't Juttertje
POPULAIRE RUBRIEK
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN.
van ZATERDAG 7 JUNI 1924.
Nr. 126 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
UIT DE OUDE DOOS.
Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden.
Overgeaohreven door CAREL BRENSA.
(Nieuwe Serie).
EI, komt, eni loopt hier a-n,
Hier woont Jam, de schulpzand- en
moeterdman.
Dit Is de kraam van Jan Pop;
Treed lm en eet zijn waf els op;
Hij ls gereed! om leder te geneven,
Al zou er geen wafel meer overblijven.
In dezen gang woont Giertje de Kopster,
Haar dochter is een laken-nopster;
Haar dochter'» mam lapt schoenen met zwier;
Heeft men ons van noode, men vindt ons
hier.
Hier woont baas Hendrik, bij iedereen geacht,
Een ander werkt bij1 dag, liij altijd in dien
macht
Ik maak riolen schoon, Ik tart elk fa het
schoorsteen vegen,
Al die mij geeft goed loom, dien laat ik
nooit verlegen.
Geen deugd, geen kunst,
(Haar t geld geeft gunst.
Gent en Brugge zijn twee steden,
Als die zullen getrokken wórden op twee
En als de zee zonder zand is, sleden,
En- als de vogel broeit fa de stroomen,
En als de wereld zonder land is,
En als de visch nestelt fa de boomen;
Als de uil een paauw is,
En als de wezel blauw is,
En als de uil een arend dwingt,
En te Antwerpen een koe over de Schelde
springt,
En als de os verandert in een zwijn,
Hier rust de Ruyter, d'eer en kroon der
waterhelden,
Die zijn doorluchtig eind met een triomf
besloot;
t Bedroefde vaderland dat treurt nog om
zijn dood,
Omdat zij 't leven van dien held niet kam
vergelden.
Een geslacht
Dat malkanderen eert en acht,
Zal venmeeren;
Maar een geslacht,
Dat malkanderen bijt en veracht,
Zal verteeren.
Hier leert men ook servetten vouwen,
Tot sier vani de tafelen en lof der juffrouwen.
Een kaartje te spelen, inplaats van studeeren,
Teugelloos Je geld te verteren;
Een nachtje te tiktakken of te verkeeren,
Zou ook een ezel zoo niet wat leeren?
's Avonds op de straat te schrappen en te
akkermenten,
Is hedendaags de mode der studenten.
Eert gij de drukkunst hier, zoo sla
Dees wtokelregels vlijtig ga;
Spreekt gij hier veel, wij vordfren mtodier,
Gtezwler, getier baart niets als hinder;
De drukkunst smelt, ligt onder t werk,
De boom van omze pers staat sterk,
Verplaatsen van geschrift of letters,
Of drukgereedschap, kwelt de zetters;
Zware arbeid droogt de moeder borst,
En nood verstikt de keel vam dorst.
Wie deze drukles kam onthouwen,
Moet onzen druk met vrucht aanschouwen.
Gaat ndet voorbij,
Indien dat gij
Zoekt goede thee;
Zie, ruik en smaak,
Tot uw vermaak,
En neem wat mee.
Dus bloeit door d'edlen druk en schrandere
wetenschap,
Het dufloos breinvernuft praalt op den
glorietrap,
En teelt de drukkerskunst, en drukt de
leerzaamheden,
Dus wijkt 't aloude schrift voor nieuwe
geestigheden,
Hier, in dön manhaftigen zeeheld Jan van
Galen,
Bakt men wafelen, al zoo lekker, als j' dn
de Slijkstraat kunt halen.
Jonas was in den bulk van den walvisch
drie dagen en drie nachten,
Evenwel hield de Heer hem nog fa gedachten;
Ik wensch, dat ik van Hem mag worden
zoo bemind,
In alle eer en deugd, verkoop ik band en lint.
