VOOR DE VROUWEN.
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
het werkte in mijn jeugd op me in en het
trok me onweerstaanbaar aan, zooals de mug
wordt aangetrokken door het licht
Te verwonderen dus is het niet als in m:
nog leeft iets van dien juttersgloed en daar
om ook kan ik mij zoo volkómen nog inden
ken, hoe de sfeer en de opvattingen in de
jutterswereld zijn.
„Alles weten is alles vergeven" mag mis
schien niet geheel van toepassing zijn, doch
voor hem, die in die wereld is opgegroeid,
gaat dat Fransche spreekwoord bijna op.
Natuurlijk zijn er dingen, die niet dóór
den beugel kunnen, doch als het gaat om een
paar pondjes meel, die anders 'misschien toch
teloor zouden zijn gegaan, dan kan ik ine
best begrijpen, dat er een hand voor de
oogen wordt gedaan en dat men doet alsof
men niets ziet UM
'Hier en daar wezen de witte sporen langs
den weg aan, waar de drager van een meel
vrachtje was langs gegaan. Als hij' het ver
haal van Klein Duimpje had gelezen, die
steentjes strooide om den weg te kunnen
terugvinden, zou hij hebben begrepen, da
het spoor hem achtervolgde.
Menige zak is gesprongen of stuk ge
raakt bij het verladen en van het losse goedje
zal wel niet veel waardevols meer te maken
zijn. Is het dan erg, dat het tenslotte toch
nog een nuttige bestemming krijgt?
Ik weet wel, dat men hier de kern der zaak
raakt, en dat in elk opzicht dergelijke han
delingen moeten worden afgekeurd.
Doch het zijn de overdenkingen der men
schen, die de handelingen beheerschen. Ook
de Held. Gourant wees daar reeds op. Men
zegt: als zooveel zakken kostbaar meel en
graan overboord worden gegooid, is het dan
niet beter, dat er toch ook nog iets van dat
kostbare graan nuttig wordt aangewend?
De botters zagen er van verre als be
sneeuwd uit. Heel het boord toonde één
witte kleur en aan dek zat het meel duimen
dik vastgeklit. Geen naadje, geen kiertje
was onbezet; overal zat het meel tusschen
gestoven en de opvarenden geleken wel bak
kers in plaats van visscherluL
Heel wat 'baaltjes meel, die overboord ge
worpen zijn, zullen zijn opgepikt. De baal
tjes toch blijven drijven; het zeewater dringt
slechts «enige centimeters door de meellaag
heen en het vormt daar een harde koek,
waardoor geen water meer dringt
De grootste hoeveelheid blijft zoodoende
goed geconserveerd en doet den zak drijven.
Men kanjer van verzekerd zijn, dat menig
baaltje zal "zijn aangebracht bij de strand
vonderjj, doch ook menig baaltje zal zijn
weg wel hebben gevonden naar de grage
magen van mensch en dier.
De jeugd was een en al opgetogenheid
Het was al zoo lang geleden, dat ze iets van
een werkelijk strandingsbedrijf hadden ge
zien of misschien zelfs nooit hadden gezien.
Al zoo vaak hadden ook zij gehoord van
de moedige reddingen en de romantische
juttersverhalen.
'En nu kwam daar een brok werkelijkheid
van het strandingsbedrijf zóó de haven bin-
nengulpen.
Toen sloeg hun fantasievuur naar alle
kanten uit en het zette hun jeugdgemoed in
lichte laaie.
Heel de romantiek, die, door de vroeger
gehoorde verhalen, in faun jongensbrein was
geweven, vertakte zich tot in hun teerste
.nerven en zij' zogen zich zat aan hetgeen
zich voor hun oogen ontvouwde en in hum'
ooren werd geperst.
