De Praktijk van Helder
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN VRIJEN EN TROUWEN-
van ZATERDAG 27 SEPT. 1924.
Nr. 141 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
DB ROOS VAN JERICHO.
De bloem, die in den
Kerstnacht bloeit
Volgens verschillende berichten, welke
opklimmen tot het begin der zeventiende
eeuw, bestond in onderscheidene streken
van Duitschland en ook te onzent, o.a. in
Zuid-Limburg, eertijds het gebruik op
Kerstavond een plant, welke den naam
van „Roos van Jericho" draagt, in het wa
ter te zetten, waarvan het gevolg was, dat
de schijnbaar dorre of doode takjes tegen
middernacht als met nieuw leven werden
bezield en zich uitspreidden, zóó, dat de
plant in bloeivorm op een roos geleek.
Niettegenstaande deze gelijkenis, be
hoort de plant evenwel niet tot de familie
der rozen, maar tot die der kruisbloe-
migen.
Haar wetenschappelijke naam is: Anas-
tatica Hierochumtica, waarvan het eerste
deel afgeleid is van een Grieksch woord
dat opstaan beteekent, terwijl het tweede
afkomstig ia van den naam der stad Je
richo.
Het vaderland der plant, welke o.a
reeds genoemd wordt in het (boek Sirach.
hoofdstuk 24, vers 14, is het Oosten, waar
zij groeit o.a. in de zandige vlakten van
Egypte, Palestina, enz.
Zij bezit de merkwaardige eigenschap,
dat haar bladeren en takjes, tengevolge
van de droogte, ineenschrompelen. Maar,
dank zij de groote gevoeligheid der plan
voor vocht, ontplooit zij zich, wanneer zi,;
eenigen tijd in het water wordt gezet.
Uit den zandigen bodem losgeraakt,
krommen zich baar takjes zich naar bo
ven en trekken zich samen tót een nage
noeg rondeji bol, terwijl de bolton tus-
schen de takjes zioh met zand! van den
grond vullen.
De wind jaagt deze bollen voort, totdat
zij gelegenheid vinden zich ergens
vochtigen bodem neer te zetten, waar dan
de zaden spoedig ontkiemen.
Het verwondert ons allerminst, dat deze
hygrosoopiciteit d.w.z. haar herleven
door zich te verzadigen met vocht oor
zaak werd, dat er zich meer dan één le
gende aan verbond.
geloof gold als een sympathetiscb middel,
hetwelk een voorspoedige bevalling be
vorderde.
Vólgens de beschrijving is de Roos van
Jericho een laag struikje, uit welks hout-
achtigen wortel een aantal dünne takjes
opschieten,, die roodkleurige bloesems
dragen, welke later wit worden. In ver
band met een en ander luidt het slotvers
van Goeverneur's vertaling van een ge
dicht op deze plant door Abehemed Ali,
den indertijd door de Albaneeizen ver
moorden veldmaarschalk aldus:
In zomer en winter bloeien zij
Wondérbaar vurig rood;
Haar groene bladen welken nooit,
Zij weten van geen dood.
B.
DE LATE ZOMERDAG.
bramen ons toelachten, lieten we de fiets
op het zachte duinmos vallen en proefden 1
van die ranzig-zoete natuurvruohten tot
de lippen paars-blauw zagen en de opko
mende dorst was gelaafd.
Wat een heerlijkheid in het duin! De
heerlijke stilte rondom je, slechts verbro
ken door een schielijken wiekslag van
een leeuwerik, een kwikstaart of tapuitje.
De kleurenwirwar van allerlei groen,
van het mos, 'zooals het 'bekertjesmos, hpt1
vilvermos, het rendiermos, het ledermos
UIT DE OUDE DOOS,
Antieke Zeden en Gewoonten uit onze elf Provinciën.
Het begin van het Vrfjen.
