VOOR DE VROUWEN. Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven het werkte in mijn jeugd op me in en het trok me onweerstaanbaar aan, zooals de mug wordt aangetrokken door het licht Te verwonderen dus is het niet als in m: nog leeft iets van dien juttersgloed en daar om ook kan ik mij zoo volkómen nog inden ken, hoe de sfeer en de opvattingen in de jutterswereld zijn. „Alles weten is alles vergeven" mag mis schien niet geheel van toepassing zijn, doch voor hem, die in die wereld is opgegroeid, gaat dat Fransche spreekwoord bijna op. Natuurlijk zijn er dingen, die niet dóór den beugel kunnen, doch als het gaat om een paar pondjes meel, die anders 'misschien toch teloor zouden zijn gegaan, dan kan ik ine best begrijpen, dat er een hand voor de oogen wordt gedaan en dat men doet alsof men niets ziet UM 'Hier en daar wezen de witte sporen langs den weg aan, waar de drager van een meel vrachtje was langs gegaan. Als hij' het ver haal van Klein Duimpje had gelezen, die steentjes strooide om den weg te kunnen terugvinden, zou hij hebben begrepen, da het spoor hem achtervolgde. Menige zak is gesprongen of stuk ge raakt bij het verladen en van het losse goedje zal wel niet veel waardevols meer te maken zijn. Is het dan erg, dat het tenslotte toch nog een nuttige bestemming krijgt? Ik weet wel, dat men hier de kern der zaak raakt, en dat in elk opzicht dergelijke han delingen moeten worden afgekeurd. Doch het zijn de overdenkingen der men schen, die de handelingen beheerschen. Ook de Held. Gourant wees daar reeds op. Men zegt: als zooveel zakken kostbaar meel en graan overboord worden gegooid, is het dan niet beter, dat er toch ook nog iets van dat kostbare graan nuttig wordt aangewend? De botters zagen er van verre als be sneeuwd uit. Heel het boord toonde één witte kleur en aan dek zat het meel duimen dik vastgeklit. Geen naadje, geen kiertje was onbezet; overal zat het meel tusschen gestoven en de opvarenden geleken wel bak kers in plaats van visscherluL Heel wat 'baaltjes meel, die overboord ge worpen zijn, zullen zijn opgepikt. De baal tjes toch blijven drijven; het zeewater dringt slechts «enige centimeters door de meellaag heen en het vormt daar een harde koek, waardoor geen water meer dringt De grootste hoeveelheid blijft zoodoende goed geconserveerd en doet den zak drijven. Men kanjer van verzekerd zijn, dat menig baaltje zal "zijn aangebracht bij de strand vonderjj, doch ook menig baaltje zal zijn weg wel hebben gevonden naar de grage magen van mensch en dier. De jeugd was een en al opgetogenheid Het was al zoo lang geleden, dat ze iets van een werkelijk strandingsbedrijf hadden ge zien of misschien zelfs nooit hadden gezien. Al zoo vaak hadden ook zij gehoord van de moedige reddingen en de romantische juttersverhalen. 'En nu kwam daar een brok werkelijkheid van het strandingsbedrijf zóó de haven bin- nengulpen. Toen sloeg hun fantasievuur naar alle kanten uit en het zette hun jeugdgemoed in lichte laaie. Heel de romantiek, die, door de vroeger gehoorde verhalen, in faun jongensbrein was geweven, vertakte zich tot in hun teerste .nerven en zij' zogen zich zat aan hetgeen zich voor hun oogen ontvouwde en in hum' ooren werd geperst. Nu toch konden ze met éigen oogen aan schouwen en met eigen ooren faooren al die dingen, waarvan vader of moeder of broer hen zoo dikwijls had verteld 'Waren daar niet de „zwartjes", die van het schip aan wal waren gebracht; waren het niet de andere zeelui, die de boot hadden verlaten; waren het niet de talrijke sleep- booten, die, al stoomblazende van en naar de haven voeren; waren het niet de talrijke mannen, die in opwindend gedoe van en naar de haven