De Praktijk van Helder
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN VRIJEN EN TROUWEN.
van ZATERDAG 17 JANUARI 1925
Nr. 158 (auteursrechten voorbehouden)
KiMS» sar»» *azsizïgssasxss,
UIT DE OUDE DOOS.
Antieke Zeden en Gewoonten uit onze elf Provinciön.
h«L hit1 en m<) blijmoedigheid scheen toe te dek-
LIEDJE VAN DE WEEK.
Schetsen uit IJmuiden,
CAREL J. BRENSA.
't Jutte rt je
DE ZONNE-ZONDAG.
duinuitloop er bij het badpaviljoen, nog
extra-dubbel te genieten van het wegzin
ken der dag-majesteit in de eindeloosheid.
Nog te genieten van den napraoht ais do
uitdoovende lichtvlammen silheuetteeren
aan den horizon en die refleoten kleurig
wazen over het zee-oppervlak, zoodat het
daar kan zfln als in een sprookje, waarin
de wereld is een lustwarand en allee op
gebouwd is uit smaragd en goud en bro-
caat.
Wat een heerlijkheid! en welk een ior-
den tweeden Zondag van J anuari?
Deze vraag zal voor velen gesteld zijn
op dien onvolprezen heerlijken dag ln dé
eerste maand van het jaar. En velen heb
ben die vraag voor zichzelf en voor hen,
die de beantwoording wilden aanhooren,
om, met nieuwen moed en met haast niet te
breidelen frlschheid die nieuwe weektaak
weer te beginnen.
Dodh alvorens die taak aan te vangen,
was daar 's avonds nog de prachtvolle
xx w Axx axxr, niaan, düe omstuwd door lichte vederwolk-
oen zachte teerheid weefde over de
LIEFHEBRERIJ-TOONEEL
of:
NATUUR GAAT BOVEN DF T EER!
Door carel brensa.
Feesten in de bruidsdagen. Zoo b.v. in de buurt
In vele dorpen van Holland gingen in sc
jnr,jü, jia ^ifw_ x jcö wil zauiiur wwniüiu wroiw uver uo
een lentedag e blijmoedigheid van den afgeloopen dag
ken sprei van gouden draden,
een zomerdag waardoorheen zilverden de zachte nevels,
van den Gelder-!was van de traditioneel» koude teKh^Xid, wêkater
de vorige eeuw op den Zondag na de eer
ste afkondiging van den ondertrouw de
Jongens en de meisjes uit de streek ge-
zamt nlijk naar het hu's van de bruid.
Door de naaste buurmeisjes werden
eerst de vrouwen en door dito jongens de
mannelijke bezoekers binnen geleld. Na
de felicitatie onhaaldie men de deernen op
een glaasje „zoet" en de jongens op een
glas wijn of 'n pot bier.
Ze waren echter niet gekomen om te
blijven maar om zoo gauw mogelijk weer
weg te gaan.
Wanneer de bruidegom aan den aan
voerder van den koppel n.1. wat geld gege
ven had, dan trok men weer weg. Buiten
d- deur werd dan beraadslaagd waar het
„Vetje" (dat was het feestje, dat men zich
op kosten van het gekregen geld zou
aanrichten!) moest plaats hebben. Er werd
een kommissie benoemd tot regeling var.
de zaak en deze zorgde dat het geld zoo
goed mogelijk besteed werd.
Gewoonlijk kocht men een half vat Bier,
kaas en de noodige brood en, zelfs als
de gift voldoende was "eweest: ham en
visch en andere versnaperingen. Op een
bepaalden dag kwam men dian bij elkaar
's zomers ergens op een open plek en
's winters in een herberglokaal. Men ver
deelde zich in paren, er kwam 'n vedel
man aan te pas en dan kwam de pret naar
boven. Ik durf niet beweren, dat bet daar
bij altijd even fijn toeging.
Voor de kinderen kwamen in het ver
loop van de bruidsdagen soortgelijke
„Vetjes". De tractatie was dan gewoon
lijk een overvloed van bruidssuikers.
Sloeg men de kinderen over, dan kon
men er zeker van wezen na de bruiloft bij
alle buurvrouwen over de tong te gaan!