Wat nu vrijen is weet een leder. In1 die
en weet ik wat nog meer soorten; van eerste plaat® heb ik het u hier de vorige
duinroosje, van de doornstruiken, die nu j maal al verteld en in dte tweedie plaats is juist
ttaiikaI,-uwv h,a teer' daaruit gebleken, dat ieder sterveling met die
volbeladen zitten met de heerlijke
geel en oranje gekleurde bessen; bet
eigenaardige groengrijs van de duinhelm
en zooveel andere gras- en plantsoorten
meer.
Het is van een wondere bekoring als
gave en de kennis daarvan geboren wordt
Bij de deur van de aangebedene gekomen
bond hij dan snel den ruiker aan den deur
ring en haastte zich weg....
Niet om lang weg te blijven. Want het
gebruik bracht mee, dat hij zich weer voor
dag en dauw in de nabijheid ais 'n soort
de late avondzon haar lage stralen over sk reven" ais over diezelfde ondoorgronde-
•het al werpt en de lange slagschaduwen i Mjke liefde en haar praktijken. Ik zou wel
van de duintoppen de dalen vullen. een jaargang Jutters noodig hebben als ik
Droomend heb ik tegen die duinhelling u wilde overschrijven ai wat er alleen reeds
liggen luisteren naar het wiefcgeritsel van j ™j bekend is van schrijvers^ die het over
al krijgt hij of zij: er nimmer ©en openbaredetective moest opstellen om te zien wat er
les in.... Jlv
Niettemin' is er in de wereld geen- onder
werp, waarover zooveel is „in de boeken ge-
de honderden leeuweriken; naar het
zachte geruisch van den wind door het
helmgras; naar het getjierp van den kre
kel en ik heb geschouwd naar de zeilende
wolken en naar de prachtige schapen
wolkjes, die als vastgeschilderd leken aan
het firmament.
Het oneindige geruisch van de zee
drong zwakjes tot mij' door en voortsjok
kend met de fiets, gingen we in de rich
ting van het strand en ontmoetten een vij
vertje, waar ontelbare bootsmannetjes
zich voortroeiden in hun doradoplekje.
Daar lagen ook de rails, roestend op
de biels, die weer geschraagd werden
door het dijkje van klei, dat meende ik,
in den oorlogstijd door de genie is aange
legd.
En toen zijn we het stalen ros weer be
stegen en gaande langs de rails, peddel-
den we langs heuvels en langs afgronden
en het was alsof we ons in een andere!
Volgens sommigen zou de 'Roos van
Jericho het geschenk van den engel Ga-
brlël aan Maria zijn geweest, volgens an
deren zou zij bij Maria's vlucht naar
.Egypte ontsproten zijn, waar zij' in den
woestijn haar voet zette, teneinde aan de
heilige familie tot verkwikking te strek
ken, zoodat zij dan ook niet zelden „Rosé
Sanctae Mariae" wórdt genoemd; tevwii
de Arabieren haar den naam vaa „Hand
van Maria" geven.
Een .oude legende weet te verhalen, dat
de eerste roos van Jerioho ontlook bij de
geboorte van Jezus, dat zij zioh sloot bij
de kruisiging en zich wederom ontplooide
bij Zijn opstanding. Zij geldt dan ook als
zinnebeeld van Jezus*' geboorte, welke
allegorie neergelegd is in het Oud-Dult-
sche Kerstlied, waarvan1 de beginregels,
luiden:
Es Ist eln Ros entsprungen
Aus etner Wurzel zart,
waarbij dan tegelijk gedacht moet worden
aan het' beleende woord van den profeet
Jesaja, hoofdstuk 11, vers L
t Een andere legende verhaalt, dat Jozua
aan de Roos van Jericho voor een groot
deel zijn verovering der stad Jericho te
danken had, in zooverre het zien van het
wonder der herleving van de schijnbaar
gestorven bloem zijn etrijdei-s den moed
zou hebben hergeven om nog een laatoten
aanval te wegen, welke met succes werd
bekroond.
Dank zij haar merkwaardige eigen
schap, nam de roos van Jericho een eere
plaats in onder de tooverplanten en speel
de zij een voorname rol in de waarzeg
gerij.
