4/3 x de Oomimissie den huurtijd ite etelien op vijf jaren (n.1. 1926 t/m 1929). Met de Oommissie zijn B. en W. van meening, dat bij openbare verpachting geen beter res"ltaat voor beide partijen, n.1. huur ders en gemeente, had1 verkregen kunnen worden. Enkele perceelen van Sectie E, Nos. 4039 en Sectie O, No. 5990 <ged.) zijn onttrokken als volkstuintjes, omdat de gronden eene an dere bestemming zullen krijgen. Voor'volkstuinen blijft nog een gedeelte over van perceel Sectie O, No. 4089 (kavels Nos. 6 t/m 19). Om aan dezen ongewenschten toestand een einde te maken rtellen B. en W. voor artikel 88 der Algemeene Politieverordening voor deze gemeente aan te vullen in dien geest, dat voortaan ook de bezoekers, die zich nè het sluitingsuur in een tapperij bevinden, strafbaar worden gesteld. Den Commissaris van Politie komt een dergelijke aanvulling van het artikel ook zeer gewenscht voor. Naar aanleiding van de verschillende be> sprekingen met betrekking tot de exploitatie van den Reinigingsdienst, die den laatsten tijd zijn gevoerd, zullen B. en W. gaarne pogen nog meer op dezen dienst te bezuini gen. Daartoe is door hen overwogen om het vervoer van de door den Reinigingsdienst opgehaalde vuiinisStoffen naar buiten de ge meente, met dien verstande, dat Burgemees ter en Wethouders vergunning kunnen ver- leenen om bepaalde stoffen naar een aange wezen plaats binnen de gemeente te ver voeren, aan te besteden aan particulieren, Voor dit werk is door den Directeur van de Reiniging en Plantsoenen een concept-over eenkomst opgesteld, die ter inzage Is gelegd. B. en W. stellen aan de hand daarvan den Raad voor, hen te machtigen, overeenkom stig de bepalingen van dat concept, een aan besteding te houden en verder naar bevind van zaken te handelen. Bij schrijven van 13 October jl verzoe ken Gedeputeerde Staten dezer Provincie het Ooilege te bevorderen, dat het door den Raad in zijne vergadering van 27 Juni 1924 genomen besluit tot opheffing van school No. 12 aan de Oostslootstraat of scnooi No 14 aan de Hoofdgracht zoodanig wordt gewij zigd, dat alleen school No. 14 voor opheffing wordt aangewezen. Nu de school aan de Hoofdgracht sinds 18 Augustus j± niet meer voor het open baar lager onderwijs wordt -gebruikt, bestaat tegen opheffing van deze schooi naar de mening van B. en W. geen bezwaar, te meer niet waar deze school vrij zeker t. z. t. toch aan het lager onderwijs onttronen zal moeten wordfen, omdat bij de destijds tus- schen den Inspecteur van het Handelsonder wijs en het Ooilege gevoerde besprekingen de toezegging is gedaan, dat het geheele ge bouw (dus niet alleen het gedeelte dat thans als Handelsschool wordt ingericht) zoo noo- dig voor Handelsschool in gebruik kon wor den genomen. In verband hiermede stellen B. en W. den Raad voor aan het verzoek van Gedeputeer de Staten te voldoen. Gebroeders Polak, exploitanten van 'het gebouw „Musis Sacrum", verzoeken aan den Raad, mede namens de Dansvereeniging „Onder Ons", vrijstelling van de betaling van „vermakelijkheidsbelasting" voor de door die Vereeniging te geven dansavonden. Zij meenen, dat de Vereeniging „Onder Ons" van deze belasting vrijgesteld dient te worden, omdat zij, volgens hen, valt onder de vrijstellingen, genoemd onder b en d van artikel 4 der Verordening tot heffing van belasting op tooneelvoorstellingen en andere vermakelijkheden. B. en W. meenen, dat vrijstelling op grond van het bepaalde onder b van artikel 4 niet kan verleend worden, omdat daar sprake is van voorstellingen gegeven door vereend- gingen. Het zal wel geen nader betoog be oeven, dat de dansavonden (door adressan ten aangeduid als: oefenavonden), die de Vereeniging houdt,, geen voorstellingen zijn, althans niet in den zin der