Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN HET BOEK EN DE LITERATUUR.
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
van ZATERDAG 30 NIEI 1925
No. 177 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
En zoo werd de bijbel gedrukt!
UIT DE OUDE DOOS,
Niets Volmaakts op deze wereld.
Flaters ln en over boeken.
Zonderlinge drukfouten.
En als dan zoo de netten uitstaan voor
de ansjovis, dan geneert zich de haring
niet om op haar terugtooht naar Noord
zee ook in aie netten te worden opgenomen.
Vandaar dan ook, dat lü dezen tijd er
veol „leege" haring aan den afslag komt.
Behalve de ansjovis heeft ook ae geep
reeds lung weer ae jaarlijksche intocht
aangevangen en de vangsten zijn veel
gr oter en ruimer dan het vorige jaar.
Waarom bleven die lange zaagbokken
verleden jaar nagenoeg weg en stuurden
DE MAN VAN DE 1W0 KILO'S.
ze slechts schriebellge exemplaren naar
bet paaigebled, alleen om blijkbaar acte
de prèsence te geven, omdat men anders
zou veronderstellen, dat de soort was
uitgestorven P
waarom ls het aantal nu grooter
en de soort boter? Wie het weet mag
het zeggen.
Waarom belooft de ansjovisteelt voor
Zuiderzee een goede te worden in tegen
stelling met vele voorgaande jaren toen
er al bijzonder weinig gevangen werd?
Toch niet, omdat het Amsteldiep ge
dempt is?
't Juffertje
van de vrouw aan den man: Er soD dein
Herr sein!
Hierover was de vrouw zoo verbolgen,
dat lij des nachts ongemerkt in de werk
plaats van haar man sloop en de ge
wraakte tekst in het zetsel opzocht
Zij nam voorzichtig de letter H en e van
het woord „Herr** weg en zette er de
twee letters N en a voor in de plaats.
Toen stond er in Genesis I: Er soll dein
Narr sein, inplaats van:Er soll dein Herr
sein!
Carel J. Brensa.
Ieder verstandig en ernstig lezer zal
wel al lang opgemerkt 'hebben, dat het
bijna, zoo niet geheel, onmogelijk is, een
krant of een artikel of een boek te lezen
zonder fouten op te merken. Er zijn altijd
foir.cn niettegenstaande het feit, dat er
tegenwoordig op verschillende manieren
werk wordt gemaakt om al te gekke din
gen aan den kaak te stellen en zoodoende
bij schrijvers wat meer zorgvuldigheid
aan te kweeken.
Het Handelsblad nam al jaren geleden
onder de rubriek „Opder de Streep" aar
dige gevallen van taal- en vooral van stel-
fouten op.
Het was altijd aardig, maar het meest
voor hen, die de lessen niet noodig had
den.
Ohhrivarius in de „Oude Groene** heeft
zijn bekendheid gekregen door het snor
ren van al dergelijke taai-grappen. Ver
schillende andere tijdschriften en kranten
geven vaak overzichten van zonderling
gestelde advertenties en opschriften uit
*ndere bladen.
En zoo voorts.
Of het helpen zal? De fouten zullen in
de Wereld blijven. Het zal altijd een utopie
blijven-om een krant of een stuk druk-
verk absoluut zonder fouten te publi-
ceeren.
En eigenlijk is dat wel aardig. Want als
je dan niet lachen kunt om de werkelijke
dingen, dan lach je tenminste nog eens
om de foutieve dingen.
Net alleen met kranten haastige din-
gen van den dag is dit het geval. Ook
metmeer serieuze producten van de boek
drukpers ls het zoo. Zelfs boeken en min
of meer kostbare werken van de pers,
vaar weken en maanden en zelfs jaren
aan geiwerkt is, en welke dus veel meer
aandacht gekregen hebben dan de krant,
Inwin er niet zonder fouten vaak zelfs
belangrijke of fnuikende fouten af.
Het mocht de Universiteit te Oxford
eens gelukken door het uitloven van
eenguinje voor elke opgegeven druk-
fou een zoo goed als foutloaze druk
te Irijgen van een dikwijls door haar ge-
grutten en gesteriotypeerden bijbeL
Langs denzelfden weg kon Vieweg ten
laakte een vrijwel foutlooze uitgaaf be
zorgen van zijn gestereotypeerde Loga-
rithnentafels. Hij hing de proefvellen
tellens voor het raam van zijn huis en
venocht het publiek te oorrigeeren. Fou
ten werden met premies 'beloond!
een soortgelijke proef werd geno-
mer door de uitgeversfirma Taaohnitz
meteen uitgave van Latjjnsche en Griek
se! ie klassieken.