gingen en met hun vletten en met botters naar en van het schip gingen! Dat alles hadden ze in hun brein te ver werken en. bun jeugdige fantasie weefde daar rondom een geweldig avontuurlijke ge schiedenis, waarbij de verhalen van Marryat maar kinderspel waren. En .niet eer zuilen ze bevredigd zijn kt de bouw van hun fantasiën vóór de boot, de „Promus", de haven is binnengesleept. Dan kunnen ze zich nog een poos ver lustigen aan- wat hun rijke gedachtenwe- reldje zoo ernstig bezig hield en dat hun hart soms bonzend deed slaan en bun fan tasie nu èn dan zoo'n wijde vlucht deed nemen. Eerst dan zullen ze verzadigd zijn en eerst dan zullen ze weer tot rust komen. De stemming was langzamerhand' rijp ge worden voor de gebruikelijke gezelschaps spelletjes. En de een voor den ander kwam er al met een op de proppen. Eerst 'n raadseltje, toen 'n kunstje.... Daarna *n moeilijker kunstje.dan voor den dag met: 'Zeg, kan jullie dat?. En dan kwam er weer een. Toen was de beurt aan een jongen zwager van mij pas getrouwd en dus 'n man, die eigenlijk nog de jongensallures bad van den verliefdeHij sprak zijn jong en lief schoonzusje aan: Ik wed zei hij dat ik m'n zakdoek op den grond kan leggen en dat jij en ik ieder op 'n hoek gaan staan en.en dat jij me toch geen zoen zal kunnen geven. Wat 'n verbeelding snibde ons jong ste zusje met 'n pruimenmondje. Niks geen behoefte om je *n zoen te geven. Nou ja.maar je zou het niet eens kunnen.... Dat weet ik nog niet. Wedden? Alle toehoorders riepen mee: Ja, weddenVooruit! Vlieg er niet in, hoor! waarschuwde 'n oudere gast.'t Is 'm om een zoen van je te doen. Daaraan stoorde het meisje zich onbe- grjjpefajkerwijs! niet. Goed zei ze ik wil wedden. Meteen sprong de jeugdige zwager over eind, nam z'n zakdoek en herhaalde de voor schriften: Ik leg deze zakdoek uitge spreid op den grond. We gaan ieder op een van de punten staan, dus vlak bij elkaar en toch zul jij' mij geen zoen kunnen geven. Vooruit drong het meisje leg maar! lEn -toen kwam de clou. De uitdager nam z'n zakdoek, ging er mee naar de tusschen- deur en legde de zakdoek uitgespreid1 over den drempel. Ha! riepen de toeschouwers, die de iruc begrepen. Nu lag de doek maar half in de kamer. De andere helft was er buiten. BABBELUURTJE OVER MODE. HET GEHEIM VAN DEN ZAKDOEK. Een verloren weddenschap. Voor ditmaal, lezeressen en lezers, zal ik een zonderling geval uit het dagelijksch le ven verhalen, dat ik niet van hooren zeggen heb en niet ergens in een oud verhalenboek gelezen. Maar dat ik zelf heb bijgewoond, ik mag zeggen: met eigen oogen heb aan schouwd Het was gedurende de pas weer achter ons verstorven Kerstdagen. En natuurlijk waren we te gast bij de familie. Niet wij alleen, maar van dat jónge, onbetrouwbare en wufte slag van sinds eenige jaren ge trouwde of nog in het geheel niet getrouwde lieden. In ieder geval: We waren bij' elkaar met 'n stelletje lui, dat niet benauwd is voor wat gezelligheid en voor 'n grapje vooral niet, omdat, het alziend' oog van ons aller moeder en schoonmoeder en de straffe blik van ons aller Vader (of schoonvader) over ons waakte. Het was gezellig. We hadden heerlijk ge geten en daarna thee gedronken, 'n Sigaar gerookt en van alles en nog wat gesnoept. M'n zwager stapte buiten de deur, en trad op de punten van.de doek. Daarna deed1 hij de deur toe. En riep tot het zusje: Nou. ga nou maar op de andere punt staan.. En zoen me maar 's als je kan! Er ging 'n gejubel van lach omhoog. En zusje bloosde spijtig. Of het was om de mis- geloopen zoen of om de nederlaag, liet ze niet blijken. Maar het geval was niet uit. Uit een van de luie stoelen rees 'n jong mensch, collega van 't kantoor