4/3 x
de Oomimissie den huurtijd ite etelien op vijf
jaren (n.1. 1926 t/m 1929).
Met de Oommissie zijn B. en W. van
meening, dat bij openbare verpachting geen
beter res"ltaat voor beide partijen, n.1. huur
ders en gemeente, had1 verkregen kunnen
worden.
Enkele perceelen van Sectie E, Nos. 4039
en Sectie O, No. 5990 <ged.) zijn onttrokken
als volkstuintjes, omdat de gronden eene an
dere bestemming zullen krijgen.
Voor'volkstuinen blijft nog een gedeelte
over van perceel Sectie O, No. 4089 (kavels
Nos. 6 t/m 19).
Om aan dezen ongewenschten toestand
een einde te maken rtellen B. en W. voor
artikel 88 der Algemeene Politieverordening
voor deze gemeente aan te vullen in dien
geest, dat voortaan ook de bezoekers, die zich
nè het sluitingsuur in een tapperij bevinden,
strafbaar worden gesteld.
Den Commissaris van Politie komt een
dergelijke aanvulling van het artikel ook zeer
gewenscht voor.
Naar aanleiding van de verschillende be>
sprekingen met betrekking tot de exploitatie
van den Reinigingsdienst, die den laatsten
tijd zijn gevoerd, zullen B. en W. gaarne
pogen nog meer op dezen dienst te bezuini
gen. Daartoe is door hen overwogen om het
vervoer van de door den Reinigingsdienst
opgehaalde vuiinisStoffen naar buiten de ge
meente, met dien verstande, dat Burgemees
ter en Wethouders vergunning kunnen ver-
leenen om bepaalde stoffen naar een aange
wezen plaats binnen de gemeente te ver
voeren, aan te besteden aan particulieren,
Voor dit werk is door den Directeur van de
Reiniging en Plantsoenen een concept-over
eenkomst opgesteld, die ter inzage Is gelegd.
B. en W. stellen aan de hand daarvan den
Raad voor, hen te machtigen, overeenkom
stig de bepalingen van dat concept, een aan
besteding te houden en verder naar bevind
van zaken te handelen.
Bij schrijven van 13 October jl verzoe
ken Gedeputeerde Staten dezer Provincie het
Ooilege te bevorderen, dat het door den
Raad in zijne vergadering van 27 Juni 1924
genomen besluit tot opheffing van school
No. 12 aan de Oostslootstraat of scnooi No
14 aan de Hoofdgracht zoodanig wordt gewij
zigd, dat alleen school No. 14 voor opheffing
wordt aangewezen.
Nu de school aan de Hoofdgracht sinds
18 Augustus j± niet meer voor het open
baar lager onderwijs wordt -gebruikt, bestaat
tegen opheffing van deze schooi naar de
mening van B. en W. geen bezwaar, te
meer niet waar deze school vrij zeker t. z. t.
toch aan het lager onderwijs onttronen zal
moeten wordfen, omdat bij de destijds tus-
schen den Inspecteur van het Handelsonder
wijs en het Ooilege gevoerde besprekingen
de toezegging is gedaan, dat het geheele ge
bouw (dus niet alleen het gedeelte dat thans
als Handelsschool wordt ingericht) zoo noo-
dig voor Handelsschool in gebruik kon wor
den genomen.
In verband hiermede stellen B. en W. den
Raad voor aan het verzoek van Gedeputeer
de Staten te voldoen.
Gebroeders Polak, exploitanten van 'het
gebouw „Musis Sacrum", verzoeken aan den
Raad, mede namens de Dansvereeniging
„Onder Ons", vrijstelling van de betaling van
„vermakelijkheidsbelasting" voor de door die
Vereeniging te geven dansavonden.
Zij meenen, dat de Vereeniging „Onder
Ons" van deze belasting vrijgesteld dient te
worden, omdat zij, volgens hen, valt onder
de vrijstellingen, genoemd onder b en d van
artikel 4 der Verordening tot heffing van
belasting op tooneelvoorstellingen en andere
vermakelijkheden.
