T u Tweede Blad. PLAATSELIJK NIEUWS f) VAN DINSDAG 10 JUNI 1924. De bespreking van ons denkbeeld tot electrlfleatle van het pompstation in den Heldersehen Raad. Blijkens het verslag van de op 3 Juni gehouden raadszitting, voorkomende in het nummer van den 5den d.a.v. heeft men bij het voorstel van het College van B. en W. tot verhooging der tarieven voor de waterleiding, de door ons in de bladen van 20 en 31 Mei geschreven ar tikelen ter sprake gebracht. Wij kunnen, hoewel niet instemmende met de genomen beslissing, voorloopig tevreden zijn. Im mers heeft bij de rondvraag de heer Bok om een rapport gevraagd en dat is feite lijk toegezegd. Met belangstelling zullen wij dus het verloop volgen. Van de zijde van het College van B en W. is met geen woord over de wijze van oplossing van het door ons be handelde vraagstuk gesproken, hoewel toch voldoende deskundige ambtenaren het College terzijde staan om de door ons aangevoerde argumenten te kunnen weerleggen, indien dit al mogelijk ware. De heer van Dam heeft daarom ge meend goed te doen de taak van het College van B. en W. over te moeten nemen, door niet alleen het voorstel van B. en W. door dik en dun te verdedigen, doch ook de door ons aangegeven wijze van bezuiniging te bestrijden. Over dewijze waarop hij vermeent goed te doen ons te bestrijden, zullen wij ons niet al te druk maken. Iemand die bij anderen kwade trpuw veronderstelt, door de lezers van dit blad iets voor te zetten, waaraan wij dan zelf niet zouden gelooven, heeft feitelijk het recht ver beurd dat wij zijn argumenten wel ernstig nemen. Immers heeft de heer van Dam in den Raad volgens het verslag gezegd: „Het verwondert spr. dat deze schrijver (dat zijn wij) niet tot de conclusie is ge komen, dat we inplaats van te verhoogen, zeer goed verlagen kunnpo. Uit zijn cijfers zouden we dit op moeten maken. Inder daad wanneer de vierstar-schrijver alles geloofde wat hij hier het publiek voorzet zou hij moeten aandringen op verlaging der tarieven." Het is niet omdat wij twijfelen aan onze becijfering, noch daaraan niet gelooven, dat wij nagelaten hebben, om tevens aan te dringen op verlaging der tarieven, indien ons denkbeeld werd uitgevoerd. Want dan had men terecht een punt van bestrijding kunnen aanvoeren. Dan was tegen ons uitgespeeld dat wij de in de begrooting 1924 beoogde resultaten in gevaar wilden brengen, omdat, zelfs al zou onmiddellijk het Ooilege van B. en W. de behandeling van het voorstel tot tarief- verhooging hebben, geschorst en opge dragen hebben een plan te ontwerpen als door ons is bepleit, dan toch eerst de oommissie van de bedrijven daarna het College en dan nog eens de Raad daarover moeten beslissen, zoodat de daarna ver kregen bezuiniging nog in ditbegrootings- jaar slechts voor een deel zou kunnen werken; waarvan het betrokken deel op de personeelsuitgaven niet veel meer zou terecht komen. De molen draait helaas voor bepaalde zaken langzaam. En dus zou daarop zeer terecht zijn aange slagen. Nu wij die kluif niet gegeven hebben, insinueert men maar. Dat is makkelijk. Het getuigt alleen, dat men zich niet de moeite getroost om de zaken te bestudeeren. Uit het daarop volgende argument des heeren Van Dam, kunnen wij helaas niet erg wijs worden. Hij vraagt daar hoe men zonder tariefverhooging aan het benoo- digde begrootingscüfer kan komen. Wij meenen dat met dgfers nog al vrij dui delijk te hebben gedemonstreerd. Doch waar hij zelf zegt, dat de begrooting is opgezet op een leverantie van het Prof. Bedrijf, daar bracht hij zelf één der ar gumenten tegen het voorstel van B. en W. in 't geding. Want inderdaad is ge rekend bij de begrooting op een levering van minstens 200.000 M8. En als gevolg daarvan (omdat dit water duurder is) kwam het College bij de begrooting met een voorstel tot verhooging. Maar die