HOE ZIET DE WERELD ER
TEGENWOORDIG UIT?
Ooi
De rijke Romeinen stelden er lang een
eer in om „Grands vins" te bewaren en
te verzamelen. Horatius spreekt van een
lekkerbek, die in zijn kelders meer dan
1000 vaten wijn van Cbio en Falerno
bezat. Lucullus deedom zijn overwinning
in Azië te vieren aan het volk 1000
vaten wijn uitschenken.
Ook Caesar bood op zijn leesten veel
en kostbare wijnen aan. Nero was om
zijn wijnbachanalen zeer benwb^^^^^
In de Middeleeuwen wordt in Europa
dank zij den smaak vooral van de
Koningen van Engeland etc. de animo
voor den wijn ontwikkeld. De wijnbouw
en de wijnhandel begint zeer belangrijk
te worden b.v. voor Bordeaux en omstreken.
Men ruilde ze voor vreemde waren.
Ook in andere landen neemt daarna
de bouw van den wijnstok toe. Men kj^eg
wijnen uit Midden Frankrijk, Bourgogne,
Champagne, Bretagne, Normandie, Vlaan
deren, Spanje en Italië.
In Holland werden de wijnen uit
Gascogne en Bordeaux zeer gezocht en
ondanks den beurtelingschen toestand
van oorlog en vrede, werden er hier altijd
Éroote hoeveelheden van geimporteerd.
>e Hollanders belaadden er te Bordeaux
hun eigen schepen mee. Bovendien had
den ze lang het monopolie voor het
vervoer naar Engeland en Sohotland.
Sommige families hebben in vroeger
eeuwen vanuit Holland zelf wijngaarden
bezeten in de buurt van de Bordelais.
De wijnuitvoer was al spoedig zoo
belangrijk, dat Koning Hendrik IV in 1448
een ordonnantie uitvaardigde, regelen
de het handelsverkeer met de staten van
den koning van Engeland, Holland, Zee
land en Friesland.
Londensche kolonie in deze ongezellige
wintermaanden zich toch maar gezellig
en thuis zullen voelen, krijgen ze kunst
matig zonlicht en kunstmatige warmte
tot ongeveer 90 graden I
Als zoo'n beetje kunstmatige zon en
gratis warmte eens voor de arme men
schen in plaats van voor de mieren werd
uitgedacht
Alleen maar om ze wat op hun gemak
en wat knusjes thuis te doen voelen?,
(Daily News)
Zoo is het doorgegaan tot op dezen dag.
Vele oorlogen hebben gewoed en vele
vredestractaten zijn geteekend. Vele
revoluties en vele geslachten zijn opge
komen en weer ondergegaan...
Maar de wijn heeft zich bij de over
winnaars en bij de overwonnenen
bij de pro- en anti-revolutionairen en b]j
de oude en bij de nieuve geslaohten
gehandhaafd 1
Veel is er vergaan...
De wijn is gebleven I
Brenaa.
LANDELIJKE ONSCHULD.
roos,
(Petit Parisien)
MijnheerHoor eens, Marie ik kan
volstrekt niet erg roepen over de visch.
Als je mij vraègt, dan vond ik de visch
vaneergisteren veel frissoher, veel
lekkerder
MarieMijnheer zal zich toch wel ver
gissen, hoor... Want't is precies dezelfde
visch. Dus... Dat kan niet!
ii i. i -
De film als.schietschijf.
In het hoofdkwartier der New-Yorksohe
politie heeft men zioh eenige film-appa
raten aangesohaft, teneinde de politie te
oefenen in het schieten op films d.w.z
op levende beelden.
Men heeft in het bijzonder die films
ekozen, waarop de motorrijdende ban
ieten te zien zijn.
De praotisohe bedrevenheid in deze
soort van schieten is meer dan nood
zakelijk geworden, in verband met de
veelvuldig voorkomende misdrijven en
aanslagen, waarbij de bandieten gebruik
maken van een motor of een automobiel...
(Telegraaf).
