De Praktijk van Helder
van vrijenIén trouwen.
Populair Bijvoegsel van de
heldersche courant,
van ZATERDAG 3 JANUARI 1925
Nr. 156 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
UIT DE OUDE DOOS.
Antieke Zeden en Gewoonten uit onze elf Provlnckn.
De bruidsdagen.
Behalve naar binnen, werd het feit van
den ondertrouw van een zoon of dochter
ook zooveel mogelijk naar buiten bekend
gemaakt
Wanneer de vader van een van beiden een
fabriek 'bezat of een schip of een molen,
dan werden van deze op den ondertrouw
dag de vlaggen geheschen, de kroon In de
mast gehangen of de zeilen versierd. Zoo
dat een ieder, die met de landsgebruiken
bekend was, dadelijk kon waarnemen,
dat er een bruid was.
Langs den Zaankant was het eeuwen
lang de gewoonte en misschien bij de
rasechte molenaars nog well om bij
die gelegenheid niet alleen de wieken van
den molen te versieren, maar de wieken
ook z.g. op de .Bruidsvreugde" te zetten.
Dan werden de wieken in een bepaalde
houding gedraaid, als er niet gemalen
werd. Zoodat de voorbijganger direct kon
zien, dat er een bruid in de familie was.
Den avond van den aanteekendag gaf
de vader van de bruid als het een
eenigszins welgestelde familie was een
zoogenaamd „Commissarismaal". Vooral
in Amsterdam was dat gewoonte. Later
ging dit over op den vader van den brui
degom, als 'n soort van tegenprestatie
voor de moeite, die de ouders van de
bruid hadden.
Het was in hoofdzaak een ernstige ce
remonie, tussohen de dagen van pret en
drinken, die volgen zouden. Het ging er
stil en deftig toe en de hoofdbezigheid
op dit feest was het reciteeren van verzen,
die wenken voor bruid en bruidegom, in
hielden.
In dit verband ls het wel aardig eens
op te merken van hoeveel belang onze
dichter Vader Cats geweest is. Wij ne
men Cats in den regel naar onzen smaak
als min of meer belangrijk dichter. Maar
hij is eigenlijk voor onze voorouders heel
iets anders geweest. Hij was de moralist.
De moraal-prediker. Het wetboek op de
harte- en ziels- en liefdeszedeh. Hij heeft
geslachten lang aan de mensdhen de wet
voorgeschreven (in den vorm van zijne
waaraan zt^^
Men ziet het: Vader Oats wist heel goed
waar AJbram de mosterd haalde. En op de
meest kiesche, maar niet minder duide
lijke manier wist hij de eigenaardige po
sitie en toestand van bruid en bruidegom
te schilderen en derr nadruk te leggen op
de zonderlinge gevaren, welke eraan vast
zitten.
Of men er zich door de bank aan ge
houden heeft?
Ik vermoed sterk, dait niettegenstaande
het reciteeren van Vader Oats* wijze woor
den op het commissarismaal, er evengoed
wel eens uitzonderingen op den regel
zullen geweest zijn!
(Wordt voortgezet).
gedichten weliswaar),
hielden.
Dat bleek bij die oommissarismaalti^
Men zegde verzen op. Vader Cats
wist het wel was een algemeen ga,,
baar spreekwoord en dat bleek ook. Wa
al wat gelezen of opgezegd werd, was vot
negen tienden van Vader Cats.
Men las dichtstukken uit „Het Huwe-?roote verscheidenheid heerscht.
lijk", „De Trouwring" en „De Fuik". Men r^h er m
zegde op: „De vermaning tegen het eer-
ste kijVen". En men reciteerde: „Den
Stand der Bruid in de Bruidsdagen"l
Maar het waren geen gedichten. Het
waren geschreven wetten in dichtmaat.
Men oordeele.
VAN HET OUDE IN HET NIEUWE.
Te vertellen, dat er een duizendvoudige
wijze is om den overgangstijd; van het oud'e
naar het nieuwe jaar te doorleven, is zeker
overbodig. Iedereen weet wel, dat daarin een
Doch weinigen ontkomen er aan te gevoe-
m dat het een tijdstip is, dat even tot her-
bering en tot nadenken stemt.
'ij, Se volkomen rustig en vol van drang
tot»ezeliigheid kunnen neerzetten om kalm
de ^ende twaalf slagen der klok af te
niet....
