VOOR DE (BED
d'er nog leven. Weet je wat d'r nog alleen
aan boord was. Een hond: die lag vóór op
de boegspriet te rillen. We hebben 't beest
meegenomen en 'em later dn de kaptein te
ruggegeven. Of die baas en die hond allebei
blij waren, dat begrijp je!.... Vreemd' wat
je soms aan boord vindt. Ook op 'n keer ko
men we bij 'n Engelsche schoener, waar de
zee nog op beukte en daar ware alleen
nog an boord de kaptein en zooveel as 'n neef
van hem. Tenminste, dat begreep ik er uit.
Al 'it andere volk was d'er af. En die kaptein
deed gewoonweg gek. Daar kon je^een wijs
uit worden. Toe zeit die neef: Hij heit een
klap met 'n blok tegen z'n hoofd gehad van
wege de storm en nou maalt ie. Maar hij wil
d'er niet af. Toen is die neef nog met ors
meegegaan. En wat je ook zei en riep in het
Engelsch: Kaptein' ga mee, wqnt we komme
niet weer weerom; hij wou 't schip niet ver
laten.
Toen 's nachts.weer de storm opstak en
't 's morgens licht werd, was d'er van het
scheepje niks meer te zien. Naar do kelder.
Hadden we hem in Godsnaam, maar gebon
den en toch meegenomen. Ja, dat benne nou
allemaal droeve verhalen, maar nou komt
een vroolijk journaal. Luister maar eens.
Dat zat zoo:
D'er waren hier in Zierikzee heeren ge
logeerd met 'n prachtig jacht. Die ware van
Dordt gekomen, maar onderweg al 'n paar
imflfll an de grond geloopen #1 toen hadden
ze de loods weggezonden en wouen ze een
beter bevaren loods.
Nou, had meheer Van der Venne hier uit
't hötel gezegd, dan weet ik er ion, die heeft
87 jaar bij de réddingmaatscha'ppij tusschen
de banken gekruist en die kent 't vaarwater
In Zeeland Zeg maar niks meer zegge ze
die motte we hebbe. Nou, en zoo kom ik
bij die heeren An boord. Die kwamme uit
Rotterdam en Gouda en Den Haag. En dht
was je 'n leventje. Puik heb 'k daar gehad.
En 'n prachtig jachtje, ineheerl Jong, wat
mooi!
IMaar op zekeren dag, de wind1 kromp te
gen don avond en denk: dat 's morgen
vlak in de wind. Toen lelt er zoon kleia
sleepbootje naast ons, die ook naar Dordt
mot, dèt wist ik.
Op eens zeit een van de 'heeren* die kijkt
me An. „Wat kijk je zwart loods.scheelt
d'er wat aan?" „Ja," zeg ik. „Tc Ben uit m'n
hum. Dat wij nou van alles aan boord hebbe.
Drank en wijn en vleesch en ham en segare
en van alles en die arme blikSemsche kerels
hebbe niks en motte daags hard werke.
Dat 's waar, zeit die heer. En die haalt een
paar flesschen fijne wijn on een paar han
den segare en zeit „Zie zoo loods: stop
ze dilt maar in de handen. Dan benne die
kerels ook in 't zin, en jijt d'er bij".
's Morgens meheer pal' in de wind.
Maar zie je (en hij knipperde eens leep
met z'n felle oogjes).... ik kreeg natuurlijk
'n lijntje van de sleepboot. Had je 't in de
gaten? Hoe was ie? Later hebbe ze me hee-
.lemaal in 't witte pak gestoken en 'n mooie
witte pet met 'n kroontje en witte schoenen.
Piek fijn! En toen noemden ze me voortaan
„Oome Paul" omdat 'k op Paul Kruger
geleek, zooas ze zeiën.
In Gouda was 't eind en hebbe ze afscheid
genomen. Aan 't station, waar 'k was met
m'n boeltje, Daar komt me nog een kruier
aan met 'n pak voor me en daar zat in
'n reusachtige prachtige Goudsche bloempot.