Maar dit zijn de zeer moeizaam verkre
gen uitzonderingen. De rest lijdt allemaal
aan dezelfde ziekte. Er is dan ook wel
geen boek in de literatuur bekend of het
heeft aan het eind de noodlottige lijst van
„Errata" etc.
Wel komt dat in de nieuwere boeken
van dezen tijd minder voor, maar dat wil
volstrekt niet zeggen, dat er geen fouten
in zijn. Men is ook te dien opzichte tegen
woordig minder serieus: men laat 't er
maar bij.
Behalve dan met technische of weten
schappelijke 'boeken.
Er zijh in vroegere tijden wel eens druk
fouten gemaakt (of achtergebleven), die
het boek, waarin ze voorkwamen, in prijs
deden stijlgen, ja, die het zelfs tot groote
zeldzaamheid bracht.
Zooals tegenwoordig bij de verzame
laars 'n postzegel met 'n interessante fout
meer gezocht is dan 'n gave.
Vooral in vroeger eeuwen is dit het
geval geweest met verschillende bijbels.
Zoo b.v. met een bijbel, die in het jaar
1634 te Londen gedrukt werd. In dezen
bijbel stond op de betreffende plaats: „De
dwaze denkt in zijn hart, daar is een
god! in plaats van „daar is geen god"l
Deze geheele uitgave werd op last van
den koning vernietigd
En de achter gehouden of reeds ver
kochte exemplaren werden uiterst zeld
zaam en gingen voor fabelachtige* prijzen
(nu nog) naar de verzamelingen der biblio-
philen.
Hetzelfde lot overkwam een bijbel van
het jaar 1710 in 4o formaat» In dezen
■bijbel staat in de tien geboden het zonder
linge voorschrift: Gij zult echtbreken! In-
plaats van Gjj zult „niet" echtbreken!
Verder is er bij de boekenverzamelaars
een bijbel 'bekend onder den naam „Azijn-
bijbel". Dat kwam door een fout in liet
opschrift van-de Gelijkenis van den Wijn
gaard. (Vineyard). De zetter maakte daar
van „Vinegar" (azijn) en het bleef bij den
druk staan. Sinds dien heet deze uitgaaf
de „azijnbijlbel".
Maar het alleraardigste op het stuk van
bijbel fouten is wed het volgende. Het is
geen flater, maar een wraakneming.
De vrouw van een drukker in de 18e
eeuw in Duitschland had hevig ongenoe
gen met haar man gehad. Haar man was
juist bezig een Duitsche bijbelvertaling
in het licht te geven. En onder het dispuut
herinnerde de drukker zijn vrouw aan de
woorden in Genesis I tot Eva gericht
en 'bedoelende de echtelijke onderwerping
HET WEDERZIEN.
In het gezicht van de haven.
N<velle uit het Dultsch door O. J. B.
Din dag, toen de school uitging, was
de jtffrouw veel vriendelijker dan anders.
—Dag, kinderen dag.dag zei
ze e. ze gaf aan ieder van de kinderen
een hand en knikte ze nog eens vriende
lijk toe bij het weggaan. En de kinderen
zug«i haar aan met oogen, waarin men
liefte en vareering kou lezen. Ze hielden
veelvan hun juffrouw, maar vandaag nog
mee dan anders, want het was net of ze
opgauerkt hadden, dat ze er vandaag
uogliever uitzag dan anders. Ze was zoo
lief,zoo aardig, zoo mooi.
Eu van die kleine meisjes, 'n dweepster-
tje, rukte 'n zaclit kusje op de hand van
de uderwijzeree.
'j, dat moet je niet doen, Anna-Marie,
zei juifrouw geroerd En vriendelijk
stree ze het blonde kindje over het b»»r
en oer de wangen.
Nu was de klas eindelijk leeg en de
dagtak was voorbij. En de onderwijzeres,
ErioaHeldt, kon zich nu ook verder heele-
maaluau haar gedachten overgeven. Ze
kleede zich aan en verliet de school.
Ze wb vrij!
