Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN 's LEVENS WIJSGEERIGEN KANT.
SINT NICOLAAS PRIJSVRAAG
van ZATERDAG 29 NOV. 1924.
Nr. 161 (auteursrechten voorbehouden)
Een foutenverhaal.
In de onderstaande vertelling „de Wan
delaar" zitten 22 ^fouten verborgen. Wij
noodigen onze lezers uit deze aan te wij-
zijn; voor hen, die ze alle 22 aanwijzen
of dit getal het dichtst nabijkomen stelen
wij een zestal prijzen beschikbaar; drie
voor dames en drie voor hoeren, en wel
twee prijzen ieder ter waarde van 7.50,
twee ieder ter waarde van 5.— en twee
ieder ter waarde van 2.50.
Het zijn geen taal- of stijlfouten, die
wij bedoelen, maar foutieve of onjuiste
mededeelingen. Om onze lezers een aan
wijzing te geven van wat wij bedoelen,
zullen wij twee fouten aangeven. In regel
5 wordt gesproken van de achter „Onrust"
ondergaande zon. Begin December gaat
de zon veel in eer naar het zuiden onder.
In regel 46 spreekt de visscher van „mooi
weertje", hetgeen de wandelaar beaamt.
Maar 't is begin December en een gure,
winderige dag.
Zoo zit het stukje vol voetangels en
klemmen: twee-en-twintig in het geheel-
Het is dus zaak goed te lezen en zich
nauwkeurig rekenschap te geven van het
gélezene.
Opgave van de fouten (een zoo kort mo
gelijke opsomming van wat men fout
.acht) wordt ingewacht vóór Donderdag
middag 2'uur.
Op de envelop of kaart te zetten
„Foutenverhaar.
De namen dor prijswinners worden in
de courant van Zaterdag 6 Dec. vermeld;
de prijzen kunnen op dien dag worden
afgehaald.
DE WANDELAAR.
Eenzaam lep een man langs het strand
te wandelen, 't Was begin December en
een gure, winderige dag. 't Liep tegen
den avond; achter bet zich scherp aftee-
kenende „Onrust" was de winterzon, die
dien dag slechts 9chaarsch geschenen had,
juist in zee verdwenen. De rustelooze gol
ven der Noordzee sloegen tegen de kust
en lieten daar wier en andere dingen ach
ter, die, in een lange, eindeloos-lijkende
streep, de plaats aanwezen waar zooeven
de eb het zand had omspoeld-
Eenzaam liep daar de man, In een
flinken, stevigen pas. p Hij was gekleed
in een warme, wollen trui, die hem
blijkbaar voldoende beschutte tegen den
kouden wind. Ter hoogte van den
vuurtoren gekomen, hield hij evenwel
stil, haalde zijn sigarenkoker uit den zak
en wilde een sigaar aansteken. Maar
vruchteloos zocht hij naar lucifers. „Ver
velend! heb ik de lucifers vergeten!"
mompelde hij, hij bergde de sigaar weer
weg en wilde zijn weg vervolgen. Juist
was de vuurtoren ontstoken; hoog rees
hij boven de omgeving uit, en zijn stralen
bundels, met het terugkeeiende,
draaiende licht, zetten telkens tweemaal
•kort achter elkander voor een kort oogerv
blikje de omgeving in het licht: één-twee,
één-tweé, dan weder niets.De man
amuseerde zich met het kijken hiernaar.
Enkele vissohers waren aan het paling
trekken; hij bleef een wijle staan om dit
•steeds weer boeiende tooneel te aanschou
wen.
Bij het badhuis gekomen, Mep hij over
het zand naar den weg, beklom de hou
ten trap, waar steeds Hulsduiners staan,
die den horizon afturen. Ook nu weer
stonden er enkelen te kijken. „Zit er
wat?" vroeg de wandelaar. „Och, meneer,
we kijken zoo maar wat", was het ant
woord; Je kan die twee masten op de
Zuiderhaaks hier zoo goed zien zitten".
„Mooi weertje, meneer," zeide de twee
de der vissohers. „Prachtig", was het ant
woord, „maar er kon wel eens wind ko
men".
