t Juttertie Sr w J Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT van ZATERDAG 31 JANUAR11925 Nr. 160 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) mm Schetsen uit IJmulden, CAREL J. BRENSA. DE LAATSTE LOODSDIENST. Cen Skandlnavlsch Zeeverhaal. DE TWEE „SMITTEN". Of: De man met pech. Mijnheer Van Bommel is een arme kantoorbediende, die heel zijn leven door van het monster „Pech" werd belaagd. Nooit liep hem eens iets mee. Tot zelfs het eenvoudigste ding ter wereld liep voor hem uit op een kleine catastrofe of een tragedie. Luister slechts naar het volgende sim pele voorval. Van Bommel had onder zijn vrienden twee mannen, die allebei Smit heetten. De een was zijn chef op het kantoor, waar Van Bommel zijn dagen sleet. Deze chef was zijn gebieder in de eerste plaats. Hij dankte aan zijn humeur den zonnigen schijn of... de onweersstemihing op het kantoor. Maar behalve dat was deze Smit de vader van een erg aardige dochter, <tye heel vaak bij haar vader op kantoor kwam en op deze tijdstippen het hart vap Van Bommel hevig met het liefde vuur had aangetast. Zoodat hy al sedert maanden hoopte op een geschikte gelegenheid om eens nader met haar kennis te maken. Naast dezen mijnbeer Smit had Van Bommel nog een vriend, die ook dezen Bltiipelen naam droeg. Deze Smit was een kameraad van een vroeger kantoor en tegenwoordig een zeer bekend beroeps- voetballer. erder niets. Ze waren joviale kameraden en gingen wel eens samen uit naar schouwburg of café. In deze situatie geschiedde het op een aangenamen voorjaarsdag, dat Van Bom mel des morgens met de post twee briefjes tegelijk ontving: Twee uitnoodigingen. Het eene was er een van den voetballer, die hem vertelde dat hij hem a.s. Zondag zou komen afhalen voor een belangqjjke internationale match. Het andere briefje was van zijn chef, die hem vroeg om, nu het voorjaar werd, eens een Zondagje op zijn kleine villa buiten de stad te komen thee drinken. Van Bommel was in de wolken en dien Zaterdagmiddag - na kantoortijd - schreef hij twee korte briefjes. Hij nam het aan bod van zijn chef onder minzame dank betuiging aan en poeierde voor ditmaal zijn voetbalvriend met een paar non chalante woorden af. Daarna prepareerde hij zich zorgvuldig voor den aangenamen Zondag en wachtte ongeduldig het uur van vertrek. Terwijl hij zich den Zondagmiddag bezig is met de uiterste zorg te kleeden, treedt opgeruimd en wel de voetballer binnen. Wel, amice, nog niet klaar Klaar vraagt Van Bommel met een bang voorgevoel. Ik heb je toch geschreven, dat ik vandaag niet mee zou gaan, omdat ik wat anders te doen had? Waarachtig niet zegt de Smit voetballer Je hebt me juist in een prachtstijl geschreven, dat het je een meer dan buitengewone eer zou wezen van mijn aanbod gebruik te maken en dat je Kerel stoof Van Bommel op dan heb jij het verkeerde briefje ge kregen O. Goeie genadeDan heeft mijn chef het andere ontvangen En wat stond er dan op dat andere vraagde Smit. Daar stond op sprak Van Bom mel met gebroken stem„Beste Kwibus van een Smit loop naar den drommel voor deze keerIk heb heel wat beters ln 't vet voor aanstaanden Zondag I" Brensa. Want de mensch is toegerust met de hoogste gaven om te verstaan en te be grijpen. Hij kan de verschijnselen, die hem geopenbaard worden en de toestan den, die in duidelijke taal tot hem spreken, werkelijk omvatten. Hij kan de onzicht bare oorzaken en de zichtbare gevolgen met elkaar in verband brengen. Hij kan de zedelijke wetten en de