verordening. Vrijstelling ingevolge het bepaalde sub d van artikel 4 kan evenmin verleend worden, aangezien, zooals blijkt uit de adviezen van het Hoofd van den Controledienst (Ier be lastingen nopens deze kwestie, de vermake lijkheid, i.c. het dansen, welke de Vereeni ging organiseert, kennelijk geen privé ka rakter draagt. Op grond van' de bovenstaande uiteenzet ting geven B. en W. in overweging op het adres van de Gebroeders Polak afwijzend te beschikken. Het zoo typisch Hollandsehe, bekoor-» Hjke stadje, vanwaar in 1673 de victorie begon, onze nabuurstad Alkmaar was, als het centrale punt midden aan het Groot Noord-Hollandsoh Kanaal gelegen,,bij uit stek geschikt voor de herdenking van het 100-jarig bestaan van dit belangrijke ver keersmiddel. Meer dan Helder, meer ook dan Amsterdam, d'e beide aan de uiterste einden gelegen plaatsen. En het was dan ook te begrijpen, dat ziah te Alkmaar een oornité hald gevormd' voor de herdenking van dit historische feit, welk comité een groot aantal uitnoodigingen had rondge zonden ter bijwoning van de herdenkings plechtigheid ten stadhuize te Alkmaar. Van bedoeld Comité was Alkmaar's bur gemeester, mar. W. O. Wendelaar Voor zitter, de secretaris der Kamer van Koop handel, de heer D. J. Scheffel secretaris. De herdenking wend Zaterdagmiddag gevierd door het uitspreken eener herden kingsrede door den heer J. C. Ramaer, oud-inspecteur-generaaL van den Rijks waterstaat. De verschillende genoodig- den, die aan het station werden verwei komd door leden van de Commissie van Ontvangst, vereenigden zich tegen 2 uur in Alkmaar's monumentaal stadhuis. Pad vinders stonden .d'aar gereed om den vreemdeling terecht te wijzen in het gan gen-labyrinth; en groen-paarse jaloorsch held besloop onze Heldersche ziel bij het aanschouwen van al dat moois. Ach, waar om kon Indertijd de victorie niet bij Hel der beginnen? Dank zij de vriendelijke gebaren der padvinders kwamen wij, na deftig onze garderobe te hebben afgegeven, in een zaal terecht, waar de diverse genoodigden zich met hunne dames hadden vereenigd, en welke zaal (vermoedelijk de trouwzaal) in directe verbinding stond met de fraaie raadzaal. Daar, in die raadzaal, zouden straks de genoodigden plaatsnemen op de gestoelten der ©ere; een groote kaart van Noord-Hollapd', waarmede de heer Ra maer zou demonstreeren, was opgehan gen aan een der wanden. Het is ondoenlijk een lijst te gewen der verschillende aanwezigen. Er waren ver scheidene burgemeesters uit aan het ka naal gelegen gemeenten, leden van de Ka- mef" van Koophandel, van Provinciale Staten, speciaal uit Helder merkten wij op den Burgemeester, den gemeente secretaris, wethouder Verstegen, vice- adtmiraal Fock, leden van de Economische Commissie, van de Kamer van Koophan del, onze Gedeputeerde A. W. Michels uit Haarlem, het Tweede Kamer-lid van de Bilt, de Voorzitter der Held. Winkeliers- vereeniging, enz. Nadat allen hadden plaatsgenomen, nam te ongeveer half drie de burgemees ter van Alkmaar, mr. Wendelaar, het woord ter verwelkoming van zijn gasten. Hot comité spreekt zijn verheugenis uit, dat zoovelen van de uitnoodiging gebruik hebben gemaakt; in het .bizonder is het. zoo zeide de Burgemeester, Z.K.H. Prins Hendrik erkentelijk, dat hij het bescherm heerschap heeft willen aanvaarden, al is Z.K.H. persoonlijk verhinderd hier tegen woordig te zijn. Verder stemde het het Comité tot voldoening, dat de Ministers van Waterstaat en Landbouw zitting heb ben willen nemen in het comité. Erkente lijk ook zijn wij jegens den Vice-Admiraal, stelling-commandant van Helder en de burgemeesters van de groote gemeenten aan het kanaal, in het bizonder den bur gemeester van Amsterdam, die ons de eer aandeden hun namen aan deze fees telijke viering te