HOE ZIET DE WERELD ER TEGENWOORDIG UIT? Ooi De rijke Romeinen stelden er lang een eer in om „Grands vins" te bewaren en te verzamelen. Horatius spreekt van een lekkerbek, die in zijn kelders meer dan 1000 vaten wijn van Cbio en Falerno bezat. Lucullus deedom zijn overwinning in Azië te vieren aan het volk 1000 vaten wijn uitschenken. Ook Caesar bood op zijn leesten veel en kostbare wijnen aan. Nero was om zijn wijnbachanalen zeer benwb^^^^^ In de Middeleeuwen wordt in Europa dank zij den smaak vooral van de Koningen van Engeland etc. de animo voor den wijn ontwikkeld. De wijnbouw en de wijnhandel begint zeer belangrijk te worden b.v. voor Bordeaux en omstreken. Men ruilde ze voor vreemde waren. Ook in andere landen neemt daarna de bouw van den wijnstok toe. Men kj^eg wijnen uit Midden Frankrijk, Bourgogne, Champagne, Bretagne, Normandie, Vlaan deren, Spanje en Italië. In Holland werden de wijnen uit Gascogne en Bordeaux zeer gezocht en ondanks den beurtelingschen toestand van oorlog en vrede, werden er hier altijd Éroote hoeveelheden van geimporteerd. >e Hollanders belaadden er te Bordeaux hun eigen schepen mee. Bovendien had den ze lang het monopolie voor het vervoer naar Engeland en Sohotland. Sommige families hebben in vroeger eeuwen vanuit Holland zelf wijngaarden bezeten in de buurt van de Bordelais. De wijnuitvoer was al spoedig zoo belangrijk, dat Koning Hendrik IV in 1448 een ordonnantie uitvaardigde, regelen de het handelsverkeer met de staten van den koning van Engeland, Holland, Zee land en Friesland. Londensche kolonie in deze ongezellige wintermaanden zich toch maar gezellig en thuis zullen voelen, krijgen ze kunst matig zonlicht en kunstmatige warmte tot ongeveer 90 graden I Als zoo'n beetje kunstmatige zon en gratis warmte eens voor de arme men schen in plaats van voor de mieren werd uitgedacht Alleen maar om ze wat op hun gemak en wat knusjes thuis te doen voelen?, (Daily News) Zoo is het doorgegaan tot op dezen dag. Vele oorlogen hebben gewoed en vele vredestractaten zijn geteekend. Vele revoluties en vele geslachten zijn opge komen en weer ondergegaan... Maar de wijn heeft zich bij de over winnaars en bij de overwonnenen bij de pro- en anti-revolutionairen en b]j de oude en bij de nieuve geslaohten gehandhaafd 1 Veel is er vergaan... De wijn is gebleven I Brenaa. LANDELIJKE ONSCHULD. roos, (Petit Parisien) MijnheerHoor eens, Marie ik kan volstrekt niet erg roepen over de visch. Als je mij vraègt, dan vond ik de visch vaneergisteren veel frissoher, veel lekkerder MarieMijnheer zal zich toch wel ver gissen, hoor... Want't is precies dezelfde visch. Dus... Dat kan niet! ii i. i - De film als.schietschijf. In het hoofdkwartier der New-Yorksohe politie heeft men zioh eenige film-appa raten aangesohaft, teneinde de politie te oefenen in het schieten op films d.w.z op levende beelden. Men heeft in het bijzonder die films ekozen, waarop de motorrijdende ban ieten te zien zijn. De praotisohe bedrevenheid in deze soort van schieten is meer dan nood zakelijk geworden, in verband met de veelvuldig voorkomende misdrijven en aanslagen, waarbij de bandieten gebruik maken van een motor of een automobiel... (Telegraaf). Parasol dragende mieren. De Londensche dierentuin is in het gelukkige bqgit eekomen van een kolonie Paralsolmleren uit Trinidad. Dezen naam hebben de mieren te danken aan hun gewoonte om van verschillende bladeren ronde stukken ter grootte van een cent en dus veel grooter dan ze zelf zijn af te bijten en die op hun kop te dragen als een schild. Zooals menschen een parasol boven hun hoofd dragen. Deze mieren doen dit echter niet om zich te