tastbare werke lijkheid beheerschen. En zoodoende meehelpen en meewerken tot een goed verstaan van het leven voor elkaar. Niettemin doet hij het in de meeste gevallen niet. Waarom niet? EEN KWESTIE VAN HET VEESTAND. Een goed verstaander heeft een half woord noodig. Verstand: dat duidt aan een kwestie van verstaan. Het verstaan is een begrij pen, een overnemen, een tot eigen bezit maken van de gedachte van een ander door middel van het Verstand. Wanneer iemand door een ander ver staan wil worden, dan moet hij in de eerste plaats zorgen verstaanbaar te wezen. Wil men iets verstaan, dat moet men de middelen laten we zeggende taal kennen waarmee de ander zich uitdrukt. Nu heeft wel ieder gebied, van kunst en wetenschap en denken en vak zijn eigen taal, maar in het algemeen is de taal zoo ruim, dat het niet moeilijk moet zijn om zich toch verstaanbaar uit te drukken. Heeft men dus in de gemeenschaps oefening iets verstaanbaar te maken, dan komt het er opaan, zoo duidelijk mogelijk te wezen en te zorgen, dat er geen dubbel zinnigheid of geen misverstand mogelijk is. Niettegenstaande het boven omschreven feit, dat ieder gebied zijn eigen vaktaal heeft, is in het algemeen de taal nog ruim en rijk genoeg om ons allen tevreden te stellen. Wil dus om maar eens iets te noemen een schrijver, een journalist, een dichter of een romancier het oor van de menigte bereiken, dan moet hij geen taal en geen woorden gebruiken, die voordp meesten niets dan vage klanken zijn. Want in de veronderstelling voor erg geleerd door te gaan, zou hij bereiken, dat de zin aan zijn lezers ontgaat. En daaraan heeft de wereld niet veel. Er wordt tegenwoordig veel geklaagd over verbastering van de Taal. Er worden veel vreemde woorden gebezigd, waarvoor heel goede Nederlandsche woorden be staan. Zelfs sloven sommigen zich in de litteratuur tegenwoordig vaak uit om ge heel nieuwe woorden te construeeren. Zoogenaamd om te schilderen. Wanneer dit kalmaan plaats heeft en verfrisschend werkt, dan heeft het nog zijn goede zijde. Maar wanneer het te ver gaat, wordt het doel voorbij gestreefd. Het doel van te worden verstaan 1 Van alle eigenschappen in de mensche- lijke -natuur is het verstaan misschien de meest eenvoudige, de meest simpele en droge en de minst opzienbarende. Het is niet als de fantasie. Ook niet als het gevoel. Het is geen ontroering of geen ontleding van denkbeelden. Het is in den grond niets buitengewoons dat verstaan I Maar het is het allereerst noodig e en het is het meest onmisbare in hetmensche- lijk leven. De samenleving zou mogelijk minder veelzijdig, minder diep en breed en hoog en ondoorgrondelijk wezen, wanneer het een van de schoone eigenschappen van gevoel en fantasie en ontroering en wijs- geerig inzicht miste. Maar de samenleving vooral die van het oogenblik zou stukken in haar voordeel gebaat zijn, wanneer wat meer aandacht werd gegeven aan het elkaar goed verstaan. Wanneer meer zorg en respect werd besteed aan de ontwikkeling van het wederzijdsch verstand! Multatuli noemde het niet verstaan een slechte gewoonte. Het ié in den grond nog meer. Het is een soort misdaad. P PU! H II door PRAATJES VAN DEN VLETTERMAN. IJmulden voor de vlsch. Zandvoort om te baden. Er was een rijk geworden koopman in Amsterdam zijn naam doet niet ter zake en deze rijk geworden koopman had een erg arme bloedverwant. Bovendien was die arme bloedverwant nog heel erg sukkelig, juister gezegd: ziek. Om deze reden allemaal akeligheden bij elkaar, die