Die hadden ze voor me gekocht. Voor moe
der de vrouw. Of die stond te kijke, toen "k
d'er mee thuis kwam...."
„Wel joa, meheer, vH de schoondbchter
in 'en nou is 't mooiste, nou heit de ouwe
baas 'em zelf 't vorige jaar gebroke. Jammer,
't was 'n prachtige pot. Wat jij voader?.
„Zoo is "t zei de ouwe nou benne
ze d'er beide niet meer.' Moeder niet en de
mooie bloempot. Beide weg
Kijk meheer!.Hier beb Je nou nog
de witte pet ven me jacht. West ai'a* mn-cbt
'k mee naar huis neme van die heeren!
'Ziezoo, nu heeft uwes geloof ik pracbtver-
halen. En als u morgen nog d'ereis tijd hebt,
kom dan nog even aan, dan kunnen we nog
d'ereis praten."
Den volgenden dag hebben we nog een
uurtje geboomd met den 83-jarige, den stoe-
ren zeerob met zijn trouwe flonkerende
oogen, nog tintelend van levenslust: een
stevige eik uit bet romantische land van
Schouwen.
D.
Famllle-titels van onze Voorouders.
Korte handleiding bfl even-
tneele ontmoetingen!
Het is volstrekt niet om iets kwaads te
zeggen van het spiritisme of een van de
andere wetenschappen, maar iedereen zal
toegeven dat wij in onzen tijd eigenlijk
voor geen moeilijkheden meer behoeven
te staan. A
En geen sterveling zal kunnen tegen
spreken, dat we er bijzonder op uit zijn
om uitstapjes te maken buiten onze pla
neet. De een wil naar Mars en de ander
wil communicatie onderhouden met onze
sedert lang gestorven familieleden. En
niemand kan voorspellen wat we het
eerste practlsch bereikt zullen hebben.
Of Mars èf de Geesten!
Dat hot kan en dat het zal gebeuren,
geloof ik stellig. Sinds de radio en al die
andero wonderen twijfel ik voor mij per
soonlijk aan letterlijk niets meer!
'Dus het zal er stellig van komen.
En voor dit geval wil ik hierbij van
dienst zijn.
De woordenboeken van Mars heb ik
niet onder mijn bereik, dus ik kan niet
aanraden of voorgaan tot het inrichten
van een cursus in het beoefenen van de
Mars-taal la Berlitz.
Maar ten opzichte van het rijk der gees
ten kan ik wel ©enige voorlichting geven.
In een oud Duitsch tijdschrift heb ik na
melijk de volledige lijst ontdekt van titels,
welke onze afgestorven voorouders ten
opzichte van. ons-zelf dragen. En het
lijkt mij zeer gemakkelijk om voor het
geval dat het ons ooit mocht overkomen
met een daarvan in gesprek te raken
vooruit te weten hoedezen voorvader
dient te worden aangesproken. Het Is in
de eerste plaats een kwestie van beleefd
heid en in de tweede plaats van takt.
Want wij weten nu wel van vader en
grootvader en oom en neef en tante en
nicht en zwager en schoonmoeder. Maar
veel verder weten we 't niet.
En nu kunt gerust geloovpn dat een
voorvaderlijk familielid 't even onprettig
zal vinden 'n paar geslachten jonger of
ouder te worden aangezien, dan hij is
als een ongehuwde tante het onprettig
moet vinden om met den naam van groot
moeder te worden betiteld.
Het zou gek klinken, wanneer iemand
zijn vader grootvader en zijn. grootvader
vader noemde.
En in de oudere geslachten kan dat heel
gemakkelijk, zooals u zult zien.
Om verwarring op het moment supreme
te voorkomen geef ik hieronder de vol
ledige lijst, met verzoek deze goed uit het
hoofd te leeren. Men kan nooit weten wat
er bovendien in dezen tijd van opgravin
gen nog voor den dag komt, waarin onze
familienaam betrokken blijkt. En dan is
het makkelijk hls je weet wie het was
je ;.amoudbetovergrootvader of je Edel
stamoudgrootvad er
Men zij voorzichtig!
