EN TECHNIEK Nietwaar? 't Is haast niet te geioo- ven. 't Is de grootste verrassing Tan het oogenblik. Geen week.We aoudetn voort ons le ven verwend wezen. Naast de fietsen. Beslist.addlo. TM •»0" B ^Deurwaarder: „Wat: verjaardag? Had dat eerder gezegd oman! Dan hadden we 'tot morgen gewacht, want dan zou je mo gelijk nog cadeaux gekregen kunnen heb ben! Heeft de autobus toekomst? EPAMINONDAS LET OP TOMMY. Na wat we gewend zijn Beslist.erger dan de uitslag van de verkiezingen in Frankrijk. Veel erger-..Ik hou m'n hart vast. En ikHet kan aoo niet voort gaan DT* zou-en interpellaties over in die Kamer komen. Minister Ooifln zon 'r omhiddedUjk xi wet voor 'n nieuwe belasting op maken. En de thee. En 't bder. 't Zal goddiank wel weer gouw gaan stormen. En hagelen. Saluut.Laat Je niet van de wijs brengen't Is vast 'n vergissing. *k Denk 't ook't Zal verkeerd bezorgd' wezen. Brtnaa. De Eeuw van da s<Qk J. (bezoekt 'n vriend, die aan podagra lijdt). Wat heb je daar voor 'n raar ver blind aan P. Och, dat is 'n idee van m'n vrouw. Die wil dat alles in onze salon zoowat in stijl blijft. OLIE VOOR ZEESCHEPEN. Het gebruik van z.g. stook-olie, als brandstof voor zeeschepen, is in de laatste jaren geweldig toegenomen. In 1914 was de wereldvloot ongeveer ongeveer 42.500.000 registerton (van 2.8a kubieke meter) groot. Slechts 8% van deze tonnage betrof schepen, die in plaats van steenkool stookolie gebruikten, voor het ontwikkelen van stoom of voor het drijven van motoren. Toch vertegen woordigen die 8 #/o een aantal van 650 schepen. In den oorlog werd, veel meer dan ooit vroeger het gevul was geweest, gestreefd naar de laagste kosten bij de grootst mogelijke snelheid, zoodat thans in totaal 4500 schepen olie stoken, dat is 20 van de totaal tonnage, die thans 53.000.000 registerton bedraagt. Een aantal van deze schepen heeft de vuren onder de ketels dusdanig ingericht, dat naar willekeur steenkool en/of olie gebruikt kan worden, zoodat in de ver schillende havens of kolenstations, die over de heele wereld verspreid zijn en thans ook oliestations worden, al naar gelang van den prijs beslist wordt, welke brandstof zal worden gestookt. Alleen zij opgemerkt, dat het groote voordeel van het stoken vai\. olie bestaat in het auto matische stoken, zoodat een ''schip dat met olie gedreven wordt, slechts zeer weinig machinepersoneel noodig heeft. Wanneer dus onderweg tot steenkool wordt overgegaan, komt wel degelijk de vraag naar voren, of op het betreffende kolenstation of haven, ook genoeg stokers te krijgen zijn. Vermoedelijk zal het aantal schepen en de tonnage, die olie gebruiken, nog steeds gaan toenemen, vooral ook omdat het aantal zeeschepen, dat door motoren gedreven wordt, sterk toeneemt. In 1922 was het aandeel der motor schepen van de totaal in aanbouw zijnde tonnage nog slechts 2.5 °/0, ter- ^.wijl een jaar later dit percentage reeds tot 13 °/0 was aangegroeid. Deze motor schepen worden reeds gebouwd van vrij groote afmetingen en zijn voorzien van Dieselmotoren. Deze zijn betrekkelijk veel duurder dan stoommachines, maar hebben het voordeel, dat ze een veel kleinere ruimte innemen (de stoomketel-installage valt immers weg en men behoeft geen ruimte te reserveeren voor de volumineuse steenkool, terwijl de dubbele bodem vol doende olie kan bevatten) en dat het rendement veel hooger is. Immers een goede stoomketel-instalatie geeft onge veer een achtste van de energie der steenkolen als mechanisch arbeidsver mogen terug, terwijl een goede Diesel motor gemakkelijk het dubbele rendement of nog meer oplevert. Tot onze voldoening mogen wij hier uitspreken, dat onzei industrie in