armoe en die ziekelijkheid ging de rijke koopman nooit naar den armen koopman toe. Maar toen hfl op een keer eens hoorde, dat het nu wel buitengewoon sukkelig was, toen bedacht de rijke man toch dat z'n fatsoen hem eigenlijk gebood er eens 'n klein bezoekje te brengen. En nadenkende en zijn familiezucht voe lende groeien, nam de rijke man zich voor om niet een klein bezoekje, maar een heel groot en een heel belangrijk bezoek te gaan brengen aan zijn lijdenden verwant. Hij zou beslist wat voor hem doen. En hij ging erheen. Hij nam fruit en een kist sigaren mee en kwam bij zijn zieken naamdrager. Nou— wel.Elie begon hij hoe gaat 't er nou mee? Hoe zal \gaan? zei Elie toonloos erger zal t niet kunnen- *k Ben .wat slechter dan slecht Ziek! Het antwoord is ditIn de eerste plaats is het een eigenaardige traagheid in den mensch. Want begrijpen en verstaan is geen kunst, maar een inspanning. En als er geen dadelijk' verondersteld voordeel aan verbonden is spant de mensch zich niet in! Hetgeen heel verkeerd is, want de wereld bestaat volstrekt niet uit enkel zichtbaar en dadelijk voelbaar voordeel. Het niet. zichtbare is misschien belang rijker dan het andere. Maar in de tweede plaats wordt de mensch tot goed verstaan vaak tegenge houden door een eigenaardigheid. Dat is het „Eigenbelang". Men meent dikwijls in zijn eigen belang ooren en oogen te moeten sluiten en te doen alsof men niet verstaat en nietbegrijpt Dat is het grootste en het verschrik kelijkste vergrijp van onze samenleving. Het niet willen hooren en verstaan uit eigenbelang. Het z.g. „Oost-Indisch doof" zijn Want de waarheid is, dat dit de leugen tot leven brengt en de geheele mensch- heid verslechtert. Er bestaat geen eigen belang zonder algemeen belang. Juist deze tijden hebben bewezen, dat de wereld snel achteruit gaat in ieder opzicht juist door het feit, dat ieder meent voor alles zijn eigen belang te moeten dienen. Nu is het gemeenschapsverband ver broken en inplaats van vooruit gaan we achteruit. En de wereld en de monschheid en de samenleving zal nimmer meer vooruit gaan, alvorens men begrepeq heeft en toegepast het eenige geneesmiddel: Ver staan en begrijpen wat de samenleving te verstaan geeft in duidelijke taal I En niet het hoofd in het zand steken gelijk een struisvogel 1 Brensa. EEN REIS DOOR HET BLOED. In „Wetenschappelijke Bladen"" van Februari van dit jaar vonden wij onder bovenstaanden titel een artikel, dat als wetenschappelijk artikel door stijl en dichterlijke schoonheid boven de meeste andere van dien aard uitsteekt. Dit tijd schrift heeft het op zijn beurt ontleend aan een artikel van Dr. Fritz Kahn, en ofsohoon de schrijver zich bij zijn tocht door het bloed dichterlijke vrijheden ver oorlooft, meenden wij onzen lezers dit boeiende verhaal, althans gedeeltelijk, niet te mogen onthouden. Levendig schildert de Duitsche schrij ver den omloop van het bloed, en hij had daarbij de origineele en fantasti sche gedachte die voor te stellen als een bootvaart door de verschillende kanalen. Zijn verhaal, geheel werkelijkheid, «is boeiend als een reisbeschrijving, vooral de beschrijving ais die bloeddroppel het hart bereikt, ls spannend en van sugges tieve kracht Wij kijken1 door den microeooöp en ver heugen ons in dit schouwspel, dat sedert zijn ontdekking 200 jaar geleden, steeds weer den toeschouwer ln verrukking brengt: den bloedsomloop. In een door- zichtige dun uitgespannen huid zien we het bloed door de adertjes loopen, niet