De Praktijk van Helder Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN VRIJEN EN TROUWEN- van ZATERDAG 27 SEPT. 1924. Nr. 141 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) DB ROOS VAN JERICHO. De bloem, die in den Kerstnacht bloeit Volgens verschillende berichten, welke opklimmen tot het begin der zeventiende eeuw, bestond in onderscheidene streken van Duitschland en ook te onzent, o.a. in Zuid-Limburg, eertijds het gebruik op Kerstavond een plant, welke den naam van „Roos van Jericho" draagt, in het wa ter te zetten, waarvan het gevolg was, dat de schijnbaar dorre of doode takjes tegen middernacht als met nieuw leven werden bezield en zich uitspreidden, zóó, dat de plant in bloeivorm op een roos geleek. Niettegenstaande deze gelijkenis, be hoort de plant evenwel niet tot de familie der rozen, maar tot die der kruisbloe- migen. Haar wetenschappelijke naam is: Anas- tatica Hierochumtica, waarvan het eerste deel afgeleid is van een Grieksch woord dat opstaan beteekent, terwijl het tweede afkomstig ia van den naam der stad Je richo. Het vaderland der plant, welke o.a reeds genoemd wordt in het (boek Sirach. hoofdstuk 24, vers 14, is het Oosten, waar zij groeit o.a. in de zandige vlakten van Egypte, Palestina, enz. Zij bezit de merkwaardige eigenschap, dat haar bladeren en takjes, tengevolge van de droogte, ineenschrompelen. Maar, dank zij de groote gevoeligheid der plan voor vocht, ontplooit zij zich, wanneer zi,; eenigen tijd in het water wordt gezet. Uit den zandigen bodem losgeraakt, krommen zich baar takjes zich naar bo ven en trekken zich samen tót een nage noeg rondeji bol, terwijl de bolton tus- schen de takjes zioh met zand! van den grond vullen. De wind jaagt deze bollen voort, totdat zij gelegenheid vinden zich ergens vochtigen bodem neer te zetten, waar dan de zaden spoedig ontkiemen. Het verwondert ons allerminst, dat deze hygrosoopiciteit d.w.z. haar herleven door zich te verzadigen met vocht oor zaak werd, dat er zich meer dan één le gende aan verbond. geloof gold als een sympathetiscb middel, hetwelk een voorspoedige bevalling be vorderde. Vólgens de beschrijving is de Roos van Jericho een laag struikje, uit welks hout- achtigen wortel een aantal dünne takjes opschieten,, die roodkleurige bloesems dragen, welke later wit worden. In ver band met een en ander luidt het slotvers van Goeverneur's vertaling van een ge dicht op deze plant door Abehemed Ali, den indertijd door de Albaneeizen ver moorden veldmaarschalk aldus: In zomer en winter bloeien zij Wondérbaar vurig rood; Haar groene bladen welken nooit, Zij weten van geen dood. B. DE LATE ZOMERDAG. bramen ons toelachten, lieten we de fiets op het zachte duinmos vallen en proefden 1 van die ranzig-zoete natuurvruohten tot de lippen paars-blauw zagen en de opko mende dorst was gelaafd. Wat een heerlijkheid in het duin! De heerlijke stilte rondom je, slechts verbro ken door een schielijken wiekslag van een leeuwerik, een kwikstaart of tapuitje. De kleurenwirwar van allerlei groen, van het mos, 'zooals het 'bekertjesmos, hpt1 vilvermos, het rendiermos, het ledermos UIT DE OUDE DOOS, Antieke Zeden en Gewoonten uit onze elf Provinciën. Het begin van het Vrfjen. Wat nu vrijen is weet een leder. In1 die en weet ik wat nog meer soorten; van eerste plaat® heb ik het u hier de vorige duinroosje, van de doornstruiken, die nu j maal al verteld en in dte tweedie plaats is juist ttaiikaI,-uwv h,a teer' daaruit gebleken, dat ieder sterveling met die volbeladen zitten met de heerlijke geel en oranje gekleurde bessen; bet eigenaardige groengrijs van de duinhelm en zooveel andere gras- en plantsoorten meer. Het is van een wondere bekoring als gave en de kennis daarvan geboren wordt Bij de deur van de aangebedene gekomen bond hij dan snel den ruiker aan den deur ring en haastte zich weg.... Niet om lang weg te blijven. Want het gebruik bracht mee, dat