VOOR DE KIHOEREH
klein zijn en vooral gewelfd. D.w.z. van
onderen zeer hol, zoodat zooala iemand
het eens uitdrukte: een vogeltje er zich
onder zou kunnen verschuilen.
En hieruit blijkt dan tevens duidelijk
welke verfijnd-gedegenereerde kant het
seboonheidsleten in die dagen opging-
BABBELUURTJE OVER MODE.
Hoeden voor den winter
.Natuurlijk maak ik het voor alles graag
mijn lezeressen naar den zin. Dat is het
eerste artikel uit den journalistieken cate
chismus. Wie zich hieraan niet houdt
verspeelt op den duur alle aandacht.
En als ik nu ik weet het zeker, stel
dat ik voor de mop de moeite zou nemen
eens aan een „man" zou vragen waar
mee ik mijn lezeressen in dit geval zou
kunnen believen.Honderd) tegeni één
dat hij zou zeggen: „Schrijf wat over. hoe
den!
Want u weet het allemaal: Mannen zijn
op het stuk van vrouwen en vtouw en-
kleeding allemaal zoo heerlijk cynisch-
ironisch.Wanneer 'n vrouw met voor
liefde over haar kleeding praat, dan
maakt die man in zijn naïeve domheid
daar altijd van, dat de vrouw uitsluiitend;
over haar bloeding praat!
En dus zegt hij: Als je een vrouw wil
behagen praat over haai kleeren en
don bij voorkeur over haai.hoedenI
Los van al die gezellige ironie zit er
inmiddels een waarheid in. En ik wil. me
zelfs voor dezen keer die waarheid ten nut
te maken.
Dies schrijf ik ave» hoeden en toover
nu nog eens oen paai flntteusa winter-
modellen voor.
Hier komen ze maar direct:
Voor dit eerste model Is als materiaal
gebruikt de z.g. zwarte .Velours-panne.
Dat is een pluche-achtig fluweel. Het is
zeer dun en opvallend glanzend als sa
tijn.
Als garoeerlng Is op dit kleine dlopje
een zeer groot en breed moiré lint aan
gebracht. In den lus-en-slip-vorm.
Het plaatje zegt u veideu hoe!
Dit is een zeer groot model van zwart
vilt. De rand hiervan is aan den rechter
zijkant ingeknipt. Door deze ihknipping
wordt een lint geregen, welk lint dan ver
der óm den bol slingert. Om zich vervol
gens boven de inknippen ween vast te
planten in. een sierlijke strik.
Het is zeer ohio om voor deze garnee-
ring, >geeireerd of z.g. lak-lint te ge-
l'ruikeu.
REISINDRUKKEN VAN EIGEN
BOJ>EM.
Van de Hollandsche diulnctorpen waar
mede we In dén loop der jaren kennis heb
ben gemaakt, vind ik Schoorl toch1 altijd nog
't bëkoorlijkste. 't Valt moeilijk die pracht
van dit vriendelijke dorpken! te beschrijven,
dat daar als 't ware verscholen Mgt te midden
van het hoogopgaande geboomte en sluimert
aan dor duinen voet. 't Gaat er mee als met
den minnaar, die zijn „liefste" zal beschrij
ven en geen woorden* kan' vinden voor al de
bekoorlijkheden en schoonheden van zijn
'beminde en die tenslotte volstaat'met deze
simpele woorden: „Ze is hef..zeis mooi!"
Zóó is Schoorl!....
Wat heb ik toch) weer heerlijk genoten
met te dwalen door de booge duimen en de
schitterende bosschen van „Klein Z wits er-
land" vol van herfstgoud.
En toen daar beneden ons langs dén slin
gerenden duinweg naar Bergen de autobus
sen jakkerden en omharmonifloh toeterden
aanhoudend maar door dachten we:
wat zal het hier vroeger, voor vijftig, honderd
jaar geleden, toch .stil'en vredig zijm geweest.
En we gevoelden lust eens een oude van
dagen te. raadplegen, niet verzoek ons te wil
len vertellen van Schoorl uit die dagen van
weleer.
<We troffen het uitstekend: zelden hebben
we een 74-jarige ontmoet zóó monter en met
zcx^'n prettigen verteltrant.
„O meneer" begon bij „toen ter tij
den lag ons dorpje bij de duinen eenzaam en
verlaten. Alleen vanaf Scihoorldam kon men
met de „ijzeren schuit" of met het „gondel-
tje" Alkmaar bereiken; andere middelen van
Modél na 8 Is niets andiers, dan een
verfraaide baxetvorm. Het is een ruim op-
gepoefde bol oj> een klein hard randje.