leverantie moet nog beginnen. Misschien zal dit straks, op 1 Juli, een feit zijn 6D wordt er dus in dit jaar de helft, dus voor 100.000 M8 betrokken, zoo dat ook de benoodigde hoeveelheid water voor maar 1/4 wordt gemengd met duurder water en dus de gemiddelde kostprijs zooveel lager zal zijn. Men zou tegenover het argument„ver hooging der tarieven is noodzakelijk als gevolg van den door ons bedrijf zelf te be talen hoogen inkoopsprijs", toch minstens mogen stellen, dat die verhoogde prijs van de ingezetenen eerst bedongen wordt, zoodra die verhoogde inkoopsprijs werkt. Men doet nu echter hetzelfde als men aan de O. W.ers heeft verweten, dat zij de artikelen, die men nog in voorraad had, ook tegen den inmiddels hoogeren verkoopsprijs verkocht. gulden kan kooPen dan voor een EOi° 1 Zoo'n uitspraak is toch even ]eggen. Want sommigen nemen zooiets als zoete koek tot zich, omdat het van een zgn. deskundige komt. Doch ter zake kundige» zullen over het luchten vaii deze wijsheid toch meewarig het hoofd schudden. Want als dit dan de uiting van deskundigheid in den Raad is, dan zullen zij zich toch afvragen, hoe het dan met de rest gesteld is. Want uit dit betoog is op te maken, dat de heer van Dam liet verschil niet weet tusschen arbeidsduur en ar beidsvermogen. Hij weet niet, dat men, door een electro- motor met een toerental van pl.m. 1450 te koppelen aan een snelloopende pomp, die voorheen door middel van rieinover- brenging van een gasmotor van 1 op 6 1200 toeren maakte en daardoor 150 Ms. water opbracht, de capaciteit van de pomp met dit arbeidsvermogen indenzellden arbeidsduur ongeveer tot .175 M8. per uur verhoogt. En dat men ditzelfde resultaat met den gasmotor niet kan bereiken, of men moet op de een of andere wijze meer gas benutten, ook ai tracht men de poelie te verkleinen met het gevaar de juiste verhouding tusschen motor en pomp te verbreken. Voorts zegt hij, „dat wij niet sterk stonden in ons betoog, door er op te wijzen, dat indien onze cijfers fout waren, men er wel op zou aanslaan." Dit is toch wel een heel aardige manier om ons te verwijten, dat wij ons zwak voelden, 't Is juist het tegendeel. In deze gemeente zijn juist ten aanzien der electrotechniek een vrij groot aantal terzake- en des kundigen. Elk heeft door onze in details verstrekte gegevens de gelegenheid ge had, om die volledig te controleeren. Tot heden is niemand gekomen om die ge gevens te wraken, noch van de prijzen der benoodigde motoren en apparaten, noch der benoodigde electrische energie, Alleen de heer van Dam vermeent, dat hij den door ons genoemden prijs van 4 cent per K.W.U. kan bestrijden. Hij doet dit door te zeggen „De sohrijver beweert, dat voor eleo- triciteit wel 4 cent kan worden berekend. Als de electriciteit ons bulten de spe-uren 8 h 9 cent kost, en we moeten ze voor 4J sent aan de Waterleiding leveren, is dat gevaarlijke politiek." Hier blijkt uit, dat hij het te dier zake weer mis heeft, hoewel bij a a n d a o h t i g e lesing van ons stuk, daarover hem zelfs een licht moest zijn opgegaan. Hij weet blijkbaar niet, dat de P. E. N. aan grootverbruikers door middel van speciale tarieven zelf levert. Wij meenen, dat als grootverbruikers (ook in het con tract met de gemeente) aangemerkt worden verbruikers van meer dan 20000 K.W.U. per jaar. Die heeft de P.E.N. zich voor behouden zelf te leveren. En dus kan ook de Waterleiding met een begroot verbruik van 100000 K.W.U. per jaar rechtstreeks worden bediend, waarvan bij de bepaling van den te betalen prijs het van veel beteekenis is, dat de water leiding in hoofdzaak op den dag, buiten de speruren, den stroom zal betrekken. Dit stond, hoewel niet zoo uitvoerig, in ons artikel en hoe hij er dus bij komt om de prijzen te vergelijken, welke door middel van het G. E. B. zouden moeten worden