van de zusjes, en stapte vooruit.... Heel aardig gevonden! zei hij, maar 't kan veel mooier.... Vindt u goed; me vrouw? wendde hij' zich beleefd als om toestemming tot schoonmama. Schoonmama verkneukelde zichzelf al bij voorbaat, dus bet antwoord was niet twijfel achtig. Welnu hernam de collega. In de eerste plaats is er niet om een bepaald be drag gewed Dus ik stel dit voor: Ik wed met juffrouw Lena om 'n kwartje.... om n kwartje, dat ik de zakdoek hier op den grond zal' uitspreiden.... absoluut zonder deur,Zóó op den grond en dat ze me toch geen zoen zal kunnen geven! Durft u? - O! Ik wel hoor..zei mir nichts, dir nichts met 'n gebaar van schouderophalen zusje Lena. Ze scheen- er heelemaal niet bang voor. En ieder spitste zich opnieuw, voelend, dat deze truc stellig ingewikkelder moest zijn dan de eerste. Het zou veel span nender wezen.... De jeugdige collega, met de kalmte van een toovenaar, nam de zakdoek over, deed cwasie een paar gewichtige, maar overtollige bewegingen, klopte de zakdoek tweemaal uit en spreidde haar op een leege plek op het karpet Ziet u zeide hij hier ligt het doek, open en blootGaat u op deze punt staan, juffrouw Lena.... Lena zette zich voorzichtig, lacherig en )lozend, op de punt van den doek. Ze keek om wat te doen de kamer rond en de gasten zetten zich schrap of stonden half overeind om goed te zien wat er gebeuren ging. Ze voelden zich ongeroepen tot een soort eerlijke juryHierna stapte de uit dager van de -weddenschap op de andere punt Zoo stonden dus de twee jonge menschen dicht tegenover elkaar of ze zouden gaan dansen. Hun gezichten waren geen tien centimeter van elkaar af en ieder begon te begrijpen, dat er iets'bijaonders zou moeten gebeuren.... Nu goed opletten- zei de jonge man, volmaakt beheerscht.En hij nam -bij voorbaat een kwartje uit zijn vestzak. Denk erom: U moet probeeren me een echten, flinken zoen te gevenUw armen- om m'n hals.... Geen schijnbeweging, anders lukt het niet. Geef 'm dereen.... adviseerde een oude vriend1.... Toe Leent je! Leentje bloosde nog wat erger.... „Toe nou", zei ze ongeduldig. De jonge man verschoof z'n voeten nog wat stipter.Bent u klaar? vroeg hij. Ik wel zei Lena zacht Nou, probeer u dan maar.... Ik be weer, dat u me nu geen flinken zoen zult kunnen geven Een ondeelbaar oogenblik was het muisstil in de kamer. Toen zagen de adem inhoudende toeschouwers een beweging.... Lena stak baar armen uit, greep den uitdager sans gêne in een bartelijken greep om den hals en om hem als 't ware te straffen voor zijn bluf ferige bewering van onmogelijkheid drukte ze hem een eerlijken zoen op z'n wang, waar van het geluid als muziek door de kamer klonk.... Meteen stapten ze beiden van den zak doek. Toen het lachgedaver bedaard was, trad de collega op Lena toe en zei met een gezicht waarin hij dón lach nog even voor den zon- daarsgrijns trachtte te verbergen: U -hebt gelijk, juffrouw Lena.... U hebt de weddenschap eerlijk' gewonnen. En hij' gaf haar het kwartje. Het klassieke Travestl-costuum gemoderniseerd! Dezen keer zal' ik eens extra vroeg zijn met m'n raadgevingen -betreffende de bal- masqué costuums. Want in de meeste ge vallen weten de op het travesti-bal belusten het oogenblik al ver vooruit en wanneer dan niet wordt besloten om maar „'n pakje bij 'n costumier te huren", volgen er eindelooze bedenkingen en besprekingen over wat er gedragen moet worden. Want ik geloof: Op dit speciale stuk van' de kleeding-industrie wordt er nog al tame lijk veel aan huisvlij.t gedaan. Het is een natuurlijke zaak, dat nu de bals zoo veralgemeend zijn er van alle richtingen besprekingen en modellen en platen en afbeeldingen voor geschikte cos