Aan den rechterkant, die tevens het
hoogist opgedofd is, staat recht overeind
een struis-kopveer. Verder is er niets aan,
ofschoon het uiterst flatteerend is voor
een geschikte jonge dame. En waarbij het
ons «enigszins doet denken aan het sier
lijke hoofddeksel van wijlen een vroegere
eeuwschen Spaamschen Edelman.
Het vierde model1 la zeer aardig en
flattant voor een jong meisje.
Ook hiervan is de vorm overtrokken
met zwart velours-pannen en ook de lus-
garneering ia op dit hoedje weer van
moiré-lint.
Het vflfde en laatste model Ia nu wat
men noemt een „chique hoed". Het is er
een van „bIond"-kleurlge Ottomane. Dit
is een zware rlb-zijde. De buitenrand
echter Is bekleed met donkerbruin (tête-
de-nègre) zijn fluweel....
Terwijl op dezen hoed een buitengewoon
fraaie, donkerbruine fantasie de eenige,
maar afdoende gameering vertegenwoor
digt! Mme. Corry.
huwelijkstrouw IN DE
Dieren w ereld.
Een voorbeeld ter navolging.
De beroemde zoöloog, Prof. Edwards,
van den Parijsohen Dierentuin, vertelde
kort geleden in zijn vakblad het volgen
de verhaal, van dierentrouw.
In een kleinen vijver van den Parij-
schen dierentuin bevond zich een paar
zwanen1, uit Australië afkomstig. Het
scheen zoo tevreden ini zijn nieuwe om
geving, dat bet zich nooit ver van de plek,
waar ze gehuisvest wak, verwijderde. Of
schoon geen van de twee vogels gekort
wiekt was.
Wel merkte men1 op, dat ze steeds sa
men waren.altijd; samen!
In het voorjaar legde het wijfje haar
vervoer bestonden er niet Men woonde op
ons dorpje en bleef daar. t DageHjksch leven
van de meestal vrij' armoedige bevolking
werd slechts afgewisseld dOor de pret van
de feestdagen. In heel oude tijden enkel
kerkelijke feesten men .wil zelfs beweren,
dat er te Schoorl nog „passiespelen" zijn ge
houden. Een stuk land noemen ze hier nu
nog ae „Passiekroft". Maar als daar het
voorjaar kwam en Paschen was gehouden,
dlan gingen de kinderen zeven weken later
„de Piniksterblom zingen". Van den school
meester kochten ze voor een cent een ge
kleumde prent, een '^heiligj waarop de
een of andere bijbelsche voorstelling of een
tafereel uit de vaderlandsche geschiedenis
was afgebeeld. Deze prent werd vóór op de
borst vastgespeld en dan ging men langs de
huizen zingen: V
„PMtsterblom Ifl opgestaan,
Je rdag wel weer naar bed toe gaan,
O lot, o lot, de deur op slot;
O Sier, o sier.
Wat mooie Pinksterblom staat hier".
Dan kregen de kinderen een cent of een
versnapering en trokken verder.
En zoo werd het 'langzamerhand kennis.
Dan gingen de mannen 's morgens al' „ple
zierige kennis" wenschen, waarbij natuurlijk
een borrel werd gedronken. Na deze tractatie
ging men mee naar een derde uit de buurt
schap en zoo ontstonden kermiswenschers
in groepen van tien tot tiwaalf personen. De
jongens en meiskes tegen dan ook ai' spoedig
ter kermis „om den roemef te halen". Het
paartje, döt den eersten dans haalde, werd'
een roemer aangeboden, 's Middags trokken
de ouderen dan meestal naar de kegelbaan.
eieren voor de eerste maal en de beide
ouders broedden deze uit en voedden de
uitgekomen kiekens naar behooren zon
der diat er iets bijzonders bij op te merken
vieii
Kort nadat evenwel het wijfje voor de
tweede maal eieren had gelegd), werd het
huwelijksgeluk op wreede wijze verstoord.
Een groot© hond namelijk raakte met het
wijfje in gevecht en het gevolg was dat
de zwaan het onderspit moest delven en
doodgebeten werd).
Prof. Edwards vreesde nu terecht dat
bet broedsel verloren zou wezen, omdat
de man nu w,el' het nest gaandeweg zou
verlaten. Maar het tegenovergestelde ge
beurde. Tot zijn groote verwondering ont
dekte de prof. dat de weduwnaar getrouw
op de eieren bleef zitten en geheel alleen
de broedplichten waarnam.