iederen hartslag snel, nu eens langzaam en dan weer snel in het rhythme van den pols. Als kogeltjes trekken de bloedcel len door de nauwe kanalen; ieder bolletje is een cel, die met zuurstof beladen door het weefsel gaat om de cellen van dit voor het leven zoo noodzakelijke gas te voorzien1 en het giftige koolzuur uit het inwendige van het lichaam naar de lon gen en naar de buitenlucht te voeren. Het gezichtsveld van den microscoop is Wat scheelt Je dan eigenlijk infor meerde de rijke bezoeker, die er op uit was om zijn bloedverwant eens flink te helpen. Weet Ik 't weet jij "t zei Elie. Ik wor" van dag tot dag hoe zwakker zoo zwak ker. Y Heb heelemaal geen trek in me eetlust.... En wat zeit de dokter vraagde de be zoeker, zich spitsend om hulp te bieden» Rustl zeit de dokter.... Rust en zeelucht Naar 'n stille Noordzeebadplaats mot ik zeit-ie. Voor drie maanden... Weet jij wat't kost? Dat was het oogenblik waarop de bezoeker zich gespitst had om een weldaad te doen. Weet jij veel, wat 't zal kosten? sprak hij gaat 't jou an gaat 't mijn an! Hei je niet gehoord' van IJmuije? Kan me gebeuren! Jij gaat voor mijn rekening drie maanden naar IJmuije! Kost wat het kost IJmuije? riep Elie uft ten hoogste verbaasdJa, Y zal naar IJmuije. Ben 'k zoo vaak geweest om vlsch te koopen. Naar Zandvoort wil ik! Over wat wil je Zandvoort hernam de rijkè bezoeker. Zandvoort is veel duurder. De zee is 't zelfde. Me zorg, of de zee 't zelfde is riep Elie boos. En me zorg of t duurder is. Als mijn gezondheid op 't spel staat, dan zien ik op geen kosten.... En weet jij veel? Naar IJmuije, ga je om visch te koopen. Om te baajen ga je naar Zandvoort. Da"s al z'n leven zoo geweest! slechts zeer beperkt, maar wij stellen ons niet tevreden met het gezichtsveld, dat de microscoop ons biedt. Wij zijn poëten en in het rijk der fantasie wordt iedere wensch verwezenlijkt en zoo worden wij, evenals de held in het sprookje, al kleiner en kleiner, tot we tenslotte hls microlilliputters aan den oever van den aderstroom staan en de cellen zoo groot als bootjes zien voorbij trekken. Einde lijk echter drijft een oelboot dicht bij ons op het strand, we springen er in nu schommelt ze naar rechts en links, we stooten af en varen weg. We varen 1 In de oelboot op den rooden stroom van het bloed! Adieu, menschenrijk! Wii zijn in het sprookjesland, ln het -pro^ijesiaEd der waarheid, die gij reuzen, met uw plompe voeten, argeloos vertrapt, maar we zullen wonderen op onzen weg ont moeten, ware wonderen! De wereld, waar we nu doorreizen is wonderbaar, maar verschilt toch niet zoo van de menachenwereld, als men zou den ken. Dezelfde vormen als In de wereld daarboven met haar groote bergen, rivie ren, bosschen, stellen ook hier het land schap samen. Achter een bocht wisselt het landschap. We varen naar den Ingang van een klier. Evenals aan den ingang van de beroemde Fingalsgrot, zien we een buitengewoon groote poort voor ons, samengesteld uit honderden kegels, die de roode rivier op neemt en weer verdwijnen laat Klieren als druiventrossen, omkronkeld door ade ren als slangen, hangen in overvloed neer en omlijsten den boog schilderachtig. Naast de grotpoort staat een fantastisch gedenkteeken: op een bolvormig voetstuk verheft zich een op vele plaatsen ultge* holde ruil, die uit vele wortelen omhoog groeit en schijnbaar tot in het oneindige zich daar in de hoogte verheft een lympbklier, die als wachter waakt over de sappen, die door de grotpoort van de