Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
DE TOONEELREPETrTIE.
van ZATERDAG 28 FEBRUAR11925
Nr. 164 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
VOORJAAR
Terwijl vele menschen lijden aan de
griep of influenza, of hoe die sluipmoor
denaar meer (mag heeten' en dien trachten
te verdrijven door heefce kruiken, heete
kwast, slemp en niet te verbeten door den
grootweldoener: de aspirine, gaat de tijd
zijn gang en noodzaakt ons, eiken dag
weer aan, een blaadje van den scheur
kalender te trekken.
En gelijken tred met den tijd houdt de
natuur, want ondanks hoestende en proes
tende mensohen, die den winterloozen
winter verwensctoen, gaat ze voort het
leven op en boven den grond aan te blazen
en aan te wakkeren.
In ruime mate is reeds merkbaar de
persing, die het nieuwe leven aanstonds
zal doen uitbarsten. De boomen toonen
reeds de uitgedijde botten, ja enkele
soorten hebben reeds een vage groene
tint en wachjen op den eersten zoelen dag
o<m dartel en hupsch in het volle leven
te springen en te krijten: hier ben lk.
Ook de heraut, die elk Jaar ,4e nieuwe
lente" aankondigt, hoor lk sinds dagen
lang zijn omroep rondbazuinen en het is
alsof hij het den hardhoorschen men
sohen wil inhameren: geloof het toch, ge
loof het toch, de lente is in aantoohl
Vóór dag en dauw, lang vóór dat de
■on haar prachtige kleuren geweven heeft
boven den horizon, hoor ik hem reeds, in
foraohe strophèn, zijn jubellied zingen. En
al heeft het 's nachts zóó gevroren, dat
een ijslaag het kanaal dekt en de landen
wit van rijm zien, tooh hoor lk hem vóór
het dageschemeren ringen en met zijn
gorgel metaalklanken ultstooten als om
te zeggen: „laat Je door de vorst niet uit
Je koers slaan: de lente komt!"
Dan zit hij hoog in een boomtop als
een sprekend silhouet in de kale takken
en juicht en jubelt. En dan begin je je
eigenlijk zoo'n 'beetje te schamen, dat je
zoo'n langslaper bent en dat je niet be
zield bent met dezelfde visie als de lijster
en niet kunt voelen, det ondanks de
nachtvorsten toch de lente ln aantocht is
en je daarover moet verheugen.
liever blijven we nog een poos onder
de wol en als het dan, zooals op den
voorbijen Zondag, werkelijk blijkt, dat de
zon weer baar kracht op de aardkorst
begint te herkrijgen, Ja dan beginnen we
we zoo ongeveer in de stemming te gera
ken van den lijster ln den zeer vroegen
morgenstond.
In plaats van te zingen, gapen we dan
even na, slurpen ons kopje thee en eten
ons boterhammetje, kleeden ons op ons
dooie gemakje en als dan eindelijk de zon
weer neiging toont om in haar avondbed
te verdwijnen, gaan we de natuur in en
moeten erkennen, dat .de lijster in haar
Jubelstemming gelijk heeft gehad.
Dan komt er ook in de mensohen weer
een haken naar het buitenleven. Duizen
den en duizenden bewogen zich weer
langs straten en wegen en op het strand
was het een drukte als op een zomersohen
dag, behalve de vroolijke stoffeering van
de honderde beentjes op het strand en de
plassende menigte in het water.
Doch als een bekoorlijk visioen zal het
De Scene met de Hoeden
(Het topneel verbeeldt een brok van de
Bühne met neergelaten schermen des
morgens. Overal brokken decor en restan
ten van aankleeding van de voorstelling
van gisteravond. Koud en kil, stoffig en
leeg is alles. De tooneelkneohts steken een
pijpje op.
De regisseur loopt heen en weer, wacn-
tend op de spelers voor de eerstkomende
scène. Hij heeft in de eene hand het regie
boek en in de andere een saamgeknepen
cadetje. De sohijver zit in elkaar gedo
ken, met hoed en jas aan by de linksche
mantoau.
De spelenden komen huiverig en nog
niet in de stemming door de branddeur.)
Regisseur: Asjeblieft,' dames en heeren.