hij zich weer voor dag en dauw in de nabijheid ais 'n soort de late avondzon haar lage stralen over sk reven" ais over diezelfde ondoorgronde- •het al werpt en de lange slagschaduwen i Mjke liefde en haar praktijken. Ik zou wel van de duintoppen de dalen vullen. een jaargang Jutters noodig hebben als ik Droomend heb ik tegen die duinhelling u wilde overschrijven ai wat er alleen reeds liggen luisteren naar het wiefcgeritsel van j ™j bekend is van schrijvers^ die het over al krijgt hij of zij: er nimmer ©en openbaredetective moest opstellen om te zien wat er les in.... Jlv Niettemin' is er in de wereld geen- onder werp, waarover zooveel is „in de boeken ge- de honderden leeuweriken; naar het zachte geruisch van den wind door het helmgras; naar het getjierp van den kre kel en ik heb geschouwd naar de zeilende wolken en naar de prachtige schapen wolkjes, die als vastgeschilderd leken aan het firmament. Het oneindige geruisch van de zee drong zwakjes tot mij' door en voortsjok kend met de fiets, gingen we in de rich ting van het strand en ontmoetten een vij vertje, waar ontelbare bootsmannetjes zich voortroeiden in hun doradoplekje. Daar lagen ook de rails, roestend op de biels, die weer geschraagd werden door het dijkje van klei, dat meende ik, in den oorlogstijd door de genie is aange legd. En toen zijn we het stalen ros weer be stegen en gaande langs de rails, peddel- den we langs heuvels en langs afgronden en het was alsof we ons in een andere! Volgens sommigen zou de 'Roos van Jericho het geschenk van den engel Ga- brlël aan Maria zijn geweest, volgens an deren zou zij bij Maria's vlucht naar .Egypte ontsproten zijn, waar zij' in den woestijn haar voet zette, teneinde aan de heilige familie tot verkwikking te strek ken, zoodat zij dan ook niet zelden „Rosé Sanctae Mariae" wórdt genoemd; tevwii de Arabieren haar den naam vaa „Hand van Maria" geven. Een .oude legende weet te verhalen, dat de eerste roos van Jerioho ontlook bij de geboorte van Jezus, dat zij zioh sloot bij de kruisiging en zich wederom ontplooide bij Zijn opstanding. Zij geldt dan ook als zinnebeeld van Jezus*' geboorte, welke allegorie neergelegd is in het Oud-Dult- sche Kerstlied, waarvan1 de beginregels, luiden: Es Ist eln Ros entsprungen Aus etner Wurzel zart, waarbij dan tegelijk gedacht moet worden aan het' beleende woord van den profeet Jesaja, hoofdstuk 11, vers L t Een andere legende verhaalt, dat Jozua aan de Roos van Jericho voor een groot deel zijn verovering der stad Jericho te danken had, in zooverre het zien van het wonder der herleving van de schijnbaar gestorven bloem zijn etrijdei-s den moed zou hebben hergeven om nog een laatoten aanval te wegen, welke met succes werd bekroond. Dank zij haar merkwaardige eigen schap, nam de roos van Jericho een eere plaats in onder de tooverplanten en speel de zij een voorname rol in de waarzeg gerij. Zij werd beschouwd als eeni uitnemende talisman en geloofde eertijds, dat zulk een bloem, door een kruisvaarder uit het Oos ten medegebracht, den bezitter vrijwaarde tegen besmettelijke ziekte en bliksem, zoodat er een tijd is geweest, in welken zij tegen goud werd opgewogen. Zelfs werd Ji.il" 1 1873 °P de wereldtentoon- ♦a™!!!1? Weenen, nog in grooten getale tegen faooge prijzen verkocht. feu geen wonder waa» fa het !•"?«- Op den heerlijken, zönnigen dag, dien we Vrijdag van de vorige week mochtez? I landstreek bevonden, beleven en die als een oase In den regen- j Ontelbaar was het aantal leeuweriken, woestijntijd (vergeef me de vergelöking)dat opvlooog en we overdachten hoe groot aandeed, hadden we het ge-R.WJ3.