„Welke schuit is het, die daar zit",
vroeg de wandelaar. „De Record Reign,
meneer", was het antwoord, hetgeen den
wandelaar scheen te bevredigen, althans,
hjj vroeg niet verder. Even stond hij nog
stil om zijn pijp, die was uitgegaan, weder
aan te steken, toen wendde hij zich met
een „goeden avond, samen1" om. Hjj daalde
de trappen af, wendde, bij het Galgeveld
gekomen, linksaf, en sloeg den nieuwen
Duinweg in. Hij deed zulke wandeüngen
wel meer: de ondergaande zon, die haar
gouden gloed over het duinlandschap
wierp, boeide hem altijd buitengewoon.
„Wat zijn onze duinen toch mooi!" hoor
de men hem mompelen; „in Zwitserland
vindt men ze niet mooier!"
H!j stak een versche sigaar aan, haalde
uit den binnenzak van zijn jas een num
mer van de Heldersche Courant en
scheurde dit in vier stukken. Het was een
oud nummer, van Donderdag 4 November,
en zijn oog viel op de advertentie „Hou
je roer reoht!", die aan den achterkant
stond; hij las haaj, glimlachte, en stak
de stukken van de krant in zijn rechter
zak.
Nabij de Tuintjes gekomen, bukte hij
zich, zocht den grond in de nabijheid af.
Scherp speurde hij rond en een trek van
misnoegen verspreidde zich over zijn ge
laat. Tot hjj plotseling een blijden uitroep
deed hooren: „Ha! eindelijk!" Hij knielde
neer, werkte een tijdje ijverig vooroverge
bogen voort, toen stond hij op, zijn ge
wrichten deden hem pijn van het bukken
en haalde de acht stukken van de Hel
dersche Courant uit zijn linker binnenzak.
Eén voor één spreidde hij ze op het duin
uit, en voorzichtig, met groote behoed
zaamheid, wikkelde hij er de duinviooltjes
in, die zijn vrouw hem verzocht had van
zijn wandeling mede te brengen.
Opgewekt aanvaardde hij den terug
tocht, een vroolijke step fluitend.
POPULAIRE RUBRIEK.
HOE IK AAN MIJN MEISJE KWAM.
De engel en het noodlot.
Het regende dien avond, toen ik van
kantoor kwam en ik voelde me terneer
geslagen. Daarom (besloot ik om mezelf
het onschuldig genot te verschaffen van
een diner in restaurant Frascatle. Ik wist
dat ik een halve sovereign in het zilveren
beursje aan mijn horlogeketting had en
ik kon mij deze weelde als vrijgezel wel
veroorloven. Komende in de drukke straat
bemerkte ik, dat het ongezellig regende
en van wandelen kon dus niets komen.
Ik zou op de omnibus gaan.
Vooraf echter inspecteerde ik onder het
licht van de lantaarn mijn beursje, want
ik herinnerde me, dat ik een uur geleden
het kettinggarnituur had uitgeleend aan
den jongen Applebee, die zijn horloge
moest opwinden. En die jonge Applebee
TE LAAT
(In Memorlam HERMAN HEIJERMANS
Er was eens een jongen, die een vogeltje
in eeni kooitje gevangen hield. Hij keek er
zelden naar om, maar hij wist heel goedi, dat
fcjj 't vogeltje had. Hij was zelfs vaak tegen
over andere jongens heel trotsch op dat be
at. Niettemin zorgde hij vrij slecht voor het
vogeltje. Hij was niet-kinderlijk blij met dat
bezit, maar hij was er 'n 'beetje protsig trots
mee. Iedere jongen moest weten, dat hij dat
vogeltje had!. En geen jongen of geen meisje
of geen buur in de omgeving, of 't wist van
des jongens bezit en had1 het vogeltje ook
'in 't kooitje moeten zien.
Maar de waarachtige liefde van den jongen
ging niet naar het vogeltje uit. Het diertje
werdi niet vertroeteld1, maar gevangen gehou-
deh. Het mocht nooit uitvliegen. Het "kreeg
zelfs niet eens voldoende voedsel. Want als
er andere menschen, die wijzer waren, voor
het kooitje stonden te kijken, dan zeiden ze
wél eens:
Je mag 't beestje wel eens schoon
maken.... je moet 't kooitje eens uitboe
nen of: het beestje moet wat versch zaad
hebbep,....