Het is hoog tijd! We beginnen met het
tweede 'bedrijf. We zullen eerst nog eens
die scène met die hoeden overnemen.
Spelers: Vooruit dan maar't Wordt
toch 'n sofstuk.
Regisseur: Mijne heeren, de schrijver is
aanwezig! Let nu op. Juffrouw Leddy
u zit te borduren.daar! Als de hertog
binnenkomt herkent u hem aan zyn stap.
Leddy: Hoe moet ik dat laten merken?
Er staat niks van in m'n rol.
Schrijver: Ja ik had aan het slot van
de vorige scène een toepasselijke klaus
gezet, maar die is gesohrapt
Regisseur: Natuuriyk! Die was veel te
lang. Het meisje kan best den hertog
hooren aankomen. Zijn laarzen kunnen
b.v. kraken.
Leddy: En als ze niet kraken?
Regisseur: By de première suilen se
kreken.
velen al voor oogen hebben gezweefd zich
te laten bespoelen door het heerMjke zilte
nat en zicb te laten overhuiven door do
krulkoppen der brandingsgolven.
Hier en daar stond de spinazie reeds
boven den grond en koude huiveringen
moeten die plantjes wel hebben gehad nu
de nachtvorst den killen adem over hen
heen heeft geblazen.
De elzekatjes waren ook ontloken en
menig wandelaar nam zoo'n vroolijken
lenteboodschapper meer naar huis om nog
lang te kunnen nagenieten van dien heer-
lyken vóórïlentedag.
Want o, er zijn er thans zoo velen thuis,
die niet dien lentedag buiten hebben
kunnen meemaken en die toch ook zoo
dolgraag van al dat schoone in de natuur
hadden gillen génieten. Daarom doet het
zoo weldadig aan als men voor al die
thuiszittere zoo'n enkel bewijsje mee
neemt, dat er, ondanks alles, toch voort
gang is in de natuur, dat het daar biyft
daveren van het leven en dat men, on
danks grauwheid, moet biyven hopen sn
vertrouwen, want het „leven" büjft.
Toen we onze laarzen hadden uitge
schopt en behageiyk weer zaten aan ons
kopje thee en het theelichtje flakkerende
lichtsilhouetten wierp in de halfduistere
kamer, klonk daar plotseling weer van
uit den hoogen boomtop de vrooiyke
roep van den ïyster. Want voor hem was
de dag nog lang niet om en vóór die om
zou zijn, wou hij eerst nog zyn danklied
aanheffen. En dat hadden wy vergeten.
DIALOOG.
Een „Amerlkaansch" dialoog.
Het is vandaag de „Onafhankelijk
heidsdag" van Amerika.
Ja laten we nou eens voor één
dag onafhankeiyk wezen.
Wat rullen we dan eens doen?
Nou, laten we beginnen met 'n bor
rel te koopen.
O, dat mag niet! We zyn toch droog
gelegd?
Dat is waar ook.
We moeten wat anders bedenken.
Laten we 'n vergadering van de Kfu
Klux Klann 'bezoeken.
Geen denken aan. Dat is streng ver
boden.
Laten we dan voor 'n dag over de
grens gaan naar Canada bijvoorbeeld.
Mag volstrekt niet als je geen
middel van bestaan of geen geldige reden
hebt om dJaar te wezen.
Laten we dan minstens 'n automo
biel nemen en eens de stad uitrijden.
Dat is verboden in deze wyk.In
deze straten mag je alleen rijden in de
Leddy: Moet ik dan zeggen: Hemel! Ik
hoor zyn laarzen kraken?
Schrijver: Dat zou onzin wezen.
Regisseur: Dat zou geen onzin wezen,
maar het hoeft niet.
Leddy: Wat dan?
Regisseur: U moet gebarenspel maken.
U legt de hand op Let hart. Dat begrijpt
iedereen.
Twee spelers (zacht): Dat schepsel heeft
niet eens 'n hart!
Regisseur: Vooruit nu. De Groot jy
moet opkomen.
De Groot: (komt op) zy is alleen. O,
wat 'n geluk! (tot Leddy) Hoor je me nou
kraken?
Leddy: Je stem ja!
Regisseur: Stil nou 'n oogenblik. Nu
komt de scène met de hoeden. By het
opkomen moet je je hoed weg leggen, de
Groot.