Parasol dragende mieren.
De Londensche dierentuin is in het
gelukkige bqgit eekomen van een kolonie
Paralsolmleren uit Trinidad.
Dezen naam hebben de mieren te danken
aan hun gewoonte om van verschillende
bladeren ronde stukken ter grootte van
een cent en dus veel grooter dan ze
zelf zijn af te bijten en die op hun
kop te dragen als een schild. Zooals
menschen een parasol boven hun hoofd
dragen.
Deze mieren doen dit echter niet om
zich te beschermen tegen regen of zon.
Het is slechts hun wijze van dragen.
Want deze ronde stukken blad worden
naar het nest gebracht onder den grond.
Hier worden ze gekauwd en bevochtigd.
En dan worden ze gebruikt om als... mest
te dienen voor paddenstoelenbedden.
Want deze mieren oultiveeren zelf een
soort zwam. Zij doen dit omdat ze de
sporen ervan uls voedsel gebruiken. Het
zijn dus landbouwers, deze mieren. En
de kolonie, die nu in de Londensche
Artis is, zal worden gevoed met bananen-
en sinaasappelschillen, zoolang tot ze hun
paddenstoelen hebben gekweekt.
Hoewel men een goede gracht om huq
verblijfplaats heeft gegraven, ten einde
te voorkomen, dat de mieren al te groote
zwerftochten maken, moet men toch nog
goed op ze passen. Want men weet van
deze mieren, dat ze in staat zijn om van
boombladeren een formeele brug te
bouwen.
Om te maken, dat de 100 mieren in de
De O-Bprook.
In aansluiting oip de onlangs hier opge
nomen E-legende van Jaoob van Leimop,
volgt hier als tweede letterkundig curio
sum een verhaaltje uit louter o-klanken
samengesteld. Het is vervaardigd door
Abr. des Amorie van der Hoeven Jr.
Deze was in de eerste helft der vorige
eeuw een bekend kanselredenaar en let
terkundige. Hij is jong gestorven (slechts
27 jaar oud), doch verwierf zich in de paar
jaar van z'n predikantschap groote bekend
heid. Zijn nagelaten leerredenon, alsmede
een bundel proza en poëzie verschenen na
zijn dood. Hij overleed in 1845.
De O-sprook schreef hij als 20-}arig
student, in navolging van van Lennep's
E-legende.
Ooïholms roos.
O-sprook.
Motto: 't Schoon lokt tot roof.
Olof troont op Ooïholms slot, rondom
door golf op golf omzoomd; Noordstorm
Noordstorm floot door boog, poort, top,
'och pronkt op Olofs slot Colholms i
Oldgond; jong, schoon, blond.
Hoor! Olofs hoorn klonk, Olofs woord
vloog rond; Noor op Noor spoort 't ros,
ront, loopt, komt; 't slot wordt vol
volks. Olofs loox' klonk: oorlog 1 oorlog!
't Oog vonkt toorn.
„Olofs mond noodt ons, Olofs hoorn
noopt ons: Vorst! 't wordt ons kond, zoo
zorg of nood ontstond voor Oolholm."
Bornholms Vorst, Otto, komt! Otto
somt d'oorsprong op tot Thor; Otto's
dolk wordt rood door moord op moord.
Olof schroomt Otto noch ook Thor,
doch zorg voorkomt nood. Otto zond bod
op bod om Oldgond; Oldgonds schoon
ontvonkt' Otto's borst; ook komt blos op
blos op Oldgonds koon, zoo Otto's boot
Oolhoms kom klooft Doch Olof zon op
't voorspook, Wolf zong 't:
t Noodlot wordt kond
Door Wolfs mond:
Colholms roos, Oldgond,
Pronk' op Ooïholms grond;
Schoon Olofs zorg,
Toch Olofs borg:
Zoo Oldgond wordt ontroofd,
't Kost Olof troon, slot, hoofd
Zoo hoord' Olof noch Otto, noch Oldgond.
