T
u
Tweede Blad.
PLAATSELIJK NIEUWS
f)
VAN DINSDAG 10 JUNI 1924.
De bespreking van ons denkbeeld tot
electrlfleatle van het pompstation
in den Heldersehen Raad.
Blijkens het verslag van de op 3 Juni
gehouden raadszitting, voorkomende in
het nummer van den 5den d.a.v. heeft
men bij het voorstel van het College van
B. en W. tot verhooging der tarieven
voor de waterleiding, de door ons in de
bladen van 20 en 31 Mei geschreven ar
tikelen ter sprake gebracht. Wij kunnen,
hoewel niet instemmende met de genomen
beslissing, voorloopig tevreden zijn. Im
mers heeft bij de rondvraag de heer Bok
om een rapport gevraagd en dat is feite
lijk toegezegd. Met belangstelling zullen
wij dus het verloop volgen.
Van de zijde van het College van B
en W. is met geen woord over de wijze
van oplossing van het door ons be
handelde vraagstuk gesproken, hoewel
toch voldoende deskundige ambtenaren
het College terzijde staan om de door
ons aangevoerde argumenten te kunnen
weerleggen, indien dit al mogelijk
ware.
De heer van Dam heeft daarom ge
meend goed te doen de taak van het
College van B. en W. over te moeten
nemen, door niet alleen het voorstel van
B. en W. door dik en dun te verdedigen,
doch ook de door ons aangegeven wijze
van bezuiniging te bestrijden.
Over dewijze waarop hij vermeent
goed te doen ons te bestrijden, zullen wij
ons niet al te druk maken. Iemand die
bij anderen kwade trpuw veronderstelt,
door de lezers van dit blad iets voor te
zetten, waaraan wij dan zelf niet zouden
gelooven, heeft feitelijk het recht ver
beurd dat wij zijn argumenten wel ernstig
nemen.
Immers heeft de heer van Dam in den
Raad volgens het verslag gezegd:
„Het verwondert spr. dat deze schrijver
(dat zijn wij) niet tot de conclusie is ge
komen, dat we inplaats van te verhoogen,
zeer goed verlagen kunnpo. Uit zijn cijfers
zouden we dit op moeten maken. Inder
daad wanneer de vierstar-schrijver
alles geloofde wat hij hier het publiek
voorzet zou hij moeten aandringen op
verlaging der tarieven."
Het is niet omdat wij twijfelen aan onze
becijfering, noch daaraan niet gelooven,
dat wij nagelaten hebben, om tevens
aan te dringen op verlaging der tarieven,
indien ons denkbeeld werd uitgevoerd.
Want dan had men terecht een punt
van bestrijding kunnen aanvoeren. Dan
was tegen ons uitgespeeld dat wij de in
de begrooting 1924 beoogde resultaten in
gevaar wilden brengen, omdat, zelfs al
zou onmiddellijk het Ooilege van B. en W.
de behandeling van het voorstel tot tarief-
verhooging hebben, geschorst en opge
dragen hebben een plan te ontwerpen als
door ons is bepleit, dan toch eerst de
oommissie van de bedrijven daarna het
College en dan nog eens de Raad daarover
moeten beslissen, zoodat de daarna ver
kregen bezuiniging nog in ditbegrootings-
jaar slechts voor een deel zou kunnen
werken; waarvan het betrokken deel op
de personeelsuitgaven niet veel meer zou
terecht komen. De molen draait helaas
voor bepaalde zaken langzaam. En dus
zou daarop zeer terecht zijn aange
slagen. Nu wij die kluif niet gegeven
hebben, insinueert men maar. Dat is
makkelijk. Het getuigt alleen, dat men
zich niet de moeite getroost om de zaken
te bestudeeren.
Uit het daarop volgende argument des
heeren Van Dam, kunnen wij helaas niet
erg wijs worden. Hij vraagt daar hoe men
zonder tariefverhooging aan het benoo-
digde begrootingscüfer kan komen. Wij
meenen dat met dgfers nog al vrij dui
delijk te hebben gedemonstreerd. Doch
waar hij zelf zegt, dat de begrooting is
opgezet op een leverantie van het Prof.