Was het huwelijk er een van een we
duwe of een weduwnaar, dan was er nog
een apart „Vetje" voor de getrouwde lui
uit de buurt.
Het „Bokse"-schieten.
Een van de alleraardigste feesten ten
plattelande en tijdens de bruidsdagen was
het z.g. „Bokse-schieten"!
Het ging op verschillende manieren en
er lag een eigenaardige wijsgeerig-humo-
ristische levensopvatting aan ten grond
slag.
Daar kwam, kort na het aanteekenen
een van de "bekendste vrienden bij den
maand, doch meer het kenmerk droeg van
een te eren Mei-dag.
Maar dan van een teeren Mei-dag als
bruidegom en vroeg hem de overgave van de zon reeds ter kimme neigt, want de
zijnbokse. schaduwen, die midden op den dag, de zon
Zijn bokse dat was niet anders dan zijn OTer de velden dreef, waren lang en uit
breek! gerekt ep er was ook het zachte floers van
En de broek gold als het symbool van [jjn goud-doorvllchten. raggewaas, dat bij
het mannelijke, d.w.z. het oppergezag in het avondvallen in Med ook zulke wonder-
het huisgezin. volle tinten aan den horizon kan tooveren.
Nademaal men nu van meening was, dat Doch in de Mei-maarxl hebben de men-
eenmaal getrouwd, de vrouw zich wel in Uchen den tijd om van het zonlicht te pro
figuurlijken zin van dit kleedingstuk zou fiteeren. Dan komt het, op zoo'n pracht-
meester maken, vonden de vrienden het j <jag, er niet zoo op aan als men een uurtje
voor den bruidegom verder van geen nut. zonnegloren onbenut laat verloren gaan,
De vrouw zou wel „de bokse anholde" doch in Januari, als de zon nauwelijks op-
anders gezegd': ,4e broek aan hebben" en gestegen is of ze berekent reeds haar boog
dus.om op een bepaald punt te dalen, dan moet
Maar de bruidegom was niet van gister. er gewoekerd worden met de uren, die
Hij wist natuurlijk wel van het gevaar dat men van haar weldadigheid denkt te pro-
hem dreigde.Maar hjj zou zich verzet- fiteeren. Dan zijn de minuten afgeteld en
ten. Hij zou zich niet de kaas van het brood men jg zich dan weer eens te meer bewust
laten eten. van het: „mensch, gebruik nuttig uw
En dus gaf hij zich aan den boodschap- uren!"
per niet gewonnen. Hij gooide het op een Duizenden bij duizenden zijn daarvan
accoordje. doordrongen geweest, want het krioelde
En aangezien het heele „Bokse-spelletje letterlijk van de menschen, waar men ook
een lolletje was om een bepaalde reden, zyn schreden richtte,
had dé boodschapper daar wed ooren naar. Allen zagen opgewekt en als het. niet te
Wat zou de bruidegom dan doen? afgezaagd was, zou de stelling weer eens
Nou zei de bruidegom ik heb geponeerd kunnen worden, dat 'het weer
geen trek om onder de plak te komen, dus gefweldigen invloed heeft op 's men-
ik hou mijn broek!.Maar jullie kunt 'n ^en gemoedsgesteldheid. De blijheid en
pot bier kommen drinken! opgewektheid waren van ieders gelaat te
Daar nam natuurlijk (want daar was het tezen> <je gezondheid lag, als appelblos, op
om te doen!) de boodschapper genoegen i^ers gezicht; de bogen glansden spran-
mee. Aldus kocht de bruidegom zich het I fcetflitsjes en waren de afspiegeling van
bezit van de broek af. kerngezonde levenslust.
De vriend ging na het onderhoud het Er werd gewoekerd met de zonne-uren.
was meestal 's avonds op den dag van den Ais wn compacte massa golfde het langs
ondertrouw naar buiten en het volgende de 3^^ den dijk en de Singels en elke
oogenblik vielen er eenige schoten. minuut stuwde de menschen uit hun hui-
Op verschillende plekken werd het schie- zen en huisjes.
ten beantwoord en hiermee werd aan de Genieten, volop genieten van die jui-
buurtsohap kond gedaan, dat 41 - - - -
van reine gedachten en van diepte ziele-
tevrédenheid.