-de rij-de leeuwerikenstand in den' loop der wiel voor den dag gehaald en peddelden j jaren zou zijn als dat jaren zoo zou voort- duinwaarts. De lucht was staalblauw en het zonnetje piekerde weldadig op onze karkas, zoo dat we het hoofddeksel nu en dan eens op het stuur deponeerden om de lichte windsuizing door de schaarsch geplante haarstoppels te laten gaan. Het landschap lag. in vollen kleurrijk- dom onder de laaiing van den zonnegloed. De mugjes, die op den tooversZag schenen gewacht te hebben, kwamen zich, bij dui zenden, in hun kortstondig bestaan, over de wegen en slooten vermeien, genietend van de weldadige zonnewarmte. De kieviten scharmaaiden door de lucht en kopje-duikelend om en rond elkaar heen alsof het voorjaar was en de brui loftstijd nog moest beginnen. (Scherp zich afteekenend teven het (jl-blauwe fond der lucht,, boden de huizen en het schaarsche geboomte een vriendelijk aanzien, terwi, die hooge duinketen zich majestueus aan den westkant verhief. Die duinketen was het doel van onzen tocht. Dat doel hadden we met niet velen gemeen, want een enkele fietsrijder lag met ons in dezelfde richting en de voor- bijsnorrend© autobus, die onvervaard den dienst blijft volhouden naar Duinoord, be vatte slechts een paar passagiers. Gelukkig stoof het niet erg op dón weg en het geteerde gedeelte was fijn te be- fietsen. Wel droomt mien zich daar een schit terende toekomst, wanÉ een bord' duidt daar aan, dat er bouwgrond te koop is voor villa's, enz. Het is mogelijk, dat daar weldra villa's zullen verrijzen, want he valt nooit te berekenen wat iemand za doen, die kwistig met zijn geld kan om gaan. Doch voorloopig zou ik dan toch maar liefst daar een villa niet betrekken. Wel zou me dat ©enigszins lijken dicht bj; Duinoord en dan boven op de hooge dui nen. Doch voorloopig ben ik nog niet in he' stadium van den overvloed aan bankjes aangeland, zoodat ik me dus slechts heb vermeid1 met op den hoogen duinriobe te gaan zitten. Wat een schitterend! sohcuwspel is dat daar toch altijd! Het prachtige vergezicht, dat men op een helderen dag, zooals dien Vrijdag, geniet, brengt jezelf de vraag op de lippen, hoe het komt, dat je eigenlijk niet meer naar dit punt je peddeltochten richt. De aanblik van het landschap even aart een massa punten in het Vaderland, die als de geijkte imooia landschappen overal bekend zJjn. Niet dat ik nu zoo verlangend! ben, dat het hier zal gaan krioelen van de men- schen, belust op het mooie uitzicht, want ik heb liever wat rust om me heen. We deelden die heerlijkheid met ólechts en kelen. die op den duinrichel geklommn waren en evenals wij hun -talen vehikel aan den kant hadden laten staan. We hinderden elkaar niet," wart we zaten op grooten afstand van elkaar en daarom kon ik, sans gêne, mijn jasje vit- schieten en nadat ik me aan het landschap voldoende had vVriustirr*. me achterover aten glijden, starend in bet dtepe blauw van de lucht waar witte dampen traag voortzweefden. Toen we waf uitgezakt waren, peddel den we verder en beklauterden het «die nen pad, dat voert naar de duinwachters- woning, waar we meenden wel even de 'iets te kunnen/laten staan. Doch dat was buiten den waard of lie ver buiten de waardin gerekend, want dat mocht niet. „Waarom niet juffrouw?" ,/t Mag niet." „Bent u bang, dat anders het huis omvalt?"1 Wat precies ten antwoord werd gege ven, is me ontgaan, doch blijmoedig, monter door het heerlijke weer, sjouwden we ons karretje door het duin en daar, waar de goudgeel, groen en roode braam- ranken slingerend tegen de du'nhelling^n Jr-èrVelder sn de -MI1 bD'fwo, blauwde gaan en welk een heerlijk gerucht er zal zijn in den voorjaarstijd als juichend dat? heir omhoog zal stijgen. Zóó ging het langs dat stevige fietspad totdat een bord ons het halt toeriep en we genoodzaakt waren den buitensten duin richel te overklauteren, waar aan den bui tenkant de hoogopgeloopen vloed reeds W1UI w zijn knagend_ werk had verricht en een v6rt^uen van wal Want ik ben overtuigd, de Liefde hadden. Ik zal er u niet mee ophouden met al de minnezangen, liefdedichten en huwelijks- verhalen, welke er in de oude en nieuwe literatuur bestaan, want dit opstel 'is geen geleerde