Maar dan lachte de jongen-bezitter zorge
loos en soms zelfs smalend. Het kooltje was
heelemaal niet erg vuil, vond hij en er lag
nog zaadi genoeg op den bodem van het
kooitje.
En de jongen ging buiten stielen en vergat
de goede zorgen aan zijn vogeltje. Hjj maakte
het kooltje niet schoon en gaf zijn bezit
geen versch zaad en geen frisch drinkwater
op z'n tijd.
Hij kwam alleen nu en dan voor z'n eigen
genoegen naar 't vogeltje dat toch van
uiS was Hjken en had maar één aan
leiding oim zich nu en dan naar het kooitje en
het vogeltje te reppen: dat was wanneer hjj
weer eens aan iemand1 zijn schat kon liften
zien.
Totdat hjj eindelijk voor de vele aanmer
kingen en wenken gevoelig werd en zich
voornam het beestje met wat meer zorg te
onderhouden.
Maar toeni hij eindelijk na vele dagen
van goede voornemens zich naar het
kooitje begaf om dit eens duchtig schoon te
maken en in de bakjes versch zaad en frisch
water te dóen.Toen vond hij op den
bodem het diertje dood en verstijfd1.
Het was te laat!
Dat is het beschamend beeld van ons, be>-
zitgrage en iiefdelooze menschen! Het ge
storven vogeltje is Herman Heijermans. En
de hartelooze jongen zijn wij. En weer eens
heeft zich de tragiek voltrokken, van het
eeuwige: Te Laat....
Veertig jaren zijn wij in het gelukkige
bezit geweest van een vogeltje, dat wonder
lijk zingeni kon en we hebben het in een
kooitje gevangen gehouden. Veertig jaren
hebben wij er ternauwernood' naar omge
zien; niet gezorgd voor voldoende voedsel en
frisch drinkwater. Veertig jaar hebben we
het diertje aan z'n lot overgelaten, behalve
wanneer we uit pure zelfgenoegzaamheid en
trots op het bezit ervan konden wijzen. Maar
onze waarachtige liefde en zorg is er nooit
naar uitgegaan. Totdat we eindelijk tegen het
einde begonnen te beseffen, dat we wat
moesten doen.
En nu dan de zoogenaamde samenleving
ter eere van dezen zangvogel de handen uit
de mouwen ging steken nu we ons gingen
opmaken voor een groote en grootsche hui-
was nogal eens 'n onplelzierige grappen
maker, die iemand graag te pakken nam.
En ik wist, dat dit goudstuk het eenige
geld was, dat ik bij me had. Ik keek dus
vlug ln mijn beurs;}© en zag bij het flauwe
schijnsel van den lantaarn net gele metaal
schitteren.
Gerustgesteld zocht ik een plaats op
een1 overvolle omnibus, tussohen een leger
van druipende parapluies door. Totdat ik
te land kwam tegenover 'n allerliefste Jon
gedame, die tussohen een oud heertje en
een soortgelijke dame zat. Zij noemde de
twee menschen oom en tante en ik had
de familieverhouding dus vlug begrepen.
Inmiddels kwam de conducteur en ik
zei hem niet kleiner te hebben dan een
halven sovereign.
Dat kan ik niet wisselen! zei de
man norsch. Dan moet u maar weer uit
stappen.
Voor ik hieraan kon voldoen, was de
oude heer tegenover me erbij gekomen.
Mag ik u misschien van dienst we
zen?vroeg hij. En voor ik het kon
verhinderen had hij voor mij een penny
betaald. Ik bedankte hem beleefd en ou
der bet spreken bleek, dat wij naar het
zelfde doel 'gingen.Dineeren in Fras-
catie! Dat trof. Nu zou ik dus mijn schuld
kunnen vergelden. En het lieve jonge
meisje zou mijn gezelschap zijn boven
dien. Ik nam mij dus mijn beste houding
voor.
Het diner was geanimeerd. Natuurlijk
zaten we aan hetzelfde tafeltje. En ik
tegenover de jonge dame, die mij met de
minuut interessanter leek. Wij hadden
onze kaartjes gewisseld en in mijn schik
met de kennismaking, tapte ik moppen
zooveel ik kon, deed ik me van mijn beste
zijde kennen en eindigde met een extra
flesch voor mijn rekening te doen aan
rukken. Wij waren in de prettigste stem
ming en ik zag, dat de Ueve jonge dame
al meer en meer op haar gemak 'kwam.