Robinson
DE MODE VAN DEN DAG.
Pagelropjee!
Nog niet zoo heel lang geleden
Was het haar de trots der vrouw...
Toen kon ze nog niet vermoeden,
Dat ze eenmaal „bob'ren" zou...
Met papier gedrenkt in koffie,
Pappillotjes ingezet.
En met strak getrokken haren
Ging het vrouwmensch dan naar bed!
's Morgens had ze leuke krullen
Schattig was haar oog en mond
En er was geen man op aarde,
Die de vrouw niet heerlijk vond...
Tegenwoordig is het „Bobbed"!
„Pagekopje" luid de gril.
En de vrouw zegt overtuigend:
„Haar of Raagbol... geen verschil!"
Maar als gij een vrouw moest kiezen,
En gij het voor 't zeggen had,
Zaagt ge dan niet liever krullen
Bij uw aangebeden schat?
't Is wel mak'lijk voor de vrouwen
Dat geragebolde haar
Want zóó zijn ze uit heur bedden
En zóó zijn ze kant en klaar!
Maar laat mij een raad hier geven:
Denk aan Simson indertijd!
Die liet ook zijn haar eens knippen
En hij kreeg geweldig spijt!
Want zijn kracht stak in zijn haren.
(L. Blfitter)
Stem van den regisseur, (woedend van
achter de coulissen)
Zeg eens, juffrouw Van Ydel, begint u
nou te spreken asjeblieft of nietUw
wachtwoord is al tien minuten geleden
gevallen. Het publiek zit te kijken als 'n
gek en u tureluurt maar in dat glimmende
borstkurasVooruit begin
r aTempelmuren drong hij stuk
het jonge I chende ^nnewêefdel Dat was aller parool I Zonder haren was hij weerloos.
paar ondertrouwd was en dat de bruide- en a]icr begeeren. Snuiven in die heerlijke
gom zich had voorgenomen om in het huis-1 voorjaarslucht, knipperen tegen het zonne-
1 j iian. j 1 Vliur) gehouwen in het diepe hemelblauw,
Luisteren naar de jubelklanken van kwet
terende spreeuwen en snibbende mus-
schen en het diepe dissonantengegorgel
van de bonte kraaien.
En toen de zon als een geelgouden bal
zonk achter de duinenrij, toen w as het nog
vol langs de wegen en waren velen nog op
weg om vermoedelijk daar, hoog op den
gezin wel degelijk de man en de baas in
huis te wezen.
Van nu af begon de pret!
Tenminste in deze streek. In andere
streken kwam er aan het bokse-schieten
nog heel wat anders te pas.
Dat zullen we de volgende week eens
zien!
door
In zijn haar stak zijn geluk
Meisjes 1 Laat uw haar weer groeien,
't Staat u aardig en coquet,-
Waarom weer niet net als vroeger.
Lokjes la Antoinette?
Zorg toch dat uw pagekopje,
Weer een heel mooi karpel wordt:
Want gij weet het zelf wel, meisjes,
Vrouwenmode... duurt maar kort!
DE OORSPRONG VAN DEN WIJN.
Een brokje geschiedenis.
Wanneer men in oude boeken leest en
oude gedichten onder de oogen krijgt,
dan merkt men zoo nu en dan dat de
herkomst van den wijnstok tot in het
verste verleden teruggaat.
Volgens verschillenden zou de wijnstok
afkomstig zijn van de Aziatische Hoog
vlakten, waar men ook al meermalen de
wieg van de wereld een plaats heeft ge
geven. De wijnstok zou zich van daar
uit achtereenvolgens verspreid hebben
over Indië, Perzië, Syrië, Egypte en
eeuwen daarna vervolgens over Grieken
land en Italië
De Phocniciërs zouden den wijn eigen
lijk in onze gewesten hebben geïmpor
teerd.
In de oude boeken ook in de heilige
geschriften der Joden, wordt de wijn vaak
met name genoemd.
