't Juttertje UIT DE WIJDE WERELD Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM" Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 5 JULI 1924. Nr 130 (auteursrechten voorbehouden) het jubileum van de k. m. j. c. Wie, die wat hart heeft voor de zee en het zeilen, heeft er in de kermisweek als de K. M. J. C. haar jaarlijkschen wedstrijd hield, niet gestaan aan het Wierhoofd om het vroolijke spel van zeilen en vlaggen en wimpels gade te slaan? Als 't daar aan den havenkant en daar buiten bij den start een krioeling was van sierlijk gebouwde jachten met de hooge tuigage, haar blanke 'boorden en haar blanke zeilen; als we ons vergastten aan het rappe gedoe van licht geschoeide, blauw getruide mannen aan boord der groote jachten, die we anders zelden hier op de zee aanwezig zien. En ook de kleinere jachten boeiden ons oog, als ze de ton rondden en dan, ge bruik makend van het voordeelig windje, hun groote kluiver ontrolden, zoodat, met een sneltreinvaart, de ranke vaartuigjes door het water sneden. En de sloepen met haar wonderlijke emmerzeilen en met haar fantasietuig, hoe pittig stoffeeren ook zij niet het wa tervlak. En eertijds, toen het gewoonte was, dat ook de vletten en de botters en blazers een nummer van het programma te ver zeilen kregen, hoe wisten zij, de mannen uit de praktijk van het rasechte zeemans leven, elkaar den prijs te betwisten. Dan toch zeker leefde heel den Helder mee met het watersportfeestj, en het krioelde dan ook van „supporters" (ge lukkig kenden we toen dat woord nog niet) die hun al of niet deskundige op merkingen ten beste gaven en wier kri tiek vaak lang niet malsch w^a Was het voor vletten en botters de laatste jaren geen traditie meer om aan de wedstrijden deel te nemen, thans, nu de K. M. j. O. haar vijfentwintig jarig jubilé viert, heeft ze ook een nummer in geruimd voor de visschers, die hier in onze plaats, naast de marine, een stempel drukken op het gemeentelijk gebeuren. Hen weer in te schakelen in de wedstrij den op zee- en zeilgebied, kan niet anders dan toegejuicht worden. En als zoodanig voelen dat ook de vletterlieden en de Noordzeevisschers, want er is een groote belangstelling in die kringen voor dezen wedstrijd. Ik mocht ze reeds beluisteren in hun enthou siaste gesprekken over den komenden strijd. Druk hadden ze het reeds over vroegere wedstrijden en nauwkeurig wis ten allen zich nog te herinneren, hoe toen en toen de gelegenheid om te zeilen was geweest en welk soort van vletten met bepaalde gelegenheden de grootste kan sen hadden om het tot een goed resultaat te brengen. En geloof maar, dat ze hun spulletjes in orde zullen hebben als eenmaal^ de groote dag daar is. En in gedachte zie ik die hooggekopte, als een veertje op het water drijvende, vletten met haar vier kant sprietzeil en haar fokje, waarbij dan misschien nog een kluiver fcoipt, scheren over de wateren van onze heerlijke reede. Ik zie ze snijden door het water; ik zie ze de krulgolfjes gemakkelijk nemen; ik zie ze blaffend dansen over de groote dei ningkoppen. En als dan het weer wat zonnig mag zijn; als de hemel blauwe velden mag toonen tusschen de kalm voortdrijvende wolkgevaarten en een topperskoeltje de zeilen stevig mag bollen, dan zal het daar op Texel's ree zijn, op het terrein waar de K. M. J. O. haar zilveren jubilé viert, alsof de zee één vreugdebouquet is, waar een feeëriek kleurenspel stemt tot uitbun digheid van feestvreugde. Dan moeten wij ons scharen op het Wierhoofd en langs den zeedijk; en'met de heerlijk kleurenrijke costumes, die tegenwoordig de vrouwen deren, zal het geheel aan doen als de stemming op een zilveren bruiloftsdag. Al zullen we dan hier niet kunnen be reiken, hetgeen men langs Amstels boor den te zien krijgt, toch moet het mogelijk zijn, dat ook hier belangstelling wordt ge wekt voor den frisch kleurigen aanblik, die een zeilwedstrijd steeds biedt. We moeten zien de menschen naar onzè stad te