En aam den bruidegom gaf Cats deze
les:
waCjen, kunnen in zeker opzicht tot de ge
lukkig WOrden gerekend.
Va%oe felle tegenstelling het lot der
mensc.jjjjinderen ie, drong weer eens te
meer te mijn bewustheid door, toen ik me,
op den \>rbijgetrokken oudejaarsavond op
maakte }n gezelligen kring, die twaalf
slagen de^j^j te gaan verbeiden.
Öp mijnocht naar dat gezellige oord
kwam ik e^ele mannen, gehuld in oliejas,
tegen, die >en kruiwagen voortduwden,
waarop een 1$ netwerk botnetjes lag.
In-eeijs stoi mjj de felheid der tegenstel
ling voor ooge j ging naar een gezellige
kamer, waar d oliebollen opgetast op een
schotel lagen; d punch dampend in de gla
zen stond; de ka^i knorrend1 knepperflak-
kerend de lichteelten door het mica joeg
en de lamp, getem^ door een zijden kap,
het licht spreidde o$r de tafel, waaromheen
lachende snuiten va jong en oud,
Z ij gingen weg u bun woningen, waar
de kinderen misschim al rustig onder de
wol lagen en moeder sch opmaakte om ook
de legerstede op te zoten en nu een flak
kerend nachtlichtje een'antastisch schijnsel
rond het vertrek deed wien.
Z Jj gingen pogen een-.tuk brood te ver
dienen, ver buiten de ïuwy, rond Harssens,
waar de wegtter stormbrie» de golven kop-
krullend tegen den zuidwal >eg.
Daar vierden ze hun netln uit, juist op
het kantje van het diepe nar het ondiepe,
waar, zooals de ervaring hun geleerd, de
botjes met den weeter storm pogen op
te houden.
Eenzaam zouden ze daar zwfken in hun
open vletten. Niemand dan de torren, die
nu en dan scherp fonkelend achter de wolk
gevaarten te voorschijn kwamen, was getuige
van htm bedrijf.
Ze zouden door niemand worden opge
merkt, als ze, in den donkeren nacht, daar
met alle beleid, htm vlet over de hooggaande
golven zouden boegseerenscherp achter
zich ziende, als ze op de riemen zaten, om
elk aanzwalpend zeetje te „nemen".
Heel hun geest, heel hun spierkracht was
noodig om te ontkomen aan de slagen, die
de zee, hun erf vijandin en hun boezem
vriendin, hen zou leggen.
De zee, zij was voor hen de Janus met de
twee aangezichten, die nu eens lachend hun
tegenlonkte en dan weer grijnslachend spotte
met hun kleinheid en hun nietigheid.
Toch durfden zij den strijd aan, want ze
wisten, dat tenslotte die onbetrouwbare zee
hen toch hielp aan een broodje, al gaf ze hun
dat niet zoo gemakkelijk. Voor dat broodje
hadden ze te kampen en te worstelen.
Dat worstelen staalde hunne spieren,
hunne zenuwen, hun kracht en hun behen
digheid, hun oog en hun hand en maakte,
dat hun hart werd moedig en koelbloedig.
In gedachten zag ik ze, op den Oudejaars
avond, kampen met die onbetrouwbare, wier
nukken ze, met al de kracht en behendigheid,
die in hen was, trachtten té verijdelen. Nu
eens stond hun vlet bovenop een golvekop
om even daarna ploffend daaroverheen te
buitelen en in het golfdal schuil te gaan.
Nu eens rukkend aan de riemen, dan weer
strijkend; nu eens stuurboord hard1 aan en
dan weer bakboord'. Al maar kijkend naar
dat aanstormend geweld, dat gulpend de wa
terslierten zwiepten tegen den kop van de
vlet.
Voor hen geen vette oliebollen, geen dam
pende punch, geen genoegelQke gezichten,
geen knappervuurtje en geen gloeiing van
gedempt lampelicht. Geen spieden naar de
wijzers der klok, die langzaam maar zeker
den hoogsten stand gingen bestijgen.
Dachten ze wel aan oudejaar? Was het
voor hen een mijlpaal? The struggle for life
ging meedoogenloos voor hen door; oud of
nieuw, nieuw of oud: voort ging het leven
met zijn strijd en zijn zorg. De slagen der
klok zullen voor hen vervaagd zijn door den
wind, doch even zullen ze toch, daar op het
woelige water buiten de Harseens, indachtig
zijn geworden aan het voortsnellen van den
tijd toen ze hoorden de bas- en snerpgelui-
den der bootfluiten, die op het tijdstip van
den overgang, werden uitgestooten.