Nu toch konden ze met éigen oogen aan
schouwen en met eigen ooren faooren al die
dingen, waarvan vader of moeder of broer
hen zoo dikwijls had verteld
'Waren daar niet de „zwartjes", die van
het schip aan wal waren gebracht; waren
het niet de andere zeelui, die de boot hadden
verlaten; waren het niet de talrijke sleep-
booten, die, al stoomblazende van en naar
de haven voeren; waren het niet de talrijke
mannen, die in opwindend gedoe van en naar
de haven gingen en met hun vletten en met
botters naar en van het schip gingen!
Dat alles hadden ze in hun brein te ver
werken en. bun jeugdige fantasie weefde
daar rondom een geweldig avontuurlijke ge
schiedenis, waarbij de verhalen van Marryat
maar kinderspel waren.
En .niet eer zuilen ze bevredigd zijn kt de
bouw van hun fantasiën vóór de boot, de
„Promus", de haven is binnengesleept.
Dan kunnen ze zich nog een poos ver
lustigen aan- wat hun rijke gedachtenwe-
reldje zoo ernstig bezig hield en dat hun
hart soms bonzend deed slaan en bun fan
tasie nu èn dan zoo'n wijde vlucht deed
nemen.
Eerst dan zullen ze verzadigd zijn en eerst
dan zullen ze weer tot rust komen.
De stemming was langzamerhand' rijp ge
worden voor de gebruikelijke gezelschaps
spelletjes.
En de een voor den ander kwam er al
met een op de proppen. Eerst 'n raadseltje,
toen 'n kunstje.... Daarna *n moeilijker
kunstje.dan voor den dag met: 'Zeg, kan
jullie dat?.
En dan kwam er weer een.
Toen was de beurt aan een jongen zwager
van mij pas getrouwd en dus 'n man, die
eigenlijk nog de jongensallures bad van den
verliefdeHij sprak zijn jong en lief
schoonzusje aan:
Ik wed zei hij dat ik m'n zakdoek
op den grond kan leggen en dat jij en ik
ieder op 'n hoek gaan staan en.en dat
jij me toch geen zoen zal kunnen geven.
Wat 'n verbeelding snibde ons jong
ste zusje met 'n pruimenmondje. Niks
geen behoefte om je *n zoen te geven.
Nou ja.maar je zou het niet eens
kunnen....
Dat weet ik nog niet.
Wedden? Alle toehoorders riepen
mee: Ja, weddenVooruit!
Vlieg er niet in, hoor! waarschuwde
'n oudere gast.'t Is 'm om een zoen van
je te doen.
Daaraan stoorde het meisje zich onbe-
grjjpefajkerwijs! niet.
Goed zei ze ik wil wedden.
Meteen sprong de jeugdige zwager over
eind, nam z'n zakdoek en herhaalde de voor
schriften: Ik leg deze zakdoek uitge
spreid op den grond. We gaan ieder op een
van de punten staan, dus vlak bij elkaar en
toch zul jij' mij geen zoen kunnen geven.
Vooruit drong het meisje leg
maar!
lEn -toen kwam de clou. De uitdager nam
z'n zakdoek, ging er mee naar de tusschen-
deur en legde de zakdoek uitgespreid1 over
den drempel.
Ha! riepen de toeschouwers, die de
iruc begrepen. Nu lag de doek maar half in
de kamer. De andere helft was er buiten.
BABBELUURTJE OVER MODE.
HET GEHEIM VAN DEN ZAKDOEK.
Een verloren weddenschap.
Voor ditmaal, lezeressen en lezers, zal ik
een zonderling geval uit het dagelijksch le
ven verhalen, dat ik niet van hooren zeggen
heb en niet ergens in een oud verhalenboek
gelezen. Maar dat ik zelf heb bijgewoond,
ik mag zeggen: met eigen oogen heb aan
schouwd
Het was gedurende de pas weer achter
ons verstorven Kerstdagen. En natuurlijk
waren we te gast bij de familie. Niet wij
alleen, maar van dat jónge, onbetrouwbare
en wufte slag van sinds eenige jaren ge
trouwde of nog in het geheel niet getrouwde
lieden. In ieder geval: We waren bij' elkaar
met 'n stelletje lui, dat niet benauwd is voor
wat gezelligheid en voor 'n grapje vooral
niet, omdat, het alziend' oog van ons aller
moeder en schoonmoeder en de straffe blik
van ons aller Vader (of schoonvader) over
ons waakte.