Hier wascht en stijft men tot ieders gerljf,
Het vrouwengoed Alap en t mannen wat stijf;
Om naar de mode te werken vondt gij nooit
bekwamer,
Gij kunt ons vinden hier op de kamer.
Hier woont Jam Jacobs vom Enskedee,
Baas van de heiers en gravers mee.
(Wordt voortgezet).
SOREN EN MARIA.
Een Skandinavische Novelle.
Sören was geen zonderling, geen vrou
wenhater, maar een verstandige kerel, die
slechts de vrouw zou nemen, die hem paste
en zoo, uitziende naar dlie uitverkorene, was
hij vijftig jaar geworden.
Toen kwam mevrouw H-olsten, een be
daarde dame met verwelkte trekken, fa het
gezelschap vam haar dochter, die ook haar
eerste jeugdi achter dien rug had, deni zomer
doorbrengen op het dorp. Zij namen hun
intrek bij Morten. dien kleermaker, op wiens
uithangbord deftig vermeld stond, dat hij
„jaljjeus" was, want Morten was een be
schaafd man. Zij hadden de kleine kamer,
(met het eene venster, dat op straat uitzag,
gehuurd en leefden op zeer bescheiden voet
„zooals fijne lui dat gewoon zljm", pl'acht de
kleermaker te zeggen.
'Maria zat aan het venster en zag die stille
straat fa met haar groote blauwe oogen, die
zich steeds over late schenen te verwonde
ren, als keken zij voor het eerst de wereld
fa. Sören voelde, toen hij voorbij ging, de
oogen op hem rusten, en hij zag op. Hij
groette zonder het meisje te kennen, want
hij was plotseling overtuigd geworden, dat
zij degene was, maar wie hij zljm geheele
leven gezocht had.
Terwijl hi) verder wandelde, overdacht hij
zijn omstandigheden en moest zich zelve be
kennen, dat hij de rijkste boer was van mlj-
fl r0"34 9°k was WJ ontwikkeld, want
en later had hij veel boeken en tijdschriften
gelezen. Zijn eerste jeugd1 was weliswaar
voorbij, maar hij was toch nog lang geen oud
man. En onwillekeurig rektetoij zijn reuzen-
lichaam en ademde met volle teugen de scher
pe zeelucht in, die van de zee langs de lage
huizen streek.
Wat Sören zich voornam, dat moest ge
schieden. Hij had nieuwe putten gevraagd
en na jarenlange weigering had de Raad ze
moeten toestaan, hij had voor dien onderwij
zer en den secretaris hoogere tractementen
geëischt en na veel tegenstribbeling had men
hem ook fa deze zijn zin moeten geven. Ja,
het scheen of zelfs de natuur voor hem bukte,
want als hij' zijn koren binnenhaalde, was het
steeds het schoonste weder en als zijn welden
regens nooddg hadden, dan regende het
zeker..
De mogelijkheid was dtus buitengesloten,
dat hij Maria niet zou krijgen, als hij maar
wilde. En hij wilde ze trouwen. Op een
regenachtige dag vond dan ook het huwelijk
plaats. Maria droeg een zwart kleed en ook
haar moeder was fa het zwart. De stoet leek
meer op een begrafenis dan op een bruiloft,
maar de kleermaker zedde, dat behoordp zoo,
dat was fijner.
Sören straalde van genoegen en als een
overwinnaar, met opgerichten hoofde, verliet
hij de kerk. Hij kon nauwelijks het oogenbllk
afwachten, dat Maria zijn huls zou betreden,
want hij had de muren opnieuw laten witten
en de oude van zijn vader geërfde meu
bels, opnieuw laten politoeren; ook hingen
er beste gordijnen en op de tafel stond een
boeket fa een langhalzige karaf tusschen
twee nleuw-zllveren kandielabres.