L Vader.
2. Grootvader.
8. Overgrootvader.
4 Betovergrootvader,
u. Oudvader.
6. öudgrootvader.
7. Oudovergrootvader.
8. Oudbetovergrootvadeir.
0. Stamvader. -
10. Stamgrootvader.
11. Stamover^ootvader.
12. Stambetovergroötvader.
18. Stamoudvader.
14. Stamoudgrootvader.
Ifi. Stamoudovergrootvadcr.
16. Stamoudbetovergrootvader.
17. Edelvader.
18. EdelgTootvader.
19. Edelovergrootvader.
20. Edelbetovergrootvader.
21. Edeloudvader.
22. Edeloudigrootvader.
23. Ed elou dovergrootvad er.
24. Edeloudbetovergrootvader.
26. Edelstamvader.
26. Edelstamgrootvader.
27. Edelstamovergrootvader.
28. Edelstambetovergrootvadeir.
29. Edelstamoudvader.
80. Edelstamoudgrootvader.
81. Edelstaimoudovergrootvader.
82. Edelstamoudbetovergrootvader.
88. Voorvader.
84 Voorgrootvader.
85. Voorovergrootvader....
Zoo gaat het lijstje verder voort tot het
84e geslacht.
Dan komt er voor aller „Aarts'" tot aan
het 128e geslacht!
En dan wordt het „Opper-aarts" tot aan
het 266e geslacht
En dan wordt het „Hoog-opper-aarts"
tot aan het 512e geslacht!
Zoodat we tegen dien tijd beginnen te
spreken van: „Hoog-Opper-Aarts-Voor-
Edel-Stam-Oud-BetOver-Groot-Vaderi I
Prosit!
Schat men een menschenleeftjjd ge
middeld op 80 jaar, dan was de welbekenr
Vader Abram voor ongeveer 4000 jaar ge
leden de ,Aart£-voor-edel-stam-bot-ovcr-
grent vaderi* van de tegenwoordig leven
de Israëlieten!
Ik hoop, dat u het onthouden kunt
- Najaarshoeden.
Wanneer u nu met heit oog op het nade
rend seizoen en dank zij de gelukkige ge
steldheid van uw beurs in het gelukkige
bezit gekomen is of komen zult van
een nieuw mantelpak of zoo 'n robe-
manteau, als wij de vorige week voor
stelden, dan komt er een nieuwe eisoh.
'n nieuwe vraag.'n nieuwe wensch!
Anders kunt u nog niet „op z'n najaars"
uitgaan!
Die nieuwe wensch is natuurlijk: 'n
nieuwe hoedl
Want stel het je een oogenblik voor,
dat je zou moeten uitgaan met het spik-
splinter nieuwe pak voor den herfst en
je hadgeen hoed!
Och.Heer.
Beter kon de Volkenbondsvergadering te
Genève maar niet doorgaan.
Beter kon de eeuwige Vrede ten eeuwige
dagen op zich laten wachten.
Beter kon maar liever de wereld ineens
vergaan dan dat wij zouden uitgaan
op 'n mooien herfstdag met 'n nieuw pak
voor het seizoen en daarbij 'noudie
hoedl
Tenzij I'
Tenzij U b.v. juist het vorig jaar een
pracht van een snoes van een dot van
een hoogst moderne hoed hebt gekregen,
'n beetje laat ln den tijdZoo eentje,
die toen u hem pas op had 'n beetje in
het oog viel vanwege de vreemdheid, van
wege de hoogte vanwege de smalte.
Zoo eentje die- eigenlijk z'n tijd wat
vooruit was!
Hebt u er toevallig zoo een?
Dan bent u klaar voor 't seizoen. Deze
hoed kunt u dan zonder gewetensbezwa
ren dragen den ganschen winter door bij
uw nieuwe pak, want hij is dan ook nu
nog hoogst modern en wat nog m,eer zegt:
Hij is juist op het oogenblik „het" mo
del!