Het was gezellig. We hadden heerlijk ge
geten en daarna thee gedronken, 'n Sigaar
gerookt en van alles en nog wat gesnoept.
M'n zwager stapte buiten de deur, en trad
op de punten van.de doek. Daarna deed1 hij
de deur toe. En riep tot het zusje: Nou.
ga nou maar op de andere punt staan..
En zoen me maar 's als je kan!
Er ging 'n gejubel van lach omhoog. En
zusje bloosde spijtig. Of het was om de mis-
geloopen zoen of om de nederlaag, liet ze
niet blijken.
Maar het geval was niet uit. Uit een van
de luie stoelen rees 'n jong mensch, collega
van 't kantoor van de zusjes, en stapte
vooruit....
Heel aardig gevonden! zei hij, maar
't kan veel mooier.... Vindt u goed; me
vrouw? wendde hij' zich beleefd als om
toestemming tot schoonmama.
Schoonmama verkneukelde zichzelf al bij
voorbaat, dus bet antwoord was niet twijfel
achtig.
Welnu hernam de collega. In de
eerste plaats is er niet om een bepaald be
drag gewed Dus ik stel dit voor: Ik wed
met juffrouw Lena om 'n kwartje.... om
n kwartje, dat ik de zakdoek hier op den
grond zal' uitspreiden.... absoluut zonder
deur,Zóó op den grond en dat ze me
toch geen zoen zal kunnen geven! Durft u?
- O! Ik wel hoor..zei mir nichts, dir
nichts met 'n gebaar van schouderophalen
zusje Lena. Ze scheen- er heelemaal niet
bang voor. En ieder spitste zich opnieuw,
voelend, dat deze truc stellig ingewikkelder
moest zijn dan de eerste. Het zou veel span
nender wezen....
De jeugdige collega, met de kalmte van
een toovenaar, nam de zakdoek over, deed
cwasie een paar gewichtige, maar overtollige
bewegingen, klopte de zakdoek tweemaal uit
en spreidde haar op een leege plek op het
karpet
Ziet u zeide hij hier ligt het doek,
open en blootGaat u op deze punt
staan, juffrouw Lena....
Lena zette zich voorzichtig, lacherig en
)lozend, op de punt van den doek. Ze keek
om wat te doen de kamer rond en de
gasten zetten zich schrap of stonden half
overeind om goed te zien wat er gebeuren
ging. Ze voelden zich ongeroepen tot een
soort eerlijke juryHierna stapte de uit
dager van de -weddenschap op de andere punt
Zoo stonden dus de twee jonge menschen
dicht tegenover elkaar of ze zouden gaan
dansen. Hun gezichten waren geen tien
centimeter van elkaar af en ieder begon te
begrijpen, dat er iets'bijaonders zou moeten
gebeuren....
Nu goed opletten- zei de jonge man,
volmaakt beheerscht.En hij nam -bij
voorbaat een kwartje uit zijn vestzak. Denk
erom: U moet probeeren me een echten,
flinken zoen te gevenUw armen- om
m'n hals.... Geen schijnbeweging, anders
lukt het niet.
Geef 'm dereen.... adviseerde een
oude vriend1.... Toe Leent je!
Leentje bloosde nog wat erger.... „Toe
nou", zei ze ongeduldig.
De jonge man verschoof z'n voeten nog
wat stipter.Bent u klaar? vroeg hij.