Otto bood bond of oorlog; oorlog koos
Olof. Colholms slotvoogd sloot Ohlgoiu!
op."
Nog ontvloot 't woord Olofs mond,
opl opi klonk door t slot; Otto komt!
Boot op boot, vlot op vlot, kog op kog
klooft Colholms kom! „Noor, vorst of
volk, volg Olof!" Olof vloog voor. 't Volk
sprong op; 't gordt dolk of pook om; 't
torscht boog, knods, pols, rotsblok, 't slot
op; 't lood smolt, kookt, zoo Otto soms
storm koos. „Voor Oolholm, voor Old
gond!" klonk 's volks looz*.„Schroom,
boos roti roof zocht Bornholms vorst,
dood wordt Otto's loon."
Doch Otto? Noch dorst tot roof, noch
oorlogsvonk boogt Otto. Doch Otto's borst
klopt hoog voor Oldgonds schoon; Olof
sloot 't oor, schoon Otto som op som bood
voor Oldgond; Oldgond zond bod op boö
tot Otto; doof ook voor Oldgond, sloot
Olof Ooïholms roos op. Droom op droom
komt voor Otto's spond. Oldgond Bpookt
Bornholms vorst voor 't oog: drop op drop
blonk op Oldgonds koon; 't hoofd, om
zoomd door lok op lok, hong op Oldgonds
borst (Zoo toch t wolkvocht droop op roos,
koorn, ooftknop, trok roos noch ooftknop
't hoofd omhoog, voor t vocht ontloopt t
zonros drop voor drop opslorpt; zoo
boog Colholms roos 't vocht oog, 't blond
hoofd). Ook hoort Otto soms Oldgonds
toon, zoo schoon of 't boschkoor zong
dooh"t nokt ook zoo dof, zoo domp, of
golf op golf klotst' op boot of rota Nog
schroomt Bornholms vorst oorlog, roof,
moord. Doch Oothold komt; Oothold
doorgrondt 't Noodlot Door Tbors bosoh
doolt Oothold rond, loof of mos voor
spond, noot of schors voor brood, bron-
vocht voor dronk, 't Rood koord omgordt
Gotholds wolfshond; Thors dolk pronkt op
Gotholds borst; Thors stok schoort Got
holds romp. Wol wordt Gotholds lok,
hoog 't voorhoofd; doch oog noch oor
wordt stomp, nog doorgrondt Oothold
't Noodlot
Oothold stond voor Otto; t voorhoofd
fronst, t oog vonkt „Op, zoon Thors!
Ooïholms roos dort, tot Otto komt. Poot
Colholms roos op Bornholms grond. Thor
zond Oothold!"
Zoo toog Otto voort tot Oolholm. D'
oorlog dook op, spookt 't slot rond, stroopt
't oord bloot Boog op boog schoot; rots-
brok op rotsbrok, ploft op boot kog, vlot.
Rood wordt Ooïholms kom door moord op
moord. Olofs woord' klonk: „o hoon, zoo
Otto Olof (Dwong, Oldgond won!" Otto
noopt t volk: „o hoon, zoo t slot ons
ontsprong, of Olof H ontkomt! op, op!
voort, voort! Drom op drom storm' 't slot!"
-r 's Volks borst jookt; 't hoopt op lof of
loon. Schot op schot vipog rond, of wolk op
wolk 't vocht goot zoo 't door Noordstorm
stold' of vroor tot brok op brok. 't Lood
droop op t hoofd, door d'oorlogsrok tot
op 't bloot Toch drong Otto voort; toch
won Otto poort voor poort, post voor post.
Nog klonk Olofs ooriogslocia': „Voor Ool
holm! voor Oldgond!" Doch, hoor, dof
bomt Colholm's noodklok. Hoogrood golft
rookkolom op rookkolom rond door boog,
poort, goot; 't glom, t kooit, 't gloort;
't vonkt voort; ros stroomt 't op tot dom.
top, nok. 't Volk roost door vonk of smoort
door rook; 't wordt hooploos, ,,'t Wordt
stond tot storm!" klonk Otto's woord.