B. en W. meenen, dat vrijstelling op
grond van het bepaalde onder b van artikel 4
niet kan verleend worden, omdat daar sprake
is van voorstellingen gegeven door vereend-
gingen. Het zal wel geen nader betoog be
oeven, dat de dansavonden (door adressan
ten aangeduid als: oefenavonden), die de
Vereeniging houdt,, geen voorstellingen zijn,
althans niet in den zin der verordening.
Vrijstelling ingevolge het bepaalde sub d
van artikel 4 kan evenmin verleend worden,
aangezien, zooals blijkt uit de adviezen van
het Hoofd van den Controledienst (Ier be
lastingen nopens deze kwestie, de vermake
lijkheid, i.c. het dansen, welke de Vereeni
ging organiseert, kennelijk geen privé ka
rakter draagt.
Op grond van' de bovenstaande uiteenzet
ting geven B. en W. in overweging op het
adres van de Gebroeders Polak afwijzend te
beschikken.
Het zoo typisch Hollandsehe, bekoor-»
Hjke stadje, vanwaar in 1673 de victorie
begon, onze nabuurstad Alkmaar was, als
het centrale punt midden aan het Groot
Noord-Hollandsoh Kanaal gelegen,,bij uit
stek geschikt voor de herdenking van het
100-jarig bestaan van dit belangrijke ver
keersmiddel. Meer dan Helder, meer ook
dan Amsterdam, d'e beide aan de uiterste
einden gelegen plaatsen. En het was dan
ook te begrijpen, dat ziah te Alkmaar een
oornité hald gevormd' voor de herdenking
van dit historische feit, welk comité een
groot aantal uitnoodigingen had rondge
zonden ter bijwoning van de herdenkings
plechtigheid ten stadhuize te Alkmaar.
Van bedoeld Comité was Alkmaar's bur
gemeester, mar. W. O. Wendelaar Voor
zitter, de secretaris der Kamer van Koop
handel, de heer D. J. Scheffel secretaris.
De herdenking wend Zaterdagmiddag
gevierd door het uitspreken eener herden
kingsrede door den heer J. C. Ramaer,
oud-inspecteur-generaaL van den Rijks
waterstaat. De verschillende genoodig-
den, die aan het station werden verwei
komd door leden van de Commissie van
Ontvangst, vereenigden zich tegen 2 uur
in Alkmaar's monumentaal stadhuis. Pad
vinders stonden .d'aar gereed om den
vreemdeling terecht te wijzen in het gan
gen-labyrinth; en groen-paarse jaloorsch
held besloop onze Heldersche ziel bij het
aanschouwen van al dat moois. Ach, waar
om kon Indertijd de victorie niet bij Hel
der beginnen?
Dank zij de vriendelijke gebaren der
padvinders kwamen wij, na deftig onze
garderobe te hebben afgegeven, in een
zaal terecht, waar de diverse genoodigden
zich met hunne dames hadden vereenigd,
en welke zaal (vermoedelijk de trouwzaal)
in directe verbinding stond met de fraaie
raadzaal. Daar, in die raadzaal, zouden
straks de genoodigden plaatsnemen op de
gestoelten der ©ere; een groote kaart van
Noord-Hollapd', waarmede de heer Ra
maer zou demonstreeren, was opgehan
gen aan een der wanden.
Het is ondoenlijk een lijst te gewen der
verschillende aanwezigen. Er waren ver
scheidene burgemeesters uit aan het ka
naal gelegen gemeenten, leden van de Ka-
mef" van Koophandel, van Provinciale
Staten, speciaal uit Helder merkten wij
op den Burgemeester, den gemeente
secretaris, wethouder Verstegen, vice-
adtmiraal Fock, leden van de Economische
Commissie, van de Kamer van Koophan
del, onze Gedeputeerde A. W. Michels uit
Haarlem, het Tweede Kamer-lid van de
Bilt, de Voorzitter der Held. Winkeliers-
vereeniging, enz.