verhandeling en behoeft dus niet droog te wezen. v Ik ga over tot het causeeren over het vrijen en .trouwen op m'n eigen houtje en ik neem daarbij over.de woorden van iemand^ die een voorrede dichtte bij een bundel „Mimneverzen" van den oud-hollandschen dichter Jaoob Westerbaen: Hier geschiedt u een vertooning Van de Min en van zijn Woning, Van zijn Moeder en zijn Staat! Van de Jokjês en genuchtjes, Van de Kuurtjes en de kluchtjes, Waarmee Venus ommegaat. Ben je nieuws om eens te zien Al de kusjes, al de vonkjes, Al de lachjes, al de leukjes, Die er in de Min geschilên? Al het hopen, al het beven, Al het sterven, al het teven, Al het zuur en al het zoet, Al de listen, al1 de trekken, Die haar in de min bedekken Dan met honing, dan met iroetl Zoo beziet eens deze bladen-. En dan laat ik alle verdere theoriën varen en steek dadelijk met de praktijk van het loodrechten kant van zeker anderhalven meter hoogte had gevormd. Het was laag water en het strand was best te berijden. t Talrijke schuitjes wiegelden over het effen zeevlak. Een massa meeuwen ston den zwijgend aan een zwinkant of visch- ten naar voedsel. Zelfs één wist een botje daaruit op te diepen; dat hij echter in den steek liet, toen wij aan kwamen fietsen, doch toch den weg naar zijn maag even daarna wel zal hebben gevolgd, want roer loos lag het op het strand. Aan het stille strand stond nog een enkel tentje en een paar leden van zwakke geslacht met een dito van dat hoewel er dus in deze niets van mij te teeren valt er nog meer dan genoeg nieuwsgierigen zijn naar dó „Kuurtjes en de kluchtjes., waarmee Venus omgaat".... Om dte doodeenvoudige reden, dat ik het geheel eens ben met d© strekking van een heel oud versje: Wfe ooit van slappe nering klaagt: Gupidö houdt zijn slijters! O zoo. We teven op het oogenblik in een met dten ruiker ging gebeuren. Want daar kwam het deksels op an! Het was niet alteen de attentie van de bloemen, maar het was in de eerste plaats eensteekproef! Het was ermee als met de zoete koek, waarvan ik u de vorige week vertelde: At 't medske 'ervan, dan stond de zaak goed:, deed1 ze dat niet, dlan. En zoo1 ingeburgerd was langzamerhand deze gewoonte, dat er een algemeen© waarde aan werd gehecht en een algemeen© naam aan werd' gegeven. Deze manier van doen heette— niet al1 te welluidend „'n Meisje besteken"! En zoo wachtte de vrijer, wat er gebeuren ging. Nu de melkboer, die 's morgens aan. die deur kwam, het wijselijk het toeken hangen. Hoogstens lachte hij met de dienstbode veel- beteekenend en vroegen ze zich af (of vroeg hij 'f aan haar, want dat wist Grietje in den regel al well) voor wie van de aanminnige dochters die® huizes dit liefdeteeken was uit gehangen. Eraan 'komen zouden ze niet, want het recht van orakel moest zijn loop hebben en bovendien: ze wisten zelf ook van wanten. Dus daar was geen vrees voor. Ook de meisjes of de broeders, zelfs de vader en de moeder onthielden zich van oordeel. De uitverkorene moest beslissen. De vernuft>e lezeres nl natuurlijk dade lijk vragen: Maar hoe wist ee dan van wien die bloemen kwamen.Hoe kon ze nou?. Ssst! Dat was in orde. Want die ruiker of die bloem was gelijk aan een St Nioolaas-sur- prise in onze dagen. Er zat wat ini» i Op een heel secure wijze was tusschen de bloemen of de bladeren een papiertje ver stopt en daarop stond (o. m. misschien?) de naam van den aanbidder. En nu was afwachten de boodschap. De ruiker bleef zoolang hangen tot het meisje in kwestie zelf voor het eerst van' dien dag naar buiten kwam. Zij nam de bloemen af ging er mee naar binnen. Natuurlijk om dten naam te tezen maar in waarheid om zich te bezinnen en zich een houding te geven. Want nu moest het ervan komen. En de jongedochter was wel zoover op de hoogte, dat ze wist dat de drager van den naam ergens buiten verscholen stond. Hij wachtte, Hij' wachtte op één ding! Of de ruiker na 'n minuut of tóen met