betaald, is ons een raadsel. Verder blijkt, dat hem ons overzicht, getrokken uit de jaarverslagen, niets ge leerd heeft. Uit de jaarverslagen nl. blijkt, dat het gas, noodig voor de levering|van 1000 M8., sedert 1916 gestehen is van 190 tot 845 M8. tot 1923. Met één oogopslag had hij toch kunnen zien, dat toch blijkbaar tusschen gas en gas „eenig" verschil is, en daar in 1923 naar verhouding 60000 M3. meer gas noodig is geweest, om hetzelfde werk door de motoren te laten verrichten. Dit ontzettend groote verschil (in 1923 zoo bijzonder oijgetreden) wordt, hoewel niet geheel, dan tooh voor een belangrijk deel veroorzaakt (en daarop komen wij straks bij bespreking der gasfabriek uitvoeriger terug) doordat men hier, evenals in andere gemeenten, is gaan leveren gas van lager calorische waarde. Maar in andere gemeenten kwam men daartoe door menging (b.v. 1 op 1) met waterstofgas. Zoo'n inrichting heeft men hier niet. Men voegt er groote hoeveel heden lucht aan toe. Met 't gevolg, dat van die hoeveelheid, bestaande uitzuurstof en 4/B stikstof, de stikstof de waarde van het gas als krachtbron belangrijk ver nietigt. Dit is dan ook als zoodanig nog slechter den het gemengde gas,.verkregen in de mobilisatie uit de gemengde grond stoffen (kolen en bruinkolen). Als klap op de vuurpijl moest blijkbaar dienst doen z ij n verklaring van de duurte van het waterleidingbedrijf. Hij zegt nl. „De oorzaak van de duurte van het waterleidingbedrijf zit hierin, dat onze pompen lang moeten werken om het water omhoog te halen". Als dit zoo gezegd is, dan is zijn verklaring absoluut on juist. Hoogstens kan hij meenen, dat door den geringen water-toevoer uit de duinen, de ?ompen niet geregeld onafge- r o k e n, arbeid hebben kunnen ver richten en dus bij tusschenpoozen de arbeid gestaakt is moeten worden. Doch dat is heel iets anders. Want de pompen zijn van voldoende capaciteit. En de eenige nadeelige invloed die dit bij electro- evenals bij gasmotoren zou hebben gehad, is die van de kosten van personeel. Door zijn verklaring voert de heer Van am juist een argument aan, tegen iet gebruik van gasmotoren bij dezen tak van dienst. Door den ingenieur A. O. Koppejan, een in de gaswereld vooraanstaand tech- nikus, is in 1919 in „Het Gas", orgaan van „De Vereeniging van gasfabrikanten in Nederland", een artikel geschreven over gas, als bron van warmte, licht en kracht. Bij de daarin getroffen vergelij king van economische werking der gas motoren ten opzichte van electromotoren, zegt hij als zijn meening, dat onder be paalde omstandigheden de gasmotor flnan- oieele voordeelen heeft, doch dan moet die motor: le. geen dienst behoeven te doen voor aandrijving van bijv. snelloopende pom pen 2e. de motor steeds geheel of bijna volbelast en gedurende den g e h e e 1 e n dag in bedrijf zijn (hoogstens in het middagschaftuur stoppen)en dan „wijst de p r a k t ij k er op, dat de gastechnici goed zullen doen de propaganda voor den gasmotor op oordeelkundige wijze te voe ren en op te houden met het bestrijden van de onmiskenbare voordeelen van den electromotor". Zie, dat schrijft een doorkneed „gas- man". Daaruit blijkt dus ten duidelijkste, dat hij gasmotoren om de pompen van het waterleidingbedrijf aan te drijven, niet de juiste acht, doch bovendien niet, als de motoren niet geregeld kunnen blijven werken. En dat niet geregeld in bedrijf zijn is juist de laatste jaren bij ons water leidingbedrijf veel het geval geweest en zal (hoewel in niindere mate) ook altijd zoo blijven, omdat gedurende den geheelen dag wel water verbruikt wordt, doch de pompen niet geregeld door kunnen werken. Men zie maar eens ons vorig staatje. Daaruit blijkt, dat op bepaalde dagen 750 M3. wordt verbruikt. Die hoe veelheid vergt voor de hoogdrukpomp 5 uur arbeid. Doch daar het hoogreser- voir