Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN HET BOEK EN DE LITERATUUR. Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven van ZATERDAG 30 NIEI 1925 No. 177 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) En zoo werd de bijbel gedrukt! UIT DE OUDE DOOS, Niets Volmaakts op deze wereld. Flaters ln en over boeken. Zonderlinge drukfouten. En als dan zoo de netten uitstaan voor de ansjovis, dan geneert zich de haring niet om op haar terugtooht naar Noord zee ook in aie netten te worden opgenomen. Vandaar dan ook, dat lü dezen tijd er veol „leege" haring aan den afslag komt. Behalve de ansjovis heeft ook ae geep reeds lung weer ae jaarlijksche intocht aangevangen en de vangsten zijn veel gr oter en ruimer dan het vorige jaar. Waarom bleven die lange zaagbokken verleden jaar nagenoeg weg en stuurden DE MAN VAN DE 1W0 KILO'S. ze slechts schriebellge exemplaren naar bet paaigebled, alleen om blijkbaar acte de prèsence te geven, omdat men anders zou veronderstellen, dat de soort was uitgestorven P waarom ls het aantal nu grooter en de soort boter? Wie het weet mag het zeggen. Waarom belooft de ansjovisteelt voor Zuiderzee een goede te worden in tegen stelling met vele voorgaande jaren toen er al bijzonder weinig gevangen werd? Toch niet, omdat het Amsteldiep ge dempt is? 't Juffertje van de vrouw aan den man: Er soD dein Herr sein! Hierover was de vrouw zoo verbolgen, dat lij des nachts ongemerkt in de werk plaats van haar man sloop en de ge wraakte tekst in het zetsel opzocht Zij nam voorzichtig de letter H en e van het woord „Herr** weg en zette er de twee letters N en a voor in de plaats. Toen stond er in Genesis I: Er soll dein Narr sein, inplaats van:Er soll dein Herr sein! Carel J. Brensa. Ieder verstandig en ernstig lezer zal wel al lang opgemerkt 'hebben, dat het bijna, zoo niet geheel, onmogelijk is, een krant of een artikel of een boek te lezen zonder fouten op te merken. Er zijn altijd foir.cn niettegenstaande het feit, dat er tegenwoordig op verschillende manieren werk wordt gemaakt om al te gekke din gen aan den kaak te stellen en zoodoende bij schrijvers wat meer zorgvuldigheid aan te kweeken. Het Handelsblad nam al jaren geleden onder de rubriek „Opder de Streep" aar dige gevallen van taal- en vooral van stel- fouten op. Het was altijd aardig, maar het meest voor hen, die de lessen niet noodig had den. Ohhrivarius in de „Oude Groene** heeft zijn bekendheid gekregen door het snor ren van al dergelijke taai-grappen. Ver schillende andere tijdschriften en kranten geven vaak overzichten van zonderling gestelde advertenties en opschriften uit *ndere bladen. En zoo voorts. Of het helpen zal? De fouten zullen in de Wereld blijven. Het zal altijd een utopie blijven-om een krant of een stuk druk- verk absoluut zonder fouten te publi- ceeren. En eigenlijk is dat wel aardig. Want als je dan niet lachen kunt om de werkelijke dingen, dan lach je tenminste nog eens om de foutieve dingen. Net alleen met kranten haastige din- gen van den dag is dit het geval. Ook metmeer serieuze producten van de boek drukpers ls het zoo. Zelfs boeken en min of meer kostbare werken van de pers, vaar weken en maanden en zelfs jaren aan geiwerkt is, en welke dus veel meer aandacht gekregen hebben dan de krant, Inwin er niet zonder fouten vaak zelfs belangrijke of fnuikende fouten af. Het mocht de Universiteit te Oxford eens gelukken door het uitloven van eenguinje voor elke opgegeven druk- fou een zoo goed als foutloaze druk te Irijgen van een dikwijls door haar ge- grutten en gesteriotypeerden bijbeL Langs denzelfden weg kon Vieweg ten laakte een vrijwel foutlooze uitgaaf be