Ze xad wel hard willen hollen, net als
de kideren, om maar zoo vlug mogelijk
thuis x> wezen. Ze had' wel willen zingen,
zoo vl was haar hart. De zon brandde,
maarErica merkte het niet. Als het hard
geregnd had, zou ze het ook niet ge-
merk hebben.
!oo blij als ik nu toch ben.sprak
ze bijddhzelf. Wat moet ik toch beginnen?
Enze ging met lichte pas verder. an
de ofnschen, die in de warmte van den
dag woegend voort gingen, zagen enke
len har na en begrepen niet hoe iemand
zoo voolijk over den weg kon gaan ,Wj
zulk een hitte.
ALTIJD WISSELING.
In het voorjaar biedt de natuur een
haast kaleidoscoplsche wisseling in aller
lei opzicht. De levensdrang, die zich dan
plotseling openbaart, is zóó overstelpend
en zóó overweldigend, dat inen haast niet
bij ieder geval op zichzelf kan blijven
stilstaan en dus het geheel blijkbaar maar
aanvaardt als iets van zelfsprekende.
Als we even bij een klein tipje van
dien levensdrang, de visscherjj, en dan
nog slechts ook daarvan een pietlutterig
kleinigheidje, blijven stilstaan en er iets
van gaan beschouwen, dan zijn de feiten
van dien wisselenden levensfunctionee-
ringen zoo onuitsprekelijk groot en
grootsch, dat we ook dan reeds, van de
scheppingsmogelijkheden duizel en.
Gaan we terug naar den tijd, dat en
kele haringen zich komen vertoonen ea
dat kort daarop dan plotseling de zee
als gevuld wordt met die reine blanke
vischjes, zoodat de netten de vangsten
niet kunnen omvatten, dan pakt zich iets
in je brein of in je hart of waar het dan
ook mag zijn, beet en vol bewondering
sta je dan voor de enorme natuurmoge-
lijkheden.
Doch van het gevoelig beschouwende
dwaal je, in de momentelijke geordende
maatschappij, al spoedig af tot het meer
nuchtere en ga je dien overvloed bekij
ken van den meer materieelen kant en
met de belanghebbenden bereken je on
geveer hoeveel geld die visch invasie
in de maatschappelijke lade brengt.
Want als we de reeks van belangheb
benden, vanaf den visscher tot het koop
mannetje met den hondenkar op het
platteland, zoowel hier als bij de ooste
lijke buren, goed bekijken, dan zijn er
ettelijke menschen, die aan de voorjaars
haring een broodje hebben.
En hoe lang duurt die tijdOch zoo
kort. Want toen ik Zondag langs den
havenkant peddelde en bij het haven
hoofd een groote menschenmenigte zag
staan, begreep ik, dat daar de schatten
uit zee opgediept, den stroom gingen
formeeren, waaruit velen een emmertje
van bestaans vitamine gingen putten.
Toch waren al die zeeschatten niet
van het deeg, waaruit ten slotte de ge
vulde portemonnaie's worden gebakken,
want groote hoeveelheden haringen, de
z.g. tooters, werden als waardeloos goedje
weer in de haven geschoven.
Alleen de goede volle haringen hadden
eenige waarde.
Van vloedharing, de haring dus die op
Zuiderzee aan de voortplanting had deel
genomen en nu tegenstroom, op weg was
naar diepzee om daar van die noodwen
dige levensfunctie weer te herstellen,
moest de handel heelemaal niets hebben
dien dag.
Waarom dan toch die haring werd
aangebracht? Waarom dan toch met het
vloedgetij werd ^evischtP
Omdat en riehier de groote wisse
ling op visscherijgebied omdat de
ansjovis haar joyeuse entrée had gemaakt
en deze bij voorkeur daarvoor het vloed
getij uitkiest.
SB
Erica ging de trap van haar woning op.
Aan een van de vensters zag ze een
spin zitten in haar web en ze glimlachte
er tegen. 1 i i
'n Spin in den middag brengt ge
luk zei ze 'bij zichzelf.
En imet 'n zucht van verlichting trad
ze haar kamer binnen. Ze nam niet eens
den tijd om haar hoed1 af te zetten. Aan
haar kleine schrijftafel ging ze zitten en
ontsloot haastig een la. Uit de la nam ze
'n fotografie.
O, lieveling, fluisterde ze zacht en
overgegeven. O, wat ben ik blij geluk
kig. Ze duwde het portret tegen haar
wang en drukte er een lieve kus op. De
tranen kwamen haar in de oogen en drup
ten op het portret.
