EN TECHNIEK
Nietwaar? 't Is haast niet te geioo-
ven.
't Is de grootste verrassing Tan het
oogenblik.
Geen week.We aoudetn voort ons le
ven verwend wezen.
Naast de fietsen.
Beslist.addlo.
TM •»0"
B
^Deurwaarder: „Wat: verjaardag? Had
dat eerder gezegd oman! Dan hadden we
'tot morgen gewacht, want dan zou je mo
gelijk nog cadeaux gekregen kunnen heb
ben!
Heeft de autobus toekomst?
EPAMINONDAS LET OP TOMMY.
Na wat we gewend zijn
Beslist.erger dan de uitslag van
de verkiezingen in Frankrijk.
Veel erger-..Ik hou m'n hart
vast.
En ikHet kan aoo niet voort
gaan
DT* zou-en interpellaties over in die
Kamer komen.
Minister Ooifln zon 'r omhiddedUjk xi
wet voor 'n nieuwe belasting op maken.
En de thee.
En 't bder.
't Zal goddiank wel weer gouw gaan
stormen.
En hagelen.
Saluut.Laat Je niet van de wijs
brengen't Is vast 'n vergissing.
*k Denk 't ook't Zal verkeerd
bezorgd' wezen.
Brtnaa.
De Eeuw van da s<Qk
J. (bezoekt 'n vriend, die aan podagra
lijdt). Wat heb je daar voor 'n raar ver
blind aan
P. Och, dat is 'n idee van m'n vrouw.
Die wil dat alles in onze salon zoowat
in stijl blijft.
OLIE VOOR ZEESCHEPEN.
Het gebruik van z.g. stook-olie, als
brandstof voor zeeschepen, is in de laatste
jaren geweldig toegenomen.
In 1914 was de wereldvloot ongeveer
ongeveer 42.500.000 registerton (van 2.8a
kubieke meter) groot. Slechts 8% van
deze tonnage betrof schepen, die in plaats
van steenkool stookolie gebruikten, voor
het ontwikkelen van stoom of voor het
drijven van motoren. Toch vertegen
woordigen die 8 #/o een aantal van 650
schepen.
In den oorlog werd, veel meer dan ooit
vroeger het gevul was geweest, gestreefd
naar de laagste kosten bij de grootst
mogelijke snelheid, zoodat thans in totaal
4500 schepen olie stoken, dat is 20 van
de totaal tonnage, die thans 53.000.000
registerton bedraagt.
Een aantal van deze schepen heeft de
vuren onder de ketels dusdanig ingericht,
dat naar willekeur steenkool en/of olie
gebruikt kan worden, zoodat in de ver
schillende havens of kolenstations, die
over de heele wereld verspreid zijn en
thans ook oliestations worden, al naar
gelang van den prijs beslist wordt, welke
brandstof zal worden gestookt. Alleen zij
opgemerkt, dat het groote voordeel van
het stoken vai\. olie bestaat in het auto
matische stoken, zoodat een ''schip dat
met olie gedreven wordt, slechts zeer
weinig machinepersoneel noodig heeft.
Wanneer dus onderweg tot steenkool
wordt overgegaan, komt wel degelijk de
vraag naar voren, of op het betreffende
kolenstation of haven, ook genoeg stokers
te krijgen zijn. Vermoedelijk zal het aantal
schepen en de tonnage, die olie gebruiken,
nog steeds gaan toenemen, vooral ook
omdat het aantal zeeschepen, dat door
motoren gedreven wordt, sterk toeneemt.
In 1922 was het aandeel der motor
schepen van de totaal in aanbouw
zijnde tonnage nog slechts 2.5 °/0, ter-
^.wijl een jaar later dit percentage reeds
tot 13 °/0 was aangegroeid. Deze motor
schepen worden reeds gebouwd van vrij
groote afmetingen en zijn voorzien van
Dieselmotoren. Deze zijn betrekkelijk veel
duurder dan stoommachines, maar hebben
het voordeel, dat ze een veel kleinere
ruimte innemen (de stoomketel-installage
valt immers weg en men behoeft geen
ruimte te reserveeren voor de volumineuse
steenkool, terwijl de dubbele bodem vol
doende olie kan bevatten) en dat het
rendement veel hooger is. Immers een
goede stoomketel-instalatie geeft onge
veer een achtste van de energie der
steenkolen als mechanisch arbeidsver
mogen terug, terwijl een goede Diesel
motor gemakkelijk het dubbele rendement
of nog meer oplevert.