Zij werd beschouwd als eeni uitnemende
talisman en geloofde eertijds, dat zulk een
bloem, door een kruisvaarder uit het Oos
ten medegebracht, den bezitter vrijwaarde
tegen besmettelijke ziekte en bliksem,
zoodat er een tijd is geweest, in welken zij
tegen goud werd opgewogen. Zelfs werd
Ji.il" 1 1873 °P de wereldtentoon-
♦a™!!!1? Weenen, nog in grooten getale
tegen faooge prijzen verkocht.
feu geen wonder waa» fa het !•"?«-
Op den heerlijken, zönnigen dag, dien
we Vrijdag van de vorige week mochtez? I landstreek bevonden,
beleven en die als een oase In den regen- j Ontelbaar was het aantal leeuweriken,
woestijntijd (vergeef me de vergelöking)dat opvlooog en we overdachten hoe groot
aandeed, hadden we het ge-R.WJ3.-de rij-de leeuwerikenstand in den' loop der
wiel voor den dag gehaald en peddelden j jaren zou zijn als dat jaren zoo zou voort-
duinwaarts.
De lucht was staalblauw en het zonnetje
piekerde weldadig op onze karkas, zoo
dat we het hoofddeksel nu en dan eens
op het stuur deponeerden om de lichte
windsuizing door de schaarsch geplante
haarstoppels te laten gaan.
Het landschap lag. in vollen kleurrijk-
dom onder de laaiing van den zonnegloed.
De mugjes, die op den tooversZag schenen
gewacht te hebben, kwamen zich, bij dui
zenden, in hun kortstondig bestaan, over
de wegen en slooten vermeien, genietend
van de weldadige zonnewarmte.
De kieviten scharmaaiden door de lucht
en kopje-duikelend om en rond elkaar
heen alsof het voorjaar was en de brui
loftstijd nog moest beginnen. (Scherp zich
afteekenend teven het (jl-blauwe fond der
lucht,, boden de huizen en het schaarsche
geboomte een vriendelijk aanzien, terwi,
die hooge duinketen zich majestueus aan
den westkant verhief.
Die duinketen was het doel van onzen
tocht. Dat doel hadden we met niet velen
gemeen, want een enkele fietsrijder lag
met ons in dezelfde richting en de voor-
bijsnorrend© autobus, die onvervaard den
dienst blijft volhouden naar Duinoord, be
vatte slechts een paar passagiers.
Gelukkig stoof het niet erg op dón weg
en het geteerde gedeelte was fijn te be-
fietsen.
Wel droomt mien zich daar een schit
terende toekomst, wanÉ een bord' duidt
daar aan, dat er bouwgrond te koop is
voor villa's, enz. Het is mogelijk, dat daar
weldra villa's zullen verrijzen, want he
valt nooit te berekenen wat iemand za
doen, die kwistig met zijn geld kan om
gaan. Doch voorloopig zou ik dan toch
maar liefst daar een villa niet betrekken.
Wel zou me dat ©enigszins lijken dicht bj;
Duinoord en dan boven op de hooge dui
nen.
Doch voorloopig ben ik nog niet in he'
stadium van den overvloed aan bankjes
aangeland, zoodat ik me dus slechts heb
vermeid1 met op den hoogen duinriobe
te gaan zitten.
Wat een schitterend! sohcuwspel is dat
daar toch altijd! Het prachtige vergezicht,
dat men op een helderen dag, zooals dien
Vrijdag, geniet, brengt jezelf de vraag op
de lippen, hoe het komt, dat je eigenlijk
niet meer naar dit punt je peddeltochten
richt. De aanblik van het landschap even
aart een massa punten in het Vaderland,
die als de geijkte imooia landschappen
overal bekend zJjn.
Niet dat ik nu zoo verlangend! ben, dat
het hier zal gaan krioelen van de men-
schen, belust op het mooie uitzicht, want
ik heb liever wat rust om me heen. We
deelden die heerlijkheid met ólechts en
kelen. die op den duinrichel geklommn
waren en evenals wij hun -talen vehikel
aan den kant hadden laten staan.