tuums voor den dag komen. Het is nu zoo moeilijk niet om een modelletje voor een aardig toiletje te vinden. Ook de geschikte stoffen en ingrediënten zijn tegenwoordig volop te vinden. Van het duurste satijn af tot het goedkoopste tarlatan toe. Toch, -bij het schijnbaar makkelijke is er iets moeilijks, n.L het vinden van het ge schiktste modelletje (of liever: costuumpje). Niet alleen zijn de meest belangrijke toiletten bij ieder reeds overbekend', maar ook de keuze ten opzichte van de persoon is be duidend. Want ais men b.v. een jonge en dartele dame is en men kiest omdat het zoo flat- tant schijnt een hofdame uit het Lodewijk 15 tijdperk, dan kan men er zeker van zijn, dat de heele pret mislukt Of -men doet ge durig stijf en Statig om het costuum tot zijn recht te brengen of.... men doet naar z'n aard1 lollig en hiitig en.dan doet het cos tuum als 'n gekke vertooning aan. Dus een vlinder moet een vlinder blijven en een keurig en elegant bewegende jonge vrouw moet dian maar in- de bovenbedoelde richting zoeken. Maar: dit zijn maar twee voorbeelden en er zijn er dozijnen. Daarom lijkt mij Üeze raad' het best: Men onderzoeke eerst den aard van het beestje en doe haar daarna een huidje aan. Kom voor den dag zooals ge werkelijk graag zoudt willen zijn in uw ge voel (niet naar de mode) en uw succes zal verzekerd wezen. Intusschen geef Ik hierbij een paar alge- meene modellen. Het zijn de op den voet van de oude gemoderniseerde modellen van de al-oude mannelijke en vrouwelijke Pier rots en Harlekijns. Ik ben overtuigd, dat u deze vier vrooljjke snaken uit de oudheid allerbekoorlijkst zult vinden en daarom ver klap -ik u waarvan de „spullen" gemaakt zijn. Mijnheer en mevrouw Harlekijn hebben voor de pantalon en het rokje ruiten van soepele tafzijde gebruikt, in de kleuren Oranje en Jadegroen; hoe, dat laat de teeke- ning duidelijk zien. Het rulime overhemd1 van mijnheer en hei strakke lijfje van mevrouw zijn van witte Crêpe de Chine, waarop nog even de groene en oranje ruit herhaald- wordt. En dan heb ben beide lijfjes een groote stijf uitstaanden kaag om den hals, waaronderuit het imannetje nog een zwart zijden stropdas draagt. iZwart zijden doekjes om het hoofd' gestrikt doen daarbij dienst als mutsjes. De pantalon van mevrouwtje is een. zeer ruime van wit crêpe de chine. Deze word zoo geknipt, dat ze om de taille beduiden* wijder is en naar de enkels nauwer toeloopt. Een eindje boven en onder de knie wordt de wijde poefbroek nu met snoeren kralen sa men gehouden. Het andere paartje is mijnheer en me vrouw Pierrot. Mijnheer draagt z'n oostuum van gehee witte Atheensche crêpe. Langs de puntige halsuitsnijding is een groote volle ruche van tule gezet. Op den linkerkant van zijn mantel draagt hij; een rood fluweelen hart, Jat vree- seljjk bloedtvan roode kraaltjes! Alsof hfl op deze plek en in dit romantisch orgaan allerhevigst gewondi is. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij. zooeven tevergeefs een vurig min nelied gezongen, de stakker. En mevrouw? iZjj heeft een sneeuwwit jurkje aan, waar van het lijfje van crêpe satijn en het rokje geheel uit tule strookjes bestaat. Kwistig ge strooid heeft zij. met zwart zijden pompons op haar rokje. En ook aan haar hoofddoekje heeft zjj zoo'n witten en poezigen knikker gehangen. Om de armen hangen, gevat in een zwart bandfluweeltje, wijde tule mouwtjea Maar het zijn geen „heele" mouwtjes. Om op te houden alleen zijn de fluweeltjes onder den arm aan de japon vast gezet Ook om den pols wordt het wijde mouwtje vastgehouden door een bandfluw eitje. Last not least zwiert op een zwierige manier een lang fluweelen lint vanaf halsje.... Voilal LIEDJE