Bornholms vorst klom op; 't volk vlood,
of zoo 't nog schoold' of vocht 1 stort
voor Otto's knods. Dol stormt Otto voort
door poort, boog, hol; Oldgond zocht
Otto. Hoor! t slot sprong, 't vloog
op; Oldgond stond voor Otto's oog
schoon, blond, jong. Hoog bloosd' Old
gonds koon. Otto stond stom, Otto vond
tong noch woord.... „Los, los! snood,
godloos vorst! Dood volgt roof!" klonk
Olofs woord. Olof stort poort, boog, rook
door, op Otto. Hoog blonk Olofs dolk,
blootshoofds stond Otto; doch Born
holms vorst sprang op, boog 't hoofd
Olofs stoot stompt op Otto's dolkkno
Olof stort; doch Oldgond boog 't hoofd
voor Otto: „Colholms roos dronk toch
Olofs bronvacht, Olof zond toch brood
voor Oldgond!" Loof Thor, Noor!
klonk Otto's woord: „om Oldgond wordt
nach Otto's dolk noch Olofs borst rood."
Doch 's Noodlata stond komt; Wolf zong 't:
Wordt Colholms roos ontroofd,
't Kost Ojof slot, troon, hoofd.
t Woord vloog nog op Otto's tong, nog
stond Otto's pook op Olofs strot, - och, Ooï
holms slotvoogd, vol wrok, boog 't hoofd,
wrong 't forsoh los, sprong op.schroom,
Otto! doch Otto zorgt; Otto tornt Olofs
sprong; Otto's dolk doorboort Olofs borst
door wond op wond.
Ton, toorts, kroon, vonkt op Bornholms
slot. Otto schonk dronk op dronk rond;
Oldgond dost 't blond hoofd döor roos op
rooa 't Zonros vloog 't bolrond om,
rond op rond. Zoon op zoon zoog Old
gonds borst of sprong op Otto's schoot.
Nod komt 't volk tot Ooïholms slot:
Olofs spook doolt rond door poort, hol,
boog.
Oothold, Thors tolk, zong d'O-sprook
voor Otto's kroost.
Nu zal in deze voorstelling van zaken
gegeven door Talley, natuurlijk een
flinke dlosis cvedrijving zitten, maar een
kern van waarheid schuilt er natuurlijk
ook in.
In ieder geval is volkomen waar, dat
vele jaren geleden groote geldvoorraden
veilig door de stad konden worden ver
voerd, zonder dat het gevaarlijk waa
Indien er thans groote geldsommen
goudvoorraden of dergelijke door de stad
moeten worden vervoerd is een bewaking
door politie en soldaten met machinege
weren en gepantserde auto's noodig.
Ook dient de politie een uitgebreid
korps geheime speurdert te organiseeren
om de misdadigers voortdurend in bet
vizier te houden vond de vergadering.
HUM'n lieve, lieve meisje
ZUM'n heerlijke, heerhjke vent
Vader (boven aan de trap)M'n hooge,
hooge gasrekening1
De Amerikaansche gevangenissen.
De hoofdambtenaar van het openbaar
ministerie te New-York heeft een verga
dering gehouden met vooraanstaande bur
gers en een aantal rechters. Doel der con
ferentie was, middelen te beramen om
orde en eerbied voor de wet te herstellen
in de wereldstad, en zekerheid te schep
pen dat meer en beter dan tot dusver het
geval is, boosdoeners ook behoorlijk ge
grepen, veroordeeld en gestraft worden.
Heden ten dage toch komen diefstallen
met geweldpleging op den openbaren
weg, brutale inbraken, moordaanslagen,
zoowel 's nachts als bU klaarlichten dag,
herhaaldelijk voor.
