Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 11 APRIL 1925
Nr. 170 (auteursrechten voorbehouden)
OVERVLOED.
Nog altijd geldt als een waarheid het
gezegde: men kan van het goede te veel
hebben.
Wat is er al niet gesnakt, een poosje
terug, naar haring. Er wilde maar geen
▼oldoende vangst komen.
En zde daar: nauwelijks is de wensch
vervuld, of er wordt al weer de hoop uit
gesproken, dat er niet zooveel van die
blinkende zilvervisschen het Marsdiep
zullen doortrekken.
Te (berekenen hoe groot de 6eholen ha
ring zullen zijn geweest, die hier hun
doortocht naar de Zuiderzee gemaakt heb
ben, is een onmogelijkheid.
Een1 klein staaltje van den enorme hoe
veelheden.
Twee vletten hadden de zegens op el
kaar gestoken en met 26 man werd aan
het net getrokken om de daarin gezwom
men haring aan het strand te krijgen.
Ondanks de pootige krachtsinspanning
van al die mannen mocht het niet geluk
ken. Had men doorgetrokken, dan zou het
natuurlijk buigen of barsten zijn geweest.
En omdat men voor het laatste gebeuren
niet veel gevoelde, besloot men te pogen
aan een hoeveelheid: gevangen haring
weer hun vrijheid te geven.
Het achtergedeelte van het net werd
wat opgelicht en een niet te schatten
quantum voldeed aan den drang om de
reis te vervolgen.
Toch had men ruim 10 last haring nog
weten te 'bemachtigen.
Tellen we dat aantal even uit dan kra
gen we 10 X M X 200 1000)00 stuks
haringen.
Hoe enorm groot moet zoo'n school wel
zijn geweest?
Is het te verwonderen, dat uit de Zuider-
zeeplaatsen berichten kwam van overvloe-
digen vangst? En dat plotseling de prijzen
kelderden?
16 oent per tal haring werd te Volen-
dam besteed I
Duitschland vraagt geringe hoeveel
heden, omdat, naar men beweert, dat land
reeds volgestopt zit met Noorsche haring,
die grooter van stuk is.
In hoofdzaak was men dus op Holland
aangewezen en.naar de geijkte uit
drukking: ze lusten ze niet meer.
Vooral niet met Paschen, als men, naar
aloude traditie, zioh te goed doet aan
eieren. Daarmede stopt men dan de maag
vol en de bokking Is tijdelijk ln discrediet.
Laat ons hopen, dat men zich aan de
eieren spoedig een indigestie heeft ge
geten en dat men weer gaat snakken naar
een harinkje om wat op te kikkeren.
Algemeen klaagt men dat de visohstand
achteruit gaat en de statistieken bewijzen
dat ook.
Van haring kan dat echter niet worden
gezegd. Dat blijkt nu weer, want de zee
schijnt volgestampt te zijn met dat goedje.
Na Pasohen gaan we dus weer aan de
haring, al is het alleen maar uit achting
voor dat vischje, opdat het, op een ge
geven moment, het niet zal vertikken
zich op een zoo geweldige manier te ver
menigvuldigen.
Want ook haringen zijn gevoelige we
zens, die het ook niet huiten eenlge be
langstelling onzerzijds kunnen stellen.
SIRENENZANG.
De legende van die
Bchoone Verleidster,
Reizigers, die het eiland Borneo be
kochten, spreken niet zonder bewonde
ring van den sirenenzang, welke men
daar aan de monding der rivieren kan be
luisteren. "Inzonderheid heeft de Barito-
stroom het schijnbaar wonderbaarlijk ver
mogen merkwaardig geluid te kunnen
voortbrengen met betrekking tot hetwelk
Dr. Schwaner het volgende zegt:
„Deze sirenenzang komt uit de diepte
voort, soms vol en krachtig gelijk orgel
tonen, soms zacht en smeltend als de me
lodie, welke de zachte koelte der Aeolus-
harp ontlokt. De klanken schijnen zich
onder het vaartuig te ontwikkelen, sterk
en aanhoudend als dit door middel van
roeien wordt voortbewogen kort en af
gebroken wanneer het vaartuig stil aan
den oever liggende door den golfslag
slechs een schommelende beweging ver
krijgt. Wrijving van brak water langs 'n
vast lichaam schijnt oorzaak van dit ver
schijnsel te zijn."