Nadat allen hadden plaatsgenomen,
nam te ongeveer half drie de burgemees
ter van Alkmaar, mr. Wendelaar, het
woord ter verwelkoming van zijn gasten.
Hot comité spreekt zijn verheugenis uit,
dat zoovelen van de uitnoodiging gebruik
hebben gemaakt; in het .bizonder is het.
zoo zeide de Burgemeester, Z.K.H. Prins
Hendrik erkentelijk, dat hij het bescherm
heerschap heeft willen aanvaarden, al is
Z.K.H. persoonlijk verhinderd hier tegen
woordig te zijn. Verder stemde het het
Comité tot voldoening, dat de Ministers
van Waterstaat en Landbouw zitting heb
ben willen nemen in het comité. Erkente
lijk ook zijn wij jegens den Vice-Admiraal,
stelling-commandant van Helder en de
burgemeesters van de groote gemeenten
aan het kanaal, in het bizonder den bur
gemeester van Amsterdam, die ons de
eer aandeden hun namen aan deze fees
telijke viering te verbinden.
Aanvankelijk was er bij ons comité
eenige aarzeling om dit feest te vieren.
Immers, het Noord-Hollandsoh kanaal is
niet meer wat men er destijds hij de ope
ning van verwachtte: dé groote verkeers
weg voor Amsterdam naar de zee, naar
ontee overzeesche koloniën. Dit moge te
betreuren zijn: wij konden nochthans de
herdenking van het eeuwfeest niet stil
zwijgend voorbijgaan, omdat in ieder ge
val het kanaal ©en belangrijk verkeers
middel is Voor deze streek. En van 1824 tot
1872 heeft het althans aan de gekoesterde
verwachtingen voldaan. De tweede reden,
die noopte tot een feestelijke herdenking
is het feit, dat het Noord-Hollandsch ka
naal een bron van welvaart is voor onze
provincie, in het bizonder voor de binnen
scheepvaart Zonder het kanaal zou Alk
maar niet zijn wat het thans ia Immers,
in 1824 was onze stad nog slechts een on
beduidende plaats van nog geen 9000 in-
wonera Thans telt zij er 27000, en voor
een belangrijk deel is dit te danken aan
het kanaal, al hebben ook wel andere oor
zaken medegewerkt.
Zij, die uit grooter plaatsen komen, zul
len waarschijnlijk een glimlach niet kun
nen onderdrukken als wij met trots spre
ken over onze 27000 inwoners. Inderdaad
zijn wij' daar trotscih op. En trouwens, gaat
het niet met elke plaats zoo? Als wij in
nogmaals 100 jaren in hetzelfde tempo in
bevolking toenemen als in deze afgeloopen
eeuw, naderen wij immers reeds de groote
steden.
Spr. eindigt met een woord1 van hulde
aan de mannen, die destijds hun beste
krachten gaven aan d'ez zaak. In het bi
zonder moet genoemd worden d'e naam
van mr. Fontein Verschuur, die in 1818
hier burgemeester was. Spr. zal hierop
evenwel niet ingaan, döcb thans liever het
woord geven aan den heer Ramaer. Het
comité is dëeen heer zeer erkentelijk, dat
hij zich zooveel moeite heeft getroost om
in dikwijls moeilijk bereikbare archieven
een en ander omtrent de geschiedenis van
het kanaal op te diepen.
Uit de rede van den heer Ramaer ver
melden wij het volgende:
Mijnheer 8e Voorzitter! Dames en
Heerenl
Het lis heden 1QQ jaren geleden, dat het
Dineert des Zondags sn met de a.s
Feestdagen met Uw familie in
Hötel „DEN BURG".
Jaar 1514
Jaar 1796
Jaar 1869
Jaar 1889
Jaar 1923
Inwoners
Inwoners
Inwoners
Inwoners
Inwoners
4200
8873
10192
15707
25819
2027
11564
22221
30461
1700
2499
3848
5549
6334
6400
9551
7881
11033
11632
8600
6803
5426
6330
8436
eerste zeeschip weid toegelaten op het
toen geheel gereed gekomen Groot Noord-
Hol landach Kanaal.