krijgen, want inderdaad leeft er in ons volk een groote belangstelling voor al wat de zee betreft. Daarom moet er voor dezen wedstrijd reclame worden ge maakt. Zij, die direct voordeel van een groot bezoek aan onze plaats hebben, moeten de handen ineenslaan, zoodat er drommen hierheen komen om het impo sante schouwspel daar op Teiel's ree te komen gadeslaan. Nog is het daarvoor niet te laat. De vacanties zijn hier en daar reeds begon nen. Smeed het ijzer als het heet is. Karei: Je zoent mjj alleen maar, als je geld noodig hebt? Carolien: Is je dat soms nog niet vaak genoeg? Ik kan toch kwalijk niets anders doen dan zoenen? Mannenvangst ln Dramajoc. Volgens traditie mogen de meisjes in Europa slechts in een schrikkeljaar den man harer keuze ten huwelijk vragen. Voor haar is er dus nog altijd uitkomst. De Javaansche vrouwen zijn er nog erger aan toe, want voor haar is er nooit een schrikkeljaar en dus.... geen uit komst. Edoch laten wij het maar ronduit zeggen in sommige streken weten de meisjes zich wonderwel te redden. Zoo bestaat er in enkele afgelegen des sa's van de Afd. Dramajoe een eigen aardige gewoonte om zich van een „laki" (echtgenoot) te verzekeren. De dessa's liggen zeer afgezonderd en de bevolking is er eenzelvig van aard. Europeanen behalve van tijd tot tijd een bestuurs ambtenaar komen er nooit. De mannen en vrouwen huwen er onder elkaar en mochten er soms minzieke jongelingen uit een vreemde dessa komen om te trach ten liefdesbanden aan te knoopen met de meisjes „uit ons dorp", dan worden zij op hardhandige wijze verwijderd. De huwelijksmarkt is dientengevolge nogal beperkt en daarom blijven de meis jes niet wachten tot „de man" komt op- dagent In den Oostmoesson, bij volle maan, wanneer de „kemoenging" geurt en de wa- ringin, waarin de beschermgeesten der dessa huizen, al zijn mystieke pracht ten toon spreidt, dan vereenigt zich alles, wat „ten huwelijk wenscht te nemen of geno men wordt"- op het dorpspleintje voor do woning van den „loerah" (dorpshoofd). Huwbare meisjes en jonge weduwen, hupsche jongelieden en stramme we duwnaars, loopem lachend en pratend door elkaar. De ouden van dagen komen ook een kijkje nemen en waken onder het genot van een „klobot" (stroo-sigaret) er voor, dat er geen onbehoorlijke dingen1 gebeu ren, maar.de getrouwde vrouwen blijven thuis, want de Javaan is nog altijd van de leer, dat „een goeie vrouw en een goeie kat thuis moeten blijven." Op een teeken van den tong-tong scha ren de mannen zich op het midden van het plein worden met hun hoofddoek secuur geblinddoekt. De meisjes geven elkaar de hand en loepen zingend om de mannen heen. Een soort van „Hei, 't was in de Mei", maar het proces van het spel letje is niet geheel hetzelfde en de woor den zijn ook wel een beetje anders. Weer een teeken van den tong-tong en de kring wordt verbroken. De meisjes vliegen op de mannen af en trachten er een te vangen. Onder luid geschreeuw slaan dezen op de vlucht en doen hun best? om uit de handen der vrouwtjes te blijven. Sommige dames, die gemerkt hebben dat zij den rechten Jozef niet te pakken hebben, doen erg onhandig en laten den gevangene weer ontsnappen. Enkele Dan komt de groote kohorte van bidders bij elkaar. En volgens vastgestelde beurten heeft ieder op z'n beurt het oppercommando, in dezen zin n»L, dat alle aansprekers in den pond gelajk zijn, maar dat hij, die het eerst in het sterfhuis omtbodieni is, de andere voor Zijn rekening engageert en stilzwijgend com mandant os van de ploeg. Om. op zijn beurt morgen door 'n andier te worden geëngageerd en gewoon soldaat te wezen. Dan worden de lijsten gemaakt en op een oogenblik zien we de koppel van bidders ergens op een brug in de buurt van het sterfhuis samenkomen, waar dan de bestu rende aanspreker zijn bevelen ronddeelt en ieder zijn taak en zijn wijk aanwijst. En op zijn wenk verspreidt zich dan de koppel en begint langs gracht en burgwal te draven om dan 'hier