verbinden. Aanvankelijk was er bij ons comité eenige aarzeling om dit feest te vieren. Immers, het Noord-Hollandsoh kanaal is niet meer wat men er destijds hij de ope ning van verwachtte: dé groote verkeers weg voor Amsterdam naar de zee, naar ontee overzeesche koloniën. Dit moge te betreuren zijn: wij konden nochthans de herdenking van het eeuwfeest niet stil zwijgend voorbijgaan, omdat in ieder ge val het kanaal ©en belangrijk verkeers middel is Voor deze streek. En van 1824 tot 1872 heeft het althans aan de gekoesterde verwachtingen voldaan. De tweede reden, die noopte tot een feestelijke herdenking is het feit, dat het Noord-Hollandsch ka naal een bron van welvaart is voor onze provincie, in het bizonder voor de binnen scheepvaart Zonder het kanaal zou Alk maar niet zijn wat het thans ia Immers, in 1824 was onze stad nog slechts een on beduidende plaats van nog geen 9000 in- wonera Thans telt zij er 27000, en voor een belangrijk deel is dit te danken aan het kanaal, al hebben ook wel andere oor zaken medegewerkt. Zij, die uit grooter plaatsen komen, zul len waarschijnlijk een glimlach niet kun nen onderdrukken als wij met trots spre ken over onze 27000 inwoners. Inderdaad zijn wij' daar trotscih op. En trouwens, gaat het niet met elke plaats zoo? Als wij in nogmaals 100 jaren in hetzelfde tempo in bevolking toenemen als in deze afgeloopen eeuw, naderen wij immers reeds de groote steden. Spr. eindigt met een woord1 van hulde aan de mannen, die destijds hun beste krachten gaven aan d'ez zaak. In het bi zonder moet genoemd worden d'e naam van mr. Fontein Verschuur, die in 1818 hier burgemeester was. Spr. zal hierop evenwel niet ingaan, döcb thans liever het woord geven aan den heer Ramaer. Het comité is dëeen heer zeer erkentelijk, dat hij zich zooveel moeite heeft getroost om in dikwijls moeilijk bereikbare archieven een en ander omtrent de geschiedenis van het kanaal op te diepen. Uit de rede van den heer Ramaer ver melden wij het volgende: Mijnheer 8e Voorzitter! Dames en Heerenl Het lis heden 1QQ jaren geleden, dat het Dineert des Zondags sn met de a.s Feestdagen met Uw familie in Hötel „DEN BURG". Jaar 1514 Jaar 1796 Jaar 1869 Jaar 1889 Jaar 1923 Inwoners Inwoners Inwoners Inwoners Inwoners 4200 8873 10192 15707 25819 2027 11564 22221 30461 1700 2499 3848 5549 6334 6400 9551 7881 11033 11632 8600 6803 5426 6330 8436 eerste zeeschip weid toegelaten op het toen geheel gereed gekomen Groot Noord- Hol landach Kanaal. Het comité, dat 'zich onder het voorzit terschap van Mr. W. C. Wendelaar, bur gemeester van Alkmaar, gevormd heeft ter herdenking van deze, voor Noord-Hol land benoorden het IJ en voor Amster dam zoo heu'gelijke gebeurtenis, heeft mij verzocht, U te dezer gelegenheid het een en ander mede te deelen over de totstand koming en de geschiedenis van dat Ka naal. Hieraan gaarne voldoende, begin ik met op te merken, dat werkelijk de bloei van de door het Kanaal doorsneden streek in hooge mate in verband staat met en be vorderd wordt door het Kanaal. Spr. noemde Alkmaar, Helder, Purme rend, Hoorn;, Enkhuizen en Edam, waar uit ten duidelijkste de juistheid zijner be wering bleek. Uit zijn Inwonersstatistiek doen wij en kele grepen. af alles te doen om de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden van een behoorlijk kanalennet te voorzien. Een der belangrijkste vragen was na tuurlijk, hoe Amsterdam, de stad, die meer dan het dubbele aantal zielen had van de in aantal daarop volgende in het nieuwe Konikinkrijk (Gent) aan een behoorlijken waterweg naar zee te helpen. De Koning gaf op eene hem voorgelegde kaart de richting, die thans het Noord'zeekanaal heeft, aan. Maar Jan Blanken, inspecteur- generaal van den Nederlandschen water staat, die ook in