Het comité, dat 'zich onder het voorzit
terschap van Mr. W. C. Wendelaar, bur
gemeester van Alkmaar, gevormd heeft
ter herdenking van deze, voor Noord-Hol
land benoorden het IJ en voor Amster
dam zoo heu'gelijke gebeurtenis, heeft mij
verzocht, U te dezer gelegenheid het een
en ander mede te deelen over de totstand
koming en de geschiedenis van dat Ka
naal.
Hieraan gaarne voldoende, begin ik met
op te merken, dat werkelijk de bloei van
de door het Kanaal doorsneden streek in
hooge mate in verband staat met en be
vorderd wordt door het Kanaal.
Spr. noemde Alkmaar, Helder, Purme
rend, Hoorn;, Enkhuizen en Edam, waar
uit ten duidelijkste de juistheid zijner be
wering bleek.
Uit zijn Inwonersstatistiek doen wij en
kele grepen.
af alles te doen om de noordelijke en de
zuidelijke Nederlanden van een behoorlijk
kanalennet te voorzien.
Een der belangrijkste vragen was na
tuurlijk, hoe Amsterdam, de stad, die meer
dan het dubbele aantal zielen had van de
in aantal daarop volgende in het nieuwe
Konikinkrijk (Gent) aan een behoorlijken
waterweg naar zee te helpen. De Koning
gaf op eene hem voorgelegde kaart de
richting, die thans het Noord'zeekanaal
heeft, aan. Maar Jan Blanken, inspecteur-
generaal van den Nederlandschen water
staat, die ook in dienst van Napoleon was
terecht van oordeel, dat dit ondoenlijk was
met het oog op het groote grondyervoer;
dit kanaal moest over 1500 Meter lengte
zeer hooge duinen doorsnijden en boven
dien over 3000 Meter vrij hoogen geest
grond. Een kanaal naar Helder was goed-
kooper, en ook van grooter militair be
lang. Ook zonden daar aan zee zeer kost
bare dammen noodig zijn, die aan het
Nieuwediep gemist konden worden,
De Koning was onmiddellijk; bekeerd en
droeg in 1818 aan Blanken het ontwerpen
op van een kanaal in de richting zooals
het van 1819 tot 1824 is uitgevoerd.
Spr. ging hierop de richting van het ka
naal na, daarbij opmerkende dat de in
1817 aangelegde zeedijk langs de oost-
kanaalaanleg besloot, wef^ daiarHt be
paald, diat met den.' afsluitdijk oerst zou
worden begonnen als het Kanaal gereed
Steden als Hoorn en Enkhuizen, die na
groeten bloei in de. 17e en de eerste helft
van de 18e eeuw, vooral gevolg van de
daar uitgeoefende groote (haring-) en
kleine (walvischivaart), reeds in de tweede
helft der 18e eeuw gingen kwijnen, trok
ken de achterliggende landsteden als Alk
maar in hun verderf mede. Eerst na den
verschrikkelijken tijd tot 1813 begon de
opbloei, maar vooral' door het bestaan van
het Kanaal, dat men de hartader van
Noord-Holland ibenoordien het IJ kan noe
men, is die bloei op soliede wijze doprge-
zet. Merkwaardig is het, dat de groei van
Purmerend, aan het Kanaal gelegen, juist
in de Laatste decennia ©enigszins bij dien
van Edam, dat er niet aan ligt, achter
blijft.
Helder dankt in de eerste plaats zijn
ontwikkeling aan dien aanleg als oorlogs
haven.
Begin 18e eeuw was het nog een ge
hucht. Eerst in 1780, aan het begin van
den vierden Engelschen oorlog werd de
aandacht op Helder gevestigd als oorlogs
haven; een ingestelde militaire commissie
van onderzoek had opgemerkt, dat zich al
daar een geul had gevormd. Deze werd
verbreed, een vangdam werd aangelegd en
het resultaat was al dadelijk schitterend.