Slechts tweemaal, op 'n dag 's mor
gens en 's avonds ging hij voor enkele
«ogenblikken van het nest om inderhaast
wat voedsel te zoeken, of liever tot zich
te nemen.
En een en veertig dagen lang bleef de
vaderzwaan getrouw op het nest en zag
zijn moeite aan het einde van den broed
tijd beloond met twee springlevende en
welgeschapen kiekens.
En de oude zwarte zwaan nam) zijn dub
bele plichten ernstig genoeg op om nu
ook verder voor het welzijn van zijn jon
gen te waken. Op een gegeven oogenblik
voerde hij de jongen naar het water. Hij
liet zo op zijn rug klimmen, nam ze ter
verwarming onder zijn vleugels en onder
een verder uiterst zorgvuldige opvoeding
gelukte het hem om de beide jongen ge
heel alleen groot te brengen.
Deze toedracht viel nog te meer op, om
dat men de zwaan na den dood van zijn
wijfje met uilen spoed een andere le
vensgezellin had toegevoegd. Men had
hoop dat deze op haar beurt do moeder
plichten zou overnemen.
Maar daar gekeurde niets van. Aller
eerst al niet van den kant van den vader.
Hij1 ontving de stiefmoeder ver van vrien
delijk en wilde van toenadering niets we
ten. Hij verjoeg huar zelfs met kracht en
geweld uit' den vijver en veroorloofde
haar niet daarin rustig terug te komen,
vooraleer de jongen voldoende groot wa
ren en in hun eigen onderhoud konden
voorzien!
Prof, Edwards, die een wereldberoemd
zoöloog is toekont hierbij aan, dat hij in
zijn langjarige praktijk, noch onder de
duiven die het zinnebeeld zijn van de
trouw nocht onder de ooievaars
waarvan bekend is, dat het mannetje zoo
wel als het wijfje in keurige regelmaat
gewend zijn te broeden, ooit het vader- en
vooral het gevoel van huwelijkstrouw zoo
sterk ontwikkeld heeft gevonden als bij
dezen zwarten zwaan.
Aan het verkeerde adres.
Werkzoekende: Wat zijn hier nu de
vooruitzichten voor iemand', die er niet
tegenop ziet om heelemaal van den grond
af aan te gaan beginnen en zich dan zoo
langzamerhand omhoog te werken?.
Zoo nitt? Hoe komt dat dan?.
Dat komt omdat wij juist andersom
werken, zie je.Wij beginnen ook van
den gróndi af, maar dan werken wo niet
omhoog, maar naar omlaag.Wij gra
ven hier putten, weet je.
't Kwam goed van pas.
Och, zeg, lieve mevrouw van Jonge
ren is 't heusch. waar, dat je.dat je
man.Ooh, neem me niet kwalijk
Is 't heusch waar, dat je man acht dagen
gevangenisstraf moet ondergaan?.
Ja dat is 't net.Ziet u. We
hebben te hard gereden met de auto en nu
werd m'n man veroordeeld tot 50 gulden
boete of acht dagen hechtenis. Nou ik
Echter was het tusschentijds meermalen
feest. Vroeger waren er in 't dorp verschil
lende personen, die „drank" verkochten. De
gene onder de vèrkoopers, die er een groot
achterhuis of dt^sobvloer
aan den burgemeester verlof om een zooge-
op nahield), vroeg
lof m
naamde „sp inning" te mogen houden, wat
meestal werd toegestaan. Dan werd natuur
lijk ook weer de man mat de veêl (viool) ge
huurd), die de paartjes ten dians noodde.
Voor de mannen bestond echter het feest
„in den haan den kop afmaaien" een bui
tengewoon wreed' vermaak. In een twee-
oorige mandi, met een gat dn den bodem, werd
een levende' haan gestopt, met den kop door
het gat. De mandi werd met een touw tus-
schen twee hoornen gehangen en dan kon
de wedstrijd beginnen. De deelnemer werd
op ©enigen afstand van de mand geblind
doekt, kreeg een groot slagersmes in de hand
en moest dan trachten den haan den kop af
te maaien. Gelukte het tenslotte het arme
dier door den dood uit zijn vreeselijken toe
stand te verlossen, dan steeg er een gejuich
op. Sedert jaren behoort nu reeds dat ruwe
volksspel gelukkig tot het verleden.