We hinderden elkaar niet," wart we
zaten op grooten afstand van elkaar en
daarom kon ik, sans gêne, mijn jasje vit-
schieten en nadat ik me aan het landschap
voldoende had vVriustirr*. me achterover
aten glijden, starend in bet dtepe blauw
van de lucht waar witte dampen traag
voortzweefden.
Toen we waf uitgezakt waren, peddel
den we verder en beklauterden het «die
nen pad, dat voert naar de duinwachters-
woning, waar we meenden wel even de
'iets te kunnen/laten staan.
Doch dat was buiten den waard of lie
ver buiten de waardin gerekend, want
dat mocht niet.
„Waarom niet juffrouw?"
,/t Mag niet."
„Bent u bang, dat anders het huis
omvalt?"1
Wat precies ten antwoord werd gege
ven, is me ontgaan, doch blijmoedig,
monter door het heerlijke weer, sjouwden
we ons karretje door het duin en daar,
waar de goudgeel, groen en roode braam-
ranken slingerend tegen de du'nhelling^n
Jr-èrVelder sn de -MI1 bD'fwo, blauwde
gaan en welk een heerlijk gerucht er zal
zijn in den voorjaarstijd als juichend dat?
heir omhoog zal stijgen.
Zóó ging het langs dat stevige fietspad
totdat een bord ons het halt toeriep en we
genoodzaakt waren den buitensten duin
richel te overklauteren, waar aan den bui
tenkant de hoogopgeloopen vloed reeds W1UI w
zijn knagend_ werk had verricht en een v6rt^uen van wal Want ik ben overtuigd,
de Liefde hadden.
Ik zal er u niet mee ophouden met al
de minnezangen, liefdedichten en huwelijks-
verhalen, welke er in de oude en nieuwe
literatuur bestaan, want dit opstel 'is geen
geleerde verhandeling en behoeft dus niet
droog te wezen. v
Ik ga over tot het causeeren over het
vrijen en .trouwen op m'n eigen houtje en
ik neem daarbij over.de woorden van iemand^
die een voorrede dichtte bij een bundel
„Mimneverzen" van den oud-hollandschen
dichter Jaoob Westerbaen:
Hier geschiedt u een vertooning
Van de Min en van zijn Woning,
Van zijn Moeder en zijn Staat!
Van de Jokjês en genuchtjes,
Van de Kuurtjes en de kluchtjes,
Waarmee Venus ommegaat.
Ben je nieuws om eens te zien
Al de kusjes, al de vonkjes,
Al de lachjes, al de leukjes,
Die er in de Min geschilên?
Al het hopen, al het beven,
Al het sterven, al het teven,
Al het zuur en al het zoet,
Al de listen, al1 de trekken,
Die haar in de min bedekken
Dan met honing, dan met iroetl
Zoo beziet eens deze bladen-.
En dan laat ik alle verdere theoriën varen
en steek dadelijk met de praktijk van het
loodrechten kant van zeker anderhalven
meter hoogte had gevormd.
Het was laag water en het strand was
best te berijden. t
Talrijke schuitjes wiegelden over het
effen zeevlak. Een massa meeuwen ston
den zwijgend aan een zwinkant of visch-
ten naar voedsel. Zelfs één wist een botje
daaruit op te diepen; dat hij echter in den
steek liet, toen wij aan kwamen fietsen,
doch toch den weg naar zijn maag even
daarna wel zal hebben gevolgd, want roer
loos lag het op het strand.
Aan het stille strand stond nog een
enkel tentje en een paar leden van
zwakke geslacht met een dito van
dat hoewel er dus in deze niets van mij te
teeren valt er nog meer dan genoeg
nieuwsgierigen zijn naar dó „Kuurtjes en
de kluchtjes., waarmee Venus omgaat"....
Om dte doodeenvoudige reden, dat ik het
geheel eens ben met d© strekking van een
heel oud versje:
Wfe ooit van slappe nering klaagt:
Gupidö houdt zijn slijters!