In Griekenland ried de geleerde Hypo-
crates aan om vooral de zieken van dezen
godendrank te gever..
Bij de Romeinen hebben zoowel Virgi-
lius als Columellius en Horatius de schoon
heid en de opwekkende kracht van den
wjjn bezongen. Er werden toen al wijn
feesten en wijnoptochten gehouden.
B.
DOOR DEN KIJKER.
Mist tn IJmuiden.
De angstige mensohen en de leeken op
het gebied van het zeevaren, moenen altijd
dat het ergste op zee „stormweer" is.
•Iedere zeeman weet en is overtuigd, dat
de „vuilste" storm nog te verkiezen is
bovenmistl
Mist als weersgesteldheid Is akelig. Op
straat en in de stad Is het vervelend. De
misten boven de stad Londen zijn berucht.
Erger is mist boven het water en als be
letsel voor de scheepvaart.
Daarom: mist is overal hinderlijk en on
aangenaam, maar de meest ellendige er
varingen van mist heb ik altijd gemeend
te (moeten zoeken ln IJmuiden.
En dan niet zoozeer omdat daar de mist
erger zou zijn of dat vooral IJmuiden bij
mist (meer dan troosteloos is, maar van
wege de schepen!
De mist waargenomen en 'beleefd in
IJmuiden is driemaal zoo angstaanja
gend als ergens anders, omdat ze zoo
direct een gevaarvollen invloed oefenen
gaat op uitgaand en inkomend scheeps
verkeer.
Het zijn in de eerste plaats de stoom
schepen van de groote vaart, die ln en
voor de haven van IJmuiden groot gevaar
loopen. Dan zijn het de steeds in- en uit
komende stoomtrawlers. Vervolgens de
verschillende Engelsohe en andere vis-
schersvaartuigen. En ten slotte de ette
lijke dozijnen Urker 'botters, die trouw
vanuit de haven tot even buiten de pieren
varen.
Weliswaar leggen deze botters, als 't
weer hun niet bevalt, gauw op, maar 'n
nuchter mensch kan nooit precies weten,
wanneer een Urker het weer goed of
slecht vindt Soms blijven ze binnen als 'n
ander zegt: 't weer is kalm en goed om te
visschen. Soms gaan ze naar buiten als 'n
geroutineerd zeeman graag binnen bleef.
En ook voor mist passen ze niet altijd.
Dit getuigt het volgende voorbeeld:
Ik herinner mij een zware mistperiode
van vijf of zes dagen in den vorigen win
ter. Er voer geen schip, maar de botters
kwamen binnen. Het was op 'n avond om
streeks acht uur. Ik stond in de luwte
van het Semaphoor-gebouw, maar het was
zoo donker en zoo dik van mist, dat er
geen drie van de honderdtallen lichten
van IJmuiden te zien waren. Het was
angstig. Er was geen wereld. Er was één
groote vale grijsheid rondom.
Als een angstschreeuw alleen klonk nu
en' dan 'n doffe blaas van 'n enkel schip,
dat voer ln de buurt van de sluis.
Daartusschen hoorde ik plotseling van
uit de verte uit de pierenmond het beken
de „tjoeke-tjoeke-tjoeke.van den bot-
terinotor met er tusschendoor regelmatig
de naargeestige blaas van den misthoorn:
Toet.toet. Er kwam dus een botter
•binnen. Ik kon hem niet zien. Het geluid
kwam nader en nader en ofschoon lk
niets zag, kwam de botter zóó dicht langs
me heen, dat ik op een oogenblik een jon
gen hoorde.huilen.
Hij jammerde van angst en riep onop
houdelijk: "k 'oor wat, vadert. *k 'oor
'n schip!.En dan kreet hij weer van
benauwenis.
Maar de vader riep: „Hou je sm..1,
jong! Kalk oit
En zoo voer de Urker met zijh 'botter
binnen ongezien, maar begrepen als
een beeld van gevaar, erger dan de zwaar
ste storm, waarbij jnen de dingen zien kan.
Dat het ook voor de grootste schepen
verlammend is, bewijst het feit van de
mist-periode van eenige maanden geleden.