De hoeden zullen namelijk dezen win
ter tamelijk hoog van bol en daarbij
uiterst smal van rand zijn. Veel van deze
modellen worden daarbij nog opzettelijk
hoog en smal gegarneerd! hetzij met
een korte, volle aigrette of met kop-
struisveertjes oftewel met 'n hooge fan
tasie van lint etc, etc
Daarnaast evenwel zal toch ook die hoed
met grooten rond nog heel modern zijn.
Men hoeft volstrekt niet te denken, dat
deze modellen daarmede in den ban zijn
gedaan. Integendeel. Ze behouden haar al
oude rechten.
De meeste dezer randen zijn echter een
weinig klok-vormig gemodelleerd. Maar
ook weer niet uitsluitend.
Want de kaarsrechte randen zijn er ook
nog en met eore! Dit zijn dan voor het
moerendeel de z.g» „Wild-West-modellen."
En dan is er nog een soort, die mee
doet en dat is de hoed met do omhoog
gebogen rand. Het zoogenaamde ^Breton-
model".
De garneerlnrf voor deze groote model
len is evenals die van de hooge, smalle
hoeden met kleine randen, voor het mee-
rondeel van algrettos, lussen van lint, ge
borduurde of uitgesneden figuren, struia-
veeren, enz.
Ook model nummer 4 leent zich uitste
kend voor een eigen „makertje".
Aan den bol van een ouden wit-viltên
hoed zet u een nieuw wit-gaas cloche-
randje en imaakt nu van zwart smal lint
met een wit of een zilver zelfkantje oen
vlechtwerk op maat van den bol on het
gazen randje.
Vervolgens overtrekt u het gaas hier
mede netjes en zet de gladde band om
don bol.
Wanneer de oude bol eventueel te laag
ls voor de eischen van den tijd, dan zet u
daaraan ook een paar oentimeter hoog
gaas.
De lintjes-garneering bedekt alles keu
rig en u hCbt de voldoening van een oude
hoed een nieuwe te hebben gemaakt!
Asjeblieft!
Het komt mij voor, gezien het boven
staande dat er dus, hoewel de kleine,
smalle hoed favoriet is, op alle lijnen wat
goeds te krijgen en te dragen is.
En als men de verschillende voorraden
bekijkt, dan kan men 'bovendien oonsta-
teeren dat er nu ook voor iedere beurs
wat voorhanden is. En niet alleen iets
maar ook iets goeds.
En dat zegt heel veel. Mits men maar
de kunst leere verstaan goed uit te zien
en niet den schijn voor het wezen te ne
men. Er is „wezenlijks" genoeg.
En het hoeft dus niet te verontrusten.
Ook wanneer er maar weinig te besteden
s, kan men een aardig, flatteus dopje be
tomen, zonder dat het in het minst „goed
koop" behoeft aan te doen.
Inmiddels kan men daarenboven ook
nog heel goed zelf een hoedje tot een
knap resultaat opvoeren. Zie maar eens
het hierboven afgebeelde modelletje.
Wanneer u b.v. dit kale model koopt
- laten we zeggen in terra-kleur, als u
dat goed staat. En u zoekt dan in uw
appenmand een stevig stukje zwert la
ken, dan hebt u de materialen! ai bij
elkaar.
Want u knipt dat zwarte laken uit tot
een groote» halven cirkel met punten,
zooals duidelijk op het plaatje te zien is
en u borduurt daar met een stuk of wat
heldere kleuren een of ander grillig pa-
iiroon op.
Dit gedaan, plakt u de zwarte lap met
gom of met solution van broer z'n fiets-
gerei stevig op het vilten hoedje van terra.
En zeg dan zelf of u niet een beeld van
een modern hoedje hebt voor.weinig
'geld.
IHJ kende haar.
Kleine Willem zat in het slootje te vis-
schen. Zijn moeder had hem al drie keer
geroepen, maar Willem, die van huis uit
oiet kon worden gezien, Meid zich Oost-
Indisch doof.