Bedrijf, daar bracht hij zelf één der ar
gumenten tegen het voorstel van B. en
W. in 't geding. Want inderdaad is ge
rekend bij de begrooting op een levering
van minstens 200.000 M8. En als gevolg
daarvan (omdat dit water duurder is)
kwam het College bij de begrooting met
een voorstel tot verhooging. Maar die
leverantie moet nog beginnen.
Misschien zal dit straks, op 1 Juli, een
feit zijn 6D wordt er dus in dit jaar de
helft, dus voor 100.000 M8 betrokken, zoo
dat ook de benoodigde hoeveelheid water
voor maar 1/4 wordt gemengd met duurder
water en dus de gemiddelde kostprijs
zooveel lager zal zijn.
Men zou tegenover het argument„ver
hooging der tarieven is noodzakelijk als
gevolg van den door ons bedrijf zelf te be
talen hoogen inkoopsprijs", toch minstens
mogen stellen, dat die verhoogde prijs
van de ingezetenen eerst bedongen wordt,
zoodra die verhoogde inkoopsprijs werkt.
Men doet nu echter hetzelfde als men
aan de O. W.ers heeft verweten, dat zij
de artikelen, die men nog in voorraad
had, ook tegen den inmiddels hoogeren
verkoopsprijs verkocht.
gulden kan kooPen dan voor een
EOi° 1 Zoo'n uitspraak is toch even
]eggen. Want sommigen nemen
zooiets als zoete koek tot zich, omdat het
van een zgn. deskundige komt. Doch ter
zake kundige» zullen over het luchten
vaii deze wijsheid toch meewarig het
hoofd schudden. Want als dit dan de uiting
van deskundigheid in den Raad is, dan
zullen zij zich toch afvragen, hoe het dan
met de rest gesteld is.
Want uit dit betoog is op te maken,
dat de heer van Dam liet verschil niet
weet tusschen arbeidsduur en ar
beidsvermogen.
Hij weet niet, dat men, door een electro-
motor met een toerental van pl.m. 1450
te koppelen aan een snelloopende pomp,
die voorheen door middel van rieinover-
brenging van een gasmotor van 1 op 6
1200 toeren maakte en daardoor 150 Ms.
water opbracht, de capaciteit van de pomp
met dit arbeidsvermogen indenzellden
arbeidsduur ongeveer tot .175 M8.
per uur verhoogt. En dat men ditzelfde
resultaat met den gasmotor niet kan
bereiken, of men moet op de een of
andere wijze meer gas benutten, ook ai
tracht men de poelie te verkleinen met
het gevaar de juiste verhouding tusschen
motor en pomp te verbreken.
Voorts zegt hij, „dat wij niet sterk
stonden in ons betoog, door er op te
wijzen, dat indien onze cijfers fout waren,
men er wel op zou aanslaan." Dit is toch
wel een heel aardige manier om ons te
verwijten, dat wij ons zwak voelden, 't Is
juist het tegendeel. In deze gemeente
zijn juist ten aanzien der electrotechniek
een vrij groot aantal terzake- en des
kundigen. Elk heeft door onze in details
verstrekte gegevens de gelegenheid ge
had, om die volledig te controleeren. Tot
heden is niemand gekomen om die ge
gevens te wraken, noch van de prijzen
der benoodigde motoren en apparaten,
noch der benoodigde electrische energie,
Alleen de heer van Dam vermeent, dat
hij den door ons genoemden prijs van 4 cent
per K.W.U. kan bestrijden. Hij doet dit
door te zeggen
„De sohrijver beweert, dat voor eleo-
triciteit wel 4 cent kan worden berekend.
Als de electriciteit ons bulten de spe-uren
8 h 9 cent kost, en we moeten ze voor
4J sent aan de Waterleiding leveren, is
dat gevaarlijke politiek."