slechts 400 M3. groot is, kan slechts naar evenredigheid van het verbruik op dien dag worden bijgepompt, welk ver bruik niet gelijk is aan 150 M3. per uur. Zoodat gestopt moet worden en het eco nomisch geregeld werken aldus verloren gaat. Van de door hem aangevoerde argu menten, blijkt niets, en nog eens niets steekhoudend te zijn. Ten slotte wenschen wij met een enkel woord op te komen tegen zijn voorstelling van zaken, omtrent het verbruik over den meter en alsof die verbruikers toch niets te reclameeren hebben, want dat zij ge middeld, als ieder zijn maximum verbruikt, slechts 80 cent betalen, terwijl de kost prijs 41 cent per M3. is. D a t i s n u d e reinste theorie, waarmede de prak tijk in flagranten strijd is. Hierom, wijl de verbruikers lang niet hun maximum gebruiken. Zouden zij dit doen, dan zouden minst genomen de oppompkosten belangrijk stijgen. Zij gebruiken veel minder. De practici, wijlen de heer Spruit, voorganger van den heer van Dam, heeft aan de hand zijner ervaring meermalen in den Raad duidelijk gedemonstreerd, dat hij gemiddeld bijna den dubbelen prijs van het water betaalde voor de bewoners zijner woningen. Ons zijn dan ook ver schillende verbruikers bekend, die ge middeld slechts 7 M8. verbruiken. Het zijn menschen die wonen in een huis van f 6. per week, dus mogen verbruiken 15 M8. Zij betalen Btraks voor die 7 M\ water f 4.80, dus ruim 60 cent, ongerekend de 75 cent aan meterhuur. De fout der redeneering van den heer van Dam zit hierinde kostprijs van het water wordt thans verkeerd berekend. De verliezen moeten daarin (om tot den werkelijken kostprijs van het product te komen) eerst verdisconteerd worden. En daar boven moeten de grootverbruikers 20 pCt. betalen. Nu gaat het voordeel, dat de kleine verbruikers afwerpen, ver loren, wijl heel het waterverlies (dat bij een oud buizennet grooter is dan 5 pCt.) daarin wordt verwerkt. Als men de verslagen er op na slaat, dan zien we trouwens, dai het verbruik van water door de klein-verbruikers omstreeks 80 pCt.is, terwijl zij betalen ongeveer 45 pOt. van de totale op brengst. Vóór de heer van Dam dus weer ver meent iets te moeten zeggen, of ons te kunnen bestrijden, zal hij goed doen beter beslagen ten ijs te komen. Als hij door het bovenstaande wordt bekeerd om eerst het onderwerp te gaan bestudeeren vóór hij spreekt, dan komt hij aan onze zijde te staan. Daar heen wijzen de feiten onafwendbaar den weg. Burgemeester Politie en Gemeenteraad. Wij laten hier volgen hetgeen door den Burgemeester in de raadsvergadering van Dinsdag jJL is geciteerd uit een arti kel van den Gronlngschen burgemeester, Mr. Dr. E. van Ketwich Verschuur over het Regeerings-ontwerp tot herziening der Gemeentewet, gepubliceerd' in „Vra gen des Tijds", 50e Jg. afL 5 (Februari 1924). Zooals wij in ons verslag lieten uitkomen, refereerde de Burgemeester zich ten opzichte van de interpellatie- Zondervan aan dit artikel. „Aan de bekende twistvraag, of de Bur gemeester op het stuk der politie aan den Raad verantwoording schuldig is, maakt het ontwerp (art. 188) een einde. Het verklaart den Burgemeester verant woordelijk tegenover den Raad en ver plicht hem dezen alle verlangde inlich tingen te geven, waarvan het verleenen - aai. hier beter te lezen: „verstrekken'" door hem niet strijdig wordt geoor deeld met het algemeen belang. De ver antwoording betreft niet alleen de eigen lijke handhaving der openbare orde doch evenzeer de maatregelen rakende den in- wendigen dienst der politie- ambtenaren, de vaststelling hunner ambtsinstructie, het opleggen van straffen enz. Ik kan iets ge voelen voor het standpunt van hen, die meenen dat de Burgemeester door van zijn beleid ook op het stuk van politie verantwoording te doen, zijn positie en gezag eer versterkt dan verzwakt. Toch zou ik huiverig zijn om