dienst van Napoleon was terecht van oordeel, dat dit ondoenlijk was met het oog op het groote grondyervoer; dit kanaal moest over 1500 Meter lengte zeer hooge duinen doorsnijden en boven dien over 3000 Meter vrij hoogen geest grond. Een kanaal naar Helder was goed- kooper, en ook van grooter militair be lang. Ook zonden daar aan zee zeer kost bare dammen noodig zijn, die aan het Nieuwediep gemist konden worden, De Koning was onmiddellijk; bekeerd en droeg in 1818 aan Blanken het ontwerpen op van een kanaal in de richting zooals het van 1819 tot 1824 is uitgevoerd. Spr. ging hierop de richting van het ka naal na, daarbij opmerkende dat de in 1817 aangelegde zeedijk langs de oost- kanaalaanleg besloot, wef^ daiarHt be paald, diat met den.' afsluitdijk oerst zou worden begonnen als het Kanaal gereed Steden als Hoorn en Enkhuizen, die na groeten bloei in de. 17e en de eerste helft van de 18e eeuw, vooral gevolg van de daar uitgeoefende groote (haring-) en kleine (walvischivaart), reeds in de tweede helft der 18e eeuw gingen kwijnen, trok ken de achterliggende landsteden als Alk maar in hun verderf mede. Eerst na den verschrikkelijken tijd tot 1813 begon de opbloei, maar vooral' door het bestaan van het Kanaal, dat men de hartader van Noord-Holland ibenoordien het IJ kan noe men, is die bloei op soliede wijze doprge- zet. Merkwaardig is het, dat de groei van Purmerend, aan het Kanaal gelegen, juist in de Laatste decennia ©enigszins bij dien van Edam, dat er niet aan ligt, achter blijft. Helder dankt in de eerste plaats zijn ontwikkeling aan dien aanleg als oorlogs haven. Begin 18e eeuw was het nog een ge hucht. Eerst in 1780, aan het begin van den vierden Engelschen oorlog werd de aandacht op Helder gevestigd als oorlogs haven; een ingestelde militaire commissie van onderzoek had opgemerkt, dat zich al daar een geul had gevormd. Deze werd verbreed, een vangdam werd aangelegd en het resultaat was al dadelijk schitterend. Sommige jaren hebben 200 tot 250 sche pen in deze haven gelegen. Door de in 1793 en 1803 gebouwde for ten was de stad een voor dien tijd onneem bare vesting geworden, gelijk in 1814 be wezen werd. Gaf liet Marsdiep tusschen de punt van Nooixflïlolland en het eiland Texel geen beschutting voor def heerschende winden, e enigszins meer binnenwaarts was even eens met groote diepte, een uitstekende ankerplaats, de Texelsohe reede. Het was daar, dat de over de Zuiderzee van Am sterdam komende zeeschepen bij dlecht weder op gunstigen wind wachtten om uit te zeilen. De "bloei der hoofdstad van Nederland dagteekent uit de 16e eeuw, maar eerst se dert 1678 heeft die stad hare vleugelen op toen ongeëvenaarde wijze kunnen uit slaan. Haar handel overtrof in het mid den der 17 e eeuw dien van alle andere steden en was 4672 van den geheelen Nederlandschen handel, Amsterdam had naar de Texelsche reede een beschutten vaarweg door de Zuiderzee beoosten zoowel als bewesten Wieringen. Sedert het midden der 17de eeuw verminderde d'e vaardiepte steeds meer, niet ver van den mond van het in de Zuiderzee, het zoogenaamde Pampus. Dat dit deel der Zuiderzee zooveel méér dan andere deelen aanslibt, is het gevolg van den onderstroom bij stormweder, die tegengesteld aan den storm gericht is. De door dezen stroom medegenomen slib is zoo slap, diat de schepen er ter hoogte van 3 Decimeter kunnen doorvaren. De wel bekende, door Meertvis Meóndenszoon Bak ker uitgevonden scheepskameelen hebben van 1690 tot 1824 aan den handel van Am sterdam groote diensten bewezen. De scheepskameelen wachtten bezuiden Mar ken op de zeeschepen; wanneer er vol doende diepte, wind en getijstroom bleek te zijn, ontzeilden de schepen hen en betaal den dan niet het hooge sleeploon. Om dit misbruik te