't Juttertje POPULAIRE RUBRIEK Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN. van ZATERDAG 7 JUNI 1924. Nr. 126 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) UIT DE OUDE DOOS. Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden. Overgeaohreven door CAREL BRENSA. (Nieuwe Serie). EI, komt, eni loopt hier a-n, Hier woont Jam, de schulpzand- en moeterdman. Dit Is de kraam van Jan Pop; Treed lm en eet zijn waf els op; Hij ls gereed! om leder te geneven, Al zou er geen wafel meer overblijven. In dezen gang woont Giertje de Kopster, Haar dochter is een laken-nopster; Haar dochter'» mam lapt schoenen met zwier; Heeft men ons van noode, men vindt ons hier. Hier woont baas Hendrik, bij iedereen geacht, Een ander werkt bij1 dag, liij altijd in dien macht Ik maak riolen schoon, Ik tart elk fa het schoorsteen vegen, Al die mij geeft goed loom, dien laat ik nooit verlegen. Geen deugd, geen kunst, (Haar t geld geeft gunst. Gent en Brugge zijn twee steden, Als die zullen getrokken wórden op twee En als de zee zonder zand is, sleden, En- als de vogel broeit fa de stroomen, En als de wereld zonder land is, En als de visch nestelt fa de boomen; Als de uil een paauw is, En als de wezel blauw is, En als de uil een arend dwingt, En te Antwerpen een koe over de Schelde springt, En als de os verandert in een zwijn, Hier rust de Ruyter, d'eer en kroon der waterhelden, Die zijn doorluchtig eind met een triomf besloot; t Bedroefde vaderland dat treurt nog om zijn dood, Omdat zij 't leven van dien held niet kam vergelden. Een geslacht Dat malkanderen eert en acht, Zal venmeeren; Maar een geslacht, Dat malkanderen bijt en veracht, Zal verteeren. Hier leert men ook servetten vouwen, Tot sier vani de tafelen en lof der juffrouwen. Een kaartje te spelen, inplaats van studeeren, Teugelloos Je geld te verteren; Een nachtje te tiktakken of te verkeeren, Zou ook een ezel zoo niet wat leeren? 's Avonds op de straat te schrappen en te akkermenten, Is hedendaags de mode der studenten. Eert gij de drukkunst hier, zoo sla Dees wtokelregels vlijtig ga; Spreekt gij hier veel, wij vordfren mtodier, Gtezwler, getier baart niets als hinder; De drukkunst smelt, ligt onder t werk, De boom van omze pers staat sterk, Verplaatsen van geschrift of letters, Of drukgereedschap, kwelt de zetters; Zware arbeid droogt de moeder borst, En nood verstikt de keel vam dorst. Wie deze drukles kam onthouwen, Moet onzen druk met vrucht aanschouwen. Gaat ndet voorbij, Indien dat gij Zoekt goede thee; Zie, ruik en smaak, Tot uw vermaak, En neem wat mee. Dus bloeit door d'edlen druk en schrandere wetenschap, Het dufloos breinvernuft praalt op den glorietrap, En teelt de drukkerskunst, en drukt de leerzaamheden, Dus wijkt 't aloude schrift voor nieuwe geestigheden, Hier, in dön manhaftigen zeeheld Jan van Galen, Bakt men wafelen, al zoo lekker, als j' dn de Slijkstraat kunt halen. Jonas was in den bulk van den walvisch drie dagen en drie nachten, Evenwel hield de Heer hem nog fa gedachten; Ik wensch, dat ik van Hem mag worden zoo bemind, In alle eer en deugd, verkoop ik band en lint. Hier wascht en stijft men tot ieders gerljf, Het vrouwengoed Alap en t mannen wat stijf; Om naar de mode te werken vondt gij nooit bekwamer, Gij kunt ons vinden hier op de kamer. Hier woont Jam Jacobs vom Enskedee, Baas van de heiers en gravers mee. (Wordt voortgezet). SOREN EN MARIA. Een Skandinavische Novelle. Sören was geen zonderling, geen vrou wenhater, maar een verstandige kerel, die slechts de vrouw zou nemen, die hem paste en zoo, uitziende naar dlie uitverkorene, was hij vijftig jaar geworden. Toen kwam mevrouw H-olsten, een be daarde dame met verwelkte trekken, fa het gezelschap vam haar dochter, die ook haar eerste jeugdi achter dien rug had, deni zomer doorbrengen op het dorp. Zij namen hun intrek bij Morten. dien kleermaker, op wiens uithangbord deftig vermeld stond, dat hij „jaljjeus" was, want Morten was een be schaafd man. Zij hadden de kleine kamer, (met het eene venster, dat op straat uitzag, gehuurd en leefden op zeer bescheiden voet „zooals fijne lui dat gewoon zljm", pl'acht de kleermaker te zeggen. 