Aan de deur bleef hij staan en liet den
stelljke met mevrouw Hoisten het eerst
Innengaan; toen betrad hil met Maria het
huls. Vol verwachting keek hij op haar neer;
zij echter zag voor zich uit en scheen in het
geheel niet te bemerken, dat alles voor haar
zoo feestelijk fa orde was gemaakt.
Denzelfden avond vertrok mevrouw Hol-
J9TUITERTJE."
„Stuitertje", kan knikkertje niet krij
genJStultertje".
Zij.(dit kunnen alleen mannen en
Jutters zijn uit de vorige eeuw) die dezen
krijgskreet fa jeugdigen overmoed heb
ben uitgegalmd, zullen hun geheele lelvon,
hoe lang dit ook duurt on waar ter we
reld zij zioh ook bevinden, soms met go-
mengde gevoelens terug denken aan hun
jeugd en Jongensspelen fa Jutterland.
Ik dacht aan „Stuitertje" on de omge
ving, waar deze kleine man' machtig was,
op een tocht naar Java's hoogste vuur
spuwende berg de „Smeroe" nadat door
een der gidsen 's nachts bij: het kamp
vuur was verteld, dat alleen oude tijgers
menschen aanvallen, als zij te oud en te
langzaam waren om achter wild aan te
jagen. Ik zag daarna in imljn gedachten
Stuitertje fa een brandsteög staan loeren
op jongens, die sneeuwballen gooiden ln
een Ijzeren pot met vuur, waarin van tur
ven kooltjes werden gemaakt voor ver
warming der voeten van kerkgangsters.
Stuitertje was wel nooit een verscheurend
dier geweest, doch had ln zijn goeden tijd
veel jacht gemaat op gedeserteerde zee
lieden en marinematrozen en ls jaren
lang de schrik van passagierende marine-
en koopvaardjj-schepellngen ln het Jut
terland geweest. Voor zijn bewezen dien
sten en zucht naar orde en tucht, was hij
dan ook tot Jachtmeester bevorderd.
In mijn jongenstijd kon hij echter niet
meer met de toen nog huur ophalende
schepelingen meekomen, moest dit aan de
Jongere jagers over laten en had zich
schijnbaar tot taak gesteld, om fa de
buurt van zijn woning en bureau, de
school- en straatjongens onder tucht te
brengen en orde te leeren, fa het belang
van de buurtschap. Nu, nog geen halve
eeuw later, moet lk bekennen: dat dit
den ouden Jachtmeester vrijwel ls gelukt.
Een der knikkertjes heeft hij te pakken
gekregen op den dag van het groote feest
voor jeugdige jutters, namelijk
„Het feest van de „Helllge-Lullak".
In de buurt der Vischmarkt en vooral
op het zoogenaamde landje, gevormd bin
nen vier straten, was het een waar Eldo
rado voor jeugdige jutters. Al de tuinen
kwamen op dit landje uit, al de huizen
waren bewoond door eenvoudige burger
lieden met gezinnen van 6 tot 12 meer
en minder ondeugende kinderen en bal
dadige jongens. Ook woonden er <sonlge
jagers, deze waren jong, hadden gezin
nen met kinderen, die op het iandje
speelden, katten kneppelden, honden
plaagden en hanen nabootsten imet an
dere jeugdige vrijbuiters, zoodat men
avonds eenlge uren na donker, ©11e
hanen fa de buurt (en dat waren er heel
wat), kon hooren kraaien. Zij konden
heel wat van de jeugdige jutters door de
vingers zien en hadden het druk met de
jacht op groot wild (mindere marine-sche
pelingen, zeelieden en visschers). Het wa
ren echte sportlui, zll voetbalden wel niet,
doch zij hadden vrnsten en was er een
vechtpartijtje, dan vochten zij mee, het
was bijna altijd boksen en worstelen tot
de arrestanten zich gewonnen gaven. Zel
den werd van de sabel gebruik gemaakt;
revolvers en gummi-stokken waren voor
de jagers fa het Jutterland toen nog niet
uitgevonden.