Je mot bij je moeder kommen, Wlm
waarschuwde een van z'n vriendjes
hem. Ze heeft je ai driemaal geroepen!
Heb je 't niet gehoord?
Jawel' zei Willem kalm,
Ga je dan niet naar binnen?
Neen, nog niet.En Willem deed
opnieuw aas aan z'n haak.
Krijg je dan geen klappen straks?
Nee vandaag niet Want er is vi
site en dan durf m'n moeder toch niks.
De uitvlucht
Mijnheer Jansen had zichzelf eens wil
len tracteeren en had acht versche»sau-
sijsjes van den slager meegenomen. Hij
gaf ze aan z'n hospita met het verzoek
ze voor hem te braden.
Tot z'n verwondering bracht ze er een
half uur later echter maar zes op tafel.
Juffrouw, er zijn er te weinig....
sprak de inwoner voorzichtig.
Te weinig, meneer? antwoordde de
hospita.Dat kan niet, hoor. Maar u
weet toch wel, dat vleesch bij t braden
altijd erg inkrimpt?Dat zal 't wezen.
Op 't concert
Hij: Waarom Map je toch zoo ver
schrikkelijk? Die zangeres heeft 'n af
schuwelijke stem en ze heeft slecht gezon
gen bovendien!
Zij: Ja maar ze heeft *n beeld: van 'n
japon aan en als ik nou hard klap komt
ze nog 's terug en dan kan ik zien hoe
die gemaakt is.
Zijn troost
Je sukkelt geloof ik nogal, is 't niet?
Vreeselijk! AI jaren lang.
En heb je nogal vertrouwen in ie
dokter?
O, ja.die man zou wel gek we
zen, als hij 'n patiënt als ik liet dood
gaan!
HET SPROOKJE.
„En de Prins trouwde met de Prinses
en ze leefden nog heel lang en gelukkig"
las Suusje voor.
„O, nee, dat deden ze heelemaal niet"
piepte een hoog stemmetje. AlSe®sS&
en Mies, sprongen overeind, toen zo dat
hoorden zeggen en omkijkende zagen zo
een kaboutertje op 't grasveld zitten met
een lange witte baard, een groen jasje
en een rood puntmutsje. „Als jullie mee
gaat naar Sprookjesland, dan zal ik je 't
laten zien, wat er nu gebeurt." Zonder
antwoord af te wachten tikte hij de mei».
jes met een zilver stokje op het hoofd.
Even sloten zo de oogen en ze voelden
zich heel licht. Toen ze weer opkeken was
alles vreemd om hen heen. De huizen wa
ren precies als die op plaatjes in sprook
jesboeken. Daar zat Moeder de Gans imet
Hans aan de eene zijde en Grietje aan de
andere zijde. En daar zagen ze de Prins
en de Prinses ook, maar ze keken heele.
maal niet gelukkig, waflt een, leelijke
heks nam juist hun twee 'kindertjes moe
op haar bezemsteel. Wat hadden Saus en
Mies modelijden met hen.
„Kunnen wij ze niet holpen"vroeg
Suus?
„O, nee, in 't geheel niet antwoordde
de kabouter boos. „Gewone menschen (mo
gen zich nooit bemoeien met de wezens
uit sprookjes. Dat is de groote fout, die
de meesten van de kinderen maken, die
hier eens komen kijken. Denkt er aan!
Bemoei je niet met een anders zaken! Be.
grepen?"
De kinderen beloofden, dat ze zioh ner
gens mee zouden bemoeien, maar het viel
hun toch erg moeilijk, toen ze om een
hoek van het paleis der Feeënkonigin
Joop tegenkwamen met een heel zwaar
stuk van zijn boonenstaak. Wat zouden
ze heim graag oven geholpen hebben. Ze
spraken hom juist aan, toen .Mies iets zag,
dat haar nog veel meer verbaasde.een
heusche, levende reua En wat denk je?
Hij zat thee te drinken met Klein
Duimpje! En ze deden heel vriendschap
pelijk. En de reus zag er heelemaal niet
angstwekkend uit als in de sprookjes.