Hier blijkt uit, dat hij het te dier
zake weer mis heeft, hoewel bij a a n
d a o h t i g e lesing van ons stuk, daarover
hem zelfs een licht moest zijn opgegaan.
Hij weet blijkbaar niet, dat de P. E. N.
aan grootverbruikers door middel van
speciale tarieven zelf levert. Wij meenen,
dat als grootverbruikers (ook in het con
tract met de gemeente) aangemerkt worden
verbruikers van meer dan 20000 K.W.U.
per jaar. Die heeft de P.E.N. zich voor
behouden zelf te leveren. En dus kan
ook de Waterleiding met een begroot
verbruik van 100000 K.W.U. per jaar
rechtstreeks worden bediend, waarvan
bij de bepaling van den te betalen prijs
het van veel beteekenis is, dat de water
leiding in hoofdzaak op den dag, buiten
de speruren, den stroom zal betrekken.
Dit stond, hoewel niet zoo uitvoerig, in
ons artikel en hoe hij er dus bij komt
om de prijzen te vergelijken, welke door
middel van het G. E. B. zouden moeten
worden betaald, is ons een raadsel.
Verder blijkt, dat hem ons overzicht,
getrokken uit de jaarverslagen, niets ge
leerd heeft. Uit de jaarverslagen nl. blijkt,
dat het gas, noodig voor de levering|van
1000 M8., sedert 1916 gestehen is van 190
tot 845 M8. tot 1923.
Met één oogopslag had hij toch kunnen
zien, dat toch blijkbaar tusschen gas en
gas „eenig" verschil is, en daar in 1923
naar verhouding 60000 M3. meer gas
noodig is geweest, om hetzelfde werk
door de motoren te laten verrichten. Dit
ontzettend groote verschil (in 1923 zoo
bijzonder oijgetreden) wordt, hoewel niet
geheel, dan tooh voor een belangrijk
deel veroorzaakt (en daarop komen wij
straks bij bespreking der gasfabriek
uitvoeriger terug) doordat men hier,
evenals in andere gemeenten, is gaan
leveren gas van lager calorische waarde.
Maar in andere gemeenten kwam men
daartoe door menging (b.v. 1 op 1) met
waterstofgas. Zoo'n inrichting heeft men
hier niet. Men voegt er groote hoeveel
heden lucht aan toe. Met 't gevolg, dat van
die hoeveelheid, bestaande uitzuurstof
en 4/B stikstof, de stikstof de waarde van
het gas als krachtbron belangrijk ver
nietigt. Dit is dan ook als zoodanig nog
slechter den het gemengde gas,.verkregen
in de mobilisatie uit de gemengde grond
stoffen (kolen en bruinkolen).
Als klap op de vuurpijl moest blijkbaar
dienst doen z ij n verklaring van de
duurte van het waterleidingbedrijf. Hij
zegt nl.
„De oorzaak van de duurte van het
waterleidingbedrijf zit hierin, dat onze
pompen lang moeten werken om het water
omhoog te halen".
Als dit zoo gezegd is, dan is
zijn verklaring absoluut on
juist.
Hoogstens kan hij meenen, dat door den
geringen water-toevoer uit de duinen, de
?ompen niet geregeld onafge-
r o k e n, arbeid hebben kunnen ver
richten en dus bij tusschenpoozen de
arbeid gestaakt is moeten worden. Doch
dat is heel iets anders. Want de pompen
zijn van voldoende capaciteit. En de
eenige nadeelige invloed die dit bij electro-
evenals bij gasmotoren zou hebben gehad,
is die van de kosten van personeel.
Door zijn verklaring voert de heer Van
am juist een argument aan, tegen
iet gebruik van gasmotoren bij dezen
tak van dienst.