De bewoners van Borneo bewereni, dat
deze rang het bruilofslied is van den
riviergod met de zeegodin of met an
dere woorden: Dat de muziek zou ontstaan
door het uitstroomen van het rivierwater
in de zee.
Vandaar dnn ook, dat niet alleen op
Borneo het eigenaardig verschijnsel zich
voordoet en daar reeds lang bekend was.
Maar dat ook in overoude tijden dit ver
schijnsel reeds was opgemerkt en aan
schijn gaf aan de legende van de Muzen
der Zee.
gevaarlijk
voor die scheepvaart als voor den sche
peling gewees zijn.
Deze muzen nJL waren de sirenen!
Bij de Grieken werden deze sirenen ge
acht dochters te zijn van den stroomgod
Agelous en de muze Calliope. Oorspron
kelijk zouden ze een volkomen mensohe-
lijke gedaante hebben gehad, maar toen
ze haar speelgenoot Persephone nadat
deze door Hades geroofd was tever
geefs overal zochten^ smeekten ze den
goden in staat gesteld te worden om ook
op zee naar de geliefde gezellin te kunnen
zoeken.
Op grond waarvan ze veranderd wer
den in vogels met meisjesgezichten.
Ze hielden, volgens de sage, haar ver
bluf op 'n eiland in de golf van Salerno,
hetwelk den naam Isola delle Sirene
draagt, en uit niet anders bestaat dan
woeste, onbewoonbare rotsen, welke
slechts nu en dan voor korten tijd door
jagers worden bezocht.
Volgens den dichter van den Odyssea
toefden deze zangeressen, die de kunst
bij voorkeur afbeeldt als schoone maag
den met los hangend haar en vischstaar-
ten, tusschen het eiland Aka en de rots
Skyla.
Het noodlot bepaalde, dat zij zoolang
zouden leven totdat iemand haar voorbij
varen zou zonder zich door haar gezang te
laten betooveren. Odysseua de macht
der Sirenen kennende die ieder dood
de, die aan haar lied' 't oor leende, stopte,
toen hij met z'n schip de onheilspellende
plaats naderde, z'n makkers de ooren
dicht met was. Hij liet zich zelf aan de
mast vastbinden, zoodat allen nu onge
stoord voorbij voeren.
De Argonauten waren insgelijks voor
ondergang bewaard gebleven, doordat
Orpheus hun aandacht wist te boeien door
'n lied hetwelk in schoonheid dat der sire
nen verre overtrof.
Gevolg van een en ander was, dat de
zangeressen der zee, zich in de golven
stortten en veranderd werden in klip
pen en rotsen.
De naam sirenen, die verhand houdt
met het Grieksche woord, dat ons „touw
of strik" beduidt, wijst op het gevaar der
ondiepten, banken of klippen, waarover
de golvea. soms rustig kabbelen en die
zoo vaarfh valstrik voor de zeelieden zijn
en hen ten ondergang voert.
Zoo zal dit dan ook wel de oorspronke
lijke beteekenis zijn geweest voor de sire
nen. Want dit gevaar is vermoedelijk
grooter voor zeevarenden geweest, dan de
sohoon gelokte jonge vrouwen met de
mooie gezichten en lieve stommen en
vischstaarten.
B.
EEN VAN DE OUDSTE VORMEN VAN
ONZE GELIEFKOOSDE FIETS.
De eerste twee-wieier.
Bovenstaande reproductie geeft het
beeld van het vermoedelijk eerste model
van de fiets op twee wielen. Deze flets
heette toen nog geen fiets ook geen rij
wiel zelfs geen Velioopède.
Het was een soort verbetering van het
ouderwetsche hobbelpaard.
De machine hierboven werd uitgevon
den en in elkaar gezet in het jaar 1839,
door een smid te Cowitthill in Engeland.
De man heette Kirkpatrick Macmillan.
Hij schijnt de eerste te zijn geweest,
die op de gedachte kwam dat twee wie
len, voor elkaar geplaatst, door trappers
voortbewogen en met een stuur in even
wicht konden worden gehouden.