zorgen van zijn gestereotypeerde Loga- rithnentafels. Hij hing de proefvellen tellens voor het raam van zijn huis en venocht het publiek te oorrigeeren. Fou ten werden met premies 'beloond! een soortgelijke proef werd geno- mer door de uitgeversfirma Taaohnitz meteen uitgave van Latjjnsche en Griek se! ie klassieken. Maar dit zijn de zeer moeizaam verkre gen uitzonderingen. De rest lijdt allemaal aan dezelfde ziekte. Er is dan ook wel geen boek in de literatuur bekend of het heeft aan het eind de noodlottige lijst van „Errata" etc. Wel komt dat in de nieuwere boeken van dezen tijd minder voor, maar dat wil volstrekt niet zeggen, dat er geen fouten in zijn. Men is ook te dien opzichte tegen woordig minder serieus: men laat 't er maar bij. Behalve dan met technische of weten schappelijke 'boeken. Er zijh in vroegere tijden wel eens druk fouten gemaakt (of achtergebleven), die het boek, waarin ze voorkwamen, in prijs deden stijlgen, ja, die het zelfs tot groote zeldzaamheid bracht. Zooals tegenwoordig bij de verzame laars 'n postzegel met 'n interessante fout meer gezocht is dan 'n gave. Vooral in vroeger eeuwen is dit het geval geweest met verschillende bijbels. Zoo b.v. met een bijbel, die in het jaar 1634 te Londen gedrukt werd. In dezen bijbel stond op de betreffende plaats: „De dwaze denkt in zijn hart, daar is een god! in plaats van „daar is geen god"l Deze geheele uitgave werd op last van den koning vernietigd En de achter gehouden of reeds ver kochte exemplaren werden uiterst zeld zaam en gingen voor fabelachtige* prijzen (nu nog) naar de verzamelingen der biblio- philen. Hetzelfde lot overkwam een bijbel van het jaar 1710 in 4o formaat» In dezen ■bijbel staat in de tien geboden het zonder linge voorschrift: Gij zult echtbreken! In- plaats van Gjj zult „niet" echtbreken! Verder is er bij de boekenverzamelaars een bijbel 'bekend onder den naam „Azijn- bijbel". Dat kwam door een fout in liet opschrift van-de Gelijkenis van den Wijn gaard. (Vineyard). De zetter maakte daar van „Vinegar" (azijn) en het bleef bij den druk staan. Sinds dien heet deze uitgaaf de „azijnbijlbel". Maar het alleraardigste op het stuk van bijbel fouten is wed het volgende. Het is geen flater, maar een wraakneming. De vrouw van een drukker in de 18e eeuw in Duitschland had hevig ongenoe gen met haar man gehad. Haar man was juist bezig een Duitsche bijbelvertaling in het licht te geven. En onder het dispuut herinnerde de drukker zijn vrouw aan de woorden in Genesis I tot Eva gericht en 'bedoelende de echtelijke onderwerping HET WEDERZIEN. In het gezicht van de haven. N<velle uit het Dultsch door O. J. B. Din dag, toen de school uitging, was de jtffrouw veel vriendelijker dan anders. —Dag, kinderen dag.dag zei ze e. ze gaf aan ieder van de kinderen een hand en knikte ze nog eens vriende lijk toe bij het weggaan. En de kinderen zug«i haar aan met oogen, waarin men liefte en vareering kou lezen. Ze hielden veelvan hun juffrouw, maar vandaag nog mee dan anders, want het was net of ze opgauerkt hadden, dat ze er vandaag uogliever uitzag dan anders. Ze was zoo lief,zoo aardig, zoo mooi. Eu van die kleine meisjes, 'n dweepster- tje, rukte 'n zaclit kusje op de hand van de uderwijzeree. 'j, dat moet je niet doen, Anna-Marie, zei juifrouw geroerd En vriendelijk stree ze het blonde kindje over het b»»r en oer de wangen. Nu was de klas eindelijk leeg en de dagtak was voorbij. En de onderwijzeres, ErioaHeldt, kon zich nu ook verder heele- maaluau haar gedachten overgeven. Ze kleede zich aan en verliet de school. Ze wb vrij! Ze xad wel hard willen hollen, net als de kideren, om maar zoo vlug mogelijk thuis