Door den ingenieur A. O. Koppejan,
een in de gaswereld vooraanstaand tech-
nikus, is in 1919 in „Het Gas", orgaan
van „De Vereeniging van gasfabrikanten
in Nederland", een artikel geschreven
over gas, als bron van warmte, licht en
kracht. Bij de daarin getroffen vergelij
king van economische werking der gas
motoren ten opzichte van electromotoren,
zegt hij als zijn meening, dat onder be
paalde omstandigheden de gasmotor flnan-
oieele voordeelen heeft, doch dan moet
die motor:
le. geen dienst behoeven te doen voor
aandrijving van bijv. snelloopende pom
pen
2e. de motor steeds geheel of bijna
volbelast en gedurende den g e h e e 1 e n
dag in bedrijf zijn (hoogstens in het
middagschaftuur stoppen)en dan „wijst
de p r a k t ij k er op, dat de gastechnici
goed zullen doen de propaganda voor den
gasmotor op oordeelkundige wijze te voe
ren en op te houden met het bestrijden
van de onmiskenbare voordeelen van den
electromotor".
Zie, dat schrijft een doorkneed „gas-
man". Daaruit blijkt dus ten duidelijkste,
dat hij gasmotoren om de pompen van
het waterleidingbedrijf aan te drijven,
niet de juiste acht, doch bovendien niet,
als de motoren niet geregeld kunnen blijven
werken. En dat niet geregeld in bedrijf
zijn is juist de laatste jaren bij ons water
leidingbedrijf veel het geval geweest en
zal (hoewel in niindere mate) ook altijd
zoo blijven, omdat gedurende den geheelen
dag wel water verbruikt wordt, doch de
pompen niet geregeld door kunnen
werken. Men zie maar eens ons vorig
staatje. Daaruit blijkt, dat op bepaalde
dagen 750 M3. wordt verbruikt. Die hoe
veelheid vergt voor de hoogdrukpomp
5 uur arbeid. Doch daar het hoogreser-
voir slechts 400 M3. groot is, kan slechts
naar evenredigheid van het verbruik op
dien dag worden bijgepompt, welk ver
bruik niet gelijk is aan 150 M3. per uur.
Zoodat gestopt moet worden en het eco
nomisch geregeld werken aldus verloren
gaat.
Van de door hem aangevoerde argu
menten, blijkt niets, en nog eens niets
steekhoudend te zijn.
Ten slotte wenschen wij met een enkel
woord op te komen tegen zijn voorstelling
van zaken, omtrent het verbruik over den
meter en alsof die verbruikers toch niets
te reclameeren hebben, want dat zij ge
middeld, als ieder zijn maximum verbruikt,
slechts 80 cent betalen, terwijl de kost
prijs 41 cent per M3. is. D a t i s n u d e
reinste theorie, waarmede de prak
tijk in flagranten strijd is. Hierom, wijl
de verbruikers lang niet hun maximum
gebruiken. Zouden zij dit doen, dan
zouden minst genomen de oppompkosten
belangrijk stijgen. Zij gebruiken veel
minder. De practici, wijlen de heer Spruit,
voorganger van den heer van Dam, heeft
aan de hand zijner ervaring meermalen
in den Raad duidelijk gedemonstreerd,
dat hij gemiddeld bijna den dubbelen prijs
van het water betaalde voor de bewoners
zijner woningen. Ons zijn dan ook ver
schillende verbruikers bekend, die ge
middeld slechts 7 M8. verbruiken. Het zijn
menschen die wonen in een huis van f 6.
per week, dus mogen verbruiken 15 M8.
Zij betalen Btraks voor die 7 M\ water
f 4.80, dus ruim 60 cent, ongerekend de
75 cent aan meterhuur.
De fout der redeneering van den heer
van Dam zit hierinde kostprijs van het
water wordt thans verkeerd berekend.
De verliezen moeten daarin (om tot den
werkelijken kostprijs van het product te
komen) eerst verdisconteerd worden. En
daar boven moeten de grootverbruikers
20 pCt. betalen. Nu gaat het voordeel,
dat de kleine verbruikers afwerpen, ver
loren, wijl heel het waterverlies (dat bij
een oud buizennet grooter is dan 5 pCt.)
daarin wordt verwerkt.