Hij begon aan het instrument en maakte
ten slotte het bovenstaande vehikel.
Het werd geen populaire nieuwigheid.
De smid dacht van wel. Hij liet zijn fiets
veel namaken, maar er moesten nog eenl
ge jaren verloopen voor dat de idee bij de
mensohen ingang begon te vinden.
Toen kwam de z.g. Safety-bicyole.
En van dat instruiAent is eigenlijk
door alle fasen van verbetering been
onze tegenwoordige populaire „fiets" ge
groeid.
Wat een prachtigen boom merkt
Jansen op in den tuin van hun nieuwe
vrienden.
Die hebben we dertig jaar geleden
geplant, ter herinnering aan een kleine
twist zegt de gastvrouw.
Jammer, dat ik dat nooit gedaan
heb.zucht Jansen dan had ik nu
prachtig koaab ia «agtadaoa.
Daar zal wal op voor den KokmeL
Er was een nieuwe lichting in dienst
gekomen, en bij deze nieuwe lichting was
gedetacheerd een simpele boerenzoon uit
den versten hoek van de provincie. Een die
zoo goed als niet van soldaten had ge
hoord er bijna nimmer een had gezien
en van militaire verhoudingen en van
rangenvetrschil niemendal wist
Hij wist alleen dat soldaat zijn iets bui
tengewoon strengs beteekende, dat je
gauw straf kon krijgen en dat alles er
bijzonder punctueel te werk ging.
De boerenzoon nu kwam op een batterij
terecht en leerde daar de geheimen van
bet militaire vak.
Zoo kwam de eerste nacht van wacht-
loopen. Buiten het batterij-veld werd hij
op post gebracht en nog nader door den
sergeant van de wacht ingelicht
Denk erom je mag wel goed uit
kijken of je den kolonel ziet, want ik weet
haast zeker, dat hij dezen post zal inspec-
teeren.Kijk uit en waarschuw me als
hij er geweest is.
Jawel sergeant zei de soldaat
Een uur ging voorbij. De sergeant
kwam langs den post
Is de kolonel er al geweest, wacht?
Bij mijn weute nietl zei de wachft-
soldaat De sergeant ging.
'n Half uur later kwam hij nog eens
langs en vroeg opnieuw of de kolonel er
nou nog niet geweest was.
Nee sergeant zei de recruut
k hew' superbest uitgekeke, maar 'k hew'
geen sterveling gezien.Maar a' k 'm
zien dan zak je waarschouwen.
Voor de derde maal kwam de sergeant
langs, maan de kolonel was en niet ge
weest.
*n Kwartier later kwam hij werkelijk.
Er verscheen 'n militair in 'n donkere jas
en begon 'n praatje met den soldaat van
de wacht
Deze blij dat er wat afwisseling kwam
in het saaie loepen daar ln donker zette
z'n beste beentje voor en babbelde dub
bel op.
Opeens zei de bezoeker:
Weet je niet wie ik ben, soldaat?
Geen sprake van da k t weut.
zei de soldaatk heb je nooit gezien
man!.
Nóu dat kon je dan wel eens opbre
ken, man sprak de ander.je zult
me dan nader leeren kennen.Ik ben
de kolonell
Aaajjl riep de boerenzoon.bln
jal de kolonel? Nou dan zak je wat an
ders vertellen! Dan zou k maar 's op me-
zeivers lette.Dan mag je wel as de du
vel vortmaken, man anders zwaait er
secuur wat voor je.Want de sergeant
zelf bet al drie malen naar je gevraagd!.
Hij is hier zelfs al geweest om je te zoe
ken.
UIT HET LEVEN VAN DE
GROOTEN DER AARDE.
Het Dieet van Voitaire.
Het ia bekend, dat de auteur van Oan-
dide een uiterst zwakke gezondheid
bezat Sinds zijn vroegste jeugd leed
hij aan 'n slechte spijsvertering en toen
hij twintig jaar was verdroeg zijn maag
ongeveer niets meer.
Hij werd steeds magerder, nam de ge
woonte aan om bijna voortdurend te bed
te liggen, en bracht daar den dag door met
schrijven en dicteeren.