VAN DE WEEK. DE DRIE EZELS! Of: De bedriegers bedrogen! i Drie studenten, woest en dartel, Zooals meest studenten zijn, Liepeni, langs den weg te zingen. Braaf verhit van ouden wijnl Nu was deze, dan was gene, 't Doelwit van hun spotternij. Nu eens was 't 'n aardig meisje, Dan een juffrouw in het zjj. Nu de hoed van d'ouden leeraar, Dan het jasje van den schout. Alles moest hun spot verduren: Groot en klein en jong en oud. In de verte kwam een- landman, Die van 't veld naar huis wou gaan, Met zijn hooivork op den schouder, Vergenoegd en lachend aan. 't Was een oude reeds van dagen, Van het dagwerk afgemat, En die in de dart'le streken Van de jeugd geen lust meer had Ha! riep de oudste van het drietal, Daar komt juist de rechte map, Die ons met zijn boerenfaoie Net ereis vermaken kan! Goeden avond, Vader Abram! Riep de eerste blijde uit. Goeden avond, Vader Isaac! Zei de tweede en lachte luid. „Goeden avond, Vader JaoobI Sprak de derde en keek hem aan. 't Drietal schudde van. het lachen Om den oude, diie bleef staan. Die hen aanzag, naar hen toetrad En henT goedig aansprak: Ziet! Ik ben Abram, noch Izaak. Jacob ben ik ook al niet. Dus gij hebt het niet geraden, *k Zeg het U: Gij hebt het mis! •Want ik ben niet één van drieën, Maar *k ben Saul, de zoon van Kis, Die reeds vroeg werd uitgezonden Naar het bosch en in het dal, Om drie ezels op te sporen Weggeloopen uit den stal. Doch ik hoef niet meer te zoeken, Daar *k de ezels voor me zie! Ik kan nu gerust naar huis gaan-. Goeden avond, alle drie! Niet zoo erg! De dokter, die voor een spoedgeval was geroepen bij een meisje, die een gouden tientje bad ingeslikt, werd toen hij van huis wilde gaan, opgebeld: Hallo, dokter zei de stem van- den vader.U boeft u zoo niet te haasten, het was 'n vergissing.... Heeft ze niets ingeslikt? Jawel, maar 't was gelukkig m^r ©en vlerduitstuk. Dat veranderde! Een professor hield een- lezing over den vennoedelijkon duur van onzen planeet Od een oogenblik zeide hij: Zoodat volgens de nieuwste weten schappelijke berekeningen onze Aarde noc ongeveer vijftig millioen jaren zal kunnen bestaan. In het midden van de zaal springt bij het hooren van déze woorden een man overeind en wil heengaan. Wilde u wat vragen, mijnheer? in formeert de redenaar.... Ik zei nog vijftig millioen jafen. O! sprak de luisteraar, terwijl hij met een zucht van verlichting weer ging zitten.Ik verstond u niet goed'. Ik dacht dat u zeil: nog vijftien millioen jaren. VOOR DB KINDEREN. EPAMINONDAS' KERSTFEEST. m (Vervolg). (Epamlnondas' moeder had twee menschen uitgenoodigd; het Kerstmaal bfj haar te ko men gebruiken. Epaminondas zelf noodlot er twintig schoolkinderen bij, maar vergeet om dit aan zijn moeder te vertellen, Gd Kerstochtend merkt zij, dat ze twcfvcn twintig zal krijgen; terwijl ze slechts ore- viand voor vier menschen heeft), t „Dat is een leelijk geval, Epaminondas" zei moeder. „We kunnen toch niet met vier- en-twintig menschen deelen, wat voor vier bestemd was. Dan- hebben we allemaal zoo goed als niets. En vanmiddag komen de gas ten aL Kleine, domme jongen, wat bezorg je me een last!" De -tranen stonden Epaminondas in de oogen, „Nu huil maar niet, mijn schat", red moeder: „Je hebt het goed bedoeld; hoor. Ik zal gauw de winkels afbopen, om te zien, wat ik nog krijgen kan. Ga maar gauw mej om wat te dragen." Epaminondas veegde zijn tranen af, zette zijn muts op, trok zijn jasje aan en'zocht zijn mandje op, om de boodschappen in te dragen. Eerst ging moeder weer naar den poelier. Maar ook die had geen enkele gans meer. En geen kalkoen; geen kip of haan of kieken zelfs meer. De banketbakker had nog maar één klein kerstgebak over. Vruchten