Als men de verslagen er op na slaat,
dan zien we trouwens, dai het verbruik
van water door de klein-verbruikers
omstreeks 80 pCt.is, terwijl zij betalen
ongeveer 45 pOt. van de totale op
brengst.
Vóór de heer van Dam dus weer ver
meent iets te moeten zeggen, of ons te
kunnen bestrijden, zal hij goed doen
beter beslagen ten ijs te komen.
Als hij door het bovenstaande wordt
bekeerd om eerst het onderwerp te
gaan bestudeeren vóór hij spreekt, dan
komt hij aan onze zijde te staan. Daar
heen wijzen de feiten onafwendbaar den
weg.
Burgemeester Politie en Gemeenteraad.
Wij laten hier volgen hetgeen door den
Burgemeester in de raadsvergadering
van Dinsdag jJL is geciteerd uit een arti
kel van den Gronlngschen burgemeester,
Mr. Dr. E. van Ketwich Verschuur over
het Regeerings-ontwerp tot herziening
der Gemeentewet, gepubliceerd' in „Vra
gen des Tijds", 50e Jg. afL 5 (Februari
1924). Zooals wij in ons verslag lieten
uitkomen, refereerde de Burgemeester
zich ten opzichte van de interpellatie-
Zondervan aan dit artikel.
„Aan de bekende twistvraag, of de Bur
gemeester op het stuk der politie aan
den Raad verantwoording schuldig is,
maakt het ontwerp (art. 188) een einde.
Het verklaart den Burgemeester verant
woordelijk tegenover den Raad en ver
plicht hem dezen alle verlangde inlich
tingen te geven, waarvan het verleenen
- aai. hier beter te lezen: „verstrekken'"
door hem niet strijdig wordt geoor
deeld met het algemeen belang. De ver
antwoording betreft niet alleen de eigen
lijke handhaving der openbare orde doch
evenzeer de maatregelen rakende den in-
wendigen dienst der politie- ambtenaren,
de vaststelling hunner ambtsinstructie, het
opleggen van straffen enz. Ik kan iets ge
voelen voor het standpunt van hen, die
meenen dat de Burgemeester door van
zijn beleid ook op het stuk van politie
verantwoording te doen, zijn positie en
gezag eer versterkt dan verzwakt. Toch
zou ik huiverig zijn om dezen verent-
woordingspücht vast te leggen ln de wet.
MJjn bezwaar hiertegen is in hoofdzaak
hetzelfde dat de in 1898 door dien Minis-
er van Justitie ingestelde oommissie van
voorlichting omtrent de maatregelen,
welke tot verbetering van het politie
wezen zouden kunnen strekken, gevoelde
tegen het handhaven der gemeentepolitie
en dat zij aldus formuleerde, „dat ln de
groote steden het gevaar voor de inmen
ging van plaatselijke organen in de za
ken der politie en voor het uitoefenen
van een verkeerden invloed op het per
soneel dikwijls 'groot is en in de tegen
woordige tijdsomstandigheden., nu in ge
meenteraden en de dagelijksohe besturen
meer en meer de uiterste partijen worden
opgenomen, hoe langer hoe grooter dreigt
te worden." Gold dit bezwaar reeds voor
eed kwarteeuw, toen de commissie haar
rapport uitbracht, in hoe oneindig sterker
mate geldt het voor onzen tijdil
Wat hiertoe vooral heeft medewerkt, is
het gewijzigde kiesstelsel, dat tot eene
samenstelling der gemeenteraden heeft
geleid, die eene veel grootere vertegen
woordiging der uiterste partijen maar
bovendien eene veel scherpere verdee
ling in bepaalde politieke fracties te zien
geeft dan de (bovenbedoelde oommissie,
toen zij haar verslag opstelde, zelfs maar
mogelijk zal hebben 'geacht Daarbij komt
de omstandigheid, dat ook de ambtena
ren van politie in steeds sterker mate zich
in vakvereenigingen en -bonden van on
derscheidene richting organiseeren. De
plaatselijke afdeelingen dezer vakbonden
zoeken aansluiting hij die raadsfracties,
waarmede zij zich het meest verwant ge
voelen, teneinde in den gemeenteraad
pleitvoerders voor hunne materieele be
langen en spreekbuizen voor hunne klach
ten te vinden. Met. allerlei werkelijke of
vermeende grieven wendt men zloh
niet meer tot de daarvoor aangewezen per
sonen, den Hoofdcommissaris of den Bur
gemeester, maar tot raadsleden, die dan
vaak zonder eenig behoorlijk onderzoek
zich tot tolk van de klagers maken in
openbare raadsvergaderingen, en den
Burgemeester over allerlei futiliteiten ter
verantwoording roepen. Legt de wet den
Burgemeester over al wat de politie be
treft in vollen omvang den plicht tot ver
antwoording op, dan zal het hier geschet
ste euvel zeker nog 'belangrijk grootere
afmetingen aannemen. Thans kan de Bur
gemeester, ook al is hij in het algemeen
tot het verstrekken van Inlichtingen aan
gaande politiezaken bereid, zich althans
een zekere grens stellen en te ver gaan
de bemoeizucht van den Raad afwezen.