Toen was uit de ÏJmuider pieren een
nieuw stoomschip van de Maatschappij
„Nederland" gaan proefstoomen. 's Nachts
kwam de mist op, terwijl men dien dag
juist een vaart op de Noordzee zou maken.
Er kwam niets van terecht Het schip
raakte zelfs zoek. Het kon de pieren niet
meer vinden en het dreef een dag lang
hulpeloos op zee rond geweldig be
vreesd voor aanvaring met eveneens in de
buurt aangekomen schepen of de loods
boot. Drie dagen lang kwam er geen
schip binnen, terwijl blazen en teekens
en marconische berichten bewezen, dat er
verschillende voor de pieren ronddreven.
Maar dat proefstoomschlp had een
teleurgestelde reis. Er waren natuurlijk
evenals altijd 'n vijftig of zestig
gasten aan boord. Landrotten, die heele-
maal niet in hun nopjes waren. Inplaats
van een feest aan boord, kwam er gebrek
aan proviand en het eind was dat door
middel van signaaïblazen de zeesleepboot
„Titan" opgescharreld werd.
De „Titan" (of misschien was het de
„Simson") verdween in het niet, al bla
zende om het verloren sohaap te zoeken.
Tegen den avond kwam ze tenslotte weer
uit den mist te voorschijn met een nattig
en triestig hoopje gelegenheidsreizigers
aan boord. Ik zag ze toevallig uit den
angstigen, witten achtergrond vaag op
doemen en als een schim aan het Sema-
phoorgebouw voorbij gaan.
Neen. Mist is mist, maar de aller
ellendigste mist is de mist van IJmuiden.
Omdat daar altijd nog bij komt de ang
stigheid van de vaart uit en ln het kanaal!
En dan:.Die Zeekoe!
O! la la.Die zeekoe!
Tot heden zijn de geleerden het er nog niet
over eens wat het vreeselijkste ding van
IJmuiden is. Ietwat preutsch aan,
den en overgevoeligen zeggen: Het ls de
eeuwige vischstaqk. Voor deze opvatting
(tu8schen twee haakjes) heeft nog kort
geleden een luitenant w<n het fort wegens
beleediging te Haarlem terecht gestaan.
Hij had gezegd: Iedere IJmuldenaar
stinkt naar visch!
Andere menschen zeggen: Het ls de
koude, koele, onpoëtische, weinig wam-
geestelijke atmosfeer, die over IJmuiden
heerscht. En om welke reden dan ook de
beter gesitueerden en maatschappelijk hoo
ger gestelden, voorzoover niet uit hoofde
van hun beroep aan de plaats/zijn ge
bonden, hun woning hebben tot aan Sant
poort en Bloemendaal en Haarlem toe. Je
hebt hier geen „Anschluss", zeggen dezen i
en zoeken hun vermaak naar den kant van
Haarlem.
Weer anderen meenen, dat het zijn de
geweldige ruïnes en troostelooze straten,
vol verweerde pakhuizen, de bergen oud-
roest en scheepsdeelen die verspreid lig-
gen in 'het z.g. Zuidzijde-kwartier en op;
en om de Industrie-straten. Het is hier;
ook werkelijk een weinig aanlokkelijk;
oord, vol huizen en gebouwen, die voor'
het meerendeel haast je rep je in den
glorieuze oorlogs- en winst-periode ge
bouwd zijn en sinds al lang weer onbe
woond en ongebruikt onder 'beslag van
bankinstellingen of als restanten van
failli -te visscherij-maatschappijen neer
liggen
Maar hoe het zij, ik zeg dit:
Het verschrikkelijkste van IJmuiden,
dat is beslist de zeekoe!
Want het is de zeekoe, die een mist
periode in IJmuiden zoo naargeestig en
zoo angst-aanjagend maakt voor een ge
voelig mensch. Het is de (loeiende) zeekoe,
die er onafgebroken aan herinnert, dat de
mist behalve onaangenaam ook hoogst ge
vaarlijk is!
Gezwegen nog van het gehoor van dat
ononderbroken loeien, soms dagen en
nachten aan één stuk!
De zeekoe, dat is het machtige mistsein
van IJmuiden.