Tot onze voldoening mogen wij hier
uitspreken, dat onzei industrie in het
bouwen van de gróote motoren voor
schepen, zeer hoog staat. B.
Bijgeloof onder de Inlanders.
De Indische correspondent van „De Te
legraaf" verhaalt van de-djimate, (amulet,
taLisman(, die zoo'n groote rol speelt m
het leven der primitieve volken. Zoon
djimat waarborgt den drager togen on
heil en bezit natuurlijk genezende kracht
tevens. Enkele vermakelijke staaltjes
deelt de schrijver hiervan mede, die wij
onzen lezers niet willen onthouden.
Ik kwam, zoo verhaalt de schrijver, er
gens diep in het binnenland van Oelebes,
in een bergkampong, welke nog maar
heel weinig met die Kompenie in aanra
king was geweest. Tegen den feilen zonne
brand op de wijde bergbeiing had ik me
gewnpand mot oen stovi^öm blauwen stof-
bril en het was vooral dat attribuut, dat
de grootste bewondering opwekte bij mijn
nieuwe vrienden. De buitengewone ver
tooning van al de lagen mijner kleeren,
welke ik één voor één van mijn huid af
schilde, was wal een tijdlang boeiend
maar verloor toch gauw de bekoring van
het nieuwe. De rare witte huid, die daar
onder te voorschijn kwam, was ook machtig
interessant, zoo zelfs, dat de vrouwen en
meisjes erbij geroepen werden om dat
toch eens te bekijken, maar zelfs daar
aan raakte men gewoon. Maar die bril,
die prachtige, donkere bril, waarachter
de oogen heelemani schuil gingen, dat
was een schouwspel, Iroar zoïte de meest
ge bias eerden zich niet zat aan kijken
konden. In dan wijden kring van toe
schouwers, die zich allen genesteld had
den In het hutje, waar Ik mün kwartier
had opgeslagen, was het een voortdurend
dringen en duwen om toch vooral niets
van de voorstelling te verliezen; steeds
kwamen-er nieuwe bezoekers bij, die vol
spanning wachtten op het oogenblik dat
ik op verzoek van den oudste voor de zoo-
voolwto maal het ding op mijn neus sou
planten en er weer af sou nemen. Dan
ging er een diepe zucht van angstige be
wondering op uit het gezelschap, dat met
vreesachtige geriohten m# aanstaarde,
:waneer Ik' de donkere glazen voor mijn
oogen had on verlicht op-fldamdo, als zo
afgenomen werden. Gelukkig had ik neg
een reserve-exemplaar van het wonderlijk
ding bij me, zoodat ik, na een paar da-
Spen weer vertrekkende, het dorpshoofd
nnig gelukkig kon maken door ln het bij
zijn van een groote menigte den blauwen
bril van mijn eigen neus af te nemén en
hem die plechtstatig met een paar sdhoone
beeldspraken op het stompneuaje te druk
ken. 't Was griezelig heerlijk voor heml
Stijf kneep hij zijn oogen achter de don
kere glazen dicht, om ze dan eventjes fee
openen en weer gauw dicht te knijpen.
Innig dankbaar bukte hij zich om zijn
neus tegen mijn hand te drukken: „hij
voelde zich nu net als die groote God, want
hij kon het nu „naar eigen verkiezing
donker en licht maken op de aarde", ven
klaarde hij. Ik had een vriend gemaakt
voor mijn leven, en zijn ietwat tanend ge
zag over zijn dorpsgenootan weer nieuwe
kracht gegeven.
Maar geheel zonder drawback was deze
goedgeefsohheid toch niet voor ma Want
reeds een paar dagen later kreeg ik be
zoek van een ander dorpshoofd uit die
streek, een concurrent van dien ouden
Njiko, die zich bitter kwam beklagen, dait
deze, en niet hij dat kostelijke geschenk
had gekregen. Want hij was toch de aan-
aanzienlijkste van beiden, maar kon nu
niet meer tegen den ander op. Of ik hem
dus als je blieft ook zoo'n prachtigen bril
wilde geven om de ijdelhedd van Njiko te
knotten. Ik ben egoïst genoeg geweest,
om die smeekbede hardvochtig te weige
ren en mijn laatsten blauwen bril, dat
schitterende symbool van ambtelijke def
tigheid, voor mezelf te bewaren, maar ik
troostte hem met een klein kompas, dat
blijkbaar óók gelijk de geheimzinnig drib
belende naald bewees, een krachtige blan-
dageest in zich verborg. Ook hij kwam
door dit kostelijk bezit tot grooter invloed
en aanzien. Maar Njiko bleef hem toch
de baas; wanneer die in een donder-pre-
dicatie tegen een of anderen onwilligen
dorpeling als laatste argument d^n don
keren bril, nu met een touwtje rondom
zijn nek gehangen, met een krachtige be
weging op zijn neus plantte en den de
linquent daar dreigend door aanstaarde
.wel, dan was er niemand bram genoeg
om nog een oogenbfllk aan tegenspraak
te denken, want in dat geval verzekerde de
slimme dorpsvader, zou de bril den schul
dige onverwijld straffen, door ook voor
hèm voorgoed het heldere daglicht te doen
verdwijnen!