dezen verent- woordingspücht vast te leggen ln de wet. MJjn bezwaar hiertegen is in hoofdzaak hetzelfde dat de in 1898 door dien Minis- er van Justitie ingestelde oommissie van voorlichting omtrent de maatregelen, welke tot verbetering van het politie wezen zouden kunnen strekken, gevoelde tegen het handhaven der gemeentepolitie en dat zij aldus formuleerde, „dat ln de groote steden het gevaar voor de inmen ging van plaatselijke organen in de za ken der politie en voor het uitoefenen van een verkeerden invloed op het per soneel dikwijls 'groot is en in de tegen woordige tijdsomstandigheden., nu in ge meenteraden en de dagelijksohe besturen meer en meer de uiterste partijen worden opgenomen, hoe langer hoe grooter dreigt te worden." Gold dit bezwaar reeds voor eed kwarteeuw, toen de commissie haar rapport uitbracht, in hoe oneindig sterker mate geldt het voor onzen tijdil Wat hiertoe vooral heeft medewerkt, is het gewijzigde kiesstelsel, dat tot eene samenstelling der gemeenteraden heeft geleid, die eene veel grootere vertegen woordiging der uiterste partijen maar bovendien eene veel scherpere verdee ling in bepaalde politieke fracties te zien geeft dan de (bovenbedoelde oommissie, toen zij haar verslag opstelde, zelfs maar mogelijk zal hebben 'geacht Daarbij komt de omstandigheid, dat ook de ambtena ren van politie in steeds sterker mate zich in vakvereenigingen en -bonden van on derscheidene richting organiseeren. De plaatselijke afdeelingen dezer vakbonden zoeken aansluiting hij die raadsfracties, waarmede zij zich het meest verwant ge voelen, teneinde in den gemeenteraad pleitvoerders voor hunne materieele be langen en spreekbuizen voor hunne klach ten te vinden. Met. allerlei werkelijke of vermeende grieven wendt men zloh niet meer tot de daarvoor aangewezen per sonen, den Hoofdcommissaris of den Bur gemeester, maar tot raadsleden, die dan vaak zonder eenig behoorlijk onderzoek zich tot tolk van de klagers maken in openbare raadsvergaderingen, en den Burgemeester over allerlei futiliteiten ter verantwoording roepen. Legt de wet den Burgemeester over al wat de politie be treft in vollen omvang den plicht tot ver antwoording op, dan zal het hier geschet ste euvel zeker nog 'belangrijk grootere afmetingen aannemen. Thans kan de Bur gemeester, ook al is hij in het algemeen tot het verstrekken van Inlichtingen aan gaande politiezaken bereid, zich althans een zekere grens stellen en te ver gaan de bemoeizucht van den Raad afwezen. Wordt het voorgestelde art. 188 wet, dan zal hij dit niet meer kunnen en alle ge- wenschte inliohtingen moeten verstrek ken tenzij hij zich er achter verschuilen wil, dat dit naar ztjn oordeel strijdig zou zijn met het algemeen belang. Inderdaad zal het in het openbaar bespreken van alle mogelijke interne politie-aangelegen- hedlen strijdig zijn met het algemeen be lang omdat tucht en gezag daardoor zul len worden ondermijnd. Op het algemeen belang aldus opgevat echter zal de Bur gemeester nimmer een beroep kunnen doen, immers dan zou zijn beroep zich richten tegen de wet zelf, die nu eenmaal het verstrekken van alle inlichtingen heel gewild" De Vloot-Commissie bracht heden een bezoek aan de Marine werf en vertoefde geruimen tijd aan boord van die „Noordbrabant". Het bezoek staat o.m. in verband met besprekingen over dé verschiilendle opleddingien bij de Marine. Concert Programma van het Concert, te geven door het Stedelijk Muziekkorps in het Plantsoen, op Woensdag 11 Juni, 's avonds 8 uur. 1. „Vers la Paix." Marche V. Turine 2. „En Êté" Ouverture L. Perlat 3. „Caroline Sunshine" Inter mezzo R. Smith 4. Frühlingsarwachen"E. Bach 5. „La Fête Triomphale" FantaisieG.J.v.Dam 6. „Lu«tspiel"-OuvertureKéler Béla 7. „The Thunderer" Marsoh. J. P. Sousa Helderts Fanfare-corps. Bij het op den lsten Pinksterdag te Alkmaar gehouden Muziek-Concours, be haalde het Heldersche Fanfarekorps een eersten prijs in den marschwedstrijd en een tweeden prijs in de concertwedstrijd. Bpcldjesdag Typografen. De opbrengst der gisteren gehouden Speldjesdag voor het sanatorium „Eer beek" van de typografen bedroeg pLm. 247.