klier stroomen. Plotseling is het beeld weg. We rïfn door den hcofditïgMg van dnr Mier ge varen en gaan nu door een ander donker kanaal. Eerst zien e in de duisternis niets, maar langzamerhand went het oog aan dit schemerlicht en we nemen den bouw van den dikken aderwand waar, die ons van de buitenwereld afsluit. Ze is uit langwerpige vierkante, platte cellen sa mengesteld, die echter niet als de stee- nen der muren ln de menschenwoningen met cement aan elkaar gelijmd zijn, maar slechts los tegen elkaar liggen, zoodat het bloed tusschen de steenen kan door zijpelen en, zoo de stofwisseling kan be werkstelligen. De stroom is breeder ge worden, het aantal bootjes is toegenomen, en de cellebootjes varen, door de stroo ming naar het midden gedreven, hier in een dichte rij. tegen elkaar stootend, ln steeds snellere vaart. Aan den oever van de rivier drijven, veel langzamer, de zwervende cellen, die nu eens als een bal in elkaar gerold als egels, dan weer ge tand zijn als een zeester; want deze merk waardige cellen hebben de eigenschap, hun vorm te veranderen en daardoor van plaats te wisselen, ze reizen, ze steken de pootjes uit, houden zich daarmee aan den oever vast en kruipen uit den stroom, langs de wanden van den tunnel omhoog en persen zich (het lijkt ongelooflijk) door de nauwe spleetjes der celsteenen heen, om aan den anderen kant in het weefsel te trekken. Juist zien we schuin voor ons zoo'n eigenaardigen vriend aan den wand. Als een poliep zit hij met uitgestrekte armen aan den muur gehecht; wantrou wend, als vermoedde hij onraad, tast hij met de vingers langs de steenen. Nu perst hij een voelspriet tusschen twee cellen tot aan den anderen kant, dringt dieper door, zoodat de vinger tot arm zwelt, ginds als vuist te' voorschijn komt en steeds grooter wotdt, terwijl het lichaam aan deze zijde in elkaar schrom pelt en aan den anderen kant steeds ster ker uitpuilt. En nu hangt hij, wat alles behalve aangenaam la om te zien, met de helft van zijn lichaam in de ader, met de andere helft daarbuiten, evenals een wes penlijf aan dezen en genen kant in twee werelden. Een bocht en ook de poliep verdwijnt We zijn in een grootere ader gekomen en zijn nu getuige van een schouwspel, dat ons eerst benauwt, maar dan met vreugde vervult We worden in dien ader omhoog gezogen, door de pompkracht van het hart. De buis is wijd geworden en het aantal oellen is tien, ja, honderdmaal zoo groot Opdat het Woed bij het opstijgen, in de tussohenpauzen van de hartslagen, niet weer dale, is een automatisch mecha nisme ingeschakeld, het klepwerk der aderen. We voelen, dat we stijgen en kij ken van uit het bootje rond. Doch, o wee! De weg is versperd. Als een lift die niet remt, maar met onverminderde snelheid tegen het dak van het huis dreigt te slaan, en waarin den bestuurder hfct angstzweet uitbreekt, zoo worden we omhoog getrok ken naar den donkeren wand, die het ka naal verspert. We naderen de plek al meer en meer, we bukken ons, Beker van een naderenden dood en voelen ons in gedachten tegen het ruwe dak verplet terd daar gaat, als door een wonder, het dak open, het wijkt ter zijde, wij gaan dicht bij zijn rand voorbij en zien het nu onder ons hangen als een halfmaanvor- inig zeil in den wand van de ader, of els een zwaluwnest We ademen weer vrij. (Wordt vervolgd). 