Een grappig geval overkwam mij ook
eens, toen ik te hulp geroepen werd bij
een man, die bij het kappen van bamboe
een staak dwars door zijn voet had gekre
gen. De wond was al eenige dagen onder
behandeling van den plaatselijken „sanro",
den geestenbezweerder, en zag er dus af
grijselijk uft, volgepropt met een uit-
kauwsel van bladen enz. Ik moest dus be
ginnen het geval goed schoon te maken,
maar kreeg dit eerst gedaan, nadat den
lijder duidelijk uitgelegd was, dat de booze
geest van de bamboe in zijh been was ge
komen en nu toch een opening moest heb
ben om er weer uitgedreven te worden.
Dat snapten allen, zelfs de sanro, die in
mij een kwaden concurrent vermoeddle,
maar togen die logica toch niets had in te
brengen. Dus werd de wond opengekrabd
en met Peru-bnlsem behandeld, waarna
toebereidselen werden gemaakt, om den
voet volgens de regelen van de kunst te
verbinden. Dat was koren op den molen
van den geestenbezweerder, die honend
vroeg, hoe de kwade geest-er dan wel uit
kon, als de heele voet werd dichtgebon
den? Dat was ook logisch, nietwaarl
Dus trok ik plechtig mijn schoen en
sok van mijn voet, legde keurig eerst het
verband daarom heen en verklaarde, dat
de kracht van mijn voet nu iï het Ver-
band zou trekken en straks, als dit op de
wonde kwam, de kwade geest in het ge
wonde been zou gaan bestrijden.
Daar waren allen het mede eens,
was begrijpelijk en duidelijk, dus kon e
behandeling voortgezet worden. Ma
toen ik den volgenden dag terugkwam,
om nieuw verband te leggen op de won
en het oude, vuile verband weg wi de
werpen, kwam allerwege hevig protest.
De bebloede, vieze, pas van de wond ge
nomen gaasjes en verbandlappen werden
dadelijk door de omstanders goede bint
verklaard, in reepen gescheurd on ver
deeld onder de huisgenooten en vrienden,
die dit kostelijk bezit vol dankbaarheid
in hun amulettentasch borgen. W ant,
nietwaar, de toowan had zelf gezegd, dat
daarin wat van zijn kracht, van zijn
zielestof was overgegaan, zoodat de lap
jes bij volgende verwondingen zeker de-
zolfde onschatbare diensten zonden bo
wijzen als ze mu gedaan hadden. Zo waren
zelf „medicijn" geworden!. Tot mijn stille
vreugde zag ik, dat de sanro gretig het
grootste stuk van den voorraad voor zich
bemachtigd had; ondanks de concurrentie
vond hij zoo'n aanwinst toch niet te ver
smaden. En wanneer sedert lu dat dorp
iemand zich leelijk wondt of snijdt, we est
er dan maar zeker van, dat hij dadelijk
zoo'n oud stuk verband erop zal leggen,
met de heilige overtuiging], dat, als de
wond daardoor niet geneest, ez heelemaal
niet te genpzen moet zijn. Gelukkig ben
ik zoo voorzichtig geweest om de men-
schen aan het verstand te brengen, dat
ze de lipjes, lederen keer nadat zfl ze ge
bruikt hebben, eerst een paar uren in le
vend water en dan een heelen dag ln de
felle zon moeten leggen, omdat anders de
genezende kracht eruit verdwijnt Op
zoo'n manier Is er ten minste oen zekere
zindielijkheidsgraad te behouden en zal do
kostelijke djimat niet door vervuiling on
heil ln plaats van genezing brengen.
Onkruid en appendlcttus
„(blinde dann"-onsteking).