—. (Als bijzonderheid dient ver meld' dat niet één valaoh of vreemd -geldt- stuk werd aangetroffen). De Plnksterdmkte. Ondanks het minder gunstige Pinkster- weer was het verkeer in onze gemeente per autobus en rijwiel enorm groot. De geregelde diensten der bus-autos vervoer den veel passagiers, die helaas dikwijls in den regel hun tocht aanvingen. Velen keerden dan ook al spoedig weer huis waarts. In den namiddag van den tweeden Pinksterdag toen het weer opklaarde, was het op het Koningsplein het centrale punt, enorm druk. Honderden menschen ston den te wachten op een plaatsje in de autobus en dit vleugje opklaring heeft nog veel van de bedorven dagen goed gemaakt. Brievenmail voor Hr. Ms. „Tromp". 10, 11, 12 en 18 JJuni naar Bordeaux, laatste buslichting hoofdkantoor 3.80 a., stadsbussen lichting 2. Daarna blijft de correspondentie te Helder bewaard. In de brievenmalen worden alléén op genomen volledig gefrankeerde gewone brieven en andere stukken over de adres- zijde voorzien van kruisstrepen. Pinkster-uitstapje. Hetgeen echter verder door den heer Van Dam is aangevoerd, doet de deur dicht. Volgens het verslag heeft hij gezegd: „Pompstation. In de algemeene beschou- W1"8en hieromtrent schrijft de vierstar- schrijver zonderlinge dingen. O. a. spreekt rnj over een hooger toerental der electro- motoren. pat is precies hetzelfde alsof ik verdedigen wilde, dat men voor 100 Het aangehaalde gedeelte luidt als volgt: De barometer stond niet zeer gunstig den Eersten Pinkstermorgen en bij had boven dien neiging tot dalen, 't Zag er dus niet aan lokkelijk uit, maar aangezien Pinksteren van oudsher de eenige gelegenheid biedt tot een ex'tra-izomeruitstapje, dat niet meetelt in het jaarlijksche verlof, hadden als gewoonlijk zeer velen zich weder opgemaakt de beide Pinksterdagen elders door te brengen. Dag- jesmenschen hij de vleet, de treinen voerden tal van logé's aan, en, omgekeerd, brachten velen weg uit den sleur van het dageljjksch leven, om, elk naar eigen geaardheid en be hoeften, te trachten te genieten van deze bedde, zomersche- en zeldzame, feestdagen. Helaas, helaas! ons Nederlandsche klimaat laat geen extravaganties ten opzichte van het weer toe: het kan weken Zondagen incluis aaneen mooi weer zijn, en juist op de beide Pinksterdagen zal het omdraaien en zich van de slechtste zijde doen zien. Laat ons dadelijk zeggen, dat het slechter gekund had. Velen hadden van de gelegenheid, door de directie der „Esona" geboden, om een goed koop uitstapje naar Kennemerland te maken, gebruik gemaakt. De boot was vol, ook de „Graaf Willem" van de Alkmaar Packet, die beide te 8 uur van de Binnenhaven vertrok ken, vervoerde veel van die dagjesmenschen. Karbiesjes of tasschen vol boterhammen, zelfs mét drinkbare waar er bij, waren inge pakt, iZondagsche spullen aangetrokken en welgemoed was men vertrokken, den drei genden barometer negeerend. Maar zoo'n weer-instrument laat niet straf feloos zich negeeren, en het leed' niet lang of een fijn regentje striemde tegen de voor ruit, en de egaal-grjjze lucht voorspelde niet veel goeds voor den verderen dag. Zeer velen hadden eenzelfden tocht be raamd per rijwiel, en zoo fietsten gestadig verscheidene jongens en mannen ook enkele vrouwenmet de boot mede. Velen ervan zijn ongetwijfeld ln 't Zand bezweken, daar stonden dozijnen rijwielen tegen het landelijke café, welker berijders nat en moe 't was een stevige trap pal tegen den wind inl daar waren geschuild. Gelukkig, niets is bestendig hier be neden-, ook geen