Boven alles was hoorbaar de zware stoom
fluit van de „Promus", die, opgehouden door
de voortdurende stormen, veilig gemeerd nog
lag aan de dukdalven in de haven.
Het was alsof ze uit wilde schreeuwen haar
vreugde, dat ze, ondanks de gevaren, die haar
hadden bedreigd, behouden was gebleven.
Laat nu maar stormen, zoo dachten ze
daar aan boord, wij hebben het veilig en leg
gen ons aanstonds rustig op één oor.
Laat het nu maar spoken en branden in
de Haaksgronden; wij zijn safe en voelen
ons veilig op Holland's bodem.
Die uitschatering van vreugde, uitgeschald
door de „Promus", moeten de mannen daar
in het vletje wel hebben gehoord en het moet
hen wel even tot nadenken hebben gestemd,
dat het oude, voorbijgegane kan stemmen tot
een hoopvol betreden van het nieuwe.
Laat ook het nieuwe voor onze stoere vis-
schero een belofte inhouden van een minder
zorgvol bestaan.
Wel willen ze kampen en strijden met de
zee, doch ze hopen, dat die onmetelijke en J
ontembare hun zal brengen wat geluk cn^'P
voorspoed.
OUDE VOLKSGEZEGDEN.
Voorspellingen voor de Kerstmis.
Een groene Kerstmis een witte
Paschm.
Een lichte Kerstmis geeft lichte schuren.
Is de Kerstmis nat, dan blijven de ko
renschuur en het wijnvat leeg.
Met Kerstmis storm en sneeuw maakt
de velden vruchtbaar.
I Uit het meel van anderen is het mak
kelijk Kerstbrood bakken.
Ais de merel zingt voor Kerstmis, zal
ze krijten voor Maria Lichtmis.
Wie met Kerstmis Meibloemen zoekt,
tan lang wachten voor ze bloeien.
PRAATJE VAN DEN VLETTERMAN.
Qm het nu maar eens rondweg bij den
naam te noemen: Stelen of gappen of
jatten, of zooals de Jordaner in Amster
dam zegt: Pikaan slaan of achterover
drukken, dat doet geen recht geaard
Umuidenaar!
'De karakterlooze uitzonderingen daar
gelaten, wordt er in en om Umuiden niet
gestolen. Dat kan men met redelijkheid
beweren. Het stelen, in den vorm van iets
bruut door geweld of door insluiping of
door braak wegnemen, dat is den Umui
denaar te min. Het zich toeëigemen van
een ding op het oogenblik dat de kans
meer dan schoon is, op het moment dat
geen sterveling in de nabijheid is om het
te beletten', zoodat er geen flair, geen
handigheid, geen doorzicht en geen durf
en geen vliegenssnellQ handjegouw-fcunst
aan te pas komt.dat is beneden de
waardigheid van den Umuidenaar. Daar
past hij voor.
Meerdere interessante staaltjes zouden
daarvan het bewijs kunnen leveren. Ba
naal stelen doet geen man van IJmuiden I
Maar in de plaats daarvan beoefent hij
met zeer groote toegenegenheid een an
dere tak van sport: het smeezen!
Het smeezen is een specifiek Umuidens
woord en ook een specifiek Umuider be
grip. Het komt nergens anders voor. Ook
in zijn diepere beteekenis niet. Want de
oppervlakkige toeschouwers zouden
schouderophalend kunnen zeggen: Nou.
Ja maar het is lood om oud ijzer! Maar
dat is niet juist.
Het smeezen is bij den Umuidenaar
ontwikkeld tot een kunst, die hij be
oefent met den hartstocht en de overgave
alsof het een spoirt is. Smeezen dat is de
door lange routine aangeleerde handig
heid om wat in de wacht te sleepen, ter
wijl de mensohen er desnoods In een
kringetje omheen staan, Smeezen dat is
wat kragen zonder te betalen. Smoezen
dat is alles, behalve stelen. Want stelen is
volgens den Umuidenaar minderwaardig
en strafbaar volgens de wet. Maar goed
smeezen, dat is een kunst om trotsch op
te wezen. Daar wek je .bewondering mee.