'Maria zat aan het venster en zag die stille straat fa met haar groote blauwe oogen, die zich steeds over late schenen te verwonde ren, als keken zij voor het eerst de wereld fa. Sören voelde, toen hij voorbij ging, de oogen op hem rusten, en hij zag op. Hij groette zonder het meisje te kennen, want hij was plotseling overtuigd geworden, dat zij degene was, maar wie hij zljm geheele leven gezocht had. Terwijl hi) verder wandelde, overdacht hij zijn omstandigheden en moest zich zelve be kennen, dat hij de rijkste boer was van mlj- fl r0"34 9°k was WJ ontwikkeld, want en later had hij veel boeken en tijdschriften gelezen. Zijn eerste jeugd1 was weliswaar voorbij, maar hij was toch nog lang geen oud man. En onwillekeurig rektetoij zijn reuzen- lichaam en ademde met volle teugen de scher pe zeelucht in, die van de zee langs de lage huizen streek. Wat Sören zich voornam, dat moest ge schieden. Hij had nieuwe putten gevraagd en na jarenlange weigering had de Raad ze moeten toestaan, hij had voor dien onderwij zer en den secretaris hoogere tractementen geëischt en na veel tegenstribbeling had men hem ook fa deze zijn zin moeten geven. Ja, het scheen of zelfs de natuur voor hem bukte, want als hij' zijn koren binnenhaalde, was het steeds het schoonste weder en als zijn welden regens nooddg hadden, dan regende het zeker.. De mogelijkheid was dtus buitengesloten, dat hij Maria niet zou krijgen, als hij maar wilde. En hij wilde ze trouwen. Op een regenachtige dag vond dan ook het huwelijk plaats. Maria droeg een zwart kleed en ook haar moeder was fa het zwart. De stoet leek meer op een begrafenis dan op een bruiloft, maar de kleermaker zedde, dat behoordp zoo, dat was fijner. Sören straalde van genoegen en als een overwinnaar, met opgerichten hoofde, verliet hij de kerk. Hij kon nauwelijks het oogenbllk afwachten, dat Maria zijn huls zou betreden, want hij had de muren opnieuw laten witten en de oude van zijn vader geërfde meu bels, opnieuw laten politoeren; ook hingen er beste gordijnen en op de tafel stond een boeket fa een langhalzige karaf tusschen twee nleuw-zllveren kandielabres. Aan de deur bleef hij staan en liet den stelljke met mevrouw Hoisten het eerst Innengaan; toen betrad hil met Maria het huls. Vol verwachting keek hij op haar neer; zij echter zag voor zich uit en scheen in het geheel niet te bemerken, dat alles voor haar zoo feestelijk fa orde was gemaakt. Denzelfden avond vertrok mevrouw Hol- J9TUITERTJE." „Stuitertje", kan knikkertje niet krij genJStultertje". Zij.(dit kunnen alleen mannen en Jutters zijn uit de vorige eeuw) die dezen krijgskreet fa jeugdigen overmoed heb ben uitgegalmd, zullen hun geheele lelvon, hoe lang dit ook duurt on waar ter we reld zij zioh ook bevinden, soms met go- mengde gevoelens terug denken aan hun jeugd en Jongensspelen fa Jutterland. Ik dacht aan „Stuitertje" on de omge ving, waar deze kleine man' machtig was, op een tocht naar Java's hoogste vuur spuwende berg de „Smeroe" nadat door een der gidsen 's nachts bij: het kamp vuur was verteld, dat alleen oude tijgers menschen aanvallen, als zij te oud en te langzaam waren om achter wild aan te jagen. Ik zag daarna in imljn gedachten Stuitertje fa een brandsteög staan loeren op jongens, die sneeuwballen gooiden ln een Ijzeren pot met vuur, waarin van tur ven kooltjes werden gemaakt