een wat we tegenwoordig op z'n goed-hollandsch hei i noemen: Malaise! he+! Maar in de Liefde niet. Dus ook niet in sterke dansten pootje Ibadend over de aan rollende golfjes. De fuikenzetters klaarden hun want en zetten nieuwe fuiken neer. Op het terras van het badpaviljoen za ten nog talrijke gasten zich verlustigend in het rijtogestoffeerde zeevlak, waarbo ven de zon, schuilgaand nu achter opko mende 'grauwheid van luchten. Rust heerschte langs den prachtïgen zeeboulevard, dien we, huiswaarts gaande, befietsten en vanwaar we tussohen de kribben de doorzettende zwemmers var het tentje op den dijk, zioh zagen afspoe len door het zilte nat. Een heerlijke dag! Een witte raaf in dezen miezerigen najaarszomertijd. Het was een bij uitstek prachtige en we hebben volop daarvan geprofiteerd en maar goed ook, want 's avonds hing al weer de rood© lantaarn bij het observato rium, die ons waarschuwde: Woest op uw hoede! Robtnaon. Nog erger dam de autobus. Twee boeren Hannes en Sijmen waren samen in een sjees naar de kermis gereden in het nabijgelegen dorp. Het was ongeveer 'n uurtje rijden langs hooge dijken en over bermwegen, zooals dat Jn ons land vaak voorkomt. En ze vierden dapper keitmls mee. Tot heel laat in den nacht. Eindelijk zouden ze weer terug want over 'n paar uur was 't melktijd. Ze stapten in de sjees, dekten zich goed toe en vooruit ging 't. Toen ze izoowat 'n half uur gereden had den, stootte de sjees plotseling tegen een boom en maakte 'n gevaarlijke zwaai Nou, Joh.Veurzichtig maar an. maand© Sijmen. Kaifc 'n beetje uit en hou de leidsels wat strakEn hij dook weer voorover om in te dutten. De leidsels? vroeg Hannes slaap dronken ook opschrikkend uit zijn dommel.Ik heb de leidsels niet, man. Ik docht al z'n leven dat jij ze hadi. Het begin van de liefde. Hij en zij1 zagen elkaar voor het eerst n de traim. Ze maakten kennis eni verd oofden zich en trouwden daarna. In de wittebroodsweken vroeg toen de enge vrouw eens aan haar man: - Zeg, Frans Wanneer la je liefde voor mij eigenlijk begonnen? O! zei Frans kindje, dat weet ik nog heel precies. Het was dien eersten dag, toen ik je in de tram zoo vriendelijk zag opstaan voor die oude dame. Dat vond k zoo lief van je, dat. Zij lachte. Domme jongen sprak ze dan neb je toch niet heel goed uitgekeken. Ik stond dien dag alleen maar op, omdat de zon me zoo verschrikkelijk in m'n nek scheen.. slechten tij dl Er gaat niet veel om. Er is. vaartje op straat geslingerd werd! of.... diat gj. ver(jer gebeurde. Werden de bloemen op straat geworpen, dan was het aanzoek afgeslagen. Bleven ze binnen 'n kwartier, 'm half uur'n uur.... en gebeurde er verder niets, dten ging de verliefde detective ver heugd naar huis en.den volgendten nacht werd de eerste galanterie door een tweede gevolgd. Den volgenden morgen hing er 'n tweede ruiker 'n mooiere aan de deur. ,,'t Ken wat worden, Japik", zei 't meisje tegen den melkboer.... En zoo ging het verscheidene dagen. Het werd een complete loopgravenoorlog. Geen van' de vijanden zag elkaar. Alleen werden de ruikers steeds mooier en grooter en kregen na 'n paar dagen een lintje om of strikjes. Bij: de vierde of vijfde soms was een versje of een'geestig briefje, 'n Naamdicht je van de vóórletters of den voornaam van dten vrijer. Waaruit dan het meisje den naam vam den aanbidder zooge naamd raden moest. Alsof ze dien uiiet al hoog en breed wist! de animo voor het vrijen en.het trou wen. Al kost 't nog zoo'n hand met geld tegenwoordig. Het begin van het vrijen. Het allereerste begin, ik bedoel die eigen aardige ziekte, die we als schooljongens alle maal wel eens hebben gehad en die we kal verliefde noemen ga ik voorbij. Want het was meer op de mooie vlecht of de prachtige haarstrik of op de Schotsohe jurk, dat we verliefd1 waren, dan op 't meisje. En omge keerd! zal' het 't meisje wel net zoo gegaan zijn. We beginnen dus bij het dramatische