Al de geneesmdidelen, die men destijds
kende en aanprees gebruikte hij achter
eenvolgens ze beurtelings geestdriftig
lovend en met verachting afkeurend te
genover al z'n bekenden.
Eindelijk meende hjj een panacee te
hebben gevonden in de toenmaals gerucht
makende pillen van „Stahl" die hij tij
dens z'n verblijf te Berlijn leerde kennen.
En teruggekeerd in Frankrijk ver
zocht hjj zijn vriend Frederik dén Groote
'n pond van deze pillen aan hem te wil
len zenden.
Zoo was hij ln z'n enthousiasme.
De Koning antwoordde: Daar zult ge
genoeg aan hebben, mijn vriend, om heel
Frankrijk te cureeren en ge kunt er drie
aoademies mee uitroeien.Ik heb in
middels aan D'Argat bevolen dat ver
maarde geneesmiddel af te zenden, dat
wijlen de heer Stahl door zijn koetsier liet
vervaardigen 1
Voitaire wilde nu met geen stok het
wondermiddel meer innemen. Hij veraf
schuwde het van stonde af aan.
Zoo was hij in zjjn afkeur.
Inmiddels ging dó gezondheidstoestand
van Voitaire er met dit alles niet op voor
uit Hij geraakte allengs in een droevigen
staat. Z'n tanden vielen uit hij had
voortdurend koorts hij werd blind en
doof en kon ten slotte niet meer spre
ken.
En toch is hjj er in geslaagd niet min
der dan.84 jaar oud te worden!
Op welke wijze hjj zijn broos lichaam
dwong de vermoeienis van het zenuwver
nielend1 auteursbestaan te verdragen zon
der iets te verliezen van z'n vernuft, van
z'n geheugen zijn vurigheid en levens^
lust, en dit ondanks het feit, dat hjj
vergde van zijn zwakke krachten wat 'n
sterk man niet ongestraft van de zijne
vergt is heel lang 'n raadsel geweest!
Hij werkte twintig uren per dag sliep
heel weinig hield veel van zoetigheid
en liet zich het gebruik daarvan niet ver
bieden.
Hij dronk daarbij.... twintig koppen
Imtfijj par
Aan dezelfde buitensporigheid is
lijk men zal weten de zeer forsche JbLo-
noré de Balzac gestorven.
Voitaire onderscheidde zich in de eer
ste plaats door 'n buitengewone netheid,
'n eigenschap, in zijn dagen zeker niet
zonder verdiensten. Hjj at uiterst weinig.
Gedurende den dag gebruikte hij enkel
chocolade en koffie. Zijn hoofdmaal was
het souper, om negen of tien uur des
avonds.
Zijn meest geliefkoosde spijs was 'n
schotel linzen; van alle vteesch stond al
leen schapenvleeseh hem niet tegen. De
rest verfoeide hij.
Verder leefde hf) uitsluitend van eieren
en melk. „Dat zfju aldus verklaarde hij,
uitmuntende spijzen, en bij het gebruik
van deze hebben zich de wijzen' van alle
tijden wel bevonden. De moderne keuken,
dat moet ik erkennen, strookt niet met
mijn maag".
Na het souper begaf hij zich ter ruste,"
maar sliep niet meer dan vier of vijf uur.
Drie kandelaars stonden er dan aan het
hoofdeind van zijn leger, en binnen het
bereik van zijn hand stond een sierlijk ta
feltje, waarop water, koffie en melk, be
nevens papier en inkt werden neergezet
Zoo voelde hij zich warm toegedekt
het behagelijkat
Bij zijn dood was hij ongelooflijk mager,
uitgeteerd en geleek een skelet.
Dit bleek aangrijpend bij de overbren
ging van zijn gebeente naar het pantheon,
toen Berthelot, den schedel ophief om
dien aan het volk te toon en.
Allen hadden den indruk hem onmid
dellijk te herkennen zoo volmaakt ge
lijk was het doodshoofd aan den kop van
het beroemde standbeeld, dat door Hou-
don was vervaardigd en dat was opgesteld
in den foyer van het Theater Francais.
DE BOSCHDUIF.
(Columba palumbus).