Ook „Stuitertje" imet vrouw, groene pa
pagaal en wit doeshondje met tranende
oogen woonde bij het landje, tot schrik,
doch ook wel tot vermaak, van-de balda
dige jutterjeugd. Des winters, tijdens
sneeuwballen gooien, kon men heldere
jongensstemmen hooren roepen: Stuiter
tje kan knikkertje niet krijgen.Stul-
weer en fluisterde: „Kindlief, troost u".
Gaarne had ze er'nog iets aan toegevoegd,
maar dat ging niet, want Sören was er bij.
„Wij moeten verdragen", zei Maria kalm
en gaf haar de hand.
Nog liang zag zij het rijtuig achterna, toen
wendde ze zich tot Sören en vroeg zachtkens:,
„Wat nu?" Zij vroeg dat hem niet, maar
zichzelve.
Haar afscheid1 van de piano, die verkocht
had moeten worden om haar uitzet te betalen,
was hartelijker geweest dan dat van haar
moeder, maar toch koesterde zij geen wrok
tegen deze, want het was werkelijk het ver
standigste geweest Sören te huwen.om onder
dak te zijn, zooals haar geraden was. Maar
toch pijnigde de gedachte daaraan haar altijd
als ze Sören Zag. Zij wilde zich dwingen
vriendelijk tegen hem te zijn en tegemoet
komend, maar steedis speelde een bittere trek
om haar mond, dlie verried wat fa haar om
ging....
(Op een zachten herfstavond zaten ze voor
het huis. De avond was reeds geheel gevallen*
maar Marie wilde buitenblljven. Het deed
haat goed' de lage hutten te Zien verdwijnen
fa die duisternis en zoo zaten ze tot de ster
ren reeds aan den hemel blonken.
Toen stond Sören op en wees met zijn
groote hand naar de sterren en vroeg Maria
of dat de poolster was. En toen geraakten
zij in gesprek, want Sören had allerlei vra
gen (sterrenkunde was zijn lievelingsthema)
en Maria scheen plotseling te vergeten, dat
zij „verkocht" was, zooals zij zich zoo dik
wijls voorhield. Zij sprak met hem als een
onderwijzer met een oplettend leerling en
voelde zich wel bij hem. Toen hij haar echter
de hand reikte, die groote, vereelte boeren-
op «ulogI was hij: steeds die eerste geweest sten da stad. Bij het afscheid weende ze
hand, voer een rilitog haar over den rug en
teruggekeerd fa de kamer zag Sören bij het
matte licht der oude staande lamp weer den
ouden scherpen trek om haar mond.
Hij vToeg haar of haar wat scheelde, of zij
mogelijk Iets wensch te. Maar het antwoord
luidde: Niets.
Toen zij later eens bij den notaris op visite
waren, bleek uit het gesprek, dat zt) piano
kon spelen en Sören besloot haar ©en ver
rassing te bereiden.
Juist op den Kerstdag kwam de groote
kist aan en Sören vroeg of zij niet vermoedde
wat er ln zat.
Een piano, zei ze, kalmer dlan hij ver-
tortje.Alle jongens fa de buurt stel
den knikkers voor, de grootore jongens
klommen 's avonds fa de 12 of 18 hoornen
(waarmee men een park dacht te maken)
die imen eens op het landje heeft geplaatst
en laten sterven en riepen om beurten,
dat ook zij niet te krijgen waren.