voorkomen, werd bij ministe rieel© beschikking vèn 29 September 1818 '.tepaald dat een schip ln zulk een geval toch het halve sleeploon' zou moeten be talen. Dit had ten gevolge, dat men de ri sico, aan het ontzeilen verbonden, maar liever niet liep. Intusschen het Pampus werd' steeds on dieper, de meeste schepen moesten reeds op de Texelsche reed'e of sedert het laatst der 18e eeuw in het Nieuwe Diep een deel, dikwijls die helft der lading lossen, het geen tot zeer groote kosten aanleiding gaf. Men begreep, dat alleen een kanaal door Noord-Holland Amsterdam kon hel pen. De hooger gelegen landen waren_voor den handel niet welvarend genoeg; alleen een noodig art i col als de turf loonde de kosten. Het was ook Koning Willem I die in zag, welk een voordeel een verbeterde ^menschap te water aan zijn onderda nen zou geven en die niet schroomde, reeds van den aanvang zijner regeering zijde van het kanaal tevens de bedijking vormt van het Koegras, dat in de om streeks 1840 geschreven „Camera Ob- scura" nog een woestijn wondt genoemd, maar-thans een vrij vruchtbare streek ia Langs het geheele kanaal werden aan weerszijden jaagpaden aangelegd. De zee schepen werden met 6 of 8, soms nog meer paarden getrokken. De lengte van het kanaal is 80300 M., terwijl nog een zijkanaal is aangelegd van nabij het uiteinde aan het Nieuwe Diep naar een meer noordelijk gelegen mili taire dluis, de Zeedoksluis. Dit zijkanaal is 1660 M. lang, een in 1828 naar Helder aangelegd kanaal van geringe afmeting is 3160 M. Tijdens den aanleg van het kanaal was het U in open verbinding met de Zui derzee, en kwamen daarin de stormvloe den voor, bij welke het water tot 2.50 M. boven A. P. kon stijgen. Aan het Nieuwe Diep. kan het tot 2.48 M.boven dat peil stijgen. De sluizen op beide plaatsen met hunne deuren moesten dus hooger reiken. Het peil van Waterland (van het Tol huis tot Purmerend) was vroeger 1.10. doch is thans verlaagd tot 1.30 M. onder A. P. Dat van Schermerboezem, het com plex wateren, waarvan het kanaal tusschen Purmerend en het Nieuwediep doel uit maakt, is 0.58 M. onder A. P. Bij den aanleg werden vlotbruggen over het Kanaal gebouwd, eene uitvinding van Blanken. Zij "zijn goedkoop er dan andere bruggen, maar bewegen zeer langzaam. Er liggen er nog 7 over het kanaal, verder zijn er 2 draaibruggen (behalve de 3 spoor- draaibruggen), 1 basculebrug en 3 ponten. Het kanaal was voor dien tijd een zeer merkwaardig wyrk. Er waren nimmer handbaggerbeugels gebruikt om den bo dem tot eene diepte van 6.60 M. onder het maaiveld uit te graven zonder het terrein vooraf droog te malen. En dit droogma- len was onmogelijk voor het gedeelte ka naal tusschen het IJ en Spijkerboor, (Li. over ongeveer 24000 Meter lengte. Daar is de veen- of derriegrond vam dezelfde ge aardheid als te Amsterdam, Rotterdam en elders in Holland en moest de tegendruk van het water het invallen der .hellingen tegengaan. Toch bleek het, dat men de in gravingen hier moest doen onder hellin gen van 2 voor basis op 1 voor hoogte, op sommige plaatsen nog flauwer. De droogh onding der sluitputtem ge schiedde met door paarden gedreven mo lens. Het was een boven-paardelijke ar beid, die van die dieren gevorderd werden (diit was noodig omdat er voor een grooter aantal paarden in den put geen plaats was), en er werd dan ook gezegd, dat de sluizen heel wat paardenvleesch verslon den hadden. De man, aan wiens energie te danken is, dat het kanaal in den betrekkelijk zeer korten tijd van 51/» jaar tot stand geko men is, is die inspecteur-generaal van den waterstaat Jan Blanken Jansz., die door Willem I bij zijne betrekking met die van hoofdingenieur voor dezen aanleg belast werd. Bij den aanleg van bet Noord-Hol- landsch Kanaal wenschte Blanken