om niet te zeggen: tragische oogenblik, waarop een jongen zijn keus heeft gedaan en met den moed der wanhoop uitroept: Zij' of anders geenéén I En waarop het meisje op haar beurt onder tranen aan haar moeder bekent: „Als ik hem niet krijg, dan heeft het leven geen waarde meer voor me dan is me de wereld' een walg een pijn dan zal ik m'n ver der leven verslijten in 't kloosterDan Ohl.. Ja, je kunt 't wd1 terdege te pakken heb ben in die dagen! Maar iaat me u nu vertellen van de ge woonten, die in ons al-oude Holland werden toegepast om van die ziekte genezing te zoeken. „En men beseffe dta vooral zoo ver haalt een van die vele schrijvers over dit onderwerp: Mr. Jaoobus Scheltema reeds in het jaar 1882 men beseffe dan vooral, dat dn het begin der Zeventiende eeuw en ook 'later nog, de jonge dochters veel meer in huiis werden gehouden en veel minder op straat verschenen. 'Zelfs dat zij veel1 minder aan de vensters werden gezien, dan in onze dagen".... Door verliefde jongelingen, die om een of andere reden geen dagelijkschen of directen omgang haddten met het meisje en dus geen toegang tot de woning^moesten allerlei uit vindingen worden gedaan. Voor jongens van het platteland ging het nogal beter, omdat daar de mogelijkheid en ook het gebruik van „Vrijen over de schut ting" bestondL Maar voor fatsoenlijke, degelijke, deftige of christelijke gezinnen ging dat zoo gemak kelijk niet. Er moest dus wat op gevonden worden. En dat werd er dan ook. Een van dte eerste pogingen was in den regel om deh klopper of dien ouden bekenr den' ring aan de voordeur met een bloem of een ruiker te versieren. Hm het holst van den nacht bijt regen en windt, als vader en moeder en vooral de zusters sliepen, slöop de verliefde jonkman' uit zijn kamer en naar buiten met de reeds tevoren klaar gemaakte versiering in zijn hand. Hij hoopte niemand tegen te komen en niet dóór den nachtwacht gesnapt te worden. Dat zou hem minstens 'n „zesfhalf" aan drinkwld kosten. Inmiddels: Het In liefdevuur ontstoken hart verlangde naar meer. Vooral wanneer zooals in dit gunstige geval' de eerste poging tot toenadering niet onbefcroood ge bleven was. Er moest nu van beide zijden naar elkaar töe gelaveerd worden. Altijd weer onder de strenge wetten van die dagen en van de familie, waarin zich het heugelijke verschijn sel voordeed. Zooals ik reeds vroeger gezegd heb: Dat ging maar zóó mieit. Daar waren ongeschre ven, maar niet minder strenge wetten en regels voor. Die regels kwamen hierop neer: De jongeman, die begonnen was met ver liefd te worden op ©en van de vriendelijke dochters van1 'het huisgezin^ en die naar aan leiding daarvan zich de moeite had gegeven om eeniige nachten achter elkaar bloemen aan de deurknop van zijn aangebedene te hangen, bleef daarbij niet stil' zitten. Na het gunstig onthaal van zijn eerste ruikers, begon hij zich al meer en meer openlijk te vertoonen. Gedurende dten vier den en vijfden dag deed hij. zijn best om' bij herhaling het huis voorbij, te gaan waar het meisje woonde. Hiji was dan strijk en zet in de „puntjes" natuurlijk en hij' koos bij voor keur het mididaguur, waarin thee gedronken werd. Dan zat die familie voor het raam. (En als die bloemen geschiedenis eenmaal begonnen was, dón wist ieder, dat men eigen lijk voor dte ramen moest zitten!).... En daar ging dan de Kloris voorbij en.nam diep zijn hoed af. Meer niet. Dat ging weer ©en paar dagen zoo. Tel kens 'n keertje meer. Dan kwamen de geschenken. Inplaats van bloemen vond het jonge meisje op een mor gen een mandje met suikerkoekjes aan den deurknop hangen. Hooft, de dichter, noem de dit suikerwerk „Speelkoorn". Maar de meest gangbare naam werd.... „Specu latie"En dit verklapt u meteen, waar wij den naam „speculaas" vandaan hébben. 't Juttertie Door CAREb BRENSA. I Ir a vit rrrnr» ffftlrA-w OmrlA-» inhTrAr - -

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 5