Op de thans gehouden bespreking om
te komen tot betere bestrUding van de
misd'aden en misdadigers, bleek men het
er over eens te zUn, dat enkel drastische
hervormingen in de wet en in de metho
den van de politie de mogelijkheid zou
den scheppen, dat de stad weer veilig
wordt voor de burgerU. De bijeenkomst
vond plaats in het vertrek, daarvoor be
schikbaar gestold' dbor rechter Talley. De
rechter verklaarde, dat z.1. een der voor
naamste redenen voor uitbreiding, die de
misdadigheid had genomen, hierin gele
gen is, dat de oommissie voor de voor
waardelijke invrijheidstelling van veroor
deelden in den staat New-York, de ge
woonte was gaan volgen, om lieden vrU
te laten zoodra zU den minimum gtraffijd
^hadden uitgieten. Ook wil Talley een
wijziging van de strafwet, zoodat zwaar
der straffen kunnen worden opgelegd.
Dan zijn volgens Tallej de gevangenis
toestanden in den staat New-York te hu
maan. Die toestanden zUn er van een
aard, dlat zU als het ware een uitnoodlging
vormen aan misdadigers om misdaden te
begaan en in de gevangenissen een pret
tig onderdak te vinden. Daar komen too-
neelgezelsohappen voorstellingen geven,
de gevangenen spelen er base-ball en krij
gen er op hun tijd bioeooopvertooningen.
Zij mogen in de koffiekamer hun maaltU-
ten nuttigen. Werken moeten zU ook, dat
wil zeggen een uur of drie per dag.
11deaal der tegenwoordige meisjes.
O wee, als ik een jongen neeim,
Een jongen naar mijn zin:
Dan moet hij heel bizonder zijn
Alvorens Tc hem bemin!
HU moet zijn van de H. B. S.,
En spreken vreemde taal.
Moet zwemmen, dansen, enzoovoort.
Dat is mUn Ideaal.
Hij moet van goede afkomst zijn,
Uit heel voornamen stand.
En dan, dat is een hartewensch:
Slank, blond en elegant
En als hU spreekt van trouwen, o,
Geloof niet dat ik draal,
Als schoonpapa de chèques maar
schrijft.
Dat is mijn ideaal»
WU koopen eerst een prachtig huls,
Op heel voornamen stand.
En 's zomers gaan wU, dat is vast,
In pension aan 't strand.
*k Geef dan mijn personeel vrijaf,
En leef op groote sohaaL
*k Doe of het van mUzelve was....
Dat is mUn ideaal.
(Maar ach, als ik ln stilte peins,
Kom 'k steeds tot dit besluit:
Welk' rijke vader geeft rijn zoon
Aan 'n meisje zonder duit?.
Enfin, '4 is maar een visioen,
Dom rijn wU allemaal
MBar 't domst van al, het allerdomst
Een meisjesideaal.
TRUUS.
Zoontje: Moeder, waarom is u eigenlijk
Juist met mijn vader getrouwd?
Moeder: Zoo -begin JU je daar elnde-
Ujk ook over te verwonderen?
Dat was niet de bedoeling.
Gast: Zeg eens kallner, noem je dat nou
werkelijk een kalfsootelette? Begrijp je
nou niet, dat zoo'n ootelette een recht-
streeksche beleeddglng is voor ieder kalf,
dat zichzelf respecteert?
Kellner: Ik vraag u beleefd verontschul
diging, mijnheer ziet u. Ik had heele-
maal niet de bedoeling u te beleedigen.1
Onhandig.
Ja.«ei de heer des huizes naden
kend, terwUl hU met zijn vrienden na een
gezeliigen dag een sigaartje zat te rocken
ik kan me nog voorvallen herinneren
van jaren geleden van dat ik nog 'n
jongen en van dat ik nog 'n kind was.
En het is of ze gisteren gebeurd zUn.
ZUn het aardige herinneringen?
vroeg een tafelgenoot
Aardige zijn er bU sprak mijnheer
maar de meeste doen Je achteraf aan als
erge stomme streken.Als je zoo eens
in gedachten je leven nagaat van je
schooljaren af, je kwajongensjaren de
perioden van kalverliefde en vrijerijtjes,
aan feestjes en verdrietjes, aan groote
plannen aan je latere meisje en aan je
trouwen.dan denk je vaak bU jezelf:
Jonge wat heb ik toch 'n massa stomme
streken uitgehaald!.