Ik wel zei Lena zacht
Nou, probeer u dan maar.... Ik be
weer, dat u me nu geen flinken zoen zult
kunnen geven
Een ondeelbaar oogenblik was het muisstil
in de kamer. Toen zagen de adem inhoudende
toeschouwers een beweging.... Lena stak
baar armen uit, greep den uitdager sans gêne
in een bartelijken greep om den hals en om
hem als 't ware te straffen voor zijn bluf
ferige bewering van onmogelijkheid drukte
ze hem een eerlijken zoen op z'n wang, waar
van het geluid als muziek door de kamer
klonk....
Meteen stapten ze beiden van den zak
doek.
Toen het lachgedaver bedaard was, trad de
collega op Lena toe en zei met een gezicht
waarin hij dón lach nog even voor den zon-
daarsgrijns trachtte te verbergen:
U -hebt gelijk, juffrouw Lena.... U
hebt de weddenschap eerlijk' gewonnen.
En hij' gaf haar het kwartje.
Het klassieke Travestl-costuum
gemoderniseerd!
Dezen keer zal' ik eens extra vroeg zijn
met m'n raadgevingen -betreffende de bal-
masqué costuums. Want in de meeste ge
vallen weten de op het travesti-bal belusten
het oogenblik al ver vooruit en wanneer dan
niet wordt besloten om maar „'n pakje bij
'n costumier te huren", volgen er eindelooze
bedenkingen en besprekingen over wat er
gedragen moet worden.
Want ik geloof: Op dit speciale stuk van'
de kleeding-industrie wordt er nog al tame
lijk veel aan huisvlij.t gedaan.
Het is een natuurlijke zaak, dat nu de
bals zoo veralgemeend zijn er van alle
richtingen besprekingen en modellen en
platen en afbeeldingen voor geschikte cos
tuums voor den dag komen. Het is nu zoo
moeilijk niet om een modelletje voor een
aardig toiletje te vinden. Ook de geschikte
stoffen en ingrediënten zijn tegenwoordig
volop te vinden. Van het duurste satijn af
tot het goedkoopste tarlatan toe.
Toch, -bij het schijnbaar makkelijke is er
iets moeilijks, n.L het vinden van het ge
schiktste modelletje (of liever: costuumpje).
Niet alleen zijn de meest belangrijke toiletten
bij ieder reeds overbekend', maar ook de
keuze ten opzichte van de persoon is be
duidend.
Want ais men b.v. een jonge en dartele
dame is en men kiest omdat het zoo flat-
tant schijnt een hofdame uit het Lodewijk
15 tijdperk, dan kan men er zeker van zijn,
dat de heele pret mislukt Of -men doet ge
durig stijf en Statig om het costuum tot zijn
recht te brengen of.... men doet naar z'n
aard1 lollig en hiitig en.dan doet het cos
tuum als 'n gekke vertooning aan.
Dus een vlinder moet een vlinder blijven
en een keurig en elegant bewegende jonge
vrouw moet dian maar in- de bovenbedoelde
richting zoeken.
Maar: dit zijn maar twee voorbeelden en
er zijn er dozijnen. Daarom lijkt mij Üeze
raad' het best: Men onderzoeke eerst den
aard van het beestje en doe haar daarna een
huidje aan. Kom voor den dag zooals ge
werkelijk graag zoudt willen zijn in uw ge
voel (niet naar de mode) en uw succes zal
verzekerd wezen.
Intusschen geef Ik hierbij een paar alge-
meene modellen. Het zijn de op den voet
van de oude gemoderniseerde modellen van
de al-oude mannelijke en vrouwelijke Pier
rots en Harlekijns. Ik ben overtuigd, dat u
deze vier vrooljjke snaken uit de oudheid
allerbekoorlijkst zult vinden en daarom ver
klap -ik u waarvan de „spullen" gemaakt zijn.
Mijnheer en mevrouw Harlekijn hebben
voor de pantalon en het rokje ruiten van
soepele tafzijde gebruikt, in de kleuren
Oranje en Jadegroen; hoe, dat laat de teeke-
ning duidelijk zien.