Zoodra April in het land is, soms al In
Maart, keeren de Boschduiven aan hare
broedplaatsen terug. En zoo hoort men ook
nu weer in de boomen van steden en dorpen
haar eigenaardig gekoer, hetwelk ons ver
telt, dat de strijd tusschen winter en lente
weldra volstreden is en de lente zegevierend
daaruit te voorschijn is gekomen. En wan
neer dan de zon in het Oosten des morgens
nog pas de lucht met rose tinten versiert,
dan is het heerlijk te vertoeven in het bosch
van eiken en elzen en berken. Als het mor
genwindje zoo zoetjes de jonge blaadjes van
den ratel-populier heen en weer beweegt,
en men gevoel heeft voor het nooit volpre
zen natuurschoon, dan leeft men onder die
omstandigheden hoog. Wat later in den- tijd
klinken dan de strophen van de boschzan
gers schoon en luide tusschen het gekoer
der duiven, dat nimmer verveelt.
Kom dan eens mede naar gindschen Mei
doorn, en ge zult wat meer uit het liefde
leven van de Woudduif kunnen zien. Ja,
ge blikt naar boven, omdat ge het nest ver
wacht op den eenen of anderen horizon
talen tak, waar het meestentijds gevonden
wordt, t Is dan vervaardigd van losse takjes
zonder verdere bekleeding, zoodat men de
twee witte eieren er door heen kan zien, en
men zich wel eens afvraagt, hoe de duif op
deze wijze voldoende warmte kan ontwikke
len voor het broeden.
(Voorzichtig! De duif, waarop ik U wilde
wjjzen, heeft haar nest gemaakt onder een
boom op den grond, wat niet dikwijls, maar
toch meermalen voorkomt.
Hè, "t is om te schrikken! Onder hevig
klapwieken vliegt een duif uit onze onmid
dellijke nabijheid weg. 't Is stellig de doffer,
die hiermede te kennen geeft, dat er gevaar
in de nabijheid is. Daarom, even gewacht en
dan weer voorzichtig .verder gegaan! Ja, de
vogel zit nog op het nest. Zie, daar is hij!
't Ochtend-zonnelicht schijnt juist door
de stammen op het schitterend vederkleed,
zoodat we de Boschduif op het voordeeligst
kunnen beschouwen. Keurig schittert het
metaalglanzig violet in het schakeerend
groen op den nek en het purpergrijs op den
krop. Zacht bruingrijs zijn de bovendeelen
met donkerbruin op de slagpennen en
blauwgrijs zijn de stuit en een band over
de staartpennen; ook de overige onderdeelen
hebben die kleur. Wit vindt men nog op de
buitenste vleugeldekvederen en aan een
ring om den hals, waarnaar deze vogel ook
Ringduif wordt genoemd. De gele oogen en
de roode snavel zijn ook van bier duidelijk
te onderscheiden. „Klap-klap-klap", daar
komt het mannetje nog eens weer kijken,
doch onmiddellijk gaat het weer heen. Dat
is ook voor het wijfje het teeken, om het
nest te verlaten, zoodat we nu niet anders
zien, dan het zeer ondiepe, van enkele takjes
gemaakte, nest met de twee glanzend witte,
zuiver elliptische eieren, "t Getal ls niet
groot, doch nauwelijks zijn de jongen, die
slechts een paar weken in het nest blijven,
ln staat zich te redden, of opnieuw worden
twee eieren gelegd, en dat gaat zoo door,
vier of vijf malen achtereen, zoodat de voort
planting dezer vogelsoort ruim voldoende
is De jongen worden in den eersten tijd
gevoederd met ln den krop geweekte zaden.
Later zoeken ze zelf allerlei zaden, zoowel
die van onkruiden, als graankorrels. Wan
neer vele Boschduiven dan ook neerstrijken
op rogge- of tarweakker, kunnen ze den
bouwboer nog wel schade toebrengen. Want
als het broedingswerk volbracht is, dan
leven de Boschduiven gaarne troepsgewijze.