en dan daar een schel over te halen of een klopper op de deur te doen neervallen. Stuk voor stuk gaan de deuren open. De aanspreker mits het 'n voldoende deftig huis is legt de rechterhand aan zijn punt hoed om deze een hoek van 45 graden te doen beschrijven en vangt op hoogdravende toon aan: Maak bekend, dat overleden is» de Hoog wel geboren Vrouwe Sara Oatharina Augusta Wilhelmlna van Hevelen tot Hevelenberg, Douairière van den Hoogwelgeboren Heer Jonkheer Hendrik Willem Lodewijk van Hoogenlinde. Hij doet zijn hoed nogmaals ©en boog be schrijven, dekt zich weer en voegt aan de luisterend© dienstmaagd» als .ter bevestiging, in z'n eigen platte Amsterdamsche tongval toe: De oude mevrouw van Hoogenlinde, schoins hierover in 't hoekhuiszelje t nie vergeten, vrijster?. Heerejeetje, roept de vrijster.Is-tie dood? Welnou, kijk toch eris ani 't Is wat te zeggen.D'r sterft maar heel wat rijk dom teugenswoordig. Maar reeds ie d© aanspreker weer vertrok ken. Zonder zich tijd te gunnen1 om naar de bespiegelingen van de dienstmaagd te luis teren, heeft hij een paar deuren verder al weer de bel aan 't klingelen gebracht en be gint met dezelfde ernst zijn formule te her halen Dan komt de dag van de begrafenis. Het is duidelijk, dat het hier een deftig -Lijk geldt. Want in tegenstelling met onze hedendaag- sche gewoonte, is dit kenbaar aan 't,„vroege" uitdragen. Hoe vroeger, hoe rijker en hoe grooter de z.g. begrafenisboete. Behalve dan üi een heel bijzonder geval, wanneer de be grafenis.'s avonds plaats heeft Het kost allemaal extra. Want deze zede- en gewoontebegrippen zijn alleen ontstaan uit zuivere speculatie op des menschen ijdel- heid, welke de mensch zelfs niet verloochent bij' een plechtigheid als deze. De aanspreker en zijn gevolg staan ter weerszijden van de stoep geschaard» terwijl de dragers, in verschillende groepen verdeeld op straat staan en de lijkkoets 'n paar hulzen verder vertoeft Elke bloedverwant die het sterfhuis uit- of ingaat, moet de gelederen van de zwarte bende door.... de punthoeden vliegen af, het aangezette krip golft in de ruimte en de bovenlijven huigen zich eerbiedig. Dan komt de kist en eindelijk neemt de optocht een aanvang. En van nu af gaat de chef-aanspreker vooraan met een hoog gebaar als een gene raal', die de overwinnende troepen aanvoert Want het was in die dagen nog niet zooala nu, dat de familerijtuigen zich haastend voorbiji de lijkkoets spoedden om zoo vlug mogelijk op het kerkhof aan te komen. Neen, alles bleef in den stoet en het was vooral' de aanspreker, die zich voelde tus schen het van alle kanten saamgestroom.de publiek, dat gretig kwam zien naar den graad van deftigheid en rijkdom van de livreien en het aantal van de volgkoetsen. Tot in de kerk en op den dOodenakker be hield de aanspreker de leiding. De haar wordt nu op den schouder van de dragers rond ge- voerd, totdat ze wordt neergelaten ln het graf. Dan te het uit. De plicht is volbracht en de stijf deftige ernstigheid' is als bij tooverslag van de gezichten der bidders verdwenen» De bidder-en-chef deelt en passant en zan der de minste terughouding aan de aan hem voorbij defileerende bidders, dragers, dien ders en dekkers de verzegelde pakjes uit, waarin hun loon bij voorbaat geborgen ds en ieder is vrijt En de aansprekers verlaten in allerijl het kerkhof <xm zich op den eerstvolgenden hoek in de tapperij het zweet van- het voorhoofd te vegen en elkander vast te vertellen, dat die of die meneer van zus en zoo ook zwaar ziek is en het als de geneesmeester gelijk heeft wel niet al te lang meer maken zal. En ze bereiden zich voor om al' weer nieu we dooden te gaan aanzeggen en den optocht voor de zooveelste maal van voren af aan te gaan beginnen. Totdat dan eindelijk het moment komt. voor ieder van de bidders op z'n beurt waarop de bekende Schoolmeester deelde toen hij het hierondter aangehaalde „Grafschrift op een Bidder" dichtte: Deze bidder hadi heel