Sommige jaren hebben 200 tot 250 sche
pen in deze haven gelegen.
Door de in 1793 en 1803 gebouwde for
ten was de stad een voor dien tijd onneem
bare vesting geworden, gelijk in 1814 be
wezen werd.
Gaf liet Marsdiep tusschen de punt van
Nooixflïlolland en het eiland Texel geen
beschutting voor def heerschende winden,
e enigszins meer binnenwaarts was even
eens met groote diepte, een uitstekende
ankerplaats, de Texelsohe reede. Het was
daar, dat de over de Zuiderzee van Am
sterdam komende zeeschepen bij dlecht
weder op gunstigen wind wachtten om uit
te zeilen.
De "bloei der hoofdstad van Nederland
dagteekent uit de 16e eeuw, maar eerst se
dert 1678 heeft die stad hare vleugelen
op toen ongeëvenaarde wijze kunnen uit
slaan. Haar handel overtrof in het mid
den der 17 e eeuw dien van alle andere
steden en was 4672 van den geheelen
Nederlandschen handel,
Amsterdam had naar de Texelsche
reede een beschutten vaarweg door de
Zuiderzee beoosten zoowel als bewesten
Wieringen. Sedert het midden der 17de
eeuw verminderde d'e vaardiepte steeds
meer, niet ver van den mond van het in
de Zuiderzee, het zoogenaamde Pampus.
Dat dit deel der Zuiderzee zooveel méér
dan andere deelen aanslibt, is het gevolg
van den onderstroom bij stormweder, die
tegengesteld aan den storm gericht is. De
door dezen stroom medegenomen slib is
zoo slap, diat de schepen er ter hoogte van
3 Decimeter kunnen doorvaren. De wel
bekende, door Meertvis Meóndenszoon Bak
ker uitgevonden scheepskameelen hebben
van 1690 tot 1824 aan den handel van Am
sterdam groote diensten bewezen. De
scheepskameelen wachtten bezuiden Mar
ken op de zeeschepen; wanneer er vol
doende diepte, wind en getijstroom bleek
te zijn, ontzeilden de schepen hen en betaal
den dan niet het hooge sleeploon. Om dit
misbruik te voorkomen, werd bij ministe
rieel© beschikking vèn 29 September 1818
'.tepaald dat een schip ln zulk een geval
toch het halve sleeploon' zou moeten be
talen. Dit had ten gevolge, dat men de ri
sico, aan het ontzeilen verbonden, maar
liever niet liep.
Intusschen het Pampus werd' steeds on
dieper, de meeste schepen moesten reeds
op de Texelsche reed'e of sedert het laatst
der 18e eeuw in het Nieuwe Diep een deel,
dikwijls die helft der lading lossen, het
geen tot zeer groote kosten aanleiding
gaf. Men begreep, dat alleen een kanaal
door Noord-Holland Amsterdam kon hel
pen.
De hooger gelegen landen waren_voor
den handel niet welvarend genoeg; alleen
een noodig art i col als de turf loonde de
kosten.
Het was ook Koning Willem I die in
zag, welk een voordeel een verbeterde
^menschap te water aan zijn onderda
nen zou geven en die niet schroomde,
reeds van den aanvang zijner regeering
zijde van het kanaal tevens de bedijking
vormt van het Koegras, dat in de om
streeks 1840 geschreven „Camera Ob-
scura" nog een woestijn wondt genoemd,
maar-thans een vrij vruchtbare streek ia
Langs het geheele kanaal werden aan
weerszijden jaagpaden aangelegd. De zee
schepen werden met 6 of 8, soms nog
meer paarden getrokken.
De lengte van het kanaal is 80300 M.,
terwijl nog een zijkanaal is aangelegd van
nabij het uiteinde aan het Nieuwe Diep
naar een meer noordelijk gelegen mili
taire dluis, de Zeedoksluis. Dit zijkanaal
is 1660 M. lang, een in 1828 naar Helder
aangelegd kanaal van geringe afmeting
is 3160 M.