voor ver warming der voeten van kerkgangsters. Stuitertje was wel nooit een verscheurend dier geweest, doch had ln zijn goeden tijd veel jacht gemaat op gedeserteerde zee lieden en marinematrozen en ls jaren lang de schrik van passagierende marine- en koopvaardjj-schepellngen ln het Jut terland geweest. Voor zijn bewezen dien sten en zucht naar orde en tucht, was hij dan ook tot Jachtmeester bevorderd. In mijn jongenstijd kon hij echter niet meer met de toen nog huur ophalende schepelingen meekomen, moest dit aan de Jongere jagers over laten en had zich schijnbaar tot taak gesteld, om fa de buurt van zijn woning en bureau, de school- en straatjongens onder tucht te brengen en orde te leeren, fa het belang van de buurtschap. Nu, nog geen halve eeuw later, moet lk bekennen: dat dit den ouden Jachtmeester vrijwel ls gelukt. Een der knikkertjes heeft hij te pakken gekregen op den dag van het groote feest voor jeugdige jutters, namelijk „Het feest van de „Helllge-Lullak". In de buurt der Vischmarkt en vooral op het zoogenaamde landje, gevormd bin nen vier straten, was het een waar Eldo rado voor jeugdige jutters. Al de tuinen kwamen op dit landje uit, al de huizen waren bewoond door eenvoudige burger lieden met gezinnen van 6 tot 12 meer en minder ondeugende kinderen en bal dadige jongens. Ook woonden er <sonlge jagers, deze waren jong, hadden gezin nen met kinderen, die op het iandje speelden, katten kneppelden, honden plaagden en hanen nabootsten imet an dere jeugdige vrijbuiters, zoodat men avonds eenlge uren na donker, ©11e hanen fa de buurt (en dat waren er heel wat), kon hooren kraaien. Zij konden heel wat van de jeugdige jutters door de vingers zien en hadden het druk met de jacht op groot wild (mindere marine-sche pelingen, zeelieden en visschers). Het wa ren echte sportlui, zll voetbalden wel niet, doch zij hadden vrnsten en was er een vechtpartijtje, dan vochten zij mee, het was bijna altijd boksen en worstelen tot de arrestanten zich gewonnen gaven. Zel den werd van de sabel gebruik gemaakt; revolvers en gummi-stokken waren voor de jagers fa het Jutterland toen nog niet uitgevonden. Ook „Stuitertje" imet vrouw, groene pa pagaal en wit doeshondje met tranende oogen woonde bij het landje, tot schrik, doch ook wel tot vermaak, van-de balda dige jutterjeugd. Des winters, tijdens sneeuwballen gooien, kon men heldere jongensstemmen hooren roepen: Stuiter tje kan knikkertje niet krijgen.Stul- weer en fluisterde: „Kindlief, troost u". Gaarne had ze er'nog iets aan toegevoegd, maar dat ging niet, want Sören was er bij. „Wij moeten verdragen", zei Maria kalm en gaf haar de hand. Nog liang zag zij het rijtuig achterna, toen wendde ze zich tot Sören en vroeg zachtkens:, „Wat nu?" Zij vroeg dat hem niet, maar zichzelve. Haar afscheid1 van de piano, die verkocht had moeten worden om haar uitzet te betalen, was hartelijker geweest dan dat van haar moeder, maar toch koesterde zij geen wrok tegen deze, want het was werkelijk het ver standigste geweest Sören te huwen.om onder dak te zijn, zooals haar geraden was. Maar toch pijnigde de gedachte daaraan haar altijd als ze Sören Zag. Zij wilde zich dwingen vriendelijk tegen hem te zijn en tegemoet komend, maar steedis speelde een bittere trek om haar mond, dlie verried wat fa haar om ging.... (Op een zachten herfstavond zaten ze voor het huis. De avond was reeds geheel gevallen* maar Marie wilde buitenblljven. Het deed haat goed' de lage hutten te Zien verdwijnen fa die duisternis en zoo zaten ze tot de ster ren reeds aan den hemel blonken. Toen stond Sören op en wees met zijn groote hand naar de sterren en vroeg Maria of dat de poolster was. En toen geraakten zij in gesprek, want Sören had allerlei vra gen (sterrenkunde was