En de heer des huizes kon zich maar
niet begrijpen waarom zUn vrouw zoo koel
tegen hem was, toen de gaston eindeiUk
vertrokken waren.
Een vergissing.
Vooraleer hU het kind1 ging doopen vond
de predikant het noodig om zooals hij
altijd deed een paar toepasselyke woor
den tot de ouders te spreken.
Waarde ouders.zoo begon hU-
voor ik dit kind het doopsel toedien, zou ik
u er graag op willen wyzen hoe groot
eigenlijk wel de verantwoordebjkheid is,
die op de schouders van u ouders, is ge
legd! Denk daarover niet te licht. Denk
voorfcl aan die toekomst, die misschien
voor dit lieve kind is weggelegdMis
schien wordt het een zonnetje in uw later
"even. Mlsschieni wordt het een groot man.
Misschien een eenvoudig werker in den
wijngaard des HeereniMogeUjk wordt
het een predikant, net als ik maar mis
schien ook woidt het een officiereen
dapper soldaat of een stil geleerde.
Misschien blijft hU eenvoudig in het uiter-
'ijk leven, maar misschien klimt hU op tot
hoogen rang. Maar boe het zU of hU u
een vreugde in het leven wordt of een an
gel in het vleesóh. Weet dat het uw taak
is altijd omhoog te zien en hem omhoog
te bUjven wUzen.Hoe is de naam?.
Anna, Maria, Catarina, Geertruida.
rei de Jonge moeder verlegen!
VOOR DE KINDEREN.
PETER EN DE BIJEN.
„Hoe nUver vliegt de kleine bf)
Gestaflg van bloem tot bloem"
begon Peter weer opnieuw het gedichtje
op te lezen, dat hfj uit het hoofd moest
leereni Toen1 gooide hU boos zUn boek op
tafel al mopperend: „Ik geloof er niets
van, dat die bijen zoo vlijtig zUn". Peter
stond op, rekte zich uit en slenterde naar
buiten, waar hU zUn eigen verborgen
boekje opzocht het dakje van een oud
priëel, dat ïteelemaal met kamperfoelie be
groeid was. Niemand bad hem nog ooit
daar gevonden en Peter voelde er zich
heerlijk veilig. Na een lastige klimpartU,
ging hij languit op het geurige kamper
foelie-bed liggen, luisterend naar het ge
zoem der bijen rondOm. „Zouden ze nu
heusch werken, of vliegen ze alleen maar
rond voor hun plezier?" dacht Peter en
hU keek met meer aandacht naar de aar
dige diertjes. „Hé, wat heeft die Mj daar
op haar rug?", dacht hU plotseling!. Scher
per kijkend, zag hU tot zUn groote verba
zing dat het een heel klein mannetje was,
een echt mannetje uit een sprookjesland.
Het ventje sprong van den rug der hU
af en bleef recht voor Peter staan. Het
droeg een bruin en goud gestreept pakje
een puntig geel mutsje en het was zoo
klein, dat Peter het wel met één vinder
plat kon drukken: Het ventje zei met een
hoog fijn stemmetje: „Wat zie Je er boos
uit!"
Peter deed! net of
hoorde en zei: „Wie
naam?"
„Ik, o, ik ben een elf." -
„Ik dacht niet, dat zulke wezens nog
bestonden," mompelde Peter. „Maar als
je er werkelijk een bent, dan kan Je me ze
ker wel vertellen, of bUen heusch werken
of dat ze alleen voor hun plelzier vliegen
en honing drinken".
WpL, hoe zou je er over denken, het
zelf eens te gaan onderzoeken?" vroeg de
elf. ,JJe kunt ook wel een ritje maken op
een bijton-rug, net als ik!"