En ze begon weer te spreken tegen den
ernstigen man, die op 'het portret voor
gesteld was, zooals ze het reeds zoo vaak
in de vooraf gegane jaren gedaan had.
Niemand kon haar hooren. Ze was alleen.
Er klonk een jubel in ha* woorden nu
en niet meer een smartelijk heimwee, zoo-
als zoo vaak tevoren.
Nu bom je eindelijk, eindelijk bij
me klonk bet zacht. O, Frans, jo weet
niet hoe gelukkig me dat maakt. Ik ben
haast gestorven van eenzaamheid die drie
lange, lange jaren! O, Frans, het was zoo
lang drie jaren ver van je verwijderd!
Drie lange jaren alleen. En nu kom' je
terug en nu moet je alles voor me goed
maken moeder en vader en zusters.
'Meteen droogde Erica weer haar tranen
van vreugde en lachte van hernieuwd
geluk.
Uit dezelfde la nam ze een brief en ont
vouwde deze.
Het was een brief van Frans, haar ver
loofde. Het was de laatste brief en de
allerbelangrijkste, die ze ooit van hem
gekregen had. Het was de brief, waarin
stond, dat hij terug kwam en wanneer ze
elkaar jveer zouden zien en In de armen
sluiten.
Frans was drie lange jaren in Dultsch
Ooet-Afrika geweest om een positie te
scheppen voor hem en voor Erica samen.
Nn had hij zijn eerste verlof en kwam
terug naar haar en zijn stad oan haar te
halen en weer mee te voeren als zijn
vrouw.
Volgens sommigen zou dat immers de
genadeslag voorde ansjovis visscherjj zijn.
Wat in geen paar tientallen van jaren
is gebeurd, is dat thans de geheele botter-
visschersvloot van hier is vertrokken
naar Zuiderzee om aan de ansjovis-
visscherij deel te nemen.
Voorloopig hadden enkele spannen
reeds gunstig resultaat en konden een
goede weekbesomming maken.
Laat ons hopen, dat in financieel op
zicht 1890 nog eens mag worden ge
ëvenaard, toen Zuiderzee getoond beeft,
dat ze ook nog, behalve een armoed-
zaaister, kan zijn een goudmijn.
De vletterlieden hier hebben nog geen
groote besommingen aan ansjovis kun
nen boeken. Er is te veel ansjovis door
gegaan, zonder dat het begeerde vischje
eerst poolshoogte langs het strand kwam
nemen.
En op die strandvisscherij is het vlet-
termans bestaan nu eenmaal gebaseerd.
Laat ons echter ook hopen, dat onze
noeste visschers een goede schep uit de
„Egyptische" ansjovispot mogen meeëten,
want een extra hap uit een rijstebrijberg
hebben ook zij wel noodig, omdat de
resultaten der haringvisscherij financieel
gemiddeld niet zoo schitterend zijn ge
weest. Robinson.
De Kasrekening.
Twee vrienden kwamen samen uit het
café en liepen voorbij bet huis van een
vriend en trouwe stamgast. In diens wo
ning scheen het licht in alle kamera met
onverminderd igeweld te branden.
Jonge zei een van de vrienden
die Meijer is ook niet zuinig met 't gas.
Zeker omdat z*n vrouw niet thuis isan
ders zou hij het wel uit z*n hart laten.
Juist omdat z*n vrouw niet thuis is
sprak de tweede min of meer geheimzin-
iiig en zweeg verder.
Des morgens vroeg kwamen de twee
vrienden er wéér voorbij, nu samen op
weg naar kantoor.
Tot verwondering van den een brandde
nu nog, en wel op klaarlichten dag in alle
kamers het gaslicht.
Zeg sprak de eerste vriend
zou onze vriend Meijer zoowat gek ge
worden zijn?
Clown (achter de coulissen): Heb Je en
gagement gekregen voor Amsterdam?.
Dat zal je wat aan bagagegeld kosten!
Gewichthef f er: Waarom?.... Er mag
toch tot en met 26 kilo in bet bagagenet!.
Ze las bet voor de honderdste maal:
„Woensdagavond komt het schip in
Hamburg aan en den volgenden middag
brengt de trein me naar jou! Dan zullen
we niet meer ver van elkander leven en
gescheiden zijtu. Want ais ik weer terug
ga, dan neem ik jou mee jou als
mijn vrouw. Als mijn eigen vrouw."