O zoo. We teven op het oogenblik in een
met dten ruiker ging gebeuren.
Want daar kwam het deksels op an!
Het was niet alteen de attentie van de
bloemen, maar het was in de eerste plaats
eensteekproef! Het was ermee als met
de zoete koek, waarvan ik u de vorige week
vertelde: At 't medske 'ervan, dan stond de
zaak goed:, deed1 ze dat niet, dlan.
En zoo1 ingeburgerd was langzamerhand
deze gewoonte, dat er een algemeen© waarde
aan werd gehecht en een algemeen© naam
aan werd' gegeven.
Deze manier van doen heette— niet al1 te
welluidend „'n Meisje besteken"!
En zoo wachtte de vrijer, wat er gebeuren
ging.
Nu de melkboer, die 's morgens aan. die
deur kwam, het wijselijk het toeken hangen.
Hoogstens lachte hij met de dienstbode veel-
beteekenend en vroegen ze zich af (of vroeg
hij 'f aan haar, want dat wist Grietje in den
regel al well) voor wie van de aanminnige
dochters die® huizes dit liefdeteeken was uit
gehangen.
Eraan 'komen zouden ze niet, want het
recht van orakel moest zijn loop hebben en
bovendien: ze wisten zelf ook van wanten.
Dus daar was geen vrees voor. Ook
de meisjes of de broeders, zelfs de vader en
de moeder onthielden zich van oordeel. De
uitverkorene moest beslissen.
De vernuft>e lezeres nl natuurlijk dade
lijk vragen: Maar hoe wist ee dan van wien
die bloemen kwamen.Hoe kon ze nou?.
Ssst!
Dat was in orde. Want die ruiker of die
bloem was gelijk aan een St Nioolaas-sur-
prise in onze dagen. Er zat wat ini» i
Op een heel secure wijze was tusschen de
bloemen of de bladeren een papiertje ver
stopt en daarop stond (o. m. misschien?)
de naam van den aanbidder.
En nu was afwachten de boodschap. De
ruiker bleef zoolang hangen tot het meisje
in kwestie zelf voor het eerst van' dien dag
naar buiten kwam. Zij nam de bloemen af
ging er mee naar binnen. Natuurlijk om dten
naam te tezen maar in waarheid om zich
te bezinnen en zich een houding te geven.
Want nu moest het ervan komen. En de
jongedochter was wel zoover op de hoogte,
dat ze wist dat de drager van den naam
ergens buiten verscholen stond.
Hij wachtte,
Hij' wachtte op één ding!
Of de ruiker na 'n minuut of tóen met een
wat we tegenwoordig op z'n goed-hollandsch
hei i noemen: Malaise!
he+! Maar in de Liefde niet. Dus ook niet in
sterke dansten pootje Ibadend over de aan
rollende golfjes.
De fuikenzetters klaarden hun want en
zetten nieuwe fuiken neer.
Op het terras van het badpaviljoen za
ten nog talrijke gasten zich verlustigend
in het rijtogestoffeerde zeevlak, waarbo
ven de zon, schuilgaand nu achter opko
mende 'grauwheid van luchten.
Rust heerschte langs den prachtïgen
zeeboulevard, dien we, huiswaarts gaande,
befietsten en vanwaar we tussohen de
kribben de doorzettende zwemmers var
het tentje op den dijk, zioh zagen afspoe
len door het zilte nat.
Een heerlijke dag! Een witte raaf in
dezen miezerigen najaarszomertijd.
Het was een bij uitstek prachtige en we
hebben volop daarvan geprofiteerd en
maar goed ook, want 's avonds hing al
weer de rood© lantaarn bij het observato
rium, die ons waarschuwde:
Woest op uw hoede!
Robtnaon.
Nog erger dam de autobus.
Twee boeren Hannes en Sijmen
waren samen in een sjees naar de kermis
gereden in het nabijgelegen dorp. Het
was ongeveer 'n uurtje rijden langs hooge
dijken en over bermwegen, zooals dat Jn
ons land vaak voorkomt.
