een dergelijk bedrag voorstellen?
Maar hij heeft er, voor zoover ik kan
zien, tijdens zijn leven niets mee gedaan,
wat de moeite waard is om te vermelden.
Daarom kan lk mij niet voorstellen, hoe
zijn testament zal zijn. Misschien dezelfde
onbeduidende liefdadigheid, waarvan de
uitvoering nu echter aan den notaris te
Chicago, in plaats van aan James, wordt
opgedragen; tenzij natuurlijk Hattie's
verwachtingen vervuld worden en hij ze
onder de Blaisdells verdeelt."
(Wordt vervolgd)
60)
b. in het belang van de instandhouding en
bruikbaarheid dier wegen.
Het is echter duidelijk, dat het sluiten van
alle of de voornaamste wegen voor alle motor
rijtuigen een onmogelijkheid is en ook niet
door de Motor- en Rijwielwet is bedoeld.
Helder: 7 u. v.m
Openlucht-feest. Sneeuwrui
men. Hoog spel? Houdt het
onderwijs op pelll 'n Orootsch
plan.