Maar het meest verbazingwekkende,
wat ze zagen, was wel een groot gebouw.
Eerst wisten ze niet, wat dat wel wezen
zou, maar toon ze er dichterbij kwamen,
begrepen ze, dat zo het paleis van de
Schoono Slaapster zagen. Er was een
groote doornenhaag rondom. De kabouter
kroop door een opening in de haag en
Suus en Mies volgden hem. Ze zagen de
slapende stalknechts, de slapende kok en
zijn maat, de slapende hofdames en -hee
ren, de slapende Koning en Koningin en
eindelijk ook de slapende Prinses. De
Prins boog juist voorover om haar te
kussen en de meisjes stonden in spanning
toe te kijken of ze wakker zou worden.
Toen hoorden ze echter opeens een vree
selijk gebrul en daar kroop een groote
groene draak op don grond recht op de
meisjes aanl
„O! we moeten maar weggaan!" riep
de kabouter angstig uit. „Deze oude snaak
bewaakt de Prinses en hij is nu zeker in
een booee bui. Hij ls niet altijd zoo. Als
jullie hem gisteren ontmoet had, zou hij
je op zijn rug hebben laten rijden 1" Zoo
sprekende was de kabouter met de meis
jes door het paleis en de doornenhaag
naar buiten gegaan.
„Wat zou zoo'n ritje heerlijk wezen!"
riep Mies opgetogen uit. „Hm", mompelde
Suus wat twijfelend.
Opeens hoorden ze Moeder roepen. En
zonder te weten hoe waren ze weer op
het grasveld in den tuin. Ik ben benieuwd,
of ze gedroomd hadden of, dat ze werke
lijk in Sprookjesland waren geweset
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
I, Mond, dom.
II. Beter ten halve gekeerd dan ten
heele gedwaald. Kabel, geweer, garnalen,
thee, veter, Hel^na, teen, 4Xd.
Nieuwe raadsels.
I.
XXXXXXXXXXXX Op de staande
X en op de liggen-
X-de lyn komt de
naam van een
groot gebouw,
dat men Blechts
in enkele steden
aantreft. Op de
le regel het ge-
X vraagde woord;
X opde2edenaam
X van een veon-
kolonie in Drente; op de 8e een ander
woord voor inwoner van een gemeente;
op de 4e het tegenovergestelde van amu
sant op de 6e een boomop de 6e een
vak, dat men in het gebouw op de 7e i
regel leest; op de 8e een tropisch land;
op de 9e een getalop de 10e dezelfde
boom van de 6e regelop de 11e een j
persoonlijk voornaamwoord; op de 12e
een medeklinker.
II. Welk groot dier van 2 letters wordt
een kleine plant, als men er een letter
b« doet?
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
r, A;,; 'B-; G- en J. B.; M. B.;
C. B.; G. en J. O.; H. D.; M. A. en O. A. D.;
A. F.; J. G.; B. en T. G.; J. H.: 1
M-aH.; A.H.; A. H.; O.K.; G. KL;
WK- H. J. v. d. K.; A. K.; A. K; P. U
E. de L.; A. TL P.; F. G. v. P.; J. en J. R-J
S. A.S.;M.S.; W. J. S.; K. S.; L. V.;
O. V L. en O. V.; A. en O. de W.; A. W.;
A. IJ.
Na loting vielen de prijzen ten deel aan:
O. Annes, Molenstraat 8.
'O. Boer, v. Galenstraat 48.
A. en H. Dolstra, Oostslootstraat 42.
A. Faas, Achtergr. W.Z. 27.
Joh. Heylman, Molengracht 87.
H. J. v. d. Kuyl, le Vroonstraat 41a.
Oorry en Gretha Kroonstuiver, Molen-
gracht 14.
P. Leenaarts, Tuinstraat 58.
*Lvan Ravenzwaay, Willurtr. 26.
Andr. Wiersma, Wilhelminastraat 39.
Brensa.
Mme. Corry.