het bouwen van de gróote motoren voor schepen, zeer hoog staat. B. Bijgeloof onder de Inlanders. De Indische correspondent van „De Te legraaf" verhaalt van de-djimate, (amulet, taLisman(, die zoo'n groote rol speelt m het leven der primitieve volken. Zoon djimat waarborgt den drager togen on heil en bezit natuurlijk genezende kracht tevens. Enkele vermakelijke staaltjes deelt de schrijver hiervan mede, die wij onzen lezers niet willen onthouden. Ik kwam, zoo verhaalt de schrijver, er gens diep in het binnenland van Oelebes, in een bergkampong, welke nog maar heel weinig met die Kompenie in aanra king was geweest. Tegen den feilen zonne brand op de wijde bergbeiing had ik me gewnpand mot oen stovi^öm blauwen stof- bril en het was vooral dat attribuut, dat de grootste bewondering opwekte bij mijn nieuwe vrienden. De buitengewone ver tooning van al de lagen mijner kleeren, welke ik één voor één van mijn huid af schilde, was wal een tijdlang boeiend maar verloor toch gauw de bekoring van het nieuwe. De rare witte huid, die daar onder te voorschijn kwam, was ook machtig interessant, zoo zelfs, dat de vrouwen en meisjes erbij geroepen werden om dat toch eens te bekijken, maar zelfs daar aan raakte men gewoon. Maar die bril, die prachtige, donkere bril, waarachter de oogen heelemani schuil gingen, dat was een schouwspel, Iroar zoïte de meest ge bias eerden zich niet zat aan kijken konden. In dan wijden kring van toe schouwers, die zich allen genesteld had den In het hutje, waar Ik mün kwartier had opgeslagen, was het een voortdurend dringen en duwen om toch vooral niets van de voorstelling te verliezen; steeds kwamen-er nieuwe bezoekers bij, die vol spanning wachtten op het oogenblik dat ik op verzoek van den oudste voor de zoo- voolwto maal het ding op mijn neus sou planten en er weer af sou nemen. Dan ging er een diepe zucht van angstige be wondering op uit het gezelschap, dat met vreesachtige geriohten m# aanstaarde, :waneer Ik' de donkere glazen voor mijn oogen had on verlicht op-fldamdo, als zo afgenomen werden. Gelukkig had ik neg een reserve-exemplaar van het wonderlijk ding bij me, zoodat ik, na een paar da- Spen weer vertrekkende, het dorpshoofd nnig gelukkig kon maken door ln het bij zijn van een groote menigte den blauwen bril van mijn eigen neus af te nemén en hem die plechtstatig met een paar sdhoone beeldspraken op het stompneuaje te druk ken. 't Was griezelig heerlijk voor heml Stijf kneep hij zijn oogen achter de don kere glazen dicht, om ze dan eventjes fee openen en weer gauw dicht te knijpen. Innig dankbaar bukte hij zich om zijn neus tegen mijn hand te drukken: „hij voelde zich nu net als die groote God, want hij kon het nu „naar eigen verkiezing donker en licht maken op de aarde", ven klaarde hij. Ik had een vriend gemaakt voor mijn leven, en zijn ietwat tanend ge zag over zijn dorpsgenootan weer nieuwe kracht gegeven. Maar geheel zonder drawback was deze goedgeefsohheid toch niet voor ma Want reeds een paar dagen later kreeg ik be zoek van een ander dorpshoofd uit die streek, een concurrent van dien ouden Njiko, die zich bitter kwam beklagen, dait deze, en niet hij dat kostelijke geschenk had gekregen. Want hij was toch de aan- aanzienlijkste van beiden, maar kon nu niet meer tegen den ander op. Of ik hem dus als je blieft ook zoo'n prachtigen bril wilde geven om de ijdelhedd van Njiko te knotten. Ik ben egoïst genoeg geweest, om die smeekbede hardvochtig te weige ren en mijn laatsten blauwen bril, dat schitterende symbool van ambtelijke def tigheid, voor mezelf te bewaren, maar ik troostte hem met een klein kompas, dat blijkbaar óók gelijk de