De Groot: Ik hou m'n hoed ln m'n hand,
want zonder iets in nfn handen, zie ik
eruit als 'n kappersbediende.
Regisseur: Goed hou 'm in je hand.
Maar je hebt er last van.
De Groot: (komt opnieuw op) Zy is al
leen, O, wat 'n geluk 1
Regisseur: Wat meer warmte asjeblieft.
Duller (de komiek): Dat heb ik ook al
gezegd, 't Is hier om te sterven van de
kou.
Regisseur: Sss9tttt.Asjeblief nou!
Leddy: De Hertog! (ter zijde) Mijn hart
heeft me niet bedrogen.
De Groot: (stapt terug) 't Gaat niet!
Regisseur: Wat dan nou weer?
De Groot: Als lk binnen kom, moet ik
me aan de voeten van Mathilde werpen.
En ik moet haar handen grijpen. Dat kan
ik toch niet doen met m'n hoed ln m'n
hand.
Regisseur: Dat dacht ik wel.Die
lamme hoed.
Schrijver: Zet hem dan op dat tafeltje
daar.
Regisseur: Op het borduurwerk van de
jonkvrouw? Dat zou wat moois geven.
De Groot: Denkt u dat m'n hoed sme
rig is?
Regisseur: Ik bedoel, dat het ongema
nierd sou weoan, als een hertog dat deed.
richting naar die stad toe.
Nou laten we dan vanavond maar
naar het blijspel: de oolijke Franoaise
gaan
Kan niet.Dat stuk is door den
censor gesuprkneerd.
Laten we dan ona hedl maar zoeken
bij onze radio-apparaten en eens een
praatje aanknoopen met deze of gene
Onmogelijk! De radio-politie heeft
verboden uit particuliere antennes te ver
zenden. Je mag alleen luisteren naar
de speech van president Coolidge.
Dan zullen we ons maar opsluiten in
onze binnenste kamer, de gordynen slui
ten en het licht uitdraaien on samen zin
gen het bekende Amerikaansche lied: O
land' der Vrijheid!.
Juistl Dat is weliswaar 'n leugen,
maar dat mag tenminste!
Vooruit!.
Stop.
Wat nou?
Liegen mag toch eigenlijk ook niet,
volgens de wet.
Dan gaan we maar slapen.
Dat kunnen we doen.
DE IJZEREN HOOFDDRACHT.
Het „oorlezer".
Het eens zoo algemeene en populaire
hoofdsieraad: Het Oorijzer, raakt tegen
woordig hoe langer hoe meer in onbruik
en wellicht is de tyd niet erg ver meer,
dat het alleen nog maar als historische
merkwaardigheid kan worden bekeken.
Intusschen: zoo spoedig als sommigen
het misschien denken krijgen znlke zaken
haar beslag niet. Het zal zeker nog wel
een of twee geslachten duren al-eer men
de gouden of yzeren hoofdschilden van
de vrouwen in een museum als werkehjke
Curiositeit kan bewonderen. Want in de
werkeiyke streken van het platteland
in al onze provinciën, behalve Limburg
en Noord-Brabant wordt het yzer nog
in verschillende vormen gedragen. Fries
land, Drente en Noord-Holland houden
het nog het meest in eere. Maar overigens
komt het ook nog veel voor in Groningen,
Overijsel ten noorden van Zwolle 'en
rondom Kampen. In Gelderland langs de
Zuiderzeekust op het platteland van
Zuid-Holland, (met uitzondering van b.v.
Alblasserwaard en Gorinchem) en niet het
minst in Zeeland.
Het ooryzer is al bekend by de Ger
manen. Het dateert stellig vanuit den
tyd, dat by deze volken het maken en
bewerken van yzer bekend raakte.
Maar in den loop der eeuwen heeft het
in vorm zoowel als in de wyze van drager
in de verschillende streken van ons lana
zoo ontelbaar veel wyzigingen ondergaan,
dat het een uitgebreide studie zou vormen
om hiervan een zelfs maar oppervlakkig
overzicht te geven.