Hierna las ze nog eens juist over wat
Frans schreef van den tijd' van aankomst
ongeveer zes uur dat was van mid
dagNu, over 'n uur.Over ander
half uur.
Ze vouwde den brief dicht en 'begon
zich haastig te verkleeden.
Ze kon haast niet opschieten. Ze zocht
'n witte japon en een strooien hoed. Frans
had dat altijd zoo aardig gevonden bij
baar bruine teint Ze deed heur haar weer
eens over. En dan viel ze weer minuten
lang op de sofa neer oan te denken en te
soezen. Dan droomde ze van het verleden
en alvast van de toekomst Ze zag in haar
verbeelding^ 'n heet land met palmboomen
en bruine menschen.
Dan schrok ze weer op en haastte zich
verder met 't toilet
Met den middagtrein uit Hamburg
zou dan eindelijk haar geluk komen
mompelde ze. Het komt nu al nader,
steeds nader.
O, wat ging de tijd langzaam.af
schuwelijk langzaam. Nu was ze in 't ge
heel nog maar 'n half uur thuis. Over rijf
kwartier zou de trein pas 'binnen komen
en ze was maar tien minuten van het
station verwijderd. O, wat duurde die tijd
lang, als je verlangend wachtte.
En ze zette zich weer op de sofa en
herlas nog eens de passages uit- den
brief. Ik zou wel over den Oceaan willen
zwemmen om des te eerder bij je 1» zijn!
schreef Frans. En Erica gaf een lieve kus
als belooning op het papier, dat de mooie
woorden bevatte.
Boven op een van de verdiepingen,
begon een man te zingen, terwijl hij zich
zelf op de piano begeleidde. Ze kon de
woorden niet verstaan, maar het leek haar
een melancholisch liefdelied en ze kwam
onder den indruk van de bekorende melo
die, Zacht zong ze mee.
En ze vouwde voor de zooveelste maal
tusschen haar gesloten oogleden uit drup
pelen.
Frans o, mijn Frans.
Toen was het eindelijk tijd.einde
lijk!
Opgelucht verliet Erica eindelijk haar
woning. Ze was büj dat ze tenminste heen
gaan kon. Wel was ze nog veel te vroeg,
want het duurde nog wel drie kwartier.
Maar als maar vast op weg was.
Na 'n kwartier bereikte ze het station.
En toen ze 'n perronkaartje genomen had,
bleek dat er nog rond 'n half uur zou ver-
loopen voor de trein binneri kwam.
Langzaam begon ze op en neer te
ioopen.
Plotseling trof baar iets buitengewoons.
In de seinzalen van het stationsgebouw
hoorde ze tumult en drukte. Beambten
liepen heen en weer en er was een getik
en signaalteekens van jewelste De s6a-
tionsoammiezen en telegrafisten sprongen
van hun stoelen op. Uit de verschillende
deuren werden hoofden gestoken.
Wat was er aan de hand?
Plotseling begonnen de menschen rond
om Erica op het perron ook bewegelijk
te worden. De menschen holden heen en
weer. Er was gedempt geroep en hoe
langer hoe luider geschreeuw en gedraaf.
Wat was er? Men gaf elkaar teekenB.
De hieele dienst leek in de war.
Erica stond verbijsterd. Ze vergat Frans
voor het moment en gaf haar aandacht
nieuwsgierig aan de drukte om haar heen.
Plotseling troffen 'n paar losse woorden
haar oor. Ze kromp onwillekeurig ineen
van schrik.
Vreeselijk spoorwegongeluk, hoorde
ze zeggen. De sneltrein van Hamburg is
ontspoord, nog geen half uur hiervandaan.
Er sprong eén heer toe en ving het wan
kelende meisje in zijn armen op. Erica
was gevallen. Ze zag 'het met verbaasde
oogen aan.
Het ongeluk stamelde ze. Het
ongelukWaar is Frans?
De vreemde heer begreep, dat hij hier
stond tegenover een vermoedelijk slacht
offer van het ongeluk al was ze er ver
vandaan. Het ongeluk had haar misschien
uit de verte getroffen arglistig en van-
de handen en liet de tranen van geluk i uit een hinderlaag. Een gevoel van diep
Hoezoo? vroeg de ander onnoozeL
Ik heb niets verkeerds aan hem gemerkt
Wel gisteravond brandde het licht
in alle kamers en nu op klaarlichten dag
brandt het weer. Wat zou die illuminatie
te beteekenen hebben?