'n Andenken. Een trawlergast, die zijn meisje afschreef, omdat hij haar ln de „Cycloop" op een avond met 'n ander had zien dansen, eindigde zijn brief met de volgende woorden: „En die vijf piek, die je nou nog van me krijgt van wege de stakingsdagen, die schenk ik je als 'n andenken"!. M'n plekje aan de zee. Ik mfn de zee, want mijn gemoed Is net als zij, t heeft eb en vloed, 't Kent somb're storm En lichten zonnegloed, Y Heb dus een plekje opgespoord Aan "t stille strand van de Noordzee; Een eenzaam oord, Waar ongestoord Ik droomen kan van vree Of klemmend wee. Ik zit daar somtijds uur aan uur En als de smart Mij pijnt in 't hart Tot brekens toe Vertrouw ik aan de zee-natuur Mijn stil doorleefde leed maar toe. En na den storm komt zonneschijn Heel langzaam verdwijnt de pijn. M'n moede ziel herleeft dan weer, En t wanhoop ook niet langer meer, Een nieuw geluk doorstroomt m'n leden. En evenals de zee, Na zwaren stonnenstrijd (Excelsior). Olieve Charles ik vind het roeien overheerlijk. Maar zon jij misschien de hond wat bij je willen nemen, want het komt me voor, dat de boot 'n beetje naar mijn kant overhelt 1 Naverteld door CAREL BRENSA. Er woedde dien nacht een storm, zooals er sinds tien jaren geen over de Noorder landen gevaren was. Het was diep in den herfst. Met ontzettend geweld braken de donker groene golven stuk op de zuidelijke klippen van het eiland buiten de fjorden. Vlokken van geel schuim woeien soms tot ver tus schen de rotsen, tot op het leemen dak van een klein rood geschilderd huisje, dat daar verborgen lag. In het kamertje van dit huisje, waar een vetkaarsje een mat schijnsel over 'n paar verouderde meubelen en wat vischgerel wiem, zat een oude man. Zijn haar en baard waren grauw-grijs. Hij was bezig 'n visehnet te mazen» Van tijd tot tijd1 stond hij op en luisterde. Als een felle windstoot loeide om het huisje, keek hjj in de donkerte naar bui ten. Een fel lichtende bliksemstraal joeg hem dan weer terug.. Groote God mompelde de oude loods Pelle dan.wat 'n weer.wat 'n weer. 't Lijkt wel dien nacht. Dan zweeg hij als geschrokken en keerde tot het net terug.... Tusschen de vlagen van storm ln, hoorde Pelle op de deur van zijn huisje bonzen. Hf} luisterde. Wie is daar? Wij zijn 't, Pelle Ankson en Inggraad Er is een schip in nood. Juist buiten de rot sen Laat ons erinl Het gelaat van den ouden loods nam een harde uitdrukking aan, toen hij de beide man nen binnen gelaten had. Ik ga niet mee zei hij stug. Wij weten het begon Ankson.... Je hebt het nu al tien Jaar lang geweigerd, maar Juist tien jaar geleden was er zoo'n storm sprak Pelle vreemd. Ik verloor er Zich weer gedw< En lachend in h ee het zonnelicht verblijdt, Zoo komt een jonge lust mijn leven ingetreden. Dat doet de zee, die mijn gemoed De waarheid leert van eb en vloed En toont, dat na den somb'ren storm De ure naakt van zonnegloed. Ik ben dus dankbaar en tevree Voor 't stille plekje aan de zee. Het eenzaam oord, Waar ongestoord Ik droomen kan van vree Of klemmend wee. lJmuider dialect. Jan de Bont was schipper op een lJmui der trawler. Een kennis van hem, die hem dezer dagen in verband met den langen duur van de staking wilde bezoe ken, vond hem niet thuis. Hij vroeg aan Jan's vrouw: Waar is Jan? Hij lelt ln de haringhaven kolen in te nemen! zei de vrouw. (Laten we hopen, dat ze hem vooral na die lange periode van mondjesmaat ln de stakingsdagen niet al te zwaar op z"n maag liggen.) Snippers. Werken is zalig! tel de beman ning van een Engelschen koppel, en ze waren met z'n zevenen aan dek om koffie water te koken ln de kombuis!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 11