Het rulime overhemd1 van mijnheer en hei
strakke lijfje van mevrouw zijn van witte
Crêpe de Chine, waarop nog even de groene
en oranje ruit herhaald- wordt. En dan heb
ben beide lijfjes een groote stijf uitstaanden
kaag om den hals, waaronderuit het imannetje
nog een zwart zijden stropdas draagt.
iZwart zijden doekjes om het hoofd' gestrikt
doen daarbij dienst als mutsjes.
De pantalon van mevrouwtje is een. zeer
ruime van wit crêpe de chine. Deze word
zoo geknipt, dat ze om de taille beduiden*
wijder is en naar de enkels nauwer toeloopt.
Een eindje boven en onder de knie wordt de
wijde poefbroek nu met snoeren kralen sa
men gehouden.
Het andere paartje is mijnheer en me
vrouw Pierrot.
Mijnheer draagt z'n oostuum van gehee
witte Atheensche crêpe. Langs de puntige
halsuitsnijding is een groote volle ruche van
tule gezet. Op den linkerkant van zijn mantel
draagt hij; een rood fluweelen hart, Jat vree-
seljjk bloedtvan roode kraaltjes! Alsof
hfl op deze plek en in dit romantisch orgaan
allerhevigst gewondi is. Hoogstwaarschijnlijk
heeft hij. zooeven tevergeefs een vurig min
nelied gezongen, de stakker.
En mevrouw?
iZjj heeft een sneeuwwit jurkje aan, waar
van het lijfje van crêpe satijn en het rokje
geheel uit tule strookjes bestaat. Kwistig ge
strooid heeft zij. met zwart zijden pompons
op haar rokje. En ook aan haar hoofddoekje
heeft zjj zoo'n witten en poezigen knikker
gehangen.
Om de armen hangen, gevat in een zwart
bandfluweeltje, wijde tule mouwtjea Maar
het zijn geen „heele" mouwtjes. Om op te
houden alleen zijn de fluweeltjes onder den
arm aan de japon vast gezet Ook om den
pols wordt het wijde mouwtje vastgehouden
door een bandfluw eitje.
Last not least zwiert op een zwierige
manier een lang fluweelen lint vanaf
halsje.... Voilal
LIEDJE VAN DE WEEK.
DE DRIE EZELS!
Of: De bedriegers bedrogen!
i
Drie studenten, woest en dartel,
Zooals meest studenten zijn,
Liepeni, langs den weg te zingen.
Braaf verhit van ouden wijnl
Nu was deze, dan was gene,
't Doelwit van hun spotternij.
Nu eens was 't 'n aardig meisje,
Dan een juffrouw in het zjj.
Nu de hoed van d'ouden leeraar,
Dan het jasje van den schout.
Alles moest hun spot verduren:
Groot en klein en jong en oud.
In de verte kwam een- landman,
Die van 't veld naar huis wou gaan,
Met zijn hooivork op den schouder,
Vergenoegd en lachend aan.
't Was een oude reeds van dagen,
Van het dagwerk afgemat,
En die in de dart'le streken
Van de jeugd geen lust meer had
Ha! riep de oudste van het drietal,
Daar komt juist de rechte map,
Die ons met zijn boerenfaoie
Net ereis vermaken kan!
Goeden avond, Vader Abram!
Riep de eerste blijde uit.
Goeden avond, Vader Isaac!
Zei de tweede en lachte luid.
„Goeden avond, Vader JaoobI
Sprak de derde en keek hem aan.
't Drietal schudde van. het lachen
Om den oude, diie bleef staan.
Die hen aanzag, naar hen toetrad
En henT goedig aansprak: Ziet!
Ik ben Abram, noch Izaak.
Jacob ben ik ook al niet.
Dus gij hebt het niet geraden,
*k Zeg het U: Gij hebt het mis!