veel verstand van zjjn zaken, Maar zijn eigen dood! heeft hij. .toch niet bekend kunnen maken. FEUILLETON. door garel brensa. Ouwerweteche Begrafenissen.! ....Een Begrafenis is zeer gewis 'n lafenis Voor ieder dip aanspreker is! Want met de snijdersschaar'of hij het kinnenscheren Moet men de frissdhe lucht en sterke teug ontberen I Terwijl men na dllt werk hoewel in deugd en eer© Men op een flinke prop elkander kan trakteereni Als bij' een doodsbericht Op 's bidders aangezicht Iets meer verscheen dan plicht, Ondraaglijk was t gewicht» Dat hjji zoü moeten dragen.... Men zou van hem dan meer dan plicht en eerbied, vragen. Bovenstaande „ontroerende" versregelen zijn ontleend aan een van dte kinderklad» schriften van ondergeteekend© uit de dagen toen wij' als schooljongens onder elkaar „in 't verborgene" de schoone dicht kunst beoefenden.... En nu lachend van nabij bekeken be hoeft niet ver gezocht te worden naar den invloed, die daarbij' in het spel blijkt te zijn geweest. Onze geestelijke vader in dit opzicht was: Justus van Maurik! Want naast de zoogenaamde Begrafenis briefjes, waarover wij in ons vorige opstel spraken en waarvan wij ©enige overschre ven, was er in de oud-Hollandsche en vooral in. de oud-Amsterdamsche begrafenis een tweede element, dat nooit mankeerde eni dat immer tot een zonderling contrast, om niet te zeggen tot een dissonant in het droevige spel van dood1 en begraven werd. Dat was de Aanspreker. En het is vooral in de latere jaren die be kende volksschrijver Justus van Maurik geweest, die deze eerbare man tot het onder werp van. rijn spot en zijn ironie nam en die dbor zijn vele charges op dezen vakman ons het meest duidelijke beeld van hem heeft doen behouden. 'Zoo zelfs, dat we als knapen van de weeromstuit over hem begonnen te dichten en. hem als onderwerp voor onze rijmoefe ningen gebruikten zooals uit hoven- staand kreupelvers blijkt. De Amsterdamsche Aanspreker de „bidder" oftewel' de „Dooyenverklikker"., nog erger: de Kraai. Men vergete niet, dat wij hier spreken over „vroegere1" aansprekers met vroegere gewoonten, waarvan de tegenwoordige rede lijke begrafenisverzorgers vermoedelijk zelfs geen idee hebben. Justus van Maurik vooral heeft ze altijd tot onderwerp genomen en men moet toe geven), dat ze er in vroeger jaren aanleiding 'toe gaven. Het was niet zonder grond, dat Van Maurik reeds als jongen, de tafereelen nateekende, die hij. op de Amsterdamsche straat van den aanspreker zag.... De te genstelling van den ernst van hun bedrijf en het komische van1 hun persoon. Het zon derlinge contrast van het „I4jk"-maal, dat door deze mannen werd opgevat als een „bruilofts"maal hun gewoonte om te spreken van 'n ,„wijn"]iijkie, voor een 'begra fenis, waarbij na afloop wijn geschonken werd en waaraan zij zich dan zoo schrome lijk te buiten gingen, dat rij soms dronken uit het sterfhuis kwamen en zwaaiend over de straat gingen. In antikiteitswinkels kan men nu soms nog wel eens tegen een z.g. Aansprekers- fleschje aanloopen. Dit was een speciaal voor het döel vervaardigd zeer plat fleschje, dat de aansprekers gewend waren (met Oranje bitter erin) ouder hun' rouwjas mee ter be grafenis te nemen, zoodat niemand het op merkte. Dit ales wist Justus en wij kunnen be grijpen, dat het in den grond zjjln gevoelige dichterlijke natuur was» die hieraan aanstoot nam. ,Zoo kwam hij ertoe reeds als jongen met zjjn kornuiten het spel1 uit te denken van „erwtenschieten". Dit was het door een buis en door middel van luchtdruk weg blazen van erwten tegen d'e zoo in het oog loopende kuiten van de „kraaien" Later maakte hij allerlei teekeningen van deze mannen. Nog later bracht hij ze te pas in (zijn werk» ja hij voerde ze zelfs in optima fonma ten t-ooneele. Men denke slechts aan zjjn indertijd zoo populaire „Janus Tulp". Velen zullen zich misschien ook nog wel de gruwelijke episode herinneren op het vroeger befaamd© Amsterdamsche Karthui- zer-kerkhof. Het