zijn lievelingsthema) en Maria scheen plotseling te vergeten, dat zij „verkocht" was, zooals zij zich zoo dik wijls voorhield. Zij sprak met hem als een onderwijzer met een oplettend leerling en voelde zich wel bij hem. Toen hij haar echter de hand reikte, die groote, vereelte boeren- op «ulogI was hij: steeds die eerste geweest sten da stad. Bij het afscheid weende ze hand, voer een rilitog haar over den rug en teruggekeerd fa de kamer zag Sören bij het matte licht der oude staande lamp weer den ouden scherpen trek om haar mond. Hij vToeg haar of haar wat scheelde, of zij mogelijk Iets wensch te. Maar het antwoord luidde: Niets. Toen zij later eens bij den notaris op visite waren, bleek uit het gesprek, dat zt) piano kon spelen en Sören besloot haar ©en ver rassing te bereiden. Juist op den Kerstdag kwam de groote kist aan en Sören vroeg of zij niet vermoedde wat er ln zat. Een piano, zei ze, kalmer dlan hij ver- tortje.Alle jongens fa de buurt stel den knikkers voor, de grootore jongens klommen 's avonds fa de 12 of 18 hoornen (waarmee men een park dacht te maken) die imen eens op het landje heeft geplaatst en laten sterven en riepen om beurten, dat ook zij niet te krijgen waren. Hot baldadigst waren de knikkertjes echter togen den tijd en op het feest tor herinnering van de '„Heilige Luilak"; dit word ieder jaar gevierd op den Zaterdag voor Pinkster. Dagen van te vereni wer den katten en honden (krengen) uit de Rottogrfloht opgevlscht, weggestopt en bowaard, om aan de knoppen van deuren gebonden te worden van hen, die te laat op het landje kwamen, ook aan deuren van burgers, die niets met het feest op hadden en het niet noodlg vonden om vroeg op te staan om hulsdeur en hof togen de uitgelaten feestvierende jeugd te beschermen. Daartegen hielde de ja gers drijfjachten imet „Stuitertje" als aanvoerder op een hoek der vele stegen om knikkers te vangen. Ieder jaar wor den er gevangen en tot schooltijd op het 'bureau geborgen. De Jagers kwamen vrij willig uit sporfcgevoel 's morgens vroeg op, om toch vooral niets te missen en de jutterjeu'gd ten volle van het feest te doen genieten door hun aanwezigheid; waardoor de spanning, vanwege meer risioo, bij de feestvierders werd verhoogd. Sommige jagers gingen 's morgens na afloop der drijfjacht met kloppend hart naar de wacht, daar de kans groot was (afhankelijk van het aantal veelbelovende zoons) dat ze hun eigen telgen zouden ontmoeten en met dezen een krasse ver maning van den Jachtmeester hadden te ontvangen: „over het opgroeien voor galg en rad der jeugd". Als dit feest laat fa het jaar viel; het is afhankelijk van Pasohen: altijd precies 6 weken en 6 dagen daarna, dan was het tevens voor de oudere jongens het begin van den zomer, ze gingen.er om. (niet naar school) naar de Mond' of Mariniersgracht om te zwemmen. Nog dreunt het lied van dezen Jutters- feestdag mij fa de ooren: Jou luilak, jou slaapzak, Jij staat om negen uur pas op. Negen' uur, half tien, dan ls de luilak pas te zien. bis. bis. Dien morgen werd er heel wat krijt op deuren en schuttfags verschreven, met het vermelden der namen van de diverse luilakken. Na het zwemmen gingen de knikkertjes naar de schepen, liggend fa de Binnen haven, de zoogenaamde houtsleepers, als Antilope, Barsingerhorn, Christophoris, Koophandel, Noord-Holland, Groote Ma rie, Kleine Marie, enz. enz. Welk jutter- hart klopt er niet sneller bij het lezen en uitspreken dezer namen; mij dunkt zij hebben een ziel evenals hun oude schip pers en bemanningen, die wind en weer onder alle omstandigheden op deze sche pen met succes hebben getrotseerd. (Jut terland ls mij het mooist voorgekomen ge zien vanaf de bovenbramra, toen de sleep tros van de „Stad Amsterdam" werd los gegooid, zeilen