Tri, de Deutsche Med. Wodhemaohrift van
21 dlezer vindt men over het bovenstaande
onderwerp de volgende beschouwingen.
Het Is opmerkelijk, hoevelo gevallen van
acute appendlcitis en van chronische ont-
stoklngsprooeasem aan het wormvormige
aanhangsel wij aantreffen ln do provmoio
Hannover en Oldenburg, waar de ziekte
bijna het karakter van een epidemie aan
neemt. Dit feit doet vermoeden, dat wij
hier btö de verschillende pati&nten te doen
hebben met een gemeenschappelijke oor
zaak van de kwaal. Door verschillende
chirurgen, die zich belastten met het O]
reeren van personen, die aan acute bUm
darmontsteking leden, werd nu vastge
steld, dat in een groot aantal gevalleen in
het weggenomen ontstoken wormvormige
aanhangsel eigenaardige vreemde licha
men voorkwamen: de zad'en van de ge
wone blauwe korenbloem. Dit onkruid
komt daar ter plaatse bijzonder veelvuldig
voor tusschen het koren, en de koren-
bloemzaden zijn zeer lastig uit het koren
te verwijderen. De landelijke bevolking
uit deze streken eet bij voorkeur als da-
gelijksch voedsel bet z.g. „Schwarzbrot", of
„Pumpernieke!" genaamd, een soort rogb
gebrood, dat menigmaal nog heele,rogge-
korrels bevat De veel kleinere en hardere
korenbloemzaden pnsseoren, zooals van
zelf spreekt gemakkelijk de molenstee-
nen, zoodlat zij ook in het meel zitten. De
in den appendix gevonden zaden waren
voor het grootste deel nog onbeschadigd,
hetgeen ook duidelijk is, omdat er om het
zaad een dikke ecjiors van cellulose (hout-
stof) zit, zoodat de verterende vochten uit
den d'arm er nagenoeg niet op inwerken.
De zaden bestaan uit een tot 4 m.M lang
wigvormig .lichaam,-en zijn bezet mot
scherpe borstelharen. Hun eigenaardige
vorm dwingt *ze er als het Vare toe, in
nauwe spleten van dien darm binnen te
dringen.
Wanneer nu zoo'n zaadkorreltje in den
blinden darm binnendringt, dan bestaat
er alleen maar een voorwaartsche bewe
ging; de teruggang wordt door die haartjes
belet. Op deze wijze kan het korreltje tot
aan het einde van den appendix komen
Bij deze beweging zien wij een zekere
overeenkomst met een rogge-aar, die van
zelf tegen onzen arm kan öpfcxdipen, wan
neer wij de aar met de stekels naar boven
bij onzen pols tusschen arm en mouw
plaatsen. Na een korten tijd vinden wij de
aar dan in den oksel terug!
Bij de voorwaartsche beweging van bet
zaadkorreltje zal de wand van den appen
dix min of meer worden beschadigd, zoo
dat diaar een tot ontsteking voerende prik
kel optreedt. Bovendien kan de korrel de
slijmafscheidirig van den wand? ter plaatée
beletten een uitweg naar d'en darm te vin-
zoodat wij daar een stuwing krijgen.
Hierdoor wordt aan die aanwezige of als
nog binnendringende ziektekiemen een
prachtig voedingsterrein geboden, waar
van zij dan ook een dankbaar gebruik ma
ken.
Het is zeer plausibel, dat deze zaadkor-
reitjes verantwoordelijk te stellen zijn voor
tal van gevallen van appendlcitis, en dat
deze dus niet op rekening van binnengie-
drongen organische doeltjes gesteld moet
worden. In ieder geval is het de moeite
waard, om nader onderzocht te worden.
„Liefste, ik heb den verlovingsring be
steld. Wat moet er in gegraveerd wor
den?"
„Nu," zei ze witjes, „wat denk je van:
„alle rechten voor bobouden".
Programma van een Land
bouwtentoonstelling.
10 uur: Aankomst van het vee.
11 uur: Aankomst der eereleden.
12 uur: Gemeenschappelijke lunch.
Verkeerde uitwerking.
RH was geen gewone bedelaar. HIJ was
een listig man, dio studie van zön Wantjes
maakte. Toen de oude dame, die alleen
in een klein huisje woonde, de deur
opende, stond hij dan ook niet deemoedig,
mot uitgestoken hond te wachten, maar
lag, met verwilderde blikken, in het tuin
tje gras te eten.