beschermen tegen regen of zon. Het is slechts hun wijze van dragen. Want deze ronde stukken blad worden naar het nest gebracht onder den grond. Hier worden ze gekauwd en bevochtigd. En dan worden ze gebruikt om als... mest te dienen voor paddenstoelenbedden. Want deze mieren oultiveeren zelf een soort zwam. Zij doen dit omdat ze de sporen ervan uls voedsel gebruiken. Het zijn dus landbouwers, deze mieren. En de kolonie, die nu in de Londensche Artis is, zal worden gevoed met bananen- en sinaasappelschillen, zoolang tot ze hun paddenstoelen hebben gekweekt. Hoewel men een goede gracht om huq verblijfplaats heeft gegraven, ten einde te voorkomen, dat de mieren al te groote zwerftochten maken, moet men toch nog goed op ze passen. Want men weet van deze mieren, dat ze in staat zijn om van boombladeren een formeele brug te bouwen. Om te maken, dat de 100 mieren in de De O-Bprook. In aansluiting oip de onlangs hier opge nomen E-legende van Jaoob van Leimop, volgt hier als tweede letterkundig curio sum een verhaaltje uit louter o-klanken samengesteld. Het is vervaardigd door Abr. des Amorie van der Hoeven Jr. Deze was in de eerste helft der vorige eeuw een bekend kanselredenaar en let terkundige. Hij is jong gestorven (slechts 27 jaar oud), doch verwierf zich in de paar jaar van z'n predikantschap groote bekend heid. Zijn nagelaten leerredenon, alsmede een bundel proza en poëzie verschenen na zijn dood. Hij overleed in 1845. De O-sprook schreef hij als 20-}arig student, in navolging van van Lennep's E-legende. Ooïholms roos. O-sprook. Motto: 't Schoon lokt tot roof. Olof troont op Ooïholms slot, rondom door golf op golf omzoomd; Noordstorm Noordstorm floot door boog, poort, top, 'och pronkt op Olofs slot Colholms i Oldgond; jong, schoon, blond. Hoor! Olofs hoorn klonk, Olofs woord vloog rond; Noor op Noor spoort 't ros, ront, loopt, komt; 't slot wordt vol volks. Olofs loox' klonk: oorlog 1 oorlog! 't Oog vonkt toorn. „Olofs mond noodt ons, Olofs hoorn noopt ons: Vorst! 't wordt ons kond, zoo zorg of nood ontstond voor Oolholm." Bornholms Vorst, Otto, komt! Otto somt d'oorsprong op tot Thor; Otto's dolk wordt rood door moord op moord. Olof schroomt Otto noch ook Thor, doch zorg voorkomt nood. Otto zond bod op bod om Oldgond; Oldgonds schoon ontvonkt' Otto's borst; ook komt blos op blos op Oldgonds koon, zoo Otto's boot Oolhoms kom klooft Doch Olof zon op 't voorspook, Wolf zong 't: t Noodlot wordt kond Door Wolfs mond: Colholms roos, Oldgond, Pronk' op Ooïholms grond; Schoon Olofs zorg, Toch Olofs borg: Zoo Oldgond wordt ontroofd, 't Kost Olof troon, slot, hoofd Zoo hoord' Olof noch Otto, noch Oldgond. Otto bood bond of oorlog; oorlog koos Olof. Colholms slotvoogd sloot Ohlgoiu! op." Nog ontvloot 't woord Olofs mond, opl opi klonk door t slot; Otto komt! Boot op boot, vlot op vlot, kog op kog klooft Colholms kom! „Noor, vorst of volk, volg Olof!" Olof vloog voor. 't Volk sprong op; 't gordt dolk of pook om; 't torscht boog, knods, pols, rotsblok, 't slot op; 't lood smolt, kookt, zoo Otto soms storm koos. „Voor Oolholm, voor Old gond!" klonk 's volks looz*.