Toen kwam de tijd van betalen en dé
kellner gaf aan ons ieder zijn rekening.
De mijne was nagenoeg acht shiUing.
Met een achteloos gebaar greep ik mijn
beursje en wierp het geldstuk op de tafel.
Tegelijk verzocht ik aan mijn jeugdige
bennis een sigaret te mogen opsteken.
Neem mij niet kwalijk, mijnheer.
begon naast mij de kellner.
Wat is er? vroeg ik.
Dit iseh'n halve penny
Ik dacht door den grond te zullen gaan.
Het geldstuk was inderdaad geen halve
sovereign, maar een opgepoetst half pen
nystuk. Ik begreep alles. De jonge Apple
bee had mij toch 'n poets gebakken.
Maar de oude heer tegenover mij dacht
er anders over. Zijn gezicht nam een
stroeven en tegelijk minachtenden trek
aan. Hij stond op en wenkte zijn gezel
schap hetzelfde te doen.
Het spijt mij, mijnheer zei hij met
lichte ironie maar voor ditmaal vlieg
ik er niet in'n Penny voor de bus ban
er nog mee déor, maar 'n beel diner
dank je. Wij kennen die truc!
Ik zat als van den donder getroffen.
Men hield mij voor 'n oplichter! In m'n
wanhoop zochten mijn oogen die van het
jonge meisje, die aan mij was voorgesteld
als Miss Melissa. Ik merkte dat zij scherp
op mij lette.
Ik zal de chef halen.besloot de
kellner.
Maar oom.'begon het meisje. De
oom zag haar gebiedend aan.
Zoo is het voldoende, Melissa. Wij
zullen gaan. En met een hooghartigen
groet verlieten zij het restaurant, mij in
vertwijfeling achterlatend.
Plotseling zag ik tegenover me op de
tafel een paar handschoenen liggen. En
voor ik ze had kunnen opnemen, kwam
mijn pas gewonnen en al weer verloren
kennis Miss Melissa terug..
i— Neem me niet 'kwalijkstamelde
ze blozend.Ik heb m'n handschoenen
laten liggen.O, hier zjjn ze al.Eh.
Het spijt me heel erg voor u en ik hoop,
dat het in orde komtVaarwel, ze
wachten op me.
Ineens stak ze me de hand toe en een
diep rampzalig gevoel en een aandoening
daging in binnen- en buitenland, in den
schouwburg en in de tijdschriften en kran
ten nu we ons prepareerden ter eere van
hem feestvoorstellingen te gaan bijwonen,
kransen te geven en in de banden te klap
pen nu we er ten langen leste toe besloten
waren om geld bij elkaar te 'brengen voor
den mensch Heijiennana, die veertig jaar
voor ons gewerkt en gezongen heeft en in
diepe kommernis leefde ten einde hem
een rustigen tevens-avond te bezorgen....
Nu hebben wij hem slechts één week
voor den grooten diag van 3 December, z'n
zestigsten verjaardag, dood en verstijfd ge
vonden. En acht dagen vóór de huldiging en
belooning van zijn veertigjarigen arbeid
hebben wij hem op een kouden en mistigen
dag moeten begraven
Hoe vaak hebben wij deze misdaad al' de
eeuwen door bedreven? Tallooze malen!' Het
is de misdaad' van Alle tijden en van alle
volken. Te Laat.... En het is de grootste
misdaad waaraan wjj allen schuldig zijn en
waarvoor geen wetten en geen straffen be
staan. Het is de misdaad waarvan wij dui-
zende voorbeelden hebben gezien en die wij
toch niet nalaten. Het Is de misdaad waarvan
wij allen weten dat we eraan schuldig zijn
en waarvan toch niemand' ooit wroeging ge
voelt....
En het is de misdaad toch juist de
éénlge wellicht, die altijd weer de oorzaak is
van ons eigen verderf. De ondergang van
alle vroegere beschavingen is te wijten aan
het „Te Laat". En ook onze beschaving
heeft haar degeneratie alléén te wijten aan
deze misdaad-
Te Laatl..