„Ha-ha!" lachte Peter. „Zeg niet zulke
domme dingen. Ik ben natuurlijk veel te
groot om op een bUen-rug te zitten.
„Hé, hé, praatjesmaker! Wacht een
oogenblik en je zult zien, hoe klein je
I de elf weer. Hij nam zijn
mutsje af en zwaaide dit voor Peter heen
en weer. Peter kreeg een heel vreemd ge
voel, of hij kromp en kromp, tot het hem
toescheen, of er niets van hem overbleef.
Tot zUn groote verlichting heild het elfje
net op met zwaaien. Het zette zUn mutsje
weer op, keek lachend naar Peter en zei,
terwUl het naar een t»U wees: „Ga maar
op haar rug zitten."
Peter was nu nog kleiner dan het elfje,
i de bUen schenen nu groote, dikke die
ren te zjju, terwijl hun gezoem Peter haast
doof maakt. Peter durfde echter het
niet ongehoorzaam te zijn: hU klau
in een kamperfoelie-stengel en kroop
voorziohtig op den zachten, harigen rug
van een by die druk bezig was den honing
uit de geurige kamperfoelie-bloemen te
zuigen.
Peter had tevoren nog nooit zoo duide-
dïe woorden niet
n Je in vredes-
Ujk een bij gezien. Hij zag nu,.dat ze twee
paar vleugels had en drie paar pooten. Het
achterste paar was langer dan de beide
andere; elke achterste poot had een groef,
net als een mandje.
Op deze poolen waren bosjes harde ha
ren, alsof het borsteltjes waren. Met een
van die pooten borstelde de bU het gele
stuifmeel van heur harige Ujf en bracht
hét in het „mandje" van h^r anderen
poot
Eerst dacht Peter, dat de -MJ een slurf
had, waarmee ze den honing diep uit de
bloemen* op zoog, maar toen hij goed keek,
zag hU, dat het geen slurf, doch een lange
onderlip was met een harige tong, die den
honing opzoog en dan achteruit bracht
langs haar keel in haar honingzakje.
Toen de stuifmeelmandjes in haar poo
ten vol waren, vloog de bU omhoog met
eter op haar rug. Na een poosje kwam
ze in een tuin, waarin eenige puntige kor
ven naast elkaar op een plank stonden.
De bij vloog met Peter in een van deze
korven binnen. Toen Peter afstapte, zag
hU, dat het elfje er al eerder wps aange
komen.
De volgende week vertel ik jullie, wat
Peter in den bijenkorf zag.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsel».
I.
Waar een wil la, is een weg.
IL
Dolfijn (dol, fijn).
Nieuwe raadsels.
I.
Met g word ik door bakkers gebruikt,
met k dien ik tot berging, met 1 ben ik
een soort middel, waarmee soms een moei-
ijk doel bereikt wordt, met m ben ik een
w eersgesteküieid.
IL
Welke vruchten leest ge hieruit?
1. mUendrajant
2. s n i p a g.
8. zolohnate.
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
O. C. en W. A.; J. en B. v. A.; K. B.;
A. A. B.; W. B.; M. B.; K. ter R; O. B.;
O. B.; 8. O.; D. en V. D.; T. D.; O. A. en
M. A. D.; A. en H. D.; O. D.; O. v. d. E.;
B. en T. O.; J. O.; A. v. O.; A. die O.;
J. H.; O. de H.; T. M. H.; O. H.; A. en
M. O. H.; O. H.; M. J.; M. K.; J. de K.;
A. en A. K; P. J. K.; W. K.; O. K; H. J.
v. d. K.; Tj. K.; L. K.; E. de L.; A. M.;
F. v. M.; H. M.; O. v. P.; J. P.; A. H. P.J
J. en J. v. R.; W. R.;.P, J. R.; M. R.;
W. en J. 8.; M. 8.; 8. en A. 8.; M. v. 8.;
D. en M. 8.; M. en Th. J. V.; J. v. W.;
E. W.; G. W.; A. en O. de W.