Tijdens den aanleg van het kanaal was
het U in open verbinding met de Zui
derzee, en kwamen daarin de stormvloe
den voor, bij welke het water tot 2.50 M.
boven A. P. kon stijgen. Aan het Nieuwe
Diep. kan het tot 2.48 M.boven dat peil
stijgen. De sluizen op beide plaatsen met
hunne deuren moesten dus hooger reiken.
Het peil van Waterland (van het Tol
huis tot Purmerend) was vroeger 1.10.
doch is thans verlaagd tot 1.30 M. onder
A. P. Dat van Schermerboezem, het com
plex wateren, waarvan het kanaal tusschen
Purmerend en het Nieuwediep doel uit
maakt, is 0.58 M. onder A. P.
Bij den aanleg werden vlotbruggen over
het Kanaal gebouwd, eene uitvinding van
Blanken. Zij "zijn goedkoop er dan andere
bruggen, maar bewegen zeer langzaam. Er
liggen er nog 7 over het kanaal, verder
zijn er 2 draaibruggen (behalve de 3 spoor-
draaibruggen), 1 basculebrug en 3 ponten.
Het kanaal was voor dien tijd een zeer
merkwaardig wyrk. Er waren nimmer
handbaggerbeugels gebruikt om den bo
dem tot eene diepte van 6.60 M. onder het
maaiveld uit te graven zonder het terrein
vooraf droog te malen. En dit droogma-
len was onmogelijk voor het gedeelte ka
naal tusschen het IJ en Spijkerboor, (Li.
over ongeveer 24000 Meter lengte. Daar is
de veen- of derriegrond vam dezelfde ge
aardheid als te Amsterdam, Rotterdam en
elders in Holland en moest de tegendruk
van het water het invallen der .hellingen
tegengaan. Toch bleek het, dat men de in
gravingen hier moest doen onder hellin
gen van 2 voor basis op 1 voor hoogte,
op sommige plaatsen nog flauwer.
De droogh onding der sluitputtem ge
schiedde met door paarden gedreven mo
lens. Het was een boven-paardelijke ar
beid, die van die dieren gevorderd werden
(diit was noodig omdat er voor een grooter
aantal paarden in den put geen plaats
was), en er werd dan ook gezegd, dat de
sluizen heel wat paardenvleesch verslon
den hadden.
De man, aan wiens energie te danken
is, dat het kanaal in den betrekkelijk zeer
korten tijd van 51/» jaar tot stand geko
men is, is die inspecteur-generaal van den
waterstaat Jan Blanken Jansz., die door
Willem I bij zijne betrekking met die van
hoofdingenieur voor dezen aanleg belast
werd.
Bij den aanleg van bet Noord-Hol-
landsch Kanaal wenschte Blanken tevens
het IJ aan de Oostzijde af te dammen,
waarin hij een groot doordeel zag voor
den waterstand'. Hij wist den gouverneur
van Noord-Holland', mr. Van Tets van
Goudriaan, van het nut ervan te overtui
gen deze bracht Op 3 'Januari 1819 den
Amsterdamschen gemeenteraad' er toe, ge
noegen met de afdamming te nemen uit
vrees, dat anders van het Kanaal niete
zou komen. Amsterdam zou een millioen
gulden voor aanleg van het Kanaal geven,
de afdamming zelf tot stand brengen en
tevens het vaarwater van Amsterdam naar
het Tolhuis door het IJ even diep maken
als het Kanaal zou worden.
Vloor deze gezamenlijke werken zou het
rijk een ton subsidie geven.
Op dezen grondslag kwam hot konink
lijk besluit van 13 Maart 1819 tot stand.
De Amsterdamsche raad had een com
missie benoemd onder voorzitterschap imn
een der burgemeesters, mr. Elias, die "de
afdamming oen gevaarlijke zaak noemde.
De Koning, hoewel hij schreef bet met
Blanken eens te zijn, gaf aan d'e wenschen
van Amsterdam toe en toen een kon. be
sluit op lifi April l£l£ definitief tot don
wag.