los gemaakt, gezet en moeder en zusters, op den dijk staande vol angst voor den wuivenden scheeps jongen, hem een goede reis toeroepend.) De schepen met het hoogste tuig werden het meeste 'bezocht en het ging er om wie het eerste zijn pet op het topje van de mast had. Tijdens een dezer gelegenheden ls knik kertje, met het spelen fa het ruim van de „Noord-Holland" gevallen, de meeste knikkertjes waren zoo geschrokken, dat zij het hazenpad kozen, doch drie der dap- wacht had!, en zonder zich een oogen/blik te bedenken, wamt de vorm der kist verried' dien inhoud. Toen hielp ze zelf bij het uitpakken en wees ze aan, waar de piano gezet moest worden.. 's Avonds eerst gfag ze voor den vleugel zitten en ze speelde een van de zoo bljzond treurige melodieën van Grieg. De gedempte accoorden klonken fa de lage kamer nog somberder, en het kwam haar voor, alsof ge stalten uit het schimmenrijk, gehuld' fa neve len, zich om haar heen bewogen. Ook Sören gcheen zoo iets te gevoelen, want hij verzocht haar, hem nu 'n vroolljk stuk voor te spelen. En Maria- 'begon een dans, maar bleef reeds na- eenlge maten ste ken en ze begon een andere. Ze werdl hoe langer hoe opgewondener. Eindelijk stand ze op en zeide, dat ze eerst haar muziek, die nog bij haar moeder was, moest hebben, want uit het hoofd kon ze geen dans spelen. Ze zei dat verontschuldigend1, als tot een vreemde. Sören trad op haar toa. Ben) je dlan niet blij, vroeg hjj. „Ja", antwoordde ze met een doffe stem, weer geheel kalm. Het ware Sören lever geweest als ze hem met spot en hoon overladen had, dan- dit kalme antwoord te krijgen, want het dleed hem zeer, Maria zoo onverschilli'g te zien. Zeer zeker zou hij wel d'e schuld hebben en hij moest trachten haar het leven aangena mer te inaken. En even vast als hli zich destijds voorge nomen had haar te huwen, nam hij zich thans voor haar ©en vriendelijk lachje te ont lokken. HIJ het de groote kamer opschilderen en geheel nieuw inrichten, zoodat de plano niet meer bij de andere meubelen afstak. Later werden alle kamers beter Ingericht en hij besteedde met genoegen het vele geld;1 om dat hij hoopte te bereiken, dat zij het huls aangenaam zou vinden. Hijzelf was echter niet meer op zijn ge mak; hij' durfde nauwelijks op de groen-flu- weelen stoelen te gaan ritten; Zijn middag- tukje deed hij thans ln de kleine kamer, waar nog de oude, vermolmde meubelen uit zijn vaderlijk huis stonden en de oude hangklok zoo vertrouwelijk aan den wand te tikken hing.... Onder deze omstandigheden ge beurde het, dat Sören niet meer met de oude opgewektheid fa huls en veld' bezig was. IHJ ploegde niet meer mede, niet omdat hli zich er te voornaam voor voelde, maar omdat ersten gingen langs don ruiraladder naar meden, kwamen op het gekreun af en brachten), hem naar boven en over een der uithouders van boord af en den wol op. „Stuitertje" had er de lucht van en had zich verdekt opgesteld, doch dronken „Pluto", dl© daar juist toevallig aan hot hout opvlssohen was, waarschuwdo de jongens en zij poetsten de plaat. Knikker tje kon nlot uit do voeten kamen, werd gepakt, naar do wacht gebracht eü. .Stuitertje" had knikkertje toch gekre gen. Toon de Opperjagermeester (een zeer minzaam en goed mensohenkouner) op het bureau kwam, mocht knikkertje vrijuit spreken en vertellen, hoe deze feestdag was doorgebracht. De Opper-1 jagermoester, vernemend dat knikkertje in het ruim was gevallen, slecht kon ïoo- pen en daardoor fa handen van „Stuiter tje" was terecht gekomen, klopte hom op aen schouder, gaf een ernstige, doen vriendelijke vermaning om voortaan voor zichtiger te zijn en zond knikkertje..., naar zijn Moeder toe. (Door oude Dr. B. werd geconstateerd; dat een rib was gebroken. Knikkertje was gedoemd tot