Hot baldadigst waren de knikkertjes
echter togen den tijd en op het feest tor
herinnering van de '„Heilige Luilak"; dit
word ieder jaar gevierd op den Zaterdag
voor Pinkster. Dagen van te vereni wer
den katten en honden (krengen) uit de
Rottogrfloht opgevlscht, weggestopt en
bowaard, om aan de knoppen van deuren
gebonden te worden van hen, die te laat
op het landje kwamen, ook aan deuren
van burgers, die niets met het feest op
hadden en het niet noodlg vonden om
vroeg op te staan om hulsdeur en hof
togen de uitgelaten feestvierende jeugd
te beschermen. Daartegen hielde de ja
gers drijfjachten imet „Stuitertje" als
aanvoerder op een hoek der vele stegen
om knikkers te vangen. Ieder jaar wor
den er gevangen en tot schooltijd op het
'bureau geborgen. De Jagers kwamen vrij
willig uit sporfcgevoel 's morgens vroeg
op, om toch vooral niets te missen en de
jutterjeu'gd ten volle van het feest te
doen genieten door hun aanwezigheid;
waardoor de spanning, vanwege meer
risioo, bij de feestvierders werd verhoogd.
Sommige jagers gingen 's morgens na
afloop der drijfjacht met kloppend hart
naar de wacht, daar de kans groot was
(afhankelijk van het aantal veelbelovende
zoons) dat ze hun eigen telgen zouden
ontmoeten en met dezen een krasse ver
maning van den Jachtmeester hadden te
ontvangen: „over het opgroeien voor galg
en rad der jeugd".
Als dit feest laat fa het jaar viel; het
is afhankelijk van Pasohen: altijd precies
6 weken en 6 dagen daarna, dan was het
tevens voor de oudere jongens het begin
van den zomer, ze gingen.er om.
(niet naar school) naar de Mond' of
Mariniersgracht om te zwemmen.
Nog dreunt het lied van dezen Jutters-
feestdag mij fa de ooren:
Jou luilak, jou slaapzak,
Jij staat om negen uur pas op.
Negen' uur, half tien, dan
ls de luilak pas te zien. bis. bis.
Dien morgen werd er heel wat krijt op
deuren en schuttfags verschreven, met
het vermelden der namen van de diverse
luilakken.
Na het zwemmen gingen de knikkertjes
naar de schepen, liggend fa de Binnen
haven, de zoogenaamde houtsleepers, als
Antilope, Barsingerhorn, Christophoris,
Koophandel, Noord-Holland, Groote Ma
rie, Kleine Marie, enz. enz. Welk jutter-
hart klopt er niet sneller bij het lezen
en uitspreken dezer namen; mij dunkt zij
hebben een ziel evenals hun oude schip
pers en bemanningen, die wind en weer
onder alle omstandigheden op deze sche
pen met succes hebben getrotseerd. (Jut
terland ls mij het mooist voorgekomen ge
zien vanaf de bovenbramra, toen de sleep
tros van de „Stad Amsterdam" werd los
gegooid, zeilen los gemaakt, gezet en
moeder en zusters, op den dijk staande
vol angst voor den wuivenden scheeps
jongen, hem een goede reis toeroepend.)
De schepen met het hoogste tuig werden
het meeste 'bezocht en het ging er om wie
het eerste zijn pet op het topje van de
mast had.
Tijdens een dezer gelegenheden ls knik
kertje, met het spelen fa het ruim van
de „Noord-Holland" gevallen, de meeste
knikkertjes waren zoo geschrokken, dat
zij het hazenpad kozen, doch drie der dap-
wacht had!, en zonder zich een oogen/blik te
bedenken, wamt de vorm der kist verried' dien
inhoud. Toen hielp ze zelf bij het uitpakken
en wees ze aan, waar de piano gezet moest
worden..
's Avonds eerst gfag ze voor den vleugel
zitten en ze speelde een van de zoo bljzond
treurige melodieën van Grieg. De gedempte
accoorden klonken fa de lage kamer nog
somberder, en het kwam haar voor, alsof ge
stalten uit het schimmenrijk, gehuld' fa neve
len, zich om haar heen bewogen.