•Want ik ben niet één van drieën,
Maar *k ben Saul, de zoon van Kis,
Die reeds vroeg werd uitgezonden
Naar het bosch en in het dal,
Om drie ezels op te sporen
Weggeloopen uit den stal.
Doch ik hoef niet meer te zoeken,
Daar *k de ezels voor me zie!
Ik kan nu gerust naar huis gaan-.
Goeden avond, alle drie!
Niet zoo erg!
De dokter, die voor een spoedgeval was
geroepen bij een meisje, die een gouden
tientje bad ingeslikt, werd toen hij van huis
wilde gaan, opgebeld:
Hallo, dokter zei de stem van- den
vader.U boeft u zoo niet te haasten, het
was 'n vergissing....
Heeft ze niets ingeslikt?
Jawel, maar 't was gelukkig m^r ©en
vlerduitstuk.
Dat veranderde!
Een professor hield een- lezing over den
vennoedelijkon duur van onzen planeet Od
een oogenblik zeide hij:
Zoodat volgens de nieuwste weten
schappelijke berekeningen onze Aarde noc
ongeveer vijftig millioen jaren zal kunnen
bestaan.
In het midden van de zaal springt bij het
hooren van déze woorden een man overeind
en wil heengaan.
Wilde u wat vragen, mijnheer? in
formeert de redenaar.... Ik zei nog vijftig
millioen jafen.
O! sprak de luisteraar, terwijl hij
met een zucht van verlichting weer ging
zitten.Ik verstond u niet goed'. Ik dacht
dat u zeil: nog vijftien millioen jaren.
VOOR DB KINDEREN.
EPAMINONDAS' KERSTFEEST.
m (Vervolg).
(Epamlnondas' moeder had twee menschen
uitgenoodigd; het Kerstmaal bfj haar te ko
men gebruiken. Epaminondas zelf noodlot
er twintig schoolkinderen bij, maar vergeet
om dit aan zijn moeder te vertellen, Gd
Kerstochtend merkt zij, dat ze twcfvcn
twintig zal krijgen; terwijl ze slechts ore-
viand voor vier menschen heeft),
t
„Dat is een leelijk geval, Epaminondas"
zei moeder. „We kunnen toch niet met vier-
en-twintig menschen deelen, wat voor vier
bestemd was. Dan- hebben we allemaal zoo
goed als niets. En vanmiddag komen de gas
ten aL Kleine, domme jongen, wat bezorg
je me een last!"
De -tranen stonden Epaminondas in de
oogen, „Nu huil maar niet, mijn schat", red
moeder: „Je hebt het goed bedoeld; hoor. Ik
zal gauw de winkels afbopen, om te zien,
wat ik nog krijgen kan. Ga maar gauw mej
om wat te dragen."
Epaminondas veegde zijn tranen af, zette
zijn muts op, trok zijn jasje aan en'zocht
zijn mandje op, om de boodschappen in te
dragen. Eerst ging moeder weer naar den
poelier. Maar ook die had geen enkele gans
meer. En geen kalkoen; geen kip of haan of
kieken zelfs meer.
De banketbakker had nog maar één klein
kerstgebak over.
Vruchten kon moeder gelukkig nog ge-
noeg koopen. Maar daar had ze niet geno >g
aan. Moeder was ten einde raad' en Epami
nondas zag er heel bedroefd uit.
„Ja", zei moeder, „het beste is, dat ik
naar de school ga en aan de juffrouw vertel;
wat er gebeurd Is." Epaminondas werd nu
nog bedroefder, maar bij begreep wel, dat eer
niets anders aan te doen was.
Daar zag moeder op eens de onderwijzeres
van de schol aankomen. Toen ze moeder zag,
liep ze haastig op haar toe.