tevens het IJ aan de Oostzijde af te dammen, waarin hij een groot doordeel zag voor den waterstand'. Hij wist den gouverneur van Noord-Holland', mr. Van Tets van Goudriaan, van het nut ervan te overtui gen deze bracht Op 3 'Januari 1819 den Amsterdamschen gemeenteraad' er toe, ge noegen met de afdamming te nemen uit vrees, dat anders van het Kanaal niete zou komen. Amsterdam zou een millioen gulden voor aanleg van het Kanaal geven, de afdamming zelf tot stand brengen en tevens het vaarwater van Amsterdam naar het Tolhuis door het IJ even diep maken als het Kanaal zou worden. Vloor deze gezamenlijke werken zou het rijk een ton subsidie geven. Op dezen grondslag kwam hot konink lijk besluit van 13 Maart 1819 tot stand. De Amsterdamsche raad had een com missie benoemd onder voorzitterschap imn een der burgemeesters, mr. Elias, die "de afdamming oen gevaarlijke zaak noemde. De Koning, hoewel hij schreef bet met Blanken eens te zijn, gaf aan d'e wenschen van Amsterdam toe en toen een kon. be sluit op lifi April l£l£ definitief tot don wag. Blanken ging in het voorjaar van 1819 met eenige ingenieurs te Nieuwediep wo nen. Zij waren leden van het korps inge- nieurs van den waterstaat, dat in navol ging van het Fransohe korps d'es ponits et chaussóes was ingesteld hij Koninklijk be sluit van 26 December 1816. Tegelijk met de plaatsing van Blanken aan het Nieuwediep werden belast: Me de sluizen aan het Tolhuis in het kanaal gedeelte tot Purmerend de Inge. nieur 2e klaBse J. van Asperen Rz. Met de sluizen te Purmerend en het kanaalgedeelte tot benoorden Alkmaar de ingenieur 2e klasse M. Merens. Met de sluizen van het Nieuwe Diep en het kanaalgedeelte door de Zijpe en noor delijker de ingenieur 2e klasse J. Glim. merveen. Hij werd' 1 Januari 1824 inge nieur le klasse en overleed 18 November van dat jaar, even voor de opening van het Kanaal. Het yvas Blanken, die door zijne ener gie allen wist aan, te vuren. Hij was een goed paardrijder en op alle uren van den dag kon men zijn bezoek verwachten. Wie Blanken goed wil leeren kennen, moet het werk van den ingenieur J. W. Welcker, „De Lekdijk bovendams", lezen. Daarin wordt zijn karakter geheel ont leed en ook verschillende zijner eigenaar digheden medegedeeld. Zeker Is de bouw van het Noordhollandsch Kanaal in 51/, jaar eene voor dien tijd verwonderlijke prestatie. Van de eerste steenlegging door van Tets van Goudriaan aan de sluizen aan het Tolhuis is een verslag te vinden in de Amsterdamsche Courant van 8 Mei 1820. Van het bezoek van den Koning aan die sluizen vindt men een verslag in die van 20 Juli 1821, van Zr. Ms. bezoek aan het Knmaal tot bij Koedijk in die van 28 Juli 1821. Van de eerste bevaring van het geheele Kanaal vindt men beschrijvingen in de Haariemsche Courant van 14, 16 en 18 December 1824. Toen het Kanaal nauwelijks gereed was, nam Blanken maatregelen voor de afdamming van het IJ, maar toen kwam Amsterdam met bezwaren: de vaart naar de Zuiderzee zou afgesloten worden en het onderhoud der diepte daarbuiten op den duur ondoenlijk. Blanken deed een ander voorstel, waarbij o. m. een tunnel kanaal door het eiland Marken zou wor den gegraven. De noodige gronden werden in 1846 gekócht, maar tot uitvoering kwam het plan niet, dank zij de Amsterdamsche be zwaren, misschien mede ten gevolge van de pensionneering van Blanken, wiens dienst tijdelijk werd waargenomeh door zijn ambtgenoot A. F. Goudriaan, die zijn vriend niet waa Door den aanleg van het Kanaal was de Amsterdamsche zeevaart nu volkomen geholpen. Alleen was tijdens strenge win ters de vaart gesloten. Maar ook hier wist men raad. In Januari 1830, toen 8 klipper- schepen te Purmerend ingevroren waren, werd het ijs in het Kanaal van daar tot het Nieuwediep