En ze vierden dapper keitmls mee. Tot
heel laat in den nacht.
Eindelijk zouden ze weer terug want
over 'n paar uur was 't melktijd.
Ze stapten in de sjees, dekten zich goed
toe en vooruit ging 't.
Toen ze izoowat 'n half uur gereden had
den, stootte de sjees plotseling tegen een
boom en maakte 'n gevaarlijke zwaai
Nou, Joh.Veurzichtig maar an.
maand© Sijmen. Kaifc 'n beetje uit en hou
de leidsels wat strakEn hij dook
weer voorover om in te dutten.
De leidsels? vroeg Hannes slaap
dronken ook opschrikkend uit zijn
dommel.Ik heb de leidsels niet, man.
Ik docht al z'n leven dat jij ze hadi.
Het begin van de liefde.
Hij en zij1 zagen elkaar voor het eerst
n de traim. Ze maakten kennis eni verd
oofden zich en trouwden daarna.
In de wittebroodsweken vroeg toen de
enge vrouw eens aan haar man:
- Zeg, Frans Wanneer la je liefde
voor mij eigenlijk begonnen?
O! zei Frans kindje, dat weet
ik nog heel precies. Het was dien eersten
dag, toen ik je in de tram zoo vriendelijk
zag opstaan voor die oude dame. Dat vond
k zoo lief van je, dat.
Zij lachte.
Domme jongen sprak ze dan
neb je toch niet heel goed uitgekeken. Ik
stond dien dag alleen maar op, omdat de
zon me zoo verschrikkelijk in m'n nek
scheen..
slechten tij dl Er gaat niet veel om. Er is. vaartje op straat geslingerd werd! of.... diat
gj. ver(jer gebeurde.
Werden de bloemen op straat geworpen,
dan was het aanzoek afgeslagen.
Bleven ze binnen 'n kwartier, 'm half
uur'n uur.... en gebeurde er verder
niets, dten ging de verliefde detective ver
heugd naar huis en.den volgendten nacht
werd de eerste galanterie door een tweede
gevolgd.
Den volgenden morgen hing er 'n tweede
ruiker 'n mooiere aan de deur. ,,'t Ken
wat worden, Japik", zei 't meisje tegen
den melkboer....
En zoo ging het verscheidene dagen. Het
werd een complete loopgravenoorlog.
Geen van' de vijanden zag elkaar.
Alleen werden de ruikers steeds mooier
en grooter en kregen na 'n paar dagen een
lintje om of strikjes. Bij: de vierde of vijfde
soms was een versje of een'geestig briefje,
'n Naamdicht je van de vóórletters of den
voornaam van dten vrijer. Waaruit dan het
meisje den naam vam den aanbidder zooge
naamd raden moest.
Alsof ze dien uiiet al hoog en breed wist!
de animo voor het vrijen en.het trou
wen. Al kost 't nog zoo'n hand met geld
tegenwoordig.
Het begin van het vrijen.
Het allereerste begin, ik bedoel die eigen
aardige ziekte, die we als schooljongens alle
maal wel eens hebben gehad en die we kal
verliefde noemen ga ik voorbij. Want het
was meer op de mooie vlecht of de prachtige
haarstrik of op de Schotsohe jurk, dat we
verliefd1 waren, dan op 't meisje. En omge
keerd! zal' het 't meisje wel net zoo gegaan
zijn.
We beginnen dus bij het dramatische
om niet te zeggen: tragische oogenblik,
waarop een jongen zijn keus heeft gedaan
en met den moed der wanhoop uitroept:
Zij' of anders geenéén I
En waarop het meisje op haar beurt onder
tranen aan haar moeder bekent: „Als ik
hem niet krijg, dan heeft het leven geen
waarde meer voor me dan is me de wereld'
een walg een pijn dan zal ik m'n ver
der leven verslijten in 't kloosterDan
Ohl..
Ja, je kunt 't wd1 terdege te pakken heb
ben in die dagen!