Ook de verpachtingen van duinen en we
gen waren belangrijke dagen in het Schoorl
sche volksleven van1 voorheen. De duinen
werden hij zoogenaamde „parken" ieder
ongeveer een paar honderd treden ver
huurd en Iedere pachter ontving een groote
koek ten geschenke.
De wegenverhuring ging uit van het ge
meentebestuur. Hierhij waren in de beide
Schoorlsche buurtschappen zoogenaamde
„buurtmeesters" aangesteld, welke ook weer
in 't bezit waren van een ruime 'behuizing.
Voor de opbrengst van de graeverpachtang
kocht het gemeentebestuur bier en dit werd
zeg tegen m'n man ga jij nou asjeblieft
die acht dagen zitten en geef mij die vijf
tig gulden, dan kan ik tenminste eens een
keer 't huis goed schoonmaken.Dan
hebben we 's echt de ruimte.
Meisje: Meneer, ben ik hier torecht
aan, het adres waar 'n dienstmeisje ge
vraagd wordt?
Meneer* O ja kom maar binnen
hoor.Mijn vrouw zoekt altijd 'n dienst-
mqisje.
Het spreekuur.
Eerste mevrouw: Die mevrouw van
Staren, die ik daarstraks heb leeren ken
nen, spreekt onophoudelijk over het
spreekuur .van haar man.Dat as zeker
'n dokter of 'n advocaat?.
Tweed© mevrouw:.Sssttt.naar
man zit in die gevangenis!
Leeraar (tot zijn leerling den prins):
Zou uwe hoogheidi mij misschien kunnen
vertellen uit welk land' de koffie komt?
Prins (na eenig nadenken).Uit.
Duitschland.
Leeraar: Zeer juist Zeer juist.
Uwe Hoogheid bedoelt natuurlijk de Er-
satz-koffie.
DE JAMPOT-KABOUTERS.
Hef verhaal van een gulziger» Jongen.
„Rob, stoute jongenl Wat ten je toch
een söhrok-op. Kijk nu eens naar die jam
pot! Niets voor je kleine zusje overgela
ten!" riep moeder boos uit, toen ze do
jampot zag, die vijf minuten tevoren nog
half vol jam was geweest.
„Wat geeft dat nu!" riep Ro)b brutaal,
terwijl dikke tranen langs Tiliya bolle
wangetjes rolden1.
„Heel goed', jongen. Eet je boterham op
en dan dadelijk naar bod!" zei Moeder.
En zoo gebeurde het ook, dat Rob op
zijn vrijen Woensdagmiddag oan twoo uur
in ted laig. Moeder deed do gqrdljncn
dicht, zoodat Rob ook niet in zijn sprook
jesboek kon lezen. Rob huilde van boos
heid on spijt en vreemd genoog al
heel gauw was hij vast in slaap. Toen
hij wakker werd was hij koud. Hij trachtte
de dekens over zich heen te trekken,
maar.ze wafen verdwenen! Rob keek
om zich heen en zag tot zijn groote ver
bazing, dat hij in een smalle laan stond
met hoog© hoornen aan weerszijden. Hij
rilde in zijn pyama en zijn voetjes waren
ijskoud. Rob werd bang; hij vroeg zich
af, welken kant hij op moest looporr. Daar
zag hij 'n handwijzer, waarop stond: „Naar
Jampotland". Dat leek hem een heerlijk
heid en vlug liep Rob in de aangegevene
richting.
Plotseling hoorde hij een' stemmetje
achter hem zeggen: „Zoo ten je daar ein
delijk. Ik dacht wel, dat je hier zou komen
den een of anderen dag!"
Omdraaiend zag Rob een klein manne
tje met toch zoo'n grappig pakje aan. Zijn
lijf was net een heel groote aardbei Daar
zaten dunne armpjes en beentjes aan vast.
op het hoofdje droeg hij een jampot, waar
op stond: „Aardbeienjam".
„Wie ten jij in vredesnaam?"1 vroeg
Rob, die nogal ongemanierd was.
„O", antwoordde het mannetje: „Ik ten
een jampot-kabouter en ik moet je naar
onzen Koning brengen,"1
„Waar voor?" vroeg Rob, ineens ver
schrikt.