Ook Sören gcheen zoo iets te gevoelen,
want hij verzocht haar, hem nu 'n vroolljk
stuk voor te spelen. En Maria- 'begon een
dans, maar bleef reeds na- eenlge maten ste
ken en ze begon een andere. Ze werdl hoe
langer hoe opgewondener. Eindelijk stand ze
op en zeide, dat ze eerst haar muziek, die nog
bij haar moeder was, moest hebben, want uit
het hoofd kon ze geen dans spelen. Ze zei
dat verontschuldigend1, als tot een vreemde.
Sören trad op haar toa. Ben) je dlan niet
blij, vroeg hjj.
„Ja", antwoordde ze met een doffe stem,
weer geheel kalm.
Het ware Sören lever geweest als ze hem
met spot en hoon overladen had, dan- dit
kalme antwoord te krijgen, want het dleed
hem zeer, Maria zoo onverschilli'g te zien.
Zeer zeker zou hij wel d'e schuld hebben en
hij moest trachten haar het leven aangena
mer te inaken.
En even vast als hli zich destijds voorge
nomen had haar te huwen, nam hij zich
thans voor haar ©en vriendelijk lachje te ont
lokken.
HIJ het de groote kamer opschilderen en
geheel nieuw inrichten, zoodat de plano niet
meer bij de andere meubelen afstak. Later
werden alle kamers beter Ingericht en hij
besteedde met genoegen het vele geld;1 om
dat hij hoopte te bereiken, dat zij het huls
aangenaam zou vinden.
Hijzelf was echter niet meer op zijn ge
mak; hij' durfde nauwelijks op de groen-flu-
weelen stoelen te gaan ritten; Zijn middag-
tukje deed hij thans ln de kleine kamer, waar
nog de oude, vermolmde meubelen uit zijn
vaderlijk huis stonden en de oude hangklok
zoo vertrouwelijk aan den wand te tikken
hing.... Onder deze omstandigheden ge
beurde het, dat Sören niet meer met de oude
opgewektheid fa huls en veld' bezig was. IHJ
ploegde niet meer mede, niet omdat hli zich
er te voornaam voor voelde, maar omdat
ersten gingen langs don ruiraladder naar
meden, kwamen op het gekreun af en
brachten), hem naar boven en over een
der uithouders van boord af en den wol
op.
„Stuitertje" had er de lucht van en had
zich verdekt opgesteld, doch dronken
„Pluto", dl© daar juist toevallig aan hot
hout opvlssohen was, waarschuwdo de
jongens en zij poetsten de plaat. Knikker
tje kon nlot uit do voeten kamen, werd
gepakt, naar do wacht gebracht eü.
.Stuitertje" had knikkertje toch gekre
gen. Toon de Opperjagermeester (een
zeer minzaam en goed mensohenkouner)
op het bureau kwam, mocht knikkertje
vrijuit spreken en vertellen, hoe deze
feestdag was doorgebracht. De Opper-1
jagermoester, vernemend dat knikkertje
in het ruim was gevallen, slecht kon ïoo-
pen en daardoor fa handen van „Stuiter
tje" was terecht gekomen, klopte hom op
aen schouder, gaf een ernstige, doen
vriendelijke vermaning om voortaan voor
zichtiger te zijn en zond knikkertje...,
naar zijn Moeder toe.
(Door oude Dr. B. werd geconstateerd;
dat een rib was gebroken. Knikkertje was
gedoemd tot rust en een kalme Plnkstor-
vaoantie. Stuitertje ls zijn verder leven
trotsoh geweest op het vangen van deze
snel rollende- knikker. De jongens in de
buurt waren van meenfag, dat het eigene
Ujk niet telde, daar knikkertje.vóór
den loopwedstrijd al beschadigd was.
Naschrift.
Het landje, waarop de vorige eeuw de
12 of 18 boomen stonden, ls geen speel
plaats meer voor kinderen, ook geen park
of plein. Er staat een groote werkplaats
en pakhuizen op. Hierdoor ls het mooie
van het buurtje geheel aan het gezicht
onttrokken en ziet Jutterland er voor mijn
oogen alleen hier minder uit als
vroeger, P. O.