rust en een kalme Plnkstor- vaoantie. Stuitertje ls zijn verder leven trotsoh geweest op het vangen van deze snel rollende- knikker. De jongens in de buurt waren van meenfag, dat het eigene Ujk niet telde, daar knikkertje.vóór den loopwedstrijd al beschadigd was. Naschrift. Het landje, waarop de vorige eeuw de 12 of 18 boomen stonden, ls geen speel plaats meer voor kinderen, ook geen park of plein. Er staat een groote werkplaats en pakhuizen op. Hierdoor ls het mooie van het buurtje geheel aan het gezicht onttrokken en ziet Jutterland er voor mijn oogen alleen hier minder uit als vroeger, P. O. DE NIEUWSTE MANIER Hoe komt die meneer Janus toch ineens boven-Jan tegenwoordig? Die heeft overal crediet en daar maakt-3 e gebruik van. Hoe kan dat dan Hij bezit geen cent Doet-le ook niet, maar hij beweert, dat hij 'n tegoed van twee ton bij de Post cheque en Girodienst heeft. Dat kan nie mand controleeren. lust tot werken hem was vergaan.. Ik weet niet of aan deze verminderde werk lust was toe te schrijven, dat hij minder graan oogstte en dat de weiden minder en slechter gras opleverden. Misschien hadden ook andere boeren reden tot klagen. Zeker is het, dat Sören zich verzag geM op te ne men, toen Maria's moeder stierf en niet eens zooveel naliet; dat ze behoorlijk begraven kon worden. Ook het volgend jaar was niet voordeelig. Daarbij kwam, dat een bouwvallig geworden stal moest worden gerepareerd, zoodat Sören toplaats van dat hij het geleende geld' terug kon geven, nieuwe schulden moest maken. Sören ging hoe langer hoe dieper naar be neden en ook zijn uiterlijk begon teekenen van verval te toonen. Hij werdl ouwelijk en inleef- maar beklaagde zich tegenover niemand en voor zljbi vrouw hield hij1 angstvallig zijn toestand verborgen. Deze verkeerde miog steeds fa de meenitog, dlat ze fa goeden doen waren, daar hij het haar aan niets het ontbreken. grijs,, geknakt op betrekkelijk jeugdigen tijd. R|j werd hoe langer hoe gejaagder, id en Heel -toevallig opende zij eens ©en brief, waardoor de gansche toestand aan haar dui delijk werd. Ze begon nu eerst te beseffen, hoe groot zijn liefde en opoffering voor haar Sas geweest. Gelijktijdig viel een zware last aar van de zielNu was hij arm en zij bleef aan hem „verkocht". Ze zag hoe 'bekom merd en vervallen hij rondliep en ze zag, dat de groote handen soms beefden. Ze liet haar piano onaangeroerd staan en- op zekeren dag was hij zeer verrast van haar t-e hooren, dat ze niet meer wensobte -te spe len en dat ze de plano beslist wenschte te verkoopeni Het hielp hem een weinig. Ze begon een tegenzin uit te spreken tegon die rijke meubelen, en ook deze werden na eeni- ;en tijd verkocht.Ze wilde zelf hulseiij- en arbeid verrichten.... Ze sprak van de te groote woning en hoe aardig net zou zijn, indien er een familie bij hen zou lnwonea De bittere trek was van haar gezicht ver dwenen en de blauwe oogen hadoen een zoo zachte uitdrukking, dlat Sören het door zijn zorgen heen begon op te merken. Ze waren bedden oud' geworden, en arm, maar belden wisten, dat hun laatste jaren verlicht zouden zijn door een dier en nooit meer te verhezen sympathli hik had Sören's goede ster hem de overwin, miqg weer bezorgd. Lulfelsohrtft, Voor een wafelkraam. Voor een stadsgang. Op een nachtwerkers-bord. Qlasschrift. Spotlied op een Franschen koning. Dam zal de koning van Frankrijk keizer zijn. Orafschrtft op Adm. de Ruyter. Lulfelschrlft. Op een Fransche schooi. Spotlied op studenten. Bij een drukker. BIJ een theehandelaar. Voor een boekverkooper. Reclame bij een wafelbakker. Lulfelschrlft. Bij een waschvrouw. Voor een helbaashuls. r '/uivniaft wuj wujuuu uil a/ca-luoi j. ovuu ex w vn 11 vi v jlvu. vv

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 7