„Schroom, boos roti roof zocht Bornholms vorst, dood wordt Otto's loon." Doch Otto? Noch dorst tot roof, noch oorlogsvonk boogt Otto. Doch Otto's borst klopt hoog voor Oldgonds schoon; Olof sloot 't oor, schoon Otto som op som bood voor Oldgond; Oldgond zond bod op boö tot Otto; doof ook voor Oldgond, sloot Olof Ooïholms roos op. Droom op droom komt voor Otto's spond. Oldgond Bpookt Bornholms vorst voor 't oog: drop op drop blonk op Oldgonds koon; 't hoofd, om zoomd door lok op lok, hong op Oldgonds borst (Zoo toch t wolkvocht droop op roos, koorn, ooftknop, trok roos noch ooftknop 't hoofd omhoog, voor t vocht ontloopt t zonros drop voor drop opslorpt; zoo boog Colholms roos 't vocht oog, 't blond hoofd). Ook hoort Otto soms Oldgonds toon, zoo schoon of 't boschkoor zong dooh"t nokt ook zoo dof, zoo domp, of golf op golf klotst' op boot of rota Nog schroomt Bornholms vorst oorlog, roof, moord. Doch Oothold komt; Oothold doorgrondt 't Noodlot Door Tbors bosoh doolt Oothold rond, loof of mos voor spond, noot of schors voor brood, bron- vocht voor dronk, 't Rood koord omgordt Gotholds wolfshond; Thors dolk pronkt op Gotholds borst; Thors stok schoort Got holds romp. Wol wordt Gotholds lok, hoog 't voorhoofd; doch oog noch oor wordt stomp, nog doorgrondt Oothold 't Noodlot Oothold stond voor Otto; t voorhoofd fronst, t oog vonkt „Op, zoon Thors! Ooïholms roos dort, tot Otto komt. Poot Colholms roos op Bornholms grond. Thor zond Oothold!" Zoo toog Otto voort tot Oolholm. D' oorlog dook op, spookt 't slot rond, stroopt 't oord bloot Boog op boog schoot; rots- brok op rotsbrok, ploft op boot kog, vlot. Rood wordt Ooïholms kom door moord op moord. Olofs woord' klonk: „o hoon, zoo Otto Olof (Dwong, Oldgond won!" Otto noopt t volk: „o hoon, zoo t slot ons ontsprong, of Olof H ontkomt! op, op! voort, voort! Drom op drom storm' 't slot!" -r 's Volks borst jookt; 't hoopt op lof of loon. Schot op schot vipog rond, of wolk op wolk 't vocht goot zoo 't door Noordstorm stold' of vroor tot brok op brok. 't Lood droop op t hoofd, door d'oorlogsrok tot op 't bloot Toch drong Otto voort; toch won Otto poort voor poort, post voor post. Nog klonk Olofs ooriogslocia': „Voor Ool holm! voor Oldgond!" Doch, hoor, dof bomt Colholm's noodklok. Hoogrood golft rookkolom op rookkolom rond door boog, poort, goot; 't glom, t kooit, 't gloort; 't vonkt voort; ros stroomt 't op tot dom. top, nok. 't Volk roost door vonk of smoort door rook; 't wordt hooploos, ,,'t Wordt stond tot storm!" klonk Otto's woord. Bornholms vorst klom op; 't volk vlood, of zoo 't nog schoold' of vocht 1 stort voor Otto's knods. Dol stormt Otto voort door poort, boog, hol; Oldgond zocht Otto. Hoor! t slot sprong, 't vloog op; Oldgond stond voor Otto's oog schoon, blond, jong. Hoog bloosd' Old gonds koon. Otto stond stom, Otto vond tong noch woord.... „Los, los! snood, godloos vorst! Dood volgt roof!" klonk Olofs woord. Olof stort poort, boog, rook door, op Otto. Hoog blonk Olofs dolk, blootshoofds stond Otto; doch Born holms vorst sprang op, boog 't hoofd Olofs stoot stompt op Otto's dolkkno Olof stort; doch Oldgond boog 't hoofd voor Otto: „Colholms roos dronk toch Olofs bronvacht, Olof zond toch brood voor Oldgond!" Loof Thor, Noor! klonk Otto's woord: „om Oldgond wordt nach Otto's dolk noch Olofs borst rood." Doch 's Noodlata stond komt; Wolf zong 't: Wordt Colholms roos ontroofd, 't Kost Ojof slot, troon, hoofd. t Woord vloog nog op Otto's tong, nog stond Otto's pook op Olofs strot, - och, Ooï holms slotvoogd, vol wrok, boog 't hoofd, wrong 't forsoh los, sprong op.schroom, Otto! doch Otto zorgt; Otto tornt Olofs sprong; Otto's dolk doorboort Olofs borst door wond op wond. Ton, toorts, kroon, vonkt op Bornholms slot. Otto schonk dronk op dronk rond; Oldgond dost 't blond hoofd döor roos op rooa 't Zonros vloog 't bolrond om, rond op rond. Zoon op zoon zoog Old gonds borst of sprong op Otto's schoot. Nod komt 't volk tot Ooïholms slot: Olofs spook doolt rond door poort, hol, boog. Oothold, Thors tolk, zong d'O-sprook voor Otto's kroost. Nu zal in deze voorstelling van zaken gegeven door Talley, natuurlijk een flinke dlosis