Onder in het Semaphoorgebouw staat
een Heemaf-motor. Deze motor vult een
grooten ketel, die buiten het gebouw ligt
En deze ketel vol saamgeperste luoht,
heeft een buis onder het strand en door
de geheele lengte van de Zuidpler heen
tot aan den uitersten punt
Op dezen uitersten punt bevindt zich een
groote hoorn, die met deze geperste
luoht aangeblazen een zwaar, diep en
ver doordringend, klagelijk geloei als van
een monsterkoe ten gehoore brengt. Het
is met uitzondering van het luid! blaf
fen van een hond, naar men zegt het
verst dragende geluid. En het wordt ook
mijlen ver gehoord.
Wanneer de wind eenlgszlns landwaarts
in komt dan is het lbeien van deze koe
vanaf de punt van de pier tot halverwege
Velsen te hoo ren.
In den beginne stond deze hoorn vlak
naast het Semaphoorgebouw en den bui
tenvuurtoren. Toen was het heelemaal
geen doen. Men vertelt, dat ln het begin
de mensohen uit Uraulden en Velsen niet
wisten wat er voor verschrikkelijks aan de
naad was. Het vee moet als dol door de
Het bewaren van wijn in vaten, die
tevens voor het transport dienden, was
toen al in gebruik. Bij het toedienen van
den wijn gebruikte men amphora's een
soort vaas van gebakken klei.
Als de wjjn soms te wrang was zegt
Plinius dan mengde men er gips
doorheen. Ook wordt wel gewag gemaakt
van marmersüjp, zout of zeewater.
weiden gerend hebben.
In ieder geval is de zeekoe een inrich
ting, waarop IJmuiden zich bijzonder be
roemen kan.
Want niet zoodra 'begint een mist op te
komen of de koe vangt aan te loeien. Soms
zelfs nog voor iemand erop verdacht is,
dat het mistig wordt.
Dan verdwijnt het prettig aspect van
IJmuiden en de pieren en de levendige
scheepvaart. Alles wordt grijs en daar in
het bijzonder is dan over de geheele vlakte
geen rustpunt of geen donkere afwisse
ling meer. De zee verdwijnt en de pieren
zijn weg.' Achteruit over de duinen is nie
mendal te zien.
En de zeekoe begint te loeien. Regel
matig om de minuut een zware, doordrin
gende loei. En onafgebroken nacht en
dag door.
Dan ligt alles als lam geslagen. De Sema-
phoor heeft niets aan zijn prachtige kij
kers en zijn vlaggenseinen, zijn water
standsborden of zijn lichten. De Sema-
phoor ziet dan niets meer en is werkeloos.
Het eenige wat ze voor de schepen doen
kan is regelmatig door middel van een
kloksysteem de koe laten brullen.
De koe moet bij gelegenheid wel eens
veertien dagen en nachten aan een stuk
geklonken hebben. Mij zijn eenige perio
den van vijf en zes dagen 'bekend.
Het eenige voordeel is, dat men aan het
geluld van de koe gewend raakt en er
zelfs, wonende aan het strand, leert
doorheen te slapen.
En een ander voordeel is, dat het de
bewoners soms gelegenheid geeft om ar-
gelooze vreemdelingen op een grapje te
onthalen, door te vertellen (als de koe be
gint en de vreemdelingen verbaasd op-
hooren), dat daar ergens tussohen de pie
ren een schip met vee gestrand is en dat
het de verongelukte koeien zijn, die daar
zoo te keer gaan!
Maar overigens: Voor sensitieve natu
ren moet het loeien van de ÏJmuider zee
koe wel het summum van naargeestigheid
beteelkenen.
En als het mij te doen stond gezien den
tegenwoordigen stand van de betreffende
wetenschap ik liet er subiet een loud
speaker neerzetten, die radiografisch
allërlel grappige dingen voordroeg of de
belangrijke gebeurtenissen van den dag
seinde. Zooals de lichtkrant van <ïe
„Cetera" op het Rembrandplein te Am.
sterdam.
Want is toch maar om het geluid
te doen. En ik begrijp niet waarom er
zoo n triestig g^iuid naar de sohepen moet
worden gezonden 1