Zie naar de groote geesten onder ons en
wat we met hen gedaan hebben. Wij sluiten
ze op ln een kooitje en laten ze aan hun lot
over. We luisteren niet naar hun gezang,
behalve voor ons eigen zelfgenoegzame ge-
van verrukking streden om den voorrang.
Bevend greep lk de hand. Dadelijk was
ze verdwenen.
Terwijl ik weer ging zitten om den
ober af te wachten, viel mijn oog op een
gouden halve sovereign I
Ik begreep alles. Mijn vriendelijke tafel
dame had mij geloofd en op eoht vrouwe
lijke wijze vertrouwen1 in mij gesteld! On
getwijfeld had ztf mij uit de verlegenheid
willen redden. In gedachte aanbad Ik haar.
Toen de kellner met den chef terug
kwam nam ik een andere houding aan.
Ik zei dat ik mijn goudstuk nog in (mijn
vestzakje gevonden had en wierp het ach
teloos op tafel.
De chef putte zich uit in verontschuldi
gingen en de kellner oogstte een ferme
schrobbeering. Zelfvoldaan verliet lk het
restaurant, het kaartje van nieuwe ken
nissen meenemend, ten einde het adies te
hebben voor de terugbetaling.
Den volgenden morgen had ik een hoog
gaande woordenwisseling met den jongen
Applebee. Ik verweet hem zijn flauwe
grappen' en vertelde hem, dat dit me bijna
m'n 'goeden naam gekost had. Het maakte
niet veel indruk op hem. Alleen' gaf hij
me natuurlijk m'n eigen halve sovereign
terug.
En nauwelijks' was de avond gevallen of
ik ibegaf me op weg naar het adres van
mijn weldoenster. Het was een oud, maar
goed onderhouden heerenhuis. Ik belde
aan, gaf m'n kaartje en verzocht Miss
Melissa Manderville te spreken. De
dienstbode liet me in een spreekkamer
wachten. Na eenige minuten trad Miss
Melissa binnen.gevolgd door haar oom!
Wel alle menschen, mijnheer! riep
hij mij toe. Wat komt u hier doen?
Ik heb iets te zeggen aan uw nicht,
mijnheer. De jonge vrouw bloosde zicht
baar.
Welnu zeg maar Op, sprak de oude
heer ver van vriendelijk.
Ik haalde de halve sovereign uit imjjh
zak en gaf deze aan m'n weldoenster te
rug. Nog voor ik een woord van dank
daarbij had kunnen stamelen, viel de Oude
li66r uit*
Melissa! riep hij uit. Heb jij hem geld
geleend?
Ja, oom zei het* meisje en u
ziet dat Ik gelijk had hem te vertrouwen.
De oom zuchtte, maar het eind was. dat
hij zich voor zijn gedrag van gisteravond
verontschuldigde en dat ik werd genoo-
digd eens een avondje te komen theedrin
ken. Dankbaar en' meer dan gelukkig nam
ik van beiden afscheid. Ik wist nu stellig
dat ik verliefd was op het 'bekoorlijke
nichtje van den ouden heer.
En zij?
reign voor Mis Manderville. En lk legde
'het muntstuk op tafel.
Hè? vroeg de oude heer verbaasd.
En wat heeft hij je dan gisteravond ge
geven?
'n Halve penny, bekende Meilasa en
barstte meteen in lachen uit.
En daar heb je niets van gezegd?
Ik geloofde stellig, dat mijnheer zich
vergist had, bekende het jonge meisje.
De oude heer zei: O, die vrouwen. En
daarmee was het tja gebroken. Den vol
genden Zondag dineerde lik hij de familie
Manderville.
En verder zal het niemand meer ver-
wonderen, dat ik met Miss Melissa Man
derville verloofd ben en dat ik een dood
gewone halve penny aan m'n horloge
ketting draag.
Toen ik dien avond naar bed ging le
digde ik imijn zakken op de toilettafel
Onder den inhoud vond ik dezelfde halve
penny, die mij in zoo ongelegenheid 'had
gebrachtEn toch weer niet.Plot
seling staarde ik ontzet naar het geldstuk.
Het was geen halve penny. Het was 'n
halve sovereign!