cvedrijving zitten, maar een kern van waarheid schuilt er natuurlijk ook in. In ieder geval is volkomen waar, dat vele jaren geleden groote geldvoorraden veilig door de stad konden worden ver voerd, zonder dat het gevaarlijk waa Indien er thans groote geldsommen goudvoorraden of dergelijke door de stad moeten worden vervoerd is een bewaking door politie en soldaten met machinege weren en gepantserde auto's noodig. Ook dient de politie een uitgebreid korps geheime speurdert te organiseeren om de misdadigers voortdurend in bet vizier te houden vond de vergadering. HUM'n lieve, lieve meisje ZUM'n heerlijke, heerhjke vent Vader (boven aan de trap)M'n hooge, hooge gasrekening1 De Amerikaansche gevangenissen. De hoofdambtenaar van het openbaar ministerie te New-York heeft een verga dering gehouden met vooraanstaande bur gers en een aantal rechters. Doel der con ferentie was, middelen te beramen om orde en eerbied voor de wet te herstellen in de wereldstad, en zekerheid te schep pen dat meer en beter dan tot dusver het geval is, boosdoeners ook behoorlijk ge grepen, veroordeeld en gestraft worden. Heden ten dage toch komen diefstallen met geweldpleging op den openbaren weg, brutale inbraken, moordaanslagen, zoowel 's nachts als bU klaarlichten dag, herhaaldelijk voor. Op de thans gehouden bespreking om te komen tot betere bestrUding van de misd'aden en misdadigers, bleek men het er over eens te zUn, dat enkel drastische hervormingen in de wet en in de metho den van de politie de mogelijkheid zou den scheppen, dat de stad weer veilig wordt voor de burgerU. De bijeenkomst vond plaats in het vertrek, daarvoor be schikbaar gestold' dbor rechter Talley. De rechter verklaarde, dat z.1. een der voor naamste redenen voor uitbreiding, die de misdadigheid had genomen, hierin gele gen is, dat de oommissie voor de voor waardelijke invrijheidstelling van veroor deelden in den staat New-York, de ge woonte was gaan volgen, om lieden vrU te laten zoodra zU den minimum gtraffijd ^hadden uitgieten. Ook wil Talley een wijziging van de strafwet, zoodat zwaar der straffen kunnen worden opgelegd. Dan zijn volgens Tallej de gevangenis toestanden in den staat New-York te hu maan. Die toestanden zUn er van een aard, dlat zU als het ware een uitnoodlging vormen aan misdadigers om misdaden te begaan en in de gevangenissen een pret tig onderdak te vinden. Daar komen too- neelgezelsohappen voorstellingen geven, de gevangenen spelen er base-ball en krij gen er op hun tijd bioeooopvertooningen. Zij mogen in de koffiekamer hun maaltU- ten nuttigen. Werken moeten zU ook, dat wil zeggen een uur of drie per dag. 11deaal der tegenwoordige meisjes. O wee, als ik een jongen neeim, Een jongen naar mijn zin: Dan moet hij heel bizonder zijn Alvorens Tc hem bemin! HU moet zijn van de H. B. S., En spreken vreemde taal. Moet zwemmen, dansen, enzoovoort. Dat is mUn Ideaal. Hij moet van goede afkomst zijn, Uit heel voornamen stand. En dan, dat is een hartewensch: Slank, blond en elegant En als hU spreekt van trouwen, o, Geloof niet dat ik draal, Als schoonpapa de chèques maar schrijft. Dat is mijn ideaal» WU koopen eerst een prachtig huls, Op heel voornamen stand. En 's zomers gaan wU, dat is vast, In pension aan 't strand. *k Geef dan mijn personeel vrijaf, En leef op groote sohaaL *k Doe of het van mUzelve was.... Dat is mUn ideaal. (Maar ach, als ik ln stilte peins, Kom 'k steeds tot dit besluit: Welk' rijke vader geeft rijn zoon Aan 'n meisje zonder duit?. Enfin, '4 is maar een visioen, Dom rijn wU allemaal MBar 't domst van al, het allerdomst Een meisjesideaal. TRUUS. Zoontje: Moeder, waarom is u eigenlijk Juist met mijn vader getrouwd? Moeder: Zoo -begin JU je daar elnde- Ujk ook over te verwonderen? Dat was niet de bedoeling. Gast: Zeg eens kallner, noem je dat nou werkelijk een kalfsootelette? Begrijp je nou niet, dat zoo'n ootelette een recht- streeksche beleeddglng is voor ieder kalf, dat zichzelf respecteert? Kellner: Ik vraag u beleefd verontschul diging, mijnheer ziet u. Ik had heele- maal niet de bedoeling u te beleedigen.1 Onhandig. Ja.