Wy nemen dus hier maar een enkel
geval ter hand. En dat is de strijd om
het oorijzer, die voorjaren geleden eens
in ons land gewoed heeft
Het zal zoowat een vyf en zeventig
jaar geleden zyn, dat het oorijzer het
Oosten van de provincie Groningen opeens
in rep en roer bracht Daar - in het
Old- Ambt, zag men iets gebeuren, dat
nog nooit vertoond geweest was. Dames
en burgervrouwen van Winschoten, Hooge-
zand en Sappemeer en daarna ook
te Veendam en Wildervank en Pekela
gingen ineens„met los haar" 1 Of zooals
De Groot: Wat moet ik er mee doen?
Regisseur: Wat ik gisteren al zei: U
komt van den achtergrond op, werpt een
verliefaen blik op de jonkvrouw en zet uw
hoed op den armstoel rechts. Dan loopt
u op haar toe en zoo voorts.Nog eens.
(Deze scène wordt gespeeld)
Regisseur (Tot den père noble) Nou is
het uw beurt, Roger. Maar 'n beetje waar
dig asjeblieft.
Roger: (spelend voor den vader van de
jonkvrouw). Nogal gladl (Hij speelt). Ha!
Wat zie lk.De hertog aan de voeten
van myn dochterI (Hy gooit zyn hoed op
dien van den hertog en valt op de beide
minnenden toe).
Regisseur: Ho.Dat gaat niet!
Roger: Wat gaat niet?
Regisseur: Die twee hoeden daar op
een stoel.Dat is mal. -•
Schrijver: Daar merkt het publiek niks
van.
Regisseur: Mynheer ik speel niet
voor het publiek.
Schrijver: Voor wie dan?
Regisseur: Voor de kenners, mijnheer!
Dus: Roger, twee hoeden op een stoel dat
gaat niet. Zet je hoed op dien stoel daar
ginder.
Roger: Dat is 'n half uur loopen.En
ik moet toch kwaad wezen 1
Regisseur: U bent kwaad, maar u ver
liest als markies de waardigheid niet uit
het oog. Nog eens.
Roger: (spelend) Ha! Wat zie Ik....
De hertog aan de voeten van m'n dochter?
Zoo mynheer.gij zult imy.
Regisseur: Stop! Stop!
Roger: Wat nou weer?
Regisseur: Die hoeden hinderen me
verschrikkelijk.
Roger: Waar zal ik ham dan moeten
laten?
Regisseur: Lag 'm op den schoorsteen,
voor myn part!
Roger: Dat is veel te ver.Mijn eer
ste beweging moet toch wazen om op den
verleider van myn dochter toe te sprin
gen?
Schrijver: Natuurlijk!
De Groot: (steeds geknield liggend) Zeg,
kan ik niet even opstaan? Die grond ia
men zei: „Ze droegen 't Hollandsch" l
De talrijke vrouwen van scheepakapl-
teina uit die streek hadden het voorbeeld
gegeven. Want wanneer deze zooals
toen vaak gebeurde, hun mannen ver
gezelden op zeereizen naar de Oostzee
of Middellandsche zee, dan waren ze
om van het vreemde aangapen der buiten
landers af te wezen, genoodzaakt de kap
af te laten en het haar gewoon te kappen
en te dragen.
Als ze dan weer thuis waren vergaten
ze wel eens het ijzer aan te doen
Misschien beviel het hun net zoo goed
als de pagekop-draagster haar dracht
van tegenwoordig.
In ieder geval: Rijke boerinnen uit
den omtrek, die het zagen en er zich toe
aangetrokken gevoelden, volgden het
voorbeeld na. En natuuriyk staken dan
de vriendinnen en de kennissen het hoofd
bijeen.
Zoo werd de oorlog geschapen 1
Want de zaak wekte goedkeuring maar
ook en nog meer: afkeuring 1 Er
kwamen voor- en tegenstanders. De
vrouwen belegden zelfs vergaderingen,
hielden oorijzer-meetings en de oorijzer
kwestie was aan de orde van den dag
Na langdurige discussies en vurige debat
ten-op vergaderingen van vrouwenver-
eenigingen besloten op een oogenblik de
vrouwen de oorijzers af te schaffen 1
En by duizenden verdwenen ze in de
smeltkroes. De goudsmeden beleefden een
slechten tyd. De kappers en de haar-
kunstenaars kregen gouden dagen 1
Toen kwamen natuurlijk de mannen
in het geweer. Menig met veel huwbare
dochters gezegend huisvader begroette
de oorijzerbeweging met vreugde en blies
het vuurtje aan. Het kwam hem goed-
kooper uit.