Daar komt overleg, snelle handeling en
snelle denkvaardigheid, politiek en durf,
vaste wil en het maskeeren van je gezicht
aan te pasl Het komt eenigszins overeen
met stroopen. En niemand heeft ooit een
rechtgeaard strooper met den nek aan
gezien. Ook in Umuiden niet. Zoomin een
smeezer. Als hij de kunst maar verstaat
En zoo 'komt het dan dat er weinig ge
stolen wordt in Umuiden. Maar gesmoesd
nog a l veeL
'n Gesmoesde kabeljauw ls lekkerder
in de pot dan een gekochte kabeljauw.
Nog gezwegen van het diep verlustigende
genot, dat je smaakt om zoo'n „visschie"
onder 'n kiertje van de haldeuren door te
sleepen, terwijl de afslag in vollen gang is.
Ter verduidelijking zal ik een klein
smees-verhaaltje vertellen, dat ik het ge
noegen had op een van de laatste 'herfst
dagen met eigen oogen waar te namen.
Het was voor ongeveer twee maanden
geleden tijdens de drukste periode van
het versche-haring seizoen.
En het gebeurde aan de Umuider visdh-
haL
„Hal had ze gesmoesd, Jong!"
Gedurende -het versche haringseizoen
in het najaar komen' er in de Umuider
haven o.m. Engelsohe visschersvaartui-
gen, zoogenaamde koppels. Zij voeren
met de vleet gevangen haring aan. Niet
in vaten of kisten of eenigerlei verpak
king. Niet gekaakt of gestript, maar ge
woon gevangen of in de vischruimen ge
stort. En ze hebben altijd haast, die En-
gelsoheni of Schotten. Zoo komen ze bin
nen en zoo willen ze wel weer weg. Daar
om worden ze vaak ook bij avond gelost.
De lading is dan meestal op monster in
haar geheel verkocht en de viadh wordt
uitgeladen, zooals tientallen soc-ten stuk
goederen uitgeladen worden. Als het
maar gauw gaat.
Er worden een paar roldeuret open
gemaakt op de plaats waar de kojpel met
den 'boeg aan den halsteiger gektmen ia
Binnen branden een paar lantaarn en op
den steiger zelf glimmen een jaar ballon
nen en op het dek van het sohio phkelen
twee of drie carbidlampen. Het vischruim
gaat open. De nog ^atte netten liggen er
gepropt omheen. Het onbeholpen wiachje
begint te werken en hengselmanlen ko
men voor den dag.
Der mand wordt vol geschept metdoode,
glibberige, schubbende visscthen, Het
winchje brengt de mand omhoog. Ben
man op den steiger trekt met een liji het
geval naar zich toe. Twee viachkneoter
grijpen de volle imand en brengen laar
onder het dak naar de haL Daar st>at
een man bij leege manden, met gnxte
platte blikken zout, die hij uit een hart
mand schept. En onderwijl de betes
knechts de mand bering storten, strooi
de derde er het ru/w-aout tussehen.
Ruts.ruts.
De mand en de lijn gaat terug.Er
komt al een volgende. Een man uit het
open raampje van de stuurhut hangend
op den koppel turft het aantal manden.
Op.Weg.Leege manden.Vol.
omhoog.Vort ermee.
Zoo hevelt de massa lerenlooze harin
gen weerloos uit de glibberige ruimen
van het scheepje over den steiger In de
haL
Maar behalve dit alles is er nog een
element bij deze aangelegenheid tegen
woordig. Dat is de straatjongen.
De straatjongen mankeert nooit bij het
lossen van koppels. Want ieder begrijpt,
dat er kruimels van dit stortgoed ge
strooid worden tijdens de vlugge lossing.
Omdat het zoo hard gaat en zoo met
zwaaien, vliegen1 de losse harinkjes er bij
een al te volle mand wel eens links en
rechts af.
Daar is de straatjongen voor. Dat is
zijn deel van de visohvangst. Met een leeg
touw komt hij ten tooneele. In dat touw
doet hij een dikke knoop en als er een
haring binnen zijn bereik valt, steekt hij
het touw door de kieuwen en verzamelt
zoo een tros haringen aan z"n touw.