Zou ik me dan nimmer van die af
schuwelijke verdenking kunnen zuiveren?
Wat moest de lieve Melissa nu in gods
naam wel van me denken?Nu had ik
haar in een afschuwelijke speling van het
noodlot de halve penny in de handen
gestopt!
Ik sliep dien nacht slecht en ik voelde
dat er niets anders opzat, dan opnieuw
mijn vergissing te herstellen.
Den volgenden avond was ik dan ook
weer op hetzelfde uur voor het oude huis.
Ditmaal liet de dienstbode me ln een ka-
met waar al de huisgenooten tezamen
zaten.
Wel allemachtig! riep de oude
heer onparlementair uit. Daar heb je hem
alweer.Het is nog geen vier en twin
tig uur geleden, dat we u hier gezien
'hebben.
Ik verdroeg deze steek. Miss Melissa
zat aan tafel over een handwerkje gebo
gen. Maar ik verbeeldde me dat ze lachte.
Meteen stak ik van wal
Ik heh me gisteravond opnieuw ver
gist, begon ik. Hier is de werkelijke sove-
DE DROOM VAN EEN DICHTER.
Of: Volharding overwint!.
Victorie Sardbu, de beroemd geworden
Fransohe schrijver, moest in zijn jonge
jaren een1 harden strijd voeren om het be
staan. Hij was naar Parijs gekomen om
«in de medicijnen te studeeren, maar ten
slotte vergat hij de medicijnen geheel en
al en wijdde zich geheel aan de letter
kunde.
Maar daarmee had hij het niet gewon
nen!
Want hjj schreef wel drama's en blij
spelen, maar ze werden nooit opgevoerd.
Ze beteek enden nog niet veeL
Maar dit wilde niet zeggen, dat Saidou
er zelf geen hoogen dunk van had. Inte
gendeel. Hjj voor zich was overtuigd' te
zullen slagen en beroemd te worden.
In de jaren 1855 1858 bewoonde hij
een zolderkamertje bij een schoenlapper.
Hij kon geen betere woning betalen. Maar
niettemin was hij altijd opgewekt en vol
goede hoop.
Hij droomde al van toekomstige rijk
dommen' en gaf in gedachte al feesten en
partijen. Hierbij wandelde hij vaak in de
omgeving van Versailles en bekeek met
graagte en vol verlangen de landhuizen
en kasteelen.
Vooral een sierlijk slot met een prach
tig park beviel hem buitengewoon. Het
was schilderachtig gelegen in de buurt
van Mariy.
Toen de schrijver op zekeren dag het
kasteelhek zag openstaan, trad hij vrij
moedig naar binnen en vroeg aan een
heer, die daar met een werkman stond te
praten, of dit kasteel niet te koop was.
En wat het dan wel zou moeten kosten.
De heer glimlachte en antwoordde, dat
het kasteel niet te koop was, maar mocht
dit ooit het geval zijn, dan zou het min
stens zes honderd duizend' Franc moeten
opbrengen.
Prachtig! sprak Sardoudie
prijs ia (niet te hoog voor zoo'n bezitting.
En bovendien ze bevalt me, dus ik zal het
onthoudenOp het oogenblak kan ik
haar niet koopen, want ik heb geen sou,
maar later als mijn tooneelstukken meer
succes hebben, dan zullen we onderhan
delen'. Ik zal dus later terugkomen.
Daarop groette hij vriendelijk en ver
trok.
mot. We letten niet op hun1 woorden. We
laten alleen maar merken aan ieder die dlaar-
voor in aanmerking komt, dat we ze bezitten.
We gaan er prat op en geven geen liefde
We slaan hun wijze wenken in den wind en
gaan ons eigen dommen gang. Totdat het
weer voor de zooveelste maal' te laat is. Te
laat voor hen. En ite laat voor ons altijd
te laat.
Wanneer we het tragisch einde van Her
man Heijermans één week voor de
grootsch bedoelde huldiging- zijner verdien
sten als een symbool kunnen zien, dan
is dit symbool er een van ernstige en zelfs
dreigende waarschuwing. Want het is waar,
dat Heijermans als levend auteur de vreugd
de van de publieke erkenning gesmaakt
heeft. Het is waar, dat hjj, wat wij gewoon
lijk noemen: 'beroemd was en de feesten van
een vaak luid opklinkende goedkeuring heeft
kunnen vieren....