De oude dame was ten zeerste getrof
fen. „O man, heb Je zoo'n honger dat je
era8 eet. Nee maar, ga dan in het tuintje
hier naast. Daar is het langer en mal-
scher.
Op de kleintjes letten.
Huurder: „En dat ik'nu net vandaag uit
l 3|./llM K»IW'»|| ver_
noodig zijn, óf zwaardere, die door
of meer assen en speciale benden het p^,
veisel niet vernielen.
De Verkeersagent
Agent, zou u me ook den koristen
weg kunnen wijzen naar 't Stadhuis
igent: Juffrouw, als u me 't jawoord
geeft, dan breng lk u er binnenkort per
soonlijk naar toe
HET MODERNE VERKEER8-
VRAAG6TUK.
Als er geen andere dingen van betee-
kenis waren, dan zou men gevoegelijk
kunnen zeggen: Wij leven in de eeuw van
de autobus!.... Het is tegenwoordig
autobus zonder eind. Van dorp naar stad
van stad naar dorp van het een dorp
naar het andere dorp van het eene ge
hucht naar het andere gehucht.Langs
alle mogelijke lijnen van gehuchten
dwars door de weilanden, langs grintwe
gen en over die Hollandsóhe polderdijken.
Ja: aanstonds van de eene boerderij
naar de apdere boerderij.
Het is al autobus wat de Mok slaat!
Trots de meer dan bedenkelijke scha
duw van deze autobue-razernij ik be
deel de autobus-ongelukken blijft de
autobusdienst zich in toenemende activi
teit ontwikkelen. En dat het publiek
vooralsnog niet afgeschrokken is door
die tallooze ongelukken, wordt be
wezen door het feit, dat de' groote „Schla
ger' van ons jongste revue-seizoen, het
liedje van Louis Davids was:
Rije, rij©.rij©.in de autobus!
Het eind© van de autobus is dua nog
niet te zien. Integendeel: De gemeente
raad van Keighly, een plaats in het Noor
den v>an Engeland, heeft verlof gevraagd
on gokregen omi heit tramW'öigiiie't van haar
gebied te doen opbreken en het te ver
vangen door ©en busdienst. Het gaat hier
slechts om een totale lengte" van onge
veer tien kilometers en toch wordt het re
sultaat van deze verandering met belang
stelling tegemoet gezien.
De directe oorzaak van de verandering
komt op rekening van het feit, dat het net
zulke herstellingen moest ondergaan, dat
de lasten te hoog zouden worden; maar
een dergelijk argument kan ook voor an
dere plaatsen gelden, terwijl de meestal
nauwe centrale gedeelten der steden ge-
makkelijker bereikbaar zijn door een soe
pel busstelsel, dan door ©en tramweg.
Op lange bannen en groote afstanden is
een tramweg zonder twijfel goedkooper
o.a. omdat de toevoer van energie veel
goedkooper kan plaats vindon, terwijl te
genover het duurder onderhoud er van
weer een grooter© vervoercapaciteit staat.'
Een bus kan echter in nauwe straten
goed worden bestuurd en kon bij d© trot
toirs stoppen, terwijl een tram in het al
gemeen een goede standplaats moet heb
ben met wissels en ruimte, omdat anders
bij de minste opeenhooping van wanens
ojrtmlen 6 Verk6erSHtoom1s80n knJLn
Het voorbeeld is dus niet alleen voor
Engeland van belang, maar ook voor ons
land, al kunnen in hot algemeen de war
gens in Engeland, waar de oSergrond
,°^s 'aT1^ geldt in vele gevallen
eofc, dat de grachten en grachtjes voor
trams niet gebruikt kunnen worden, ter-
vijl goed ingerichte bussen er wel over
kunnen rijden.
Onder goed ingerichte bussen dient
dan in ons land in de eerst© plaats die
soort wagens te worden verstaan, die den
weg ni©t t© sterk belasten, zoodat óf lich-
II.
Jullie herinnert je zeker wel, dat »e
de vorige week verteld hebben, hoe Bp&.
minondas thuis moest blijven om op
jonge hondje te letten, (terwijl Moeder
naar de markt was; en hoe Tommy
liep en EpamJnondas hem zoo lang moge-
lijk nakeek door Moeders slaapkamer,
raam. „Wat dos je daar, mijn jongen?"
vroeg Moeder, toen ze terugkwam.
„Ik let op Tommy", zuchtte Bpaatf.
nondas.
„Je bent een beste vent," zei Moedej
met een glimlach, maar dadelijk daajjj
fronste ze de wenkbrauwen en vro^.