Dat zal ik je vertellen, zei de vriend
De vrouw van Meijer is uit logeeren ge
weest vier weken. Ze kamt morgen
weer thuis.Maar ze is uitgegaan on
der de uitdrukkelijke voorwaarde, dat
haar man al die avonden stilletjes thuis
zou zitten. Hij heeft haar zelfs geschreven,
dat hij niet alleen thuis is gebleven^ maar
zelfs meestal tot heel laat in den nacht
heeft zitten werken. Als z*n vrouw nu
terug komt, zou het haar natuurlijk zeer
verwonderen als onder die omstandig
heden de gasrekening niet meer bedroeg
dan een gulden vijftig of zoo.Snap
jeOm nu een minder aangename ont
dekking van het gepleegde bedrog te.
voorkomen, neemt Meijer een echt huis
middeltje te baat. Als hij dat spelletje
door speelt tot z*n vrouw morgenavond
terug komt.
Dan zal de gasrekening hoog genoeg
wezen.
Dat denk ik ook en dan heeft z*n
vrouw haar zin. Je moet ze wat gunnen.
Asperges plokken.
Ze waren 'beiden heel jong.
Ze waren beiden pas getrouwd.
Ze waren beiden heel 'gelukkig.
Ze waren beiden nog haast kinderen!
Ze woonden beiden buiten.
Ze woonden in een huis met 'n groeten
tuin.
Ze hadden daarin veel groenten.
Ze hadden ook veel vruohtboomen.
Maar ze wisten er 'beiden niet veel van!
Angeline.lieveling zei de
jonge man toen ik zoo straks door den
tuin ging zag ik, dat we al wel asperges
konden eten.
Uit onzen eigen tuin? vroag
Angeline.
Uit onzen eigen tuin zei haar man
misschien vindt je het wel aardig oan
ze zelf af te steken. Het zijn de eersten
in het seizoen.
Zij vond het wel aardig ze had er
wel schik in.Het zou erg lijken of ze
medelijden overmeesterde hem. Hij voerde
het machtelooze en willooze meisje buiten
bet gedrang. Om hen heen klonk steeds
heviger geroep en 'geschreeuw en geklaag
en geween. Het perrein liep overvol van
de menschen.
De sterke stem van een beambte over
schreeuwde ineens alles:
Een extra trein gaat naar de plek van
het ongeluk. Wie vermoedt,, dat daar een
nabestaande van hem ls, kan er gebruik
van maken.
Ik wil naar hem toel kreet Erica
Heldt. Ik wil mee!
De vreemdeling leidde haar naar een
coupé van den gereed staanden trein en
nam naast haar plaats.
Ik 'ben dokter verklaarde hij een
voudigmen heeft mij gevraagd om
hulp to verleenen. Kan ik wat voor u
doen?
Hij kon zijn gezicht niet van het doods
bleek en verwrongen gezicht afhouden.
Haar hoofd leunde willoos in de kussens.
Op zijn vraag zag Erica den dokter
vreemd' aan. Haar oogen stonden hol en
er was een vrecselijke lach om haar mond.
U behoeft mij niet te helpen zei
ze kort, haast ruw. En Frans ook niet.
Want.Want er kan hem niets gebeurd
zijn. Hij moet bewaard gebleven wezen,
dat moet.Want wij' hebben toch drie
jaren lang op elkaar gewacht.... Drie
jaren tot vandaag aan toe.
En met krampachtig vertrokken lippen
vertelde ze de geheele geschiedenis, totdat
de trein langzaam stepte.
Tusschen de puinhoopen van de eerste
wagons was Frans. Hij was al opzij ge
legd voor de extra trein aan kwam. Zijn
borst was plat gedrukt als tot 'n plank.
Zjjn beenen waren verbrijzeld eu zijn
kleeren waren vervormd tot een vormloo-
zen hoop van bloed.
Alleen zijn gezioht was ongedeerd.
Zijn oogen stonden wijd en eerlijk open
zooals altijd en om zijn mond was de glim
lach verstijfd, die er op gelegen had, ter
wijl hij zat te denken aan het oogienblik
van aankomen over *n half uur.
Zoo was het wederzien!