«ei de heer des huizes naden kend, terwUl hU met zijn vrienden na een gezeliigen dag een sigaartje zat te rocken ik kan me nog voorvallen herinneren van jaren geleden van dat ik nog 'n jongen en van dat ik nog 'n kind was. En het is of ze gisteren gebeurd zUn. ZUn het aardige herinneringen? vroeg een tafelgenoot Aardige zijn er bU sprak mijnheer maar de meeste doen Je achteraf aan als erge stomme streken.Als je zoo eens in gedachten je leven nagaat van je schooljaren af, je kwajongensjaren de perioden van kalverliefde en vrijerijtjes, aan feestjes en verdrietjes, aan groote plannen aan je latere meisje en aan je trouwen.dan denk je vaak bU jezelf: Jonge wat heb ik toch 'n massa stomme streken uitgehaald!. En de heer des huizes kon zich maar niet begrijpen waarom zUn vrouw zoo koel tegen hem was, toen de gaston eindeiUk vertrokken waren. Een vergissing. Vooraleer hU het kind1 ging doopen vond de predikant het noodig om zooals hij altijd deed een paar toepasselyke woor den tot de ouders te spreken. Waarde ouders.zoo begon hU- voor ik dit kind het doopsel toedien, zou ik u er graag op willen wyzen hoe groot eigenlijk wel de verantwoordebjkheid is, die op de schouders van u ouders, is ge legd! Denk daarover niet te licht. Denk voorfcl aan die toekomst, die misschien voor dit lieve kind is weggelegdMis schien wordt het een zonnetje in uw later "even. Mlsschieni wordt het een groot man. Misschien een eenvoudig werker in den wijngaard des HeereniMogeUjk wordt het een predikant, net als ik maar mis schien ook woidt het een officiereen dapper soldaat of een stil geleerde. Misschien blijft hU eenvoudig in het uiter- 'ijk leven, maar misschien klimt hU op tot hoogen rang. Maar boe het zU of hU u een vreugde in het leven wordt of een an gel in het vleesóh. Weet dat het uw taak is altijd omhoog te zien en hem omhoog te bUjven wUzen.Hoe is de naam?. Anna, Maria, Catarina, Geertruida. rei de Jonge moeder verlegen! VOOR DE KINDEREN. PETER EN DE BIJEN. „Hoe nUver vliegt de kleine bf) Gestaflg van bloem tot bloem" begon Peter weer opnieuw het gedichtje op te lezen, dat hfj uit het hoofd moest leereni Toen1 gooide hU boos zUn boek op tafel al mopperend: „Ik geloof er niets van, dat die bijen zoo vlijtig zUn". Peter stond op, rekte zich uit en slenterde naar buiten, waar hU zUn eigen verborgen boekje opzocht het dakje van een oud priëel, dat ïteelemaal met kamperfoelie be groeid was. Niemand bad hem nog ooit daar gevonden en Peter voelde er zich heerlijk veilig. Na een lastige klimpartU, ging hij languit op het geurige kamper foelie-bed liggen, luisterend naar het ge zoem der bijen rondOm. „Zouden ze nu heusch werken, of vliegen ze alleen maar rond voor hun plezier?" dacht Peter en hU keek met meer aandacht naar de aar dige diertjes. „Hé, wat heeft die Mj daar op haar rug?", dacht hU plotseling!. Scher per kijkend, zag hU tot zUn groote verba zing dat het een heel klein mannetje was, een echt mannetje uit een sprookjesland. Het ventje sprong van den rug der hU af en bleef recht voor Peter staan. Het droeg een bruin en goud gestreept pakje een puntig geel mutsje en het was zoo klein, dat Peter het wel met één vinder plat kon drukken: Het ventje