Maar menig Jonge man en vrijer stond
vijandig tegenover het besluit. Hy zag
zyn deerne vreemd aan, als ze nu vet
gemaakte strengels droeg en een groote
duitsche ivoren kam.
Zelfs waren er, die verklaarden, dat
ze hun vrouw of hun meisje haast geen
zoen meer wilden geven, zoo onsmakelyk
vonden ze dat open en bloot gedragen
vette haar.
Maar de vrouwen lieten zich niet
dwingen. De historie vertelt, dat vele
vrouwen ineens veel last van hoofdpyn
gingen krijgen van de yzers. „Alderiese-
lijkste kopzeerte". Ze konden de „lezers"
niet meer dragen. En ze gingen naar
den dokter. Als hy de yzers afraadde
was hy goed. Zooniet, dan was 't een
slechte dokter.
Zelfs de geestelijkheid mengde zich in
den strijd. Er werd van den kansel over
gepreekt Er verschenen vlugschriften
voor en tegen. En kwam in die jaren
rond 1856 zelfs een soort oorijzer-
literatuur. In duizend verzen en stukjes
voor tooneel en feest kwam de oorijzer-
kwestie op het tapyt.
Totdat de zaak weer wat luwde, zonder
definitief oplossing te hebben gebracht.
Want die definitieve 6plossing is er nu
nog niet. De tyd werkt er aan. Het dragen
/an de yzers wordt ontegenzeggelyk
mindér. Maar zooals gezegd: het
zal nog jaren duren, voordat het dragen
van oorijzers werkelyk tot het verleden
kan worden gerekend te behooren.
L VAN OPVATTING.
(Petit Parisien).
werk niet meer. Hy zocht wat andera.
Na een poosje ontmoet de eigenaar van
de fabriek de vrouw van zijn vroegeren
werkman en hy vraagt haar:
Wel vrouw Pintere, waar werkt Je
man tegenwoordig?
Vrouw Pieters: Myn man werkt tegen
woordig niet meer meneer. Hy heeft
nou een betrekking by de gemeentel
zoo koud als ijst
Regisseur: Even liggen blijven. Ik
zoek.Ik geloofwacht eens.
Roger: Wat komt die hoed er nou opan?
Regisseur: Dat komt er veel opan. Het
moet geen kertmisvertooning lijken. Laten
we nog eens beginnen. Dan valt me wel
iets in.
(De Markies herhaalt de scène.)
De Groot: (nog steeds geknield) Zeg,
maar ik sta op hoor. Ik hou 't niet langer
uit!
Schrijver: Blijft u even liggen. Zoo was
't goed.
Regisseur: Zoo was t niet goed! Deugt
niks van.
Roger: Dan kom ik eenvoudig zonder
hoed op.Ik ben in m'n eigen huis.
Regisseur: Geen flauwe aardigheden,
Roger. 'n Markies loopt eeuwig en altijd
met z*n hoed.
De Groot: Ik ben verstyfd.
Leddy: Zeg schei uit.Wil je me niet
zoo knypen?
Regisseur: We zullen dan toch die bel
de hoeden imaar op een stoel leggen.'n
beetje ver van mekaar.Denk daaraan.
Nou nog eens.
Roger (als voren) Wat zie ik.Hal
Regisseur: Stop! Ik kan "t met goed
vinden hoor. Die twee hoeden op een
stoel. Ik heb het nooit gezien I
Schrijver: Ik wel. U hecht te veel aan
kleinigheden.
Regisseur: Noemt u dat kleinigheden?
Dat noem ik dingen van groote beteekenis.
Dat betreft de mise en scène.
De Groot: Genade! Genade asjeblieft!
M'n knieën.
Regisseur: Stil evei .a, nu heb ik het.
Meneer Roger, u bent by u zelf thuis
u wordt woedend by het zien van den
hertog by uw doctotor, dus.
Roger: Dus?
De Groot: Dus?
Sohrijver: Dus?
Regisseur: Dus u hebt het recht onbe
hoorlijke dingen te doenl
Roger: Ha!