Blanken ging in het voorjaar van 1819
met eenige ingenieurs te Nieuwediep wo
nen. Zij waren leden van het korps inge-
nieurs van den waterstaat, dat in navol
ging van het Fransohe korps d'es ponits et
chaussóes was ingesteld hij Koninklijk be
sluit van 26 December 1816.
Tegelijk met de plaatsing van Blanken
aan het Nieuwediep werden belast:
Me de sluizen aan het Tolhuis in het
kanaal gedeelte tot Purmerend de Inge.
nieur 2e klaBse J. van Asperen Rz.
Met de sluizen te Purmerend en het
kanaalgedeelte tot benoorden Alkmaar de
ingenieur 2e klasse M. Merens.
Met de sluizen van het Nieuwe Diep en
het kanaalgedeelte door de Zijpe en noor
delijker de ingenieur 2e klasse J. Glim.
merveen. Hij werd' 1 Januari 1824 inge
nieur le klasse en overleed 18 November
van dat jaar, even voor de opening van
het Kanaal.
Het yvas Blanken, die door zijne ener
gie allen wist aan, te vuren. Hij was een
goed paardrijder en op alle uren van den
dag kon men zijn bezoek verwachten.
Wie Blanken goed wil leeren kennen,
moet het werk van den ingenieur J. W.
Welcker, „De Lekdijk bovendams", lezen.
Daarin wordt zijn karakter geheel ont
leed en ook verschillende zijner eigenaar
digheden medegedeeld. Zeker Is de bouw
van het Noordhollandsch Kanaal in 51/,
jaar eene voor dien tijd verwonderlijke
prestatie.
Van de eerste steenlegging door van
Tets van Goudriaan aan de sluizen aan
het Tolhuis is een verslag te vinden in de
Amsterdamsche Courant van 8 Mei 1820.
Van het bezoek van den Koning aan
die sluizen vindt men een verslag in die
van 20 Juli 1821, van Zr. Ms. bezoek aan
het Knmaal tot bij Koedijk in die van 28
Juli 1821.
Van de eerste bevaring van het geheele
Kanaal vindt men beschrijvingen in de
Haariemsche Courant van 14, 16 en 18
December 1824.
Toen het Kanaal nauwelijks gereed
was, nam Blanken maatregelen voor de
afdamming van het IJ, maar toen kwam
Amsterdam met bezwaren: de vaart naar
de Zuiderzee zou afgesloten worden en
het onderhoud der diepte daarbuiten op
den duur ondoenlijk. Blanken deed een
ander voorstel, waarbij o. m. een tunnel
kanaal door het eiland Marken zou wor
den gegraven.
De noodige gronden werden in 1846
gekócht, maar tot uitvoering kwam het
plan niet, dank zij de Amsterdamsche be
zwaren, misschien mede ten gevolge van
de pensionneering van Blanken, wiens
dienst tijdelijk werd waargenomeh door
zijn ambtgenoot A. F. Goudriaan, die zijn
vriend niet waa
Door den aanleg van het Kanaal was de
Amsterdamsche zeevaart nu volkomen
geholpen. Alleen was tijdens strenge win
ters de vaart gesloten. Maar ook hier wist
men raad. In Januari 1830, toen 8 klipper-
schepen te Purmerend ingevroren waren,
werd het ijs in het Kanaal van daar tot
het Nieuwediep doorgezaagd en het go-
volg was, dat de schepen nog tijdens de
vorst zee konden kiezen.
Ben aantal jaren na den aanleg van het
Kanaal bleek het zoute water de metsel
werken en de paalworm do zeesluizen zoo
danig te hebben aangetast, dat afbreken
van de Koopvaarderssluis aan het Nieuwe-
Diep in 1850 noodig was. Van 1861—1856
werd een nieuwe gebouwd, ©enigszins
grooter, maar toch nog kleiner dan die te
Purmerend en aan het Tolhuis Men heeft
zioh, zoolang er zeevaart van beteekenis
in het Kanaal was, beholpen door bij ge
lijk water te schutten.