„Maar wat doet die hond ln
slaapkamer? Een slaapkamer la toch
speelplaats voor oen ondeugend
hondje, Epamlnondaa!"
„Ne, Moeder," antwoordde Kpamiaa&
das.
„Waarom heb je hem dan naar boven
laten gaanP" vroeg Moeder woer.
„Ik neb hem niet naar boven laten
gaan!" zei Epamlnondaa.
„Heb Je hem niet naar hoven laten
gaan Epamlnondaa? En Je vertelt me aoo
juist, dat Je op hem letl" riep Moede® heel
verbaasd uit.
„Ik let Juist op hem, omdat hfl nlel
hier ls. Ik let op, of hfl weer aan fcoml op
den weg!"
Epamlnondaa Moeder liep naar binnen
en de trap op naar haar slaapkamer. Daar
vroeg ze: „Waar ls Tommy?"'
„ft weet niet, mammie," antwoordde
Epamlnondaa. Hij ls een heele poos ge
leden den weg opgeloopen."_
„En liet Je hem dan gaan?" riep Moeder
een beetje boos. „Liet Je hem de tuindeur
door gaan en den weg op loopen, zonder
hem terug te houden!"
„Ja, Mamma,- maar lk lette toch op
hem en lk heb den heelen tijd op hes
gelet. Ik zag hem den weg efloopen en
toen lk hem niet meer kon zien, oen lk
naar boven gegaan. Toen heb lk een hee
len poos op hem gelet, maar h$ kwam niet
terug. Mag lk nu ophouden met oplet
ten? Ik ben zoo moer
„O, Epamlnondaa, Epamlnondaa f*
riep Moeder uit. „Dat ls toch geen ma
nier, om op een hond te letten en ham
dan te laten wegloopen. Toen lk Je zei,
dat je op Tommy moest letten, bedoelde
ik, dat Je moest zorgen, dat hij niet weg
liep of stoute dingen deed."
Epaminondas liet zijn zwarte trulle-
bol hangen en tranen kwamen in zijn
oogjes en rolden over zijn zwarte wan
getjes.
„Het spijt me zoo, Mammie," snikte hij.
„Nu, stil maar schat," troostte Moede. Ze
kon haar kleinen Jongen niet zien huilen.
„Je hebt het heel goed bedoeld en mis
schien vinden we Tommy nog wel terug.
Je moet morgen maar even naar het po
litic-bureau gaan. Losloopende jonge
honden worden daar altijd heen gebracht,
als ze tenminste niet gestolen worden. Ik
zou Tommy niet graag willen missen en
jij zeker ook niet hè!"
„O, nee, mammie! Ik zal morgen voori
U naar het politiebureau gaan," zei
Epaminondas. En hij droogde zijn tranen
en hielp zijn Moeder de tafel dekken.
(De volgende week krijg Jullie het ver
haal van Epaminondas' tocht naar het
politie-bureau.)
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
Baard Baarn baars.
n.
De letter a.
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
J* en E. v. A.; M. B. O. M. B.; J. B.; I
en G. B.; O. en H. B.; T. en Gf. E A
H. L. H. v. B.; A. B.; J. O. O.; G. en
T. J.D.;G en J. D.; O. A. en M. A. D.;
H. F. Eu; G. en J. v. F.»
uK W* d® G.; 00
T. G.; M. S. d© G.; A. en M. O. H.; A. TL\
J. H.; J. H.; J. K.; P. J. K.; L de Kó
J. en H. L; L. M.; M. O.; W. O.; F. G.
P.; J. en J. v. R.; O. de 1L; J. en O. J. Ró
A. J d© R.; M. en N. R.; O. 8.; W. en J-
S.; J. A. S.; J. v. T.; H. en W. T.; J. V.;
J. en J. W. C. V.; W. W.; E. W.; A. en
C. de W.; A. M. v. W.; a en A. W.; A. Ü-
Nieuwe raadsels.
Met b ben lk een visch, met k dien
ik tot verlichting, met 1 ben lk een klee-
dmgstuk, met p een Meur en v een jong|0
koe. Wat ben ik?
Ingezonden dioor Bmimy Wlegol*
Het geheel ij een speekwoord van 4
woorden of 21 letters.
0 is een dèel van een huis.
ïrir?1 een hemellichaam.
is een wapen.
afkomstig van een haan.
16 208 is een getai.
schen 8 fkomstlg van vis*
Ingezonden dioor W. O. de Bie-