kon moeder gelukkig nog ge- noeg koopen. Maar daar had ze niet geno >g aan. Moeder was ten einde raad' en Epami nondas zag er heel bedroefd uit. „Ja", zei moeder, „het beste is, dat ik naar de school ga en aan de juffrouw vertel; wat er gebeurd Is." Epaminondas werd nu nog bedroefder, maar bij begreep wel, dat eer niets anders aan te doen was. Daar zag moeder op eens de onderwijzeres van de schol aankomen. Toen ze moeder zag, liep ze haastig op haar toe. ,;0", zei ze: „Ik was juist op weg naar uw huis, om te vragen, of U misschien nog een kalkoen of een paar fazanten kunt ge bruiken. Dina's ouders hebben een grooten mand gestuurd voor Kerstmis. Sommige van de dingen, die er in zitten, kunnen natuur lijk wel goed blijven; zooals de vruchten en de 'bonbons, maar de vogels en het gebak moeten opgegeten worden en 3k dacht, dat 'J misschien met zooveel hongerige gasten nog wel wat zou kunnen gebruiken!" Terwijl de juffrouw sprak, klaarden de gezichten van moeder en Epaminondas hel emaal op. En verheugd' glimlachend ant woordde moeder: „Dat kan niet mooi-r treffen!" En toen vertelde ze de juffrouw, 10e Epaminondas op eigen houtje de school kinderen uitgenoodigd had, zonder er zijn moeder iets van te vertellen1 vóór dezen ochtend. „Natuurlijk wil ik U graag allen lebben", zei moeder vriendelijk, „maar ik zat natuurlijk erg in de war over het eten, daar ik maar één gans had". „Nu, dat treft dan prachtig", antwoordde de juffrouw lachend'. In de mand is genoeg voedsel voor wel vjjl-en-twintig kinderen. l<aat Epaminondas maar mee gaan. Dan kunnen hij en nog een paar jongens alles dragen!" Moeder ging vlug naar huis, om het vuur op te stoken en toen de jongens kwamen, kon moeder dadelijk aan het braden gaan. Epaminondas zette de andere heerlijkhe den op tafel: plum-puddangen, gelei, bon bons, taartjes, een massa lekkernijen, mer dan genoeg voor alle gasten. Toen mijnheer Zambo en juffrouw Sara cwamen, konden ze hun oogen niet geloo- ven. Wat een prachtige Kersttafel en wat zal alles er heerlijk uit. Toen kwam de juffrouw met de twintig kinderen, die allen straalden van genoegen, ste Kerstfeest, dat ze nog ooit gehad hadden! Ze vierden samen het prettigste, vroolijk- Maar wat zou er gebeurd zijn, als niet Dina's ouders juist op tijd die heerlijke mand' ladden gestuurd? Wat een verdriet en te leurstelling. Gelukkig was Epaminondas' domheid nog op tijd weer terecht gekomen en ik hoop, dat ullie even vroolijk zult zijn op Kerstmis ais lij, al heb je dan ook geen twintig vrienden en vriendinnen uitgenoodigd! RAAD8EL& Oplossingen der vorige raadsels. L K Lek Laren krassen Kerstklok v stakker molen sok k II Een vroolijk Kerstfeest kroos elft nijver steek. Nieuwe raadsels. I. Met b ben ik een lichaamsdeel; met d een onaangenaam iets; met k een deel van gebak; met v een natuurverschijnsel; met iw een voedsel n. YWwvv Op de kruisjeslijnen komt de naam van Iets, dat men 's winters veel in banketbakkerswinkels ziet. Op den len regel het gevraagde woord; op den 2en iemand; die in de toekomst kan lezen; op den 8en een vrucht; op den 4en een jon gensnaam; op den 5en een ander woord voor slim; op den Gen een soort vischmand; op den 7en een viervoetig dier; op den 8en een medeklinker. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: O. A.; K. ter B.; W. B.; 8. O.; A. en H. D.; G. D.; M. O. en O. A. D.; D. en V. D»; M. F; B. en T. G.; M. O. H.; A. H.; J. H.; I. de K; O. K.; A. K.; A. K.; G. K.; M. O.; P. en E. P.; A. R.; J. en J. v. R.; J. A. 8.; S. en A. 8.; A. 8.; J. en W. 8.; M. EL; J. EL; O. en J. T.; EL W.; A. en O. die W. Robtnaon. Brenaa. Mme. Cony.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 8