Ais het niet vlug genoeg gaat, wil hij
wel eens invloed uitoefenen. Dan hangt
hij een oude mand onder aan de reeling-
balk om zoodoende op te vangen, wat
tussohen schip en steiger in het water
valt. Ook kruipt hij wel stiekum in het
vale en vage donker op hert schip om wat
er verdwaald op de netten ligt weg te
graaien.Naarmate hij brutaler wordt,
en naarmate er meer van die schobberde
bonkers zijn, wordt het aardiger. Want
dan zijn de vloeken en de schreeuwen
voor die lastige jongens, die daar als rat
ten over het levensgevaarlijke en ondefi
nieerbare scheepsdek krioelen niet van de
lucht. Waaraan de jongens zich niert sto
ren, maar zoo langzamerhand tot onder
de handen van de lossers kruipen en de
haringen halen waar ze zijn, inplaats van
op het toeval te rekenen.
Maar het allerbeste is om een volle
touwtros haringen van een andere jongen
te smeezen. Dan hoef je niét op zien kom
men te wachten voor 'n afgevallen ha
rinkie en de aandacht en de zorg, die je
dan besteedt is van een veel hoogere orde
Van zoo'n smeezerij vertel ik u hier.
Er lag een koppel voor den wal 'te los
sen. Het was een tri estig-misti ge avond.
Het licht uit de weinige lampen, rondom
het lossen gaf rare strepen en vegen van
floersigheid en maakte alles wat vorm 'hat
vaag.
Rondom in de ruimte bulten het schip
was duisternis. Haast onzichtbare vormen
van scheepsrompen aan den overkant var;
de haven doeimden er, in op. En voor de
rest was ei niets anders dan de lichten
7an de Semaphoor en de havenkop.
De aandacht van het troepje mannen
ves geconcentreerd op de vaal verlichte
pek aan den vischhal, waar een Engel»
soie koppel gelost werd. Maar je zag de
mainen baast niet. Je zag alleen maar 'be
wegingen, die zich onafgebroken herhaal
den in de valsohe schijnsels van de matte
lammen aan boord en onder de afkapping.
En ('oor die valsohe schijnsels kropen en
draaiïen en schoten en lummelden weer
de khine schooiers uit de Neptunusstraa
en dairomtrent, die kou en killigheid
trotseejden en inplaats van in bed te lig
gen hier 'bezig waren een maal haring
voor mteder bij mekaar te grazen. Stuk
voor sttfc lieten ze zich ongemerkt van
de reelingbalk tot op de neus van hef
schip zakken, levensgevaarlijk balanoee-
rend in hst misleidend duister. Dan kro
pen ze over de netten en gristen haringen
weg, regen ze stuk voor stuk aan net
touw.Op de vloeken en schreeuwen
van de Engelsohe zeelui letten ze niet
Toen kwara de smeezer!
Aandrenrteiend of het heele geval hem
niet aanging, kwam van de tegeltjesmark i
een boefje. Hij zag eruit als een klant van
de havelooze school, maar zijn oogen wa
ren als lampjes in zijn rulgharigen kop.
Hij kwam nader. Buiten den lichtkring
bleef 'hij staan en keek. Hij zag de Jon
gens op dek. Hij zag de rest ook, maar
het was of hij niets zag. Toch zag hij,
dat een jongen aan boord juist een touw
vol met haringen had en dit schijnbaar
ongemerkt achter de schaduw van den
soheepsdol wegborg om een nieuw touw
te vullen. Toen kwam de jongen voorui'
haalde opzichtig ook een touw uit «*1»
zak als om aan te toonen, dat hij niets
LIEDJE VAN DE WEEK,
De schoonheid.
Mijn eerste woord in t Nieuwe Jaar,
Dat zal een liedje wezen.
Aan wat ik trouw nog altijd zoek
En wat ik denk te lezen.
In t wijdend wonder, dat mijn oog
Staag schouwt In alle dingen.
Waarvan ik soms wart leed beleef,
Waarvan ik soms kan zingen 1.
'n Liedje vol verlangen naar
De Schoonheid van het Leven.
Waar iedereen naar smachtend ia.
En die zoo weinig geven.
De Schoonheid! Wonder-heimTijk ding!
Vaak ais een ster verschoten.
Ik zoek het al mijn leven lang.
Met vele lotgenooten.
Ik zoek haar in een vrouwenoog.
In 't bloempje in de tuinen
Soms in een drukke winkelstraat.
Soms in de stille duinen.
In gulden groet van 't morgenlicht
In wind!, die langs komt zoemen.
In avondstilte In een schip,
Dat aan de kim komt doemen.