Maar iaat me u nu vertellen van de ge
woonten, die in ons al-oude Holland werden
toegepast om van die ziekte genezing te
zoeken.
„En men beseffe dta vooral zoo ver
haalt een van die vele schrijvers over dit
onderwerp: Mr. Jaoobus Scheltema reeds in
het jaar 1882 men beseffe dan vooral, dat
dn het begin der Zeventiende eeuw en ook
'later nog, de jonge dochters veel meer in
huiis werden gehouden en veel minder op
straat verschenen. 'Zelfs dat zij veel1 minder
aan de vensters werden gezien, dan in onze
dagen"....
Door verliefde jongelingen, die om een of
andere reden geen dagelijkschen of directen
omgang haddten met het meisje en dus geen
toegang tot de woning^moesten allerlei uit
vindingen worden gedaan.
Voor jongens van het platteland ging het
nogal beter, omdat daar de mogelijkheid en
ook het gebruik van „Vrijen over de schut
ting" bestondL
Maar voor fatsoenlijke, degelijke, deftige
of christelijke gezinnen ging dat zoo gemak
kelijk niet.
Er moest dus wat op gevonden worden.
En dat werd er dan ook.
Een van dte eerste pogingen was in den
regel om deh klopper of dien ouden bekenr
den' ring aan de voordeur met een bloem of
een ruiker te versieren. Hm het holst van den
nacht bijt regen en windt, als vader en
moeder en vooral de zusters sliepen, slöop
de verliefde jonkman' uit zijn kamer en naar
buiten met de reeds tevoren klaar gemaakte
versiering in zijn hand. Hij hoopte niemand
tegen te komen en niet dóór den nachtwacht
gesnapt te worden. Dat zou hem minstens
'n „zesfhalf" aan drinkwld kosten.
Inmiddels: Het In liefdevuur ontstoken
hart verlangde naar meer. Vooral wanneer
zooals in dit gunstige geval' de eerste
poging tot toenadering niet onbefcroood ge
bleven was.
Er moest nu van beide zijden naar elkaar
töe gelaveerd worden. Altijd weer onder de
strenge wetten van die dagen en van de
familie, waarin zich het heugelijke verschijn
sel voordeed.
Zooals ik reeds vroeger gezegd heb: Dat
ging maar zóó mieit. Daar waren ongeschre
ven, maar niet minder strenge wetten en
regels voor.
Die regels kwamen hierop neer:
De jongeman, die begonnen was met ver
liefd te worden op ©en van de vriendelijke
dochters van1 'het huisgezin^ en die naar aan
leiding daarvan zich de moeite had gegeven
om eeniige nachten achter elkaar bloemen
aan de deurknop van zijn aangebedene te
hangen, bleef daarbij niet stil' zitten.
Na het gunstig onthaal van zijn eerste
ruikers, begon hij zich al meer en meer
openlijk te vertoonen. Gedurende dten vier
den en vijfden dag deed hij. zijn best om' bij
herhaling het huis voorbij, te gaan waar het
meisje woonde. Hiji was dan strijk en zet in
de „puntjes" natuurlijk en hij' koos bij voor
keur het mididaguur, waarin thee gedronken
werd. Dan zat die familie voor het raam.
(En als die bloemen geschiedenis eenmaal
begonnen was, dón wist ieder, dat men eigen
lijk voor dte ramen moest zitten!).... En
daar ging dan de Kloris voorbij en.nam
diep zijn hoed af.
Meer niet.
Dat ging weer ©en paar dagen zoo. Tel
kens 'n keertje meer.
Dan kwamen de geschenken. Inplaats van
bloemen vond het jonge meisje op een mor
gen een mandje met suikerkoekjes aan den
deurknop hangen. Hooft, de dichter, noem
de dit suikerwerk „Speelkoorn". Maar de
meest gangbare naam werd.... „Specu
latie"En dit verklapt u meteen, waar
wij den naam „speculaas" vandaan hébben.
't Juttertie
Door CAREb BRENSA.
I Ir a vit rrrnr» ffftlrA-w OmrlA-» inhTrAr - -