doorgezaagd en het go- volg was, dat de schepen nog tijdens de vorst zee konden kiezen. Ben aantal jaren na den aanleg van het Kanaal bleek het zoute water de metsel werken en de paalworm do zeesluizen zoo danig te hebben aangetast, dat afbreken van de Koopvaarderssluis aan het Nieuwe- Diep in 1850 noodig was. Van 1861—1856 werd een nieuwe gebouwd, ©enigszins grooter, maar toch nog kleiner dan die te Purmerend en aan het Tolhuis Men heeft zioh, zoolang er zeevaart van beteekenis in het Kanaal was, beholpen door bij ge lijk water te schutten. Van 1861 tot 1864 is aan het Tolhuis naast de Willemsluis een nieuwe sluis gebouwd, die, ingevolge voorstellen van een door minister Simons ingestelde com missie, schepen met grooteren diepgang (tot 6.50 M.) kon doorlaten. (De oude sluis kon dit slechts tot 4.80 Meter). De oude sluis (sedert Willem I genoemd-, de nieuwe doopte men Willem Hl) is van 1866 tot 1868 vernieuwd. Verder is aan het Kanaal niets verbe terd dan het In den loop der jaren afsnij den van eenige hinderlijke bochten en de vervanging van eenige vlotbruggen door bruggen van andere soort. De reden was, dat middelerwijl de plan nen voor het Noordzeekanaal tot rijpheid kwamen. In 1852 benoemde de raad van Amsterdam eene commissie, ten einde haar gevoelens daarover mede de deelen, en deze commissie maakte een ontwerp °P> gepubliceerd In 1863. Maar het duurde tot 1861, toen aan den Amsterdamschen notaris J. G. Jöger concessie voor dezen Kanaalaanieg verleend werd en tot 1868, toen eene wet verscheen in verband met aan,eS- Het werd geopend in 1876 en sedert gaan er nagenoeg geen zeilschepen door het Noordhollandsoh Kanaal meer. I >ie, welke er nog door gaan, zijn van vrij geringe afmetingen. Dit neemt niet" weg, dat zoowel thans als voorheen het Noordhollandsch Kanaal voor de binnenscheepvaart van het hoog ste belang is. Juist door deze ruime afme tingen, al is zijne richting ©enigszins kronkelend, geeft het zooveel gemak aan de sohepen, die het bevaren. Spr. had1 het hierna over het beheer en onderhoud van het kanaal, dat in 1Q26 onder den waterstaatsdienst ressorteerde, daarna kwam het bij het in 1822 opge richt» Amortisatiesyndicaat, maar bij op heffing hiervan ging het ln 1841 naar Wa terstaat terug. 'Gedurende een halve eeuw is het Groot Noordhollandsch Kanaal de hoofdbron van voorspoed voor Amsterdam geweest. Na opening van het Noordzeekanaal was iet belang van Amsterdam daarbij belang rijk geringer, maar voor geheel Noord- Holland benoorden het IJ bleef het de ïartader. Toen kwamen, bij andere stre ken vergeleken vrij laat, de spoorwegen. Reorganisatie Gem. Reiniging. Opheffing school. Vrijstelling van Vermakelijkheids belasting. Dat bet eekent: Viermaal een ongewijzigde advertentie ter plaatsing opgggcven ln de „Heldersche Courant' fegen driemaal bere kening. Wl) ervaren dikwijls, vooral bi) hen, die een z.g. kleine advertentie plaatsen, dat, wanneer een eerste plaatsing niet voldoende succes oplevert, vergeten wordt, om tijdig order tot herplaatsing te geven. Om onze cliënten voor schade en last ten gevolge van een dergelijk verzuim te behoe den, adviseeren wl] ln den regel om direct opdracht te geven tot 4/3 X plaatsing. Zoo dra men dan geslaagd Is, deelt men ons zulks mede en wordt dan de overbodig geworden advertentie uitgelicht. Onze cliënten zijn dan slechts schuldig het aantal malen, dat zi) ge adverteerd hébben. Probeert U dat ook eens! Deze bepaling geldt alleen voor adverten- tiën, welke niet volgens het goedkoope tarief voor handela-advertentlën worden geplaatst DE EEUWFEEST-VIERING VAN HET NOORD-HOLLANDSCH KANAAL. Ingezonden Mededeellng. De keuken voldoet aan de hoogste eischen. - -i...

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 6