Wordt het voorgestelde art. 188 wet, dan
zal hij dit niet meer kunnen en alle ge-
wenschte inliohtingen moeten verstrek
ken tenzij hij zich er achter verschuilen
wil, dat dit naar ztjn oordeel strijdig zou
zijn met het algemeen belang. Inderdaad
zal het in het openbaar bespreken van
alle mogelijke interne politie-aangelegen-
hedlen strijdig zijn met het algemeen be
lang omdat tucht en gezag daardoor zul
len worden ondermijnd. Op het algemeen
belang aldus opgevat echter zal de Bur
gemeester nimmer een beroep kunnen
doen, immers dan zou zijn beroep zich
richten tegen de wet zelf, die nu eenmaal
het verstrekken van alle inlichtingen
heel gewild"
De Vloot-Commissie
bracht heden een bezoek aan de Marine
werf en vertoefde geruimen tijd aan
boord van die „Noordbrabant". Het bezoek
staat o.m. in verband met besprekingen
over dé verschiilendle opleddingien bij de
Marine.
Concert
Programma van het Concert, te geven
door het Stedelijk Muziekkorps in het
Plantsoen, op Woensdag 11 Juni, 's avonds
8 uur.
1. „Vers la Paix." Marche V. Turine
2. „En Êté" Ouverture L. Perlat
3. „Caroline Sunshine" Inter
mezzo R. Smith
4. Frühlingsarwachen"E. Bach
5. „La Fête Triomphale"
FantaisieG.J.v.Dam
6. „Lu«tspiel"-OuvertureKéler Béla
7. „The Thunderer" Marsoh. J. P. Sousa
Helderts Fanfare-corps.
Bij het op den lsten Pinksterdag te
Alkmaar gehouden Muziek-Concours, be
haalde het Heldersche Fanfarekorps een
eersten prijs in den marschwedstrijd en
een tweeden prijs in de concertwedstrijd.
Bpcldjesdag Typografen.
De opbrengst der gisteren gehouden
Speldjesdag voor het sanatorium „Eer
beek" van de typografen bedroeg pLm.
247.—. (Als bijzonderheid dient ver
meld' dat niet één valaoh of vreemd -geldt-
stuk werd aangetroffen).
De Plnksterdmkte.
Ondanks het minder gunstige Pinkster-
weer was het verkeer in onze gemeente
per autobus en rijwiel enorm groot. De
geregelde diensten der bus-autos vervoer
den veel passagiers, die helaas dikwijls
in den regel hun tocht aanvingen. Velen
keerden dan ook al spoedig weer huis
waarts.
In den namiddag van den tweeden
Pinksterdag toen het weer opklaarde, was
het op het Koningsplein het centrale punt,
enorm druk. Honderden menschen ston
den te wachten op een plaatsje in de
autobus en dit vleugje opklaring heeft
nog veel van de bedorven dagen goed
gemaakt.