geheimzinnig drib belende naald bewees, een krachtige blan- dageest in zich verborg. Ook hij kwam door dit kostelijk bezit tot grooter invloed en aanzien. Maar Njiko bleef hem toch de baas; wanneer die in een donder-pre- dicatie tegen een of anderen onwilligen dorpeling als laatste argument d^n don keren bril, nu met een touwtje rondom zijn nek gehangen, met een krachtige be weging op zijn neus plantte en den de linquent daar dreigend door aanstaarde .wel, dan was er niemand bram genoeg om nog een oogenbfllk aan tegenspraak te denken, want in dat geval verzekerde de slimme dorpsvader, zou de bril den schul dige onverwijld straffen, door ook voor hèm voorgoed het heldere daglicht te doen verdwijnen! Een grappig geval overkwam mij ook eens, toen ik te hulp geroepen werd bij een man, die bij het kappen van bamboe een staak dwars door zijn voet had gekre gen. De wond was al eenige dagen onder behandeling van den plaatselijken „sanro", den geestenbezweerder, en zag er dus af grijselijk uft, volgepropt met een uit- kauwsel van bladen enz. Ik moest dus be ginnen het geval goed schoon te maken, maar kreeg dit eerst gedaan, nadat den lijder duidelijk uitgelegd was, dat de booze geest van de bamboe in zijh been was ge komen en nu toch een opening moest heb ben om er weer uitgedreven te worden. Dat snapten allen, zelfs de sanro, die in mij een kwaden concurrent vermoeddle, maar togen die logica toch niets had in te brengen. Dus werd de wond opengekrabd en met Peru-bnlsem behandeld, waarna toebereidselen werden gemaakt, om den voet volgens de regelen van de kunst te verbinden. Dat was koren op den molen van den geestenbezweerder, die honend vroeg, hoe de kwade geest-er dan wel uit kon, als de heele voet werd dichtgebon den? Dat was ook logisch, nietwaarl Dus trok ik plechtig mijn schoen en sok van mijn voet, legde keurig eerst het verband daarom heen en verklaarde, dat de kracht van mijn voet nu iï het Ver- band zou trekken en straks, als dit op de wonde kwam, de kwade geest in het ge wonde been zou gaan bestrijden. Daar waren allen het mede eens, was begrijpelijk en duidelijk, dus kon e behandeling voortgezet worden. Ma toen ik den volgenden dag terugkwam, om nieuw verband te leggen op de won en het oude, vuile verband weg wi de werpen, kwam allerwege hevig protest. De bebloede, vieze, pas van de wond ge nomen gaasjes en verbandlappen werden dadelijk door de omstanders goede bint verklaard, in reepen gescheurd on ver deeld onder de huisgenooten en vrienden, die dit kostelijk bezit vol dankbaarheid in hun amulettentasch borgen. W ant, nietwaar, de toowan had zelf gezegd, dat daarin wat van zijn kracht, van zijn zielestof was overgegaan, zoodat de lap jes bij volgende verwondingen zeker de- zolfde onschatbare diensten zonden bo wijzen als ze mu gedaan hadden. Zo waren zelf „medicijn" geworden!. Tot mijn stille vreugde zag ik, dat de sanro gretig het grootste stuk van den voorraad voor zich bemachtigd had; ondanks de concurrentie vond hij zoo'n aanwinst toch niet te ver smaden. En wanneer sedert lu dat dorp iemand zich leelijk wondt of snijdt, we est er dan maar zeker van, dat hij dadelijk zoo'n oud stuk verband erop zal leggen, met de heilige overtuiging], dat, als de wond daardoor niet geneest, ez heelemaal niet te genpzen moet zijn. Gelukkig ben ik zoo voorzichtig geweest om de men- schen aan het verstand te brengen, dat ze de lipjes, lederen keer nadat zfl ze ge bruikt hebben, eerst een paar uren in le vend water en dan een heelen dag ln de felle zon moeten leggen, omdat anders de genezende kracht eruit verdwijnt Op zoo'n manier Is er ten minste oen zekere zindielijkheidsgraad