„Dat zul je wel zien," antwoordde de
kabouter, Rob een hand gevend en hem
meevoerend jdoor do laan. Eindelijk be
reikten ze oen groot gebouw, dat er uit
zag als een pakhuis. De kabouter stapte
met Rob daar naar binnen in een groote
ruimte. Bij den achterwand was een hoo-
gen troon gemaakt van massa's en massa's
jampotten. Op dien troon zat een kabou
ter, die zeker de Koning was. Zijn lijf was
een gouden kweepeer en rondom zijn
jampothoed was een gouden troon ge
maakt, waar op stond kweepeer jam.
Rondom' den' troon stonden hovelingen
voorioopig bij de buurtmeesters opgeslagen.
Nu mocht men gratis komen bierdrihken en
voor de ouden van dagen werdl in een kan
netje of potje de drank mee naar huis ge
geven.
Tot daar In de winteravonden bij die koek-
venters en met Sinterklaas bij de bakkers
de „smakavonden1" aanvingen, waarbij door
de vrqsters en vrijers ieder een dubbeltje
•werd ingezet en telkens om een daalder of
twee gulden koek werd „gesmakt" (gedob
beld). Tegen itien uur ging men doorgaans
huiswaarts, maar enkele „paartjes" bleven
bij den „smakker" nog wat napraten en
chocola drinken.
Zoo naderde Oudejaarsavond: dé sluiting
van'de jacht. Voor de laatste maal kwamen
dan de „heeren jagers" uit Hollands Noordien
bijeen om in de duinen, geholpen door de
„opjagers", hun geluk te bedroeven.
's Avonds verzamelden zij. zich in „d©
Ooievaar", waar braaf gedronken werd. En
kele opjagers, potsierlijk aangekleed, moes
ten bij die gelegenheid dan „voor inal spe
len)". Tot de klok twaalf sloeg. Dan' .trokken
de jagers naar buiten en onder helsch lawaai
werd het oude jaar uitgeschoten.
Niet te verwonderen, dat in die eenzame,
rustige streken, te midden der dichte bos
schen en hoog© duinen het bijgeloof welig
tierde. Menigmaal had men in stikdonkeren
avond bij het „Achterpadje" of het „Donkere
wegje" de groote witte katten over het bosch
pad zien vliegen, terwijl de rood© appels
er achteraan rolden.
Ook was men zeer bevreesd voor de'„kol
len", die veelal oorzaak waren van verschil
lend© ziekten. Vond men in het 'hoofdkus
sen van een'zieke een krans van ineenge
vlochten donsveeren, een zoogenaamde
met lijfjes van alerlei verschillende vruch
ten en verschillende jampotten op hun
hoofdjes.
Rdb stond voor den troon. De Koning
vroeg: „Wat heeft hij misdaan?"
„Zijn misdaad is gulzigheid, Uwe Majes
teit", antwoordde buigend de kabouter,
die Rob aangehouden had. „Hij heeft de
aardteienjaan, die voor zijn zu^je bestemd
was, ook opgegetenl"
„Lieve help", zei de Koning. „Dat is
heel leelijk. Je houdt dus erg van aard-
beienjaim. Heel goed. Dan moet je er tien
potten van eten!"
(Rob was verbaasd en1 wou juist wat
zeggen, toen de aardbeden-kabouter hem
in <h> gevangenis, een groote kamer,
die wel een magazijn leek, want
langs de wanden' stonden op planken)
rijen van verschillende soorten jampotten.
Maar toen de kabouter hem de jam wees,
die hij op moest eten, toen schrok hij,
want elk van de tien jampotten was haast
even groot als hijzelf!
„Ga je gang", zei de kabouter spottend,
gaf hem een lepel en verdween door de
deur, die hij op slot draaide.
Arme Rob! Hij wou nu wel, dat hij niet
zoo gulzig geweest was. Maar hullen hielp
niets en Rob tilde het deksel van den
eersten jampot en begon te eten. De eer
ste lepel smaakte wed, imaar al gauw ver
veelde het Rob vóórdat hij één pot leeg
had, haatte hij aardbeienjam.
Hij kroeg met veel moeite twee potten
leeg, imaar na eiken hap voelde hij zich
al zieker en zieker worden. Eindelijk liep
hij naar de deur en trachtte die te openen,
maar dat lukte hein natuurlijk niet. Hij
werd) wanhopig, bonsde op de deur en
schreeuwde: „Doo open, doe open. Dö
ma o e t er uit!"
„Maar Rob, wat voer je uit?" rfop Moe
der, dl© haastig de slaapkamer fewami bin-
nenloopen. En Rob werd wakker, rechtop
zittend in zijn bed en met allo macht
schuddend aan de stijlen van zijn ledikant.