regen, en geleidelijk klaarde de lucht weer op. Onder de trouwe supporters van de Esona was een jongen van een jaar of 12. Hij trapte gestadig voort, en deelde zich weldra in tweeën. Een kwartier later wa ren er drie jongens langszij gekomen, vol komen gelijk en gelijkvormig: oongruente driehoeken, die het dapper volhielden, tot Schoorldam toe. Te Schoorldam evenwel begon de misère. Nauwelijks dèèr, werd de lucht dik en vóór dat de aangekomen passagiers een onderko m-en hadden kunnen vinden ln de bekende uitspanningen aan den voet der duinen, wa ren zij allen, zonder uitzondering, drijfnat Een stuk of wat vluggerds waren nog tijdig onder dak gekomen-, maar voor de families met kinderen was het treurig. Ja, wat doe je dan? Je wacht de bul af, drinkt fosoo, melk of limonade, en zit de ruitjes te tellen. Of, als je in een clubje bent, amuseer je elkander. En trekt er ten slotte op uit, nat of niet. Kennemerland, en in 't bijzonder de dui nen tusschen Schoort en Bergen, is mooi; mooi als het mooi weer is, mooi ook als het regent. Alles droop van den regen, maar ook alles rook er zoo lekker en de fel-geele brein stond1 er te gloeien tusschen het frissche groen van den- en andere aanplanting. En de sparrebloesems stonden er, recht over eind, in hun artistieke pakje met de fiere kruintjes, en de vogels, die hun woning heb ben in het gezegend' oord, 'tierelierden en zongen, en af en toe schudde de wind u de natte droppels in den nek. Ja, bet was mooi daar in de Schoorlsche duinen. Maar van de boot-bevolking was er niet één, die den tocht aldus maakte. Vlak bij Schoor! of Bergen kwam je wel eens een groepje tegen, meestal met jongelui, die er met een, paar meisjes waren uitgetrok ken, maar verder was er niets in de duinen, niets dan wat ik u boven beschreef. Geluk kig maar! Het was eenige uren later, dat mij een geestig versje in de gedachten schoot van den onlangs gestorven dichter Adama van Scheltema. Dat was toen de kel ner van „Duinvermaak" met een meewarig gezicht ons op den rommel wees, in zijn eta blissement gedeponeerd. „Daar 'hebben we zoo hard aan gewerkt om het netjes te krlji- gen, meneer, en ziet-u eens wat een zwilne- boel". Inderdaad, tusschen het helder-witte zand van den vloer lagen-: bananen-, sinaas appel- -en apenootjes-schillen; vertrapte ci- garettendoosjes, sigarenpeukjes, papiertjes van Haagsche hopjes en ander snoepgoed, enz., enz. Het was een zoodje. „Eerst als de mensch ls heengegaan Aan 't einde van zijn 1-eeUjk liedje, En sluimert onder een margrietje, Doet hij wat aangenamer aan". Dat versje schoot mij in de gedachten, toen ik de jammerklacht van den kelner hoorde. Arme drom-mel! Hij mag straks den stal uitmesten! Dat is zijn „Pinkstervei- maakl" Keer je dan eindelijk, zwervensmoe, naar de wachtende Esona terug, dan vindt je daar nagenoeg hetzelfde iltestre gezelschap van 's morgens. Ongelooflijk, wat -men in een minimum van tijd verslindt apenootjes bij kilogrammen, afgewisseld door kwatta- reepen-, dunne paling en boterham-resten met rookvleesch. Eerst een zeer interessante wedstrijd tus schen de Esona-boot en de Alkmaar-packet. De laatste in de achterhoede, krijgt geen kans vóór te komen, maar aangezien de Esona ettelijke -malen- aanlegt en de Alkmaar- packet, ondanks het feit, dat hij' zijn passa giers uit het riet moet oppikken (hij gebrek aan aanlegsteiger), niet stopt, komt tenslotte de concurrent vóór. Een half dozijn f eest booten, zang- en muziekvereenigingen, op excursie, en we gaan full speed huiswaarts. Dezelfde jongens van den congruenten drie hoek zoowaar weer onze supporters, -maar slechts door twee vertegenwoordigd, en tegen 10 uur thuis, stijf en verkleumd. En Tweede Pinksterdag: dè dag bij uit nemendheid? Zelfde weer, regenbuien, hen-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 5