Overigens houden we veel van den
mooien vogel, die zoo aardig koert, en die
gaarne wil wonen in de nabijheid der men-
schen, zelfs in de boomen van tuinen en
hoven. Overal kan men haar nesten vinden
en haar geluid vernemen, doch alleen des
zomers. Wel verblijft ze ook hier in den
winter, ofschoon ook vele exemplaren naar
Zuid-Europa trekken, maar in het koude
getijde koeren ze niet en dan wonende
meer op de vlakte, vooral op de koolvel^n
en in groote afgelegen bosschen. Zooals ge
zegd, zoeken ze dan ia April haar broed-
plaatse* weder op.
J. BAALDBR Es.
(Excelsior.)
O gunst.Arme man.vin' je
't niet verschrikkelijk?
OI Op t oogenblik is *t nog zoo erg
niet, maar zoo dadelijk, els ik beneden
ben.
Hel moderne huwelijks-aanzoek.
Hallo spreek ik met mejuffrouw
van der Hoeven?
Ja.
Mejuffrouw.ik.ik moet u
iets heel bijzonders vragen.
Ik luister.
Welnu mejuffrouw.... Wilt u mei
me trouwen.
O, met genoegen.met wie spreek
ik?....
(Le Rire).
DE GRAP VAN DE HUWELIJKS
ADVERTENTIE.
Een man en een vrouw gevraagd.
Tegenwoordig, in de dagen van Speur
der, Treffer, Piccolo en meer dergelijke
kleine advertenties, is het gewoon dage
lijksch werk om een vrouw of een man
ten huwelijk te vragen langs den „meer en
meer gebruikelijken weg".
Ofsdhoon het al sinds het meer alge
meen bestaan van het voorwerp „Courant"
bekend is geweest De lezer herinnert zich
dat we op deze plaats vroeger al eens
'n paar interessante voorbeelden gaven.
Hieronder geven we het verhaal hoe
voor jaren geleden te Parijs een grappen
maker van de gelegenheid gebruik maak
te om eens 'n heele verzameling trouw
lustigen bij elkaar te zien.
Hij plaatste in een en hetzelfde dag
blad twee aardige en aanlokkelijke huwe
lijks-advertenties: de een van 'n knap,
rijk heer, die een jonge dame of weduwe
vroeg de andere van 'n vermogende
dame, die een passende levensgezel zocht
Beide advertenties hadden de bijvoe
ging, dat fortuin geen vereischte was.
Er kwamen klaarblijkelijk heel wat
brieven bij den inzender te land. De stel
ler van de advertentie deed een zorgvul
dige keus en1 bestelde ongeveer zestig hoe
ren en dames ('t Is geen kleinigheid!) op
den eerstvolgenden zondagmiddag in een
bepaald en bekend koffiehuis. Het was in
den omtrek van de beurs.
Een witte roos gedragen in het
knoopsgat of in de ceintuur, zou het her-
kennlngsteeken zijn!
En ieder van dé bestelden meende na
tuurlijk dat hij (zij) de eenige was.
Zoo verscheen de bewuste Zondag.
En ofschoon het schitterend weer was
en genoemd koffiehuis op den Zondag en
buiten beurstijd zoo goed als niet bezocht
was, bleek er nu een beduidend aantal
bezoekers voorkeur voor de achterzaal te
hebben. Allerlei heeren en dames dwaal
den er ongezocht naar binnen opval
lend of sober of wel als terloops getooid
met 'n witte roos in knoopsgat of cein
tuur.
Ze keken elkander ten leste wat vreemd
aan, toen er al meer en meer bezoek era
kwamen.
En iedere dame en Iedere heer voor
zich wist natuurlijk niet goed welke de-
geen was, die op haar of zijn brief ge
schreven had!
Ze hadden allemaal witte rozen!
Niettemin raakten er zoo ongemerkt
eenige paren aan 't praten en al meer en
meer.zoodat er ten slotte *n soort ge
animeerde stemming begon te heerschen.
Gezien de loffelijke voornemens van de
bezoekers en bezoeksters kon dat wel
moeilijk anders.
En tot op vandaag den dag zal niemand
kunnen vertellen hoeveel Interessante
kennismakingen en zelfa hoeveel stevigs
huwelijken er zijn voortgekomen uit desa
opzienbarende rozanbijaankomst!
kat srafijtfga r*m da
'4 Juffertje
B.
Brcnsa.
B.