Van 1861 tot 1864 is aan het Tolhuis
naast de Willemsluis een nieuwe sluis
gebouwd, die, ingevolge voorstellen van
een door minister Simons ingestelde com
missie, schepen met grooteren diepgang
(tot 6.50 M.) kon doorlaten. (De oude
sluis kon dit slechts tot 4.80 Meter). De
oude sluis (sedert Willem I genoemd-, de
nieuwe doopte men Willem Hl) is van
1866 tot 1868 vernieuwd.
Verder is aan het Kanaal niets verbe
terd dan het In den loop der jaren afsnij
den van eenige hinderlijke bochten en de
vervanging van eenige vlotbruggen door
bruggen van andere soort.
De reden was, dat middelerwijl de plan
nen voor het Noordzeekanaal tot rijpheid
kwamen. In 1852 benoemde de raad van
Amsterdam eene commissie, ten einde
haar gevoelens daarover mede de deelen,
en deze commissie maakte een ontwerp
°P> gepubliceerd In 1863. Maar het duurde
tot 1861, toen aan den Amsterdamschen
notaris J. G. Jöger concessie voor dezen
Kanaalaanieg verleend werd en tot 1868,
toen eene wet verscheen in verband met
aan,eS- Het werd geopend in 1876 en
sedert gaan er nagenoeg geen zeilschepen
door het Noordhollandsoh Kanaal meer.
I >ie, welke er nog door gaan, zijn van vrij
geringe afmetingen.
Dit neemt niet" weg, dat zoowel thans
als voorheen het Noordhollandsch Kanaal
voor de binnenscheepvaart van het hoog
ste belang is. Juist door deze ruime afme
tingen, al is zijne richting ©enigszins
kronkelend, geeft het zooveel gemak aan
de sohepen, die het bevaren.
Spr. had1 het hierna over het beheer en
onderhoud van het kanaal, dat in 1Q26
onder den waterstaatsdienst ressorteerde,
daarna kwam het bij het in 1822 opge
richt» Amortisatiesyndicaat, maar bij op
heffing hiervan ging het ln 1841 naar Wa
terstaat terug.
'Gedurende een halve eeuw is het Groot
Noordhollandsch Kanaal de hoofdbron
van voorspoed voor Amsterdam geweest.
Na opening van het Noordzeekanaal was
iet belang van Amsterdam daarbij belang
rijk geringer, maar voor geheel Noord-
Holland benoorden het IJ bleef het de
ïartader. Toen kwamen, bij andere stre
ken vergeleken vrij laat, de spoorwegen.
Reorganisatie Gem. Reiniging.
Opheffing school.
Vrijstelling van Vermakelijkheids
belasting.
Dat bet eekent: Viermaal een ongewijzigde
advertentie ter plaatsing opgggcven ln de
„Heldersche Courant' fegen driemaal bere
kening.
Wl) ervaren dikwijls, vooral bi) hen, die
een z.g. kleine advertentie plaatsen, dat,
wanneer een eerste plaatsing niet voldoende
succes oplevert, vergeten wordt, om tijdig
order tot herplaatsing te geven.
Om onze cliënten voor schade en last ten
gevolge van een dergelijk verzuim te behoe
den, adviseeren wl] ln den regel om direct
opdracht te geven tot 4/3 X plaatsing. Zoo
dra men dan geslaagd Is, deelt men ons zulks
mede en wordt dan de overbodig geworden
advertentie uitgelicht. Onze cliënten zijn dan
slechts schuldig het aantal malen, dat zi) ge
adverteerd hébben.
Probeert U dat ook eens!
Deze bepaling geldt alleen voor adverten-
tiën, welke niet volgens het goedkoope tarief
voor handela-advertentlën worden geplaatst
DE EEUWFEEST-VIERING VAN HET
NOORD-HOLLANDSCH KANAAL.
Ingezonden Mededeellng.
De keuken voldoet aan de hoogste eischen.
- -i...