is vastgelegd in de werken van Justus van Maurik. Men dacht algemeen aan spokerij. Het was een afschuwelijke nacht. Want er was dien dag een bijzondere begrafenis geweest op t „Karthuizer". Maar niemand dacht eraan, dat er zich nog iemand achter den hoogen muur van het kerkhof kon bevinden» En toch overkwam het den ouden Amsterdamschen nachtwacht, dat hij; in het holst van den nacht bijna verstijfde van schrik, toen hij op zijn ronde voorbij den muur van het kerkhof kwam.Hij hoorde een, stem vaag en bedremmeld, maar niet minder schrik aanjagend. Hij keek op.... Er bewoog zich wat boven op den muur. 't was 'n donker wezen» met angstig vertrok ken gezicht.'t riep wat of 't vroeg wat..... De wacht luisterde, huiverig. En toen kwam het: Wachie, hoe laat is 't? Het bleek te zijn een aanspreker van de ter-aarde-bestelling van dien dag, die reeds bij' voorbaat, zoo niet op de gezondheid, dan toch minstens voor het zieleheili van den doode gedronken had. Zoo zelfs, dat hij' den uitgang van het kerkhof niet meer had kun nen vinden en ergens tusschen de graven in slaap gevallen was. Om daaruit eerst in het holst van den nacht wakker te worden» Van Maurik vond dit koren op zijn molen» bracht het te pas ln een van de tooneelen van van Janus Tulp en het „Wachie, hoe laat is 't?" bleef jaren lang populair bij de oud» Amsterdammers! De Amsterdamsche aanspreker. Hij; was werkelijk in zijn goede dagen lich telijk ridicuul' en tot ironie dwingend. Maar niettemin vinden wij, tot op heden- nog altijd z-ijn verschijning terug naast de lijkbaar van den dood© en in het huis van zjjn familie. Laten wiji hem eens volgen in zijn ouder- wetsche functie in een Amsterdamsch huis. Evenals de clown ln het Engelsche drama vertoonde zich daar in zoo'n ouderwetsch sterfhuis op het meest pathetische oogenblik de aanspreker. Hij draagt al de rouw aan 't lijf, die de anderen nog slechts ln het hart dragen. Zjjn gezicht staat koud tusschen al di© nat behuilde wangen van de familieleden» Ook praat hij. over andere dingen» want ter wijl de nabestaanden nog in hoofdzaak her halen waaraan hun familielid eigenlijk ge storven is en over de deugden» die de doode ongetwijfeld gehad heeft» spreekt de bidder van oeelen» van zwart lak, van de timmerlui voor de kist» van rouwpapier, van koetsiers en van de begrafeniskosten» Zelfs zijn gedachten zijn heel anders. Want terwijl de aanwezigen, slechts rouw en ver driet in het hart hebben» maakt de aanspre ker rijn vermoedelijke loon op in verhouding tot de meerdere of mindere deftigheid, die hij in 'het sterfhuis vindt en' berekent hij. hoe 'groot de fooien zullen wezen voor zijn kame raden Totdat d© besprekingen rijn afgeloopen en de aanspreker vertrekt. dorps-rivales voeren met hflgenden !boe-_ zem en vlammende oogen een stilllen,'1 maar verwoeden strijd om „hem". Stille verwenschingen en (voor de waarheid moeten wij het zeggen) half gesmoorde vloeken zijn haar wapens. Heeft de strijd lang genoeg geduurd, dan laat de tong-tong weder zijn sonoren klank hooren. De mannen, die niet ge vangen zijn en de meisjes die niets ge vangen hebben gaan stillekens en eenigszins overhaast naar huis, want zij vreezen uitgelachen te worden, en „maloe" worden is b ergste wat een Javaan kan overkom^ De blinddoeken W\ i afgerukt en de gevangen man moet nu ten aanhoor© van de geheele gemeente verklaren of hij' zijn vangster als echtgenoote begeert en be reid is bij haar ouders of verwanten een behoorlijk aanzoek om haar hand te doen» Weigert de man, dan wordt hij smade lijk weggejaagd en mag hij gedurende dien Oostmoesson niet meer aan het vang- spel mededoen. Veel gebeurt dat echter niet, want in de eerste plaats is het verwonderlijk hoe helderziende het blinde toeval meestal is en in de tweede plaatsheeft men in de dessa een ongelooflijk aantal middel tjes om iemand het leven zuur te maken. Mocht Vondel zingen: „Een vrouw is duysendt mannén te ergh", op Java