DE NIEUWSTE MANIER
Hoe komt die meneer Janus toch
ineens boven-Jan tegenwoordig?
Die heeft overal crediet en daar
maakt-3 e gebruik van.
Hoe kan dat dan Hij bezit geen
cent
Doet-le ook niet, maar hij beweert,
dat hij 'n tegoed van twee ton bij de Post
cheque en Girodienst heeft. Dat kan nie
mand controleeren.
lust tot werken hem was vergaan..
Ik weet niet of aan deze verminderde werk
lust was toe te schrijven, dat hij minder
graan oogstte en dat de weiden minder en
slechter gras opleverden. Misschien hadden
ook andere boeren reden tot klagen. Zeker
is het, dat Sören zich verzag geM op te ne
men, toen Maria's moeder stierf en niet eens
zooveel naliet; dat ze behoorlijk begraven kon
worden.
Ook het volgend jaar was niet voordeelig.
Daarbij kwam, dat een bouwvallig geworden
stal moest worden gerepareerd, zoodat Sören
toplaats van dat hij het geleende geld' terug
kon geven, nieuwe schulden moest maken.
Sören ging hoe langer hoe dieper naar be
neden en ook zijn uiterlijk begon teekenen
van verval te toonen. Hij werdl ouwelijk en
inleef-
maar
beklaagde zich tegenover niemand en voor
zljbi vrouw hield hij1 angstvallig zijn toestand
verborgen. Deze verkeerde miog steeds fa de
meenitog, dlat ze fa goeden doen waren, daar
hij het haar aan niets het ontbreken.
grijs,, geknakt op betrekkelijk jeugdigen
tijd. R|j werd hoe langer hoe gejaagder,
id en
Heel -toevallig opende zij eens ©en brief,
waardoor de gansche toestand aan haar dui
delijk werd. Ze begon nu eerst te beseffen,
hoe groot zijn liefde en opoffering voor haar
Sas geweest. Gelijktijdig viel een zware last
aar van de zielNu was hij arm en zij
bleef aan hem „verkocht". Ze zag hoe 'bekom
merd en vervallen hij rondliep en ze zag, dat
de groote handen soms beefden.
Ze liet haar piano onaangeroerd staan en-
op zekeren dag was hij zeer verrast van haar
t-e hooren, dat ze niet meer wensobte -te spe
len en dat ze de plano beslist wenschte te
verkoopeni Het hielp hem een weinig. Ze
begon een tegenzin uit te spreken tegon die
rijke meubelen, en ook deze werden na eeni-
;en tijd verkocht.Ze wilde zelf hulseiij-
en arbeid verrichten.... Ze sprak van de
te groote woning en hoe aardig net zou zijn,
indien er een familie bij hen zou lnwonea
De bittere trek was van haar gezicht ver
dwenen en de blauwe oogen hadoen een zoo
zachte uitdrukking, dlat Sören het door zijn
zorgen heen begon op te merken.
Ze waren bedden oud' geworden, en arm,
maar belden wisten, dat hun laatste jaren
verlicht zouden zijn door een dier
en nooit meer te verhezen sympathli
hik had Sören's goede ster hem de overwin,
miqg weer bezorgd.
Lulfelsohrtft,
Voor een wafelkraam.
Voor een stadsgang.
Op een nachtwerkers-bord.
Qlasschrift.
Spotlied op een Franschen
koning.
Dam zal de koning van Frankrijk keizer zijn.
Orafschrtft op Adm. de Ruyter.
Lulfelschrlft.
Op een Fransche schooi.
Spotlied op studenten.
Bij een drukker.
BIJ een theehandelaar.
Voor een boekverkooper.
Reclame bij een wafelbakker.
Lulfelschrlft.
Bij een waschvrouw.
Voor een helbaashuls.
r '/uivniaft wuj wujuuu uil a/ca-luoi j. ovuu ex w vn 11 vi v jlvu. vv