Brievenmail voor Hr. Ms. „Tromp".
10, 11, 12 en 18 JJuni naar Bordeaux,
laatste buslichting hoofdkantoor 3.80 a.,
stadsbussen lichting 2.
Daarna blijft de correspondentie te
Helder bewaard.
In de brievenmalen worden alléén op
genomen volledig gefrankeerde gewone
brieven en andere stukken over de adres-
zijde voorzien van kruisstrepen.
Pinkster-uitstapje.
Hetgeen echter verder door den heer
Van Dam is aangevoerd, doet de deur
dicht.
Volgens het verslag heeft hij gezegd:
„Pompstation. In de algemeene beschou-
W1"8en hieromtrent schrijft de vierstar-
schrijver zonderlinge dingen. O. a. spreekt
rnj over een hooger toerental der electro-
motoren. pat is precies hetzelfde alsof
ik verdedigen wilde, dat men voor 100
Het aangehaalde gedeelte luidt als
volgt:
De barometer stond niet zeer gunstig den
Eersten Pinkstermorgen en bij had boven
dien neiging tot dalen, 't Zag er dus niet aan
lokkelijk uit, maar aangezien Pinksteren van
oudsher de eenige gelegenheid biedt tot een
ex'tra-izomeruitstapje, dat niet meetelt in het
jaarlijksche verlof, hadden als gewoonlijk
zeer velen zich weder opgemaakt de beide
Pinksterdagen elders door te brengen. Dag-
jesmenschen hij de vleet, de treinen voerden
tal van logé's aan, en, omgekeerd, brachten
velen weg uit den sleur van het dageljjksch
leven, om, elk naar eigen geaardheid en be
hoeften, te trachten te genieten van deze
bedde, zomersche- en zeldzame, feestdagen.
Helaas, helaas! ons Nederlandsche klimaat
laat geen extravaganties ten opzichte van het
weer toe: het kan weken Zondagen incluis
aaneen mooi weer zijn, en juist op de
beide Pinksterdagen zal het omdraaien en
zich van de slechtste zijde doen zien. Laat
ons dadelijk zeggen, dat het slechter gekund
had.
Velen hadden van de gelegenheid, door de
directie der „Esona" geboden, om een goed
koop uitstapje naar Kennemerland te maken,
gebruik gemaakt. De boot was vol, ook de
„Graaf Willem" van de Alkmaar Packet, die
beide te 8 uur van de Binnenhaven vertrok
ken, vervoerde veel van die dagjesmenschen.
Karbiesjes of tasschen vol boterhammen,
zelfs mét drinkbare waar er bij, waren inge
pakt, iZondagsche spullen aangetrokken en
welgemoed was men vertrokken, den drei
genden barometer negeerend.
Maar zoo'n weer-instrument laat niet straf
feloos zich negeeren, en het leed' niet lang
of een fijn regentje striemde tegen de voor
ruit, en de egaal-grjjze lucht voorspelde niet
veel goeds voor den verderen dag.
Zeer velen hadden eenzelfden tocht be
raamd per rijwiel, en zoo fietsten gestadig
verscheidene jongens en mannen ook
enkele vrouwenmet de boot mede. Velen
ervan zijn ongetwijfeld ln 't Zand bezweken,
daar stonden dozijnen rijwielen tegen het
landelijke café, welker berijders nat en moe
't was een stevige trap pal tegen den
wind inl daar waren geschuild.
Gelukkig, niets is bestendig hier be
neden-, ook geen regen, en geleidelijk klaarde
de lucht weer op. Onder de trouwe supporters
van de Esona was een jongen van een jaar
of 12. Hij trapte gestadig voort, en deelde
zich weldra in tweeën. Een kwartier later wa
ren er drie jongens langszij gekomen, vol
komen gelijk en gelijkvormig: oongruente
driehoeken, die het dapper volhielden, tot
Schoorldam toe.
Te Schoorldam evenwel begon de misère.