Ik zoek de schoonheid dicht en ver,
Bij vrienden en beminden.
TV zoek haar heviger dan ooit,
Maar kan haar zelden vinden!
anders dan goede bedoelingen had.
Harinkies zoeken, dat Inoög.
En hij liet zich handig aan boord
zakken.
Hij hield zijn hoofd gebogen als zoe
kende naar haring, maar in werkelijkheid
zagen zijn oogen omhoog naar de mannen
op den kant. Tegelijk schoof hij stap voor
stap den indruk geven of 'hij bang was
op het gladde dek naar voren, den
winchman voorbij en achter den voor
mast Hij naderde den dol steeds ijverig
zoekend naar afgevallen harinkjes en met
het summum van onnoozelheid en zoete-
jongensachtigheid op zijn facie. Na twee
minuten leunde hij zoo onverschillig mo
gelijk op den dol, waaronder in de scha
duw verstoken het trostouw met haringen
lag. .1Alle jongens zochten, hij alleen
keek en dacht Hij bewoog niet hij
dacht 1 Van de zes mannen op den wal
keken er meestal vier niet in zijn rich
ting, maar altijd nog twee. En van die
jongens waren er meestal twee of een
minstens gevaarlijk in zijn buurt.
Hert scheen hem al te vervelen. Hij
leunde op den dol achteloos achterover.
Hij zocht geen haring. Hij bewonderde
het schip van nabij. De touwen en de
knoopen en de mazen van het net en dan
weer de lampjes onder de afkapping be
keek hij om beurten. Dan voelde hij weer
eens aan zijn klomp, dicht bij den grond,
alsof hem een steentje erin pijn deed.
Plotseling bukte hij snel en toen hij
weer opbeurde, had zijn hand hert touw
met de haringen vast. Snugger, lodder
keek hij in de rondte. De manden zweef
den trouw heen en weer, de man trok en
de andere man winchte en de derde man
turfde.
Voetje voor voetje en stap voor stap
week de jongen van de plaats, het touw
in zijn hand, maar de haringen zoo laag
mogelijk over den grond. Tot hij de nefus
weer bereikt had. Toen greep 'hij kloek de
balk en heesch zich omhoog. De tros ha
ring hing nog in de schaduw van den
steiger, toen hij al stond. Maar daarna
was snel 'handelen verelsohte. De harin
gen kwamen resoluut omhoog en de jon
gen draaide het touw eenlge malen om
zijn handpalm. Schip en lossing en man
nen en jongens hadden geen interesse
meer voor hem. Hij maakte een 'beweging
alsof hij zioh erg verlaat had, draaide zich
op z'n hielen om en klepperde op z"n klom
pen luid den steenen walmuur af en de
duisternis in.
i
„Hij het ze gesmoesd, jong!" oonclu-
deerde tien minuten later een jongen,
toen het kleine drama onder de kornuiten'
bekend geworden wasJe harinkies
binne gesmoesd!"
't Jutte rtje
Door CAREL BRENSA.
„Den stand der bruid in de broidsdageiLn
Ontvang een korte les, die nattig ie te weten:
De Bruid in haren tijd, die mag geen vrijster
heetten.
En ook geen vrouwe sijnl Wie dat dat ook
gebiedt:
De Bruid ie teer gewas: 't Ie kruidje roer me
Zoo staat het met de bruid: Ze mag geen
vrouw nog wezen,
Totdat haar gulden zon is hooger opgerezen.
Zij moet geen stille nacht geen droevig
vrijster zijn,
Omdat zij straks .verwacht de volle zonneschijn.
Zij is een frissohe roos, die niet nog is ontloken,
Van boven evenwel een weinig uitgebroken.
Zij toont den hovenier een aardig purperrood,
Maar houdt desniettemin gesloten haren echoot!
Zoo dient naar mijn begrip de goede ibruid te
leven:
Beleefdheid zonder meer. Belovenzonder geven.
Hoewel dat onze maagd heeft eenig pand ont
vangen.
En dat er ringen zelfs om hare vingers hangen.
Ze is nog niet in den macht van haren brui
degom!
Ai is ze nu je bruid nog dien je niet te
mallen!
Al is de sdhuld gemaakt. De dag is niet
vervallen!
Dus houdt u nog in toom en spaar uw waarde
lief.
Een ondertrouwde bruidEen oubestaide brief!
Robinson.
De Smeezer.
Carel Brenaa.