(Maar het is de geheele waarheid niet.
Herman Heijermans is vooral als tooneel-
schrijver dikwijls bejubeld Maar het was
zelden misschien nooit een spontane
jubel van toegenegenheid om zijns zelfs wil.
Het was een jubel van zelfgenoegzaamheid
van ons en om ons-zelfs-wll, op de oogen-
bllkken alleen dat wij hem naar onzen smaak
goed vonden. Want even gemakkelijk etee-
nlgden wij hem een volgenden keer en vielen
hem al, zoodra hi} een lied zang, dat óns
niet bekoorde....
Dan vroegen wij niet of hij. met even-
groote overgave zong en misschien nog
mooier dan tevoren. Zelfs is nu al lang ge
bleken, dat we de mooiste zangen ook van
dezen vogel aanvankelijk met gefluit van af
keuring hebben begroet.... Het was geen
echte liefde* voor het vogeltje. Het was
eigenliefde, die ons blij' deed zijn, zoodra deze
gestreeld1 werd'.
En al was dit zelfs niet zoo, dén nog was
onze hulde te min. Ze was gelijk aan die voor
De eigenaar van het slot en zijn tuin
man want deze waren de twee mannen
hadden niet weinig schik iin het gesprek
met den armoedig uitzienden dichter.
Zij lachten hartelijk om den droom van
grootheidswaan van den stumper.
Maar zij1 hadden buiten den waard ge-
rékend. Het levenslot van den- armen
schrijver had het 'anders beschikt Want
na veel mislukte pogingen slaagde Sardou
erin een stuk van zijn hand geplaatst te
krijgen aan- een theater. Het stuk „De
Studentenkroeg" en.het viel opnieuw
als ©en baksteen. Maar de aandacht was
op den schrijver gevestigd. En inplaats
van den moed op te geven, begon Sar
dou met nieuwen Ijver aan een volgend
stuk. Hij was nu eenmaal vast overtuigd
te zullen slagen,
En hij slaagde ook. Zijn stukken begon
nen eindelijk in de smaak van het pu
bliek te vallen. Ze werdén steeds meer
gewild en leverden hem tgn, slotte veel
geld op. En na verloop van verscheidene
jaren verdiende hij ten sTotte zooveel, dat
hij de droomen van zijn jeugd verwezen
lijken! kon. Op een heel onverwacht
oogenbbk kocht hij inderdaad het vroe
ger door hem bewonderde kasteel in de
huurt van Marly. Hij ging er wonen en
richtte het naar eigen smaak kunstvol in.
In den loop der jaren bracht hij er een
uitgebreide kunstverzameling bij elkaar
en hij gaf er feesten en paftijen waar
van hij in zijn vroegere jaren zoo fantas
tisch gedroomd had
een bokskampioen: looze woorden!
Toen we eindelijk nog maar zouden komen
tot de eerste daad van wezenlijke waardee-
rïng.... Toen was hetals van ouds
te laat!
Veertig laat ons maar zeggen: dertig
jaar literatuur-arbeid op een- wijze, zooals
Herman Heijermans dat gedaan heeft, dat
zou heel andere bewijzen van onze genegen
heid gevorderd hebben.
W0 hebben die bewyzen niet gegeven.
En wy hebben de schade zelf. Niet juist
van dit eene geval maar omdat dit onze ge
woonte is.
(Heel het verval- van onzen tydl over gansch
de wereld is het gevolg van het feit, dat de
geest in den mensch niet door ons wordt ge
waardeerd. wy aanbidden de materie en wy1
gaan aan de materie ten- gronde.
En als we dus uit dit symbool van Heijer
mans' sterven een le9 moesten leeren, dan
zou het deze moeten ztfn: dat het nu, zoomin
als ooit, voor de menschheid van beteekenls
Is een döodgemartelden grooten geest met
vereerende necrologieën te huldigen. Maar
dat het allereerst noodige is een levenden
grooten geest naar waarde te schatten.
Dat ons het tragisch einde van den dichter
Herman Heyermans dit in de eerste plaats
en nu eens en vooral moge hebben geleerd!
't Juttertje
Te Laat
Carel Brensa.