,;0", zei ze: „Ik was juist op weg naar
uw huis, om te vragen, of U misschien nog
een kalkoen of een paar fazanten kunt ge
bruiken. Dina's ouders hebben een grooten
mand gestuurd voor Kerstmis. Sommige van
de dingen, die er in zitten, kunnen natuur
lijk wel goed blijven; zooals de vruchten en
de 'bonbons, maar de vogels en het gebak
moeten opgegeten worden en 3k dacht, dat
'J misschien met zooveel hongerige gasten
nog wel wat zou kunnen gebruiken!"
Terwijl de juffrouw sprak, klaarden de
gezichten van moeder en Epaminondas hel
emaal op. En verheugd' glimlachend ant
woordde moeder: „Dat kan niet mooi-r
treffen!" En toen vertelde ze de juffrouw,
10e Epaminondas op eigen houtje de school
kinderen uitgenoodigd had, zonder er zijn
moeder iets van te vertellen1 vóór dezen
ochtend. „Natuurlijk wil ik U graag allen
lebben", zei moeder vriendelijk, „maar ik
zat natuurlijk erg in de war over het eten,
daar ik maar één gans had".
„Nu, dat treft dan prachtig", antwoordde
de juffrouw lachend'. In de mand is genoeg
voedsel voor wel vjjl-en-twintig kinderen.
l<aat Epaminondas maar mee gaan. Dan
kunnen hij en nog een paar jongens alles
dragen!"
Moeder ging vlug naar huis, om het vuur
op te stoken en toen de jongens kwamen,
kon moeder dadelijk aan het braden gaan.
Epaminondas zette de andere heerlijkhe
den op tafel: plum-puddangen, gelei, bon
bons, taartjes, een massa lekkernijen, mer
dan genoeg voor alle gasten.
Toen mijnheer Zambo en juffrouw Sara
cwamen, konden ze hun oogen niet geloo-
ven. Wat een prachtige Kersttafel en wat
zal alles er heerlijk uit.
Toen kwam de juffrouw met de twintig
kinderen, die allen straalden van genoegen,
ste Kerstfeest, dat ze nog ooit gehad hadden!
Ze vierden samen het prettigste, vroolijk-
Maar wat zou er gebeurd zijn, als niet
Dina's ouders juist op tijd die heerlijke mand'
ladden gestuurd? Wat een verdriet en te
leurstelling.
Gelukkig was Epaminondas' domheid nog
op tijd weer terecht gekomen en ik hoop, dat
ullie even vroolijk zult zijn op Kerstmis ais
lij, al heb je dan ook geen twintig vrienden
en vriendinnen uitgenoodigd!
RAAD8EL&
Oplossingen der vorige raadsels.
L
K
Lek
Laren
krassen
Kerstklok v
stakker
molen
sok
k
II Een vroolijk Kerstfeest kroos
elft nijver steek.
Nieuwe raadsels.
I. Met b ben ik een lichaamsdeel; met d
een onaangenaam iets; met k een deel van
gebak; met v een natuurverschijnsel; met iw
een voedsel
n.
YWwvv Op de kruisjeslijnen
komt de naam van Iets,
dat men 's winters veel
in banketbakkerswinkels
ziet.
Op den len regel het
gevraagde woord; op
den 2en iemand; die in
de toekomst kan lezen;
op den 8en een vrucht; op den 4en een jon
gensnaam; op den 5en een ander woord voor
slim; op den Gen een soort vischmand; op
den 7en een viervoetig dier; op den 8en een
medeklinker.
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
O. A.; K. ter B.; W. B.; 8. O.; A. en H.
D.; G. D.; M. O. en O. A. D.; D. en V. D»;
M. F; B. en T. G.; M. O. H.; A. H.; J. H.;
I. de K; O. K.; A. K.; A. K.; G. K.; M. O.;
P. en E. P.; A. R.; J. en J. v. R.; J. A. 8.;
S. en A. 8.; A. 8.; J. en W. 8.; M. EL; J. EL;
O. en J. T.; EL W.; A. en O. die W.
Robtnaon.
Brenaa.
Mme. Cony.