Het was alles een droom gewoest!
Maar het was toch een goede les voor
hem geweest en Rob is sindsdien nooit
meer zoo gulzig geweest
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
I. De kruik gaat zoolang te water, tot
ze breekt Treuzelen, wieg, brood, Koog
aan de Zaan, kater, kort, t, t, t
LL Leeuwarden, (leouw, ar, den).
Nieuwe raadsels.
L Mijn geheel is een spreekwoord van
6 woorden of 26 letters.
Een 10,14,12 is een deel van een etmaal
18, 2, 8, 0 8, 4, fi, 6 is oen bekende
spreekwijze.
18, 19,12,1, 3 Is een ander woord voor
grond.
Een 10,117, 25, 26 is oen onderdag vooi
vee.
Een 11,15 is voedsel
•Een 1, (7, 20 is een boom.
Met 24, 15, ff, 12 vult men' soms ma
trassen.
Een 8,19, 20, 21, 22, 23 is een tropische
vrucht
18 is een klinker,
Ingezonden door M. en Tjh. J. Vermeul
H. Mijn naam bestaat uit een lettergreep
en teteeikent een soort verhaal. Laat men
mijn derden letter weg, dan ten ik «en
angstaanjagende vorshijning.
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
O. A.; K. ter B.; K. B.; G. B.; A. B.;
M. B.; O. B.; A. B.; A. en H. D.; T. J. en
G. D.; O. A. en M. A. D.; D. en M. D.;
A. F.; H. en M. T.: J. G.; G. G.; J. G.{
P. S. E. G.; B. en T. G.: A. cn M. O. H.;
A. H.; E. H.rJ. H.; M. J.; W. K.; A. K.;
O. en B. K.; O. K.; L. K.; I. de K.; H. J.
v. d. K.; P. L.; E. de L.; H. en G. L.; O.
v. d, L.; O. en M. M.; D. N.; T. O.; R. en
M. O.; A. H. P.; R. P.; J. G. P.; F. G. v.
P; M. R.; P. J. R.; J. en J. R.-; A. J. de R.;
A. R.; J. A. S.; P. S.; W. en J. S.; J. S.;
M. S.; S. en> A. S.; D. en M. S.; F. S.;
H. S.; J. J. W. en O. V.; O. L. V.; A. de
V.; Th. J. en M. V.; A. en' O. de W.; A. i
W.; J. v. d. W.; E. W.; S. en M. v. Z.
„roos", dan kon men er van verzekerd zijn,
dat „Mietjebuur bekoldi was".
Gelukkig echter was er dikwijls raad voor.
Ken nieuwe silenen pan werd aangeschaft,
hierin werdi de „roos" gestopt en zoo op het
vuur verbrand, De booz» invloed van de kol
was dan opgeheven en dejieks zelf had rood©
brandbekken in het gezicht gekregen. Hielp
dit middel' niet afdoende, dan riep men veelal
de hulp in van een zoogenaamden „afkol",
waarvan er een beroemde in het dorpje Lom
men woonde. Deze gaf een drank en een
raad, waarvan de kosten ongeveer zestig
cents bedroegen. Deze afkol gelastte meestal,
dat er een kruis moest gemaakt worden in
het zand voor de buitendeur. Een 'kol1 durfde
namelijk nooit over een 'kruis te gaan.
Vijftig jaar geleden deelde onze oude
gezellige verteller mij tenslotte mede
woonden er in Schoorl' nog verschillende per
sonen, die nimmer nalieten des avonds voor
hun deur een kruis in het zand' te maken.
Van al die oude zeden en gebruiken is in
den loop der jaren weinig overgebleven. Het
„den haan den kop afmaaien", het „Finkster-
blom zingen" is verdwenen onder den in
vloed van den modernen tijd, die tenslotte
nivelleert.
Maar of er omder de Schoorlsche oudjes
geen enkele meer is, die nog gelooft aam de
groote witte katten met de rood© appelen of
uit „kollenvrees" stilletjes 's avonds nog een
kruisje in het zand schrijft, betwijfelen we
zeer.
De au tobussen mogen er toeteren, de mo
toren luidruchtig langs den 'hoofdweg brom
men maar aan de „achterpad! es" en
„dónkere wegjes" leeft de Schoorlscbs be
woner nog in het verleden.
D.
Mme Corry.
(Sief van een karwei: Dan zijn hier
heelemaal geen vooruitzichten voor je,
beste man.
WMW*