te behouden en zal do kostelijke djimat niet door vervuiling on heil ln plaats van genezing brengen. Onkruid en appendlcttus „(blinde dann"-onsteking). Tri, de Deutsche Med. Wodhemaohrift van 21 dlezer vindt men over het bovenstaande onderwerp de volgende beschouwingen. Het Is opmerkelijk, hoevelo gevallen van acute appendlcitis en van chronische ont- stoklngsprooeasem aan het wormvormige aanhangsel wij aantreffen ln do provmoio Hannover en Oldenburg, waar de ziekte bijna het karakter van een epidemie aan neemt. Dit feit doet vermoeden, dat wij hier btö de verschillende pati&nten te doen hebben met een gemeenschappelijke oor zaak van de kwaal. Door verschillende chirurgen, die zich belastten met het O] reeren van personen, die aan acute bUm darmontsteking leden, werd nu vastge steld, dat in een groot aantal gevalleen in het weggenomen ontstoken wormvormige aanhangsel eigenaardige vreemde licha men voorkwamen: de zad'en van de ge wone blauwe korenbloem. Dit onkruid komt daar ter plaatse bijzonder veelvuldig voor tusschen het koren, en de koren- bloemzaden zijn zeer lastig uit het koren te verwijderen. De landelijke bevolking uit deze streken eet bij voorkeur als da- gelijksch voedsel bet z.g. „Schwarzbrot", of „Pumpernieke!" genaamd, een soort rogb gebrood, dat menigmaal nog heele,rogge- korrels bevat De veel kleinere en hardere korenbloemzaden pnsseoren, zooals van zelf spreekt gemakkelijk de molenstee- nen, zoodlat zij ook in het meel zitten. De in den appendix gevonden zaden waren voor het grootste deel nog onbeschadigd, hetgeen ook duidelijk is, omdat er om het zaad een dikke ecjiors van cellulose (hout- stof) zit, zoodat de verterende vochten uit den d'arm er nagenoeg niet op inwerken. De zaden bestaan uit een tot 4 m.M lang wigvormig .lichaam,-en zijn bezet mot scherpe borstelharen. Hun eigenaardige vorm dwingt *ze er als het Vare toe, in nauwe spleten van dien darm binnen te dringen. Wanneer nu zoo'n zaadkorreltje in den blinden darm binnendringt, dan bestaat er alleen maar een voorwaartsche bewe ging; de teruggang wordt door die haartjes belet. Op deze wijze kan het korreltje tot aan het einde van den appendix komen Bij deze beweging zien wij een zekere overeenkomst met een rogge-aar, die van zelf tegen onzen arm kan öpfcxdipen, wan neer wij de aar met de stekels naar boven bij onzen pols tusschen arm en mouw plaatsen. Na een korten tijd vinden wij de aar dan in den oksel terug! Bij de voorwaartsche beweging van bet zaadkorreltje zal de wand van den appen dix min of meer worden beschadigd, zoo dat diaar een tot ontsteking voerende prik kel optreedt. Bovendien kan de korrel de slijmafscheidirig van den wand? ter plaatée beletten een uitweg naar d'en darm te vin- zoodat wij daar een stuwing krijgen. Hierdoor wordt aan die aanwezige of als nog binnendringende ziektekiemen een prachtig voedingsterrein geboden, waar van zij dan ook een dankbaar gebruik ma ken. Het is zeer plausibel, dat deze zaadkor- reitjes verantwoordelijk te stellen zijn voor tal van gevallen van appendlcitis, en dat deze dus niet op rekening van binnengie- drongen organische doeltjes gesteld moet worden. In ieder geval is het de moeite waard, om nader onderzocht te worden. „Liefste, ik heb den verlovingsring be steld. Wat moet er in gegraveerd wor den?" „Nu," zei ze witjes, „wat denk je van: „alle rechten voor bobouden". Programma van een Land bouwtentoonstelling. 10 uur: Aankomst van het vee. 11 uur: Aankomst der eereleden. 