Nauwelijks dèèr, werd de lucht dik en vóór
dat de aangekomen passagiers een onderko
m-en hadden kunnen vinden ln de bekende
uitspanningen aan den voet der duinen, wa
ren zij allen, zonder uitzondering, drijfnat
Een stuk of wat vluggerds waren nog tijdig
onder dak gekomen-, maar voor de families
met kinderen was het treurig.
Ja, wat doe je dan? Je wacht de bul af,
drinkt fosoo, melk of limonade, en zit de
ruitjes te tellen. Of, als je in een clubje
bent, amuseer je elkander. En trekt er ten
slotte op uit, nat of niet.
Kennemerland, en in 't bijzonder de dui
nen tusschen Schoort en Bergen, is mooi;
mooi als het mooi weer is, mooi ook als het
regent. Alles droop van den regen, maar ook
alles rook er zoo lekker en de fel-geele brein
stond1 er te gloeien tusschen het frissche
groen van den- en andere aanplanting. En
de sparrebloesems stonden er, recht over
eind, in hun artistieke pakje met de fiere
kruintjes, en de vogels, die hun woning heb
ben in het gezegend' oord, 'tierelierden en
zongen, en af en toe schudde de wind u de
natte droppels in den nek.
Ja, bet was mooi daar in de Schoorlsche
duinen. Maar van de boot-bevolking was er
niet één, die den tocht aldus maakte. Vlak
bij Schoor! of Bergen kwam je wel eens een
groepje tegen, meestal met jongelui, die
er met een, paar meisjes waren uitgetrok
ken, maar verder was er niets in de duinen,
niets dan wat ik u boven beschreef. Geluk
kig maar! Het was eenige uren later, dat
mij een geestig versje in de gedachten
schoot van den onlangs gestorven dichter
Adama van Scheltema. Dat was toen de kel
ner van „Duinvermaak" met een meewarig
gezicht ons op den rommel wees, in zijn eta
blissement gedeponeerd. „Daar 'hebben we
zoo hard aan gewerkt om het netjes te krlji-
gen, meneer, en ziet-u eens wat een zwilne-
boel".
Inderdaad, tusschen het helder-witte
zand van den vloer lagen-: bananen-, sinaas
appel- -en apenootjes-schillen; vertrapte ci-
garettendoosjes, sigarenpeukjes, papiertjes
van Haagsche hopjes en ander snoepgoed,
enz., enz. Het was een zoodje.
„Eerst als de mensch ls heengegaan
Aan 't einde van zijn 1-eeUjk liedje,
En sluimert onder een margrietje,
Doet hij wat aangenamer aan".
Dat versje schoot mij in de gedachten,
toen ik de jammerklacht van den kelner
hoorde. Arme drom-mel! Hij mag straks den
stal uitmesten! Dat is zijn „Pinkstervei-
maakl"
Keer je dan eindelijk, zwervensmoe, naar
de wachtende Esona terug, dan vindt je daar
nagenoeg hetzelfde iltestre gezelschap van
's morgens. Ongelooflijk, wat -men in een
minimum van tijd verslindt apenootjes
bij kilogrammen, afgewisseld door kwatta-
reepen-, dunne paling en boterham-resten
met rookvleesch.
Eerst een zeer interessante wedstrijd tus
schen de Esona-boot en de Alkmaar-packet.
De laatste in de achterhoede, krijgt geen kans
vóór te komen, maar aangezien de Esona
ettelijke -malen- aanlegt en de Alkmaar-
packet, ondanks het feit, dat hij' zijn passa
giers uit het riet moet oppikken (hij gebrek
aan aanlegsteiger), niet stopt, komt tenslotte
de concurrent vóór. Een half dozijn f eest
booten, zang- en muziekvereenigingen, op
excursie, en we gaan full speed huiswaarts.
Dezelfde jongens van den congruenten drie
hoek zoowaar weer onze supporters, -maar
slechts door twee vertegenwoordigd, en tegen
10 uur thuis, stijf en verkleumd.
En Tweede Pinksterdag: dè dag bij uit
nemendheid? Zelfde weer, regenbuien, hen-