Regisseur: U houdt gewoonweg uw hoed
op! Speel het nog eens zool
Steger (Speelt de klaus mat s*d hoed op.)
Ja wat zal ik u zeggen, m'n
waarde collega.Over boeken kan men
verschil van opvatting huldigen... Dit
boek, b.v. Sommigen achten het tame
lijk hoog Maar weer anderen achten
het zeer laag by dengrondWie zal
gelijk hebben
LIEDJE VAN DE WEEK.
De dichter.
By het licht van een enkel stukje kaars,
Waarvan het licht slechts vaal en schaars
Zich door de holle kamer plantte,
Daar zat een dichter uren lang
Te luist'ren naar zyn zielsgezang
En schreef een elegisch Andante....
Hy dichtte verzen, zwaar van poëzie,
Rhij'thmisch van toon en zacht van melodie,
En schoon de kamer niet veel lieflijk#
schonk,
Was 't of hy in de weelde daar verdronk.
Want hij schreef verzen en hy zag nu een
paleis
Met goud' behang (Al was zijn muur
wat grijs).
En hij zag prinsen en prinsessen aan
het hof.
H}j had er wel voor tien gedichten stof.
Alles met goud beladen alles fijn.
Op 't eene volgde weer 't andere festyn;
Er kwam van liefde ln en van 'n 'kus,
Tot zelfs het hutje in het bosch was knus.
Een ieder was gelukkig en tevree....
Tot zelfs de dichter. Alleen zyn eigen
avondeten
(Dat moogt u allen nu gerust eens weten!)
Daar sukkelde hy verschrikkeiyk mee....
B.
OP T PLATTELAND.
(Excelsior).
Huisbediende: O, mijnheer kan ervan
opan, dat ik hem best morgenochtend om
vyf uur wekken zalMaar als meneer
volstrekt zeker wil zijn dan hoeft
meneer zich niet te geneeren om mij nog
eens eerst tien minuten van te voren te
bellen 1 Dan kom ik vast!
Ajakkes. Ik zie er veel te krankzinnig uit
met 'n hoed op. Nee die hoed moet at
De Groot: Gooi dan gewoon in "n
hoekt
Regisseur: Dat is 'n idee. U mag dat
doen als woedende vader. U komt dus op
en u gooit vdh woede uw hoed in den hoek.
Roger: Dan moet ik 'n tooneelhoed heb
ben. Ik dank je lekker omdat iederen
avond met m'n eigen hoed te doen.
Regisseur: Best. Dat kan. Maar speel
't eerst eens zoo.
De Groot: Ik verbreek m'n contract!
Zoek maar 'n andere jeune preimler oan
hier op die harde schoot van Leddy te
leunen.
Leddy: Zeg akeligheid
Regisseur: Je contract kun Je verbre
ken aan het eind van het seizoen. Anders
zal ik het wel doen. Nu speelt u de scène,
meneer de Groot! -
De Groot: Het is force majeure oan
iemand zoo te laten liggen verstijven. Het
is mishandeik:
speel je niet?
rgen vei
Roger)
Speel je of
Roger: Wat moet ik spelen?
Regisseur: De laatste scène. U 'gooit de
hoed in den hoek. U wordt zoo woedend,
dat u uitroept: Wat.schurk.ellen
deling!
Sohrijver: Ho ho.Daar staat niets
van in de roL
Regisseur: Ach wat geeft dat nou?
Schrijver: Pardon.
Regisseur: Niks geen pardortrTk ben de
regisseur en ik doe wat ik noodig vind
Juffrouw Leddy, zit in Godsnaam niet zoo
te gapen asjeblieft"t Is nog lang geen
première? Maar nu doen we alles nog eens
van voren af aanDe heele mme en
scèneTooneeLmeester laat nou de
burgerkaaner even zakken ik wil zien
of die hoeden t goed doen in t deoor.
Inspecient bel even voor den, electri-
cien.De Groot, nu kun je even opstaan
want het deoor moet zakken.
De Groot: Gode zij dank.
Regisseur: En nou beginnen we nog
eens van voren af aan. By net kraken van
die laarzen.
Naar een interman» uit hst
Fnansch door
't Juttertje
Robtnson.
Brensa.
B
Bqp