12 uur: Gemeenschappelijke lunch. Verkeerde uitwerking. RH was geen gewone bedelaar. HIJ was een listig man, dio studie van zön Wantjes maakte. Toen de oude dame, die alleen in een klein huisje woonde, de deur opende, stond hij dan ook niet deemoedig, mot uitgestoken hond te wachten, maar lag, met verwilderde blikken, in het tuin tje gras te eten. De oude dame was ten zeerste getrof fen. „O man, heb Je zoo'n honger dat je era8 eet. Nee maar, ga dan in het tuintje hier naast. Daar is het langer en mal- scher. Op de kleintjes letten. Huurder: „En dat ik'nu net vandaag uit l 3|./llM K»IW'»|| ver_ noodig zijn, óf zwaardere, die door of meer assen en speciale benden het p^, veisel niet vernielen. De Verkeersagent Agent, zou u me ook den koristen weg kunnen wijzen naar 't Stadhuis igent: Juffrouw, als u me 't jawoord geeft, dan breng lk u er binnenkort per soonlijk naar toe HET MODERNE VERKEER8- VRAAG6TUK. Als er geen andere dingen van betee- kenis waren, dan zou men gevoegelijk kunnen zeggen: Wij leven in de eeuw van de autobus!.... Het is tegenwoordig autobus zonder eind. Van dorp naar stad van stad naar dorp van het een dorp naar het andere dorp van het eene ge hucht naar het andere gehucht.Langs alle mogelijke lijnen van gehuchten dwars door de weilanden, langs grintwe gen en over die Hollandsóhe polderdijken. Ja: aanstonds van de eene boerderij naar de apdere boerderij. Het is al autobus wat de Mok slaat! Trots de meer dan bedenkelijke scha duw van deze autobue-razernij ik be deel de autobus-ongelukken blijft de autobusdienst zich in toenemende activi teit ontwikkelen. En dat het publiek vooralsnog niet afgeschrokken is door die tallooze ongelukken, wordt be wezen door het feit, dat de' groote „Schla ger' van ons jongste revue-seizoen, het liedje van Louis Davids was: Rije, rij©.rij©.in de autobus! Het eind© van de autobus is dua nog niet te zien. Integendeel: De gemeente raad van Keighly, een plaats in het Noor den v>an Engeland, heeft verlof gevraagd on gokregen omi heit tramW'öigiiie't van haar gebied te doen opbreken en het te ver vangen door ©en busdienst. Het gaat hier slechts om een totale lengte" van onge veer tien kilometers en toch wordt het re sultaat van deze verandering met belang stelling tegemoet gezien. De directe oorzaak van de verandering komt op rekening van het feit, dat het net zulke herstellingen moest ondergaan, dat de lasten te hoog zouden worden; maar een dergelijk argument kan ook voor an dere plaatsen gelden, terwijl de meestal nauwe centrale gedeelten der steden ge- makkelijker bereikbaar zijn door een soe pel busstelsel, dan door ©en tramweg. Op lange bannen en groote afstanden is een tramweg zonder twijfel goedkooper o.a. omdat de toevoer van energie veel goedkooper kan plaats vindon, terwijl te genover het duurder onderhoud er van weer een grooter© vervoercapaciteit staat.' Een bus kan echter in nauwe straten goed worden bestuurd en kon bij d© trot toirs stoppen, terwijl een tram in het al gemeen een goede standplaats moet heb ben met wissels en ruimte, omdat anders bij de minste opeenhooping van wanens ojrtmlen 6 Verk6erSHtoom1s80n knJLn Het voorbeeld is dus niet alleen voor Engeland van belang, maar ook voor ons land, al kunnen in hot algemeen de war gens in Engeland, waar de oSergrond ,°^s 'aT1^ geldt in vele gevallen eofc, dat de grachten en grachtjes voor trams niet gebruikt kunnen worden, ter- vijl goed ingerichte bussen er wel over kunnen rijden. Onder goed ingerichte bussen dient dan in ons land in de eerst© plaats die soort wagens te worden verstaan, die den weg ni©t t© sterk belasten, zoodat óf lich- II. Jullie herinnert je zeker wel, dat »e de vorige week verteld hebben, hoe Bp&. minondas thuis moest blijven om op jonge hondje te letten, (terwijl Moeder naar de markt was; en