zei met een hoog fijn stemmetje: „Wat zie Je er boos uit!" Peter deed! net of hoorde en zei: „Wie naam?" „Ik, o, ik ben een elf." - „Ik dacht niet, dat zulke wezens nog bestonden," mompelde Peter. „Maar als je er werkelijk een bent, dan kan Je me ze ker wel vertellen, of bUen heusch werken of dat ze alleen voor hun plelzier vliegen en honing drinken". WpL, hoe zou je er over denken, het zelf eens te gaan onderzoeken?" vroeg de elf. ,JJe kunt ook wel een ritje maken op een bijton-rug, net als ik!" „Ha-ha!" lachte Peter. „Zeg niet zulke domme dingen. Ik ben natuurlijk veel te groot om op een bUen-rug te zitten. „Hé, hé, praatjesmaker! Wacht een oogenblik en je zult zien, hoe klein je I de elf weer. Hij nam zijn mutsje af en zwaaide dit voor Peter heen en weer. Peter kreeg een heel vreemd ge voel, of hij kromp en kromp, tot het hem toescheen, of er niets van hem overbleef. Tot zUn groote verlichting heild het elfje net op met zwaaien. Het zette zUn mutsje weer op, keek lachend naar Peter en zei, terwUl het naar een t»U wees: „Ga maar op haar rug zitten." Peter was nu nog kleiner dan het elfje, i de bUen schenen nu groote, dikke die ren te zjju, terwijl hun gezoem Peter haast doof maakt. Peter durfde echter het niet ongehoorzaam te zijn: hU klau in een kamperfoelie-stengel en kroop voorziohtig op den zachten, harigen rug van een by die druk bezig was den honing uit de geurige kamperfoelie-bloemen te zuigen. Peter had tevoren nog nooit zoo duide- dïe woorden niet n Je in vredes- Ujk een bij gezien. Hij zag nu,.dat ze twee paar vleugels had en drie paar pooten. Het achterste paar was langer dan de beide andere; elke achterste poot had een groef, net als een mandje. Op deze poolen waren bosjes harde ha ren, alsof het borsteltjes waren. Met een van die pooten borstelde de bU het gele stuifmeel van heur harige Ujf en bracht hét in het „mandje" van h^r anderen poot Eerst dacht Peter, dat de -MJ een slurf had, waarmee ze den honing diep uit de bloemen* op zoog, maar toen hij goed keek, zag hU, dat het geen slurf, doch een lange onderlip was met een harige tong, die den honing opzoog en dan achteruit bracht langs haar keel in haar honingzakje. Toen de stuifmeelmandjes in haar poo ten vol waren, vloog de bU omhoog met eter op haar rug. Na een poosje kwam ze in een tuin, waarin eenige puntige kor ven naast elkaar op een plank stonden. De bij vloog met Peter in een van deze korven binnen. Toen Peter afstapte, zag hU, dat het elfje er al eerder wps aange komen. De volgende week vertel ik jullie, wat Peter in den bijenkorf zag. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsel». I. Waar een wil la, is een weg. IL Dolfijn (dol, fijn). Nieuwe raadsels. I. Met g word ik door bakkers gebruikt, met k dien ik tot berging, met 1 ben ik een soort middel, waarmee soms een moei- ijk doel bereikt wordt, met m ben ik een w eersgesteküieid. IL Welke vruchten leest ge hieruit? 1. mUendrajant 2. s n i p a g. 8. zolohnate. Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: O. C. en W. A.; J. en B. v. A.; K. B.; A. A. B.; W. B.; M. B.; K. ter R; O. B.; O. B.; 8. O.; D. en V. D.; T. D.; O. A. en M. A. D.; A. en H. D.; O. D.; O. v. d. E.; B. en T. O.; J. O.; A. v. O.; A. die O.; J. H.; O. de H.; T. M. H.; O. H.; A. en M. O. H.; O. H.; M. J.; M. K.; J. de K.; A. en A. K; P. J. K.; W. K.; O. K; H. J. v. d. K.; Tj. K.; L. K.; E. de L.; A. M.; F. v. M.; H. M.; O. v. P.; J. P.; A. H. P.J J. en J. v. R.; W. R.;.P, J. R.; M. R.; W. en J. 8.; M. 8.; 8. en A. 8.; M. v. 8.; D. en M. 8.; M. en Th. J. V.; J. v. W.; E. W.; G. W.; A. en O. de W.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 8