moet men dit geval met minstens 10 vermenig vuldigen. De paartjes, die elkaar gevonden heb ben» gaan langs stille paadjes naar de woning van het meisje. Natuurlijk zetten Vader en Moeder groote oogen op, dat Sarina zoo maar met een „manskerel" thuis komt. Vlug wordt echter voldoende opheldering gegeven en heel toevallig heeft moeder juist dien dag bijzonder lekker soort kowih-kowlh (ge bak) gemaakt, waaraan men zich onder het genot van een kopje koffie te goed doet. Da» wordt de dag van feet huwelijk vastgesteld, want lang ongetrouwd blij ven zou nu ongepast zijn. B. Een lugnbere geschiedenis. Het is nu wel donker genoeg, zei de vrouw. Doe je het vanavond? Ja, zei de man, en ik hoop, dat we nu meer succes zullen hebben dan de vorige keer. Ik heb nu iets anders mee gebracht. Toen liet hij haar een fleschje zien. met het opschrift: „vergif". Ze gingen samen naar een kleine ka mer, waar verschillende flesschen op een plankje 'boven de tafel stonden. Op meer dere flesschen stond een etiket met den bekenden doodskop. „Voorzichtig", fluisterde de vtouw, toen hij het nieuwe fleschje vergif ln han den nam. Er werd geklopt Belden schrikten op! Je hebt de deur toch gesloten? vroeg hij. Als hier iemand binnen komt is alles verloren. Wees maar gerust wa» het ant woord, de deur zit op slot Toen werd het stil in de kleine kamer. Kijk! riep hij opeena Zij leunde over zijn schouder en zenuw achtig keek ze in de door hem aange wezen richting. Voor beider oogen verscheen het ge zicht van een ouden man, die hen met strakke oogen aankeek. Het was voor hem, dat het vergil ge kocht waa Weer was het enkele oogenbllkken doodstil in de kamer. Toen riep de vrouw opeens: We zijn er! Het is gelukt! Prachtig! Gelukkig! zei de man. Nou nog wat spoelen en dan maken we morgen een afdruk van het portret van je vader. Ongelukkig gekozen. In de eetzaal, waar de wanden beschil derd' waren» werd een groot diner gege ven. Een der sprekers, die zeer galant wilde zijn, begon zijn speech aan de da mes aldus: „Hebben we deze schoone, geschilder de vrouwen aan de wand wel noodig? Er zijta er hier zoovelen met ons aan deze tafel. Asphalt. In het feit dat het eiland TVlnldad in den persoon van Sir Horace Byath een nieuwen gouverneur gekregen heeft, heeft de pers aanleiding om te wijzen op een weinig bekende merkwaardigheid van dit eiland, n.1. het bezit van het rijkste as- phaltimeer in de geheele wereld. Het is nog niet uitgemaakt hoe. diep de asphaltlaag gaat, want men heeft den bodem van het meer nog nooit kunne» bereiken. Toen, in 1898, da eerste borin gen werden verricht, bleek de geheele on dergrond uit een oompacte asphalt-massa te bestaan en op een diepte van 45 m. moest men het boren staken, omdat do boorschacht zoo ver van haar verticale richting was afgeweken dat verder boren onmogelijk waa Klaarblijkelijk vormt het meer den krater van een uitgebluschten vulkaan en worden de voorraden asphalt steeds uit de aardlagen weer van nature aangevuld, want ofschoon er van 1893 af voortdurend asphalt Is opgedolven en naar alle deelen der wereld verzonden, is het peil van het meertje nog geen volle twee meter gedaald. Het eenige andere asphalthoudend© meer bevindit zich te Bermudez in Venen zuela, op ongeveer 80 mijl van de ooste lijke kustgrens. Dit meer is belangrijk grooter dan dat op Trinidad 2000 tegen over 119 acres maar het is slechts van één tot drie meter diep in de tot dusverre uitgegraven gedeelten. Ook is de bodem veel minder vast, en groote gedeelten van de oppervlakte zijn bedekt met modder en wilde planten. Eigenaardig is het nog dat, ofschoon zoowel het asphalt van Tri nidad als uit Bermudez ln brokken uitge houwen en verzonden wordt, die brokken onderweg tot een vaste massa Ineen vloeien en het asphalt uit de ruimen der Schepen weer uitgehakt moet worden» Roblnson. ,J£en beetje ernst van 't vak, Wat eerbied, anders nlef'.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 11