hoe Tommy liep en EpamJnondas hem zoo lang moge- lijk nakeek door Moeders slaapkamer, raam. „Wat dos je daar, mijn jongen?" vroeg Moeder, toen ze terugkwam. „Ik let op Tommy", zuchtte Bpaatf. nondas. „Je bent een beste vent," zei Moedej met een glimlach, maar dadelijk daajjj fronste ze de wenkbrauwen en vro^. „Maar wat doet die hond ln slaapkamer? Een slaapkamer la toch speelplaats voor oen ondeugend hondje, Epamlnondaa!" „Ne, Moeder," antwoordde Kpamiaa& das. „Waarom heb je hem dan naar boven laten gaanP" vroeg Moeder woer. „Ik neb hem niet naar boven laten gaan!" zei Epamlnondaa. „Heb Je hem niet naar hoven laten gaan Epamlnondaa? En Je vertelt me aoo juist, dat Je op hem letl" riep Moede® heel verbaasd uit. „Ik let Juist op hem, omdat hfl nlel hier ls. Ik let op, of hfl weer aan fcoml op den weg!" Epamlnondaa Moeder liep naar binnen en de trap op naar haar slaapkamer. Daar vroeg ze: „Waar ls Tommy?"' „ft weet niet, mammie," antwoordde Epamlnondaa. Hij ls een heele poos ge leden den weg opgeloopen."_ „En liet Je hem dan gaan?" riep Moeder een beetje boos. „Liet Je hem de tuindeur door gaan en den weg op loopen, zonder hem terug te houden!" „Ja, Mamma,- maar lk lette toch op hem en lk heb den heelen tijd op hes gelet. Ik zag hem den weg efloopen en toen lk hem niet meer kon zien, oen lk naar boven gegaan. Toen heb lk een hee len poos op hem gelet, maar h$ kwam niet terug. Mag lk nu ophouden met oplet ten? Ik ben zoo moer „O, Epamlnondaa, Epamlnondaa f* riep Moeder uit. „Dat ls toch geen ma nier, om op een hond te letten en ham dan te laten wegloopen. Toen lk Je zei, dat je op Tommy moest letten, bedoelde ik, dat Je moest zorgen, dat hij niet weg liep of stoute dingen deed." Epaminondas liet zijn zwarte trulle- bol hangen en tranen kwamen in zijn oogjes en rolden over zijn zwarte wan getjes. „Het spijt me zoo, Mammie," snikte hij. „Nu, stil maar schat," troostte Moede. Ze kon haar kleinen Jongen niet zien huilen. „Je hebt het heel goed bedoeld en mis schien vinden we Tommy nog wel terug. Je moet morgen maar even naar het po litic-bureau gaan. Losloopende jonge honden worden daar altijd heen gebracht, als ze tenminste niet gestolen worden. Ik zou Tommy niet graag willen missen en jij zeker ook niet hè!" „O, nee, mammie! Ik zal morgen voori U naar het politiebureau gaan," zei Epaminondas. En hij droogde zijn tranen en hielp zijn Moeder de tafel dekken. (De volgende week krijg Jullie het ver haal van Epaminondas' tocht naar het politie-bureau.) RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. Baard Baarn baars. n. De letter a. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: J* en E. v. A.; M. B. O. M. B.; J. B.; I en G. B.; O. en H. B.; T. en Gf. E A H. L. H. v. B.; A. B.; J. O. O.; G. en T. J.D.;G en J. D.; O. A. en M. A. D.; H. F. Eu; G. en J. v. F.» uK W* d® G.; 00 T. G.; M. S. d© G.; A. en M. O. H.; A. TL\ J. H.; J. H.; J. K.; P. J. K.; L de Kó J. en H. L; L. M.; M. O.; W. O.; F. G. P.; J. en J. v. R.; O. de 1L; J. en O. J. Ró A. J d© R.; M. en N. R.; O. 8.; W. en J- S.; J. A. S.; J. v. T.; H. en W. T.; J. V.; J. en J. W. C. V.; W. W.; E. W.; A. en C. de W.; A. M. v. W.; a en A. W.; A. Ü- Nieuwe raadsels. Met b ben lk een visch, met k dien ik tot verlichting, met 1 ben lk een klee- dmgstuk, met p een Meur en v een jong|0 koe. Wat ben ik? Ingezonden dioor Bmimy Wlegol* Het geheel ij een speekwoord van 4 woorden of 21 letters. 0 is een dèel van een huis. ïrir?1 een hemellichaam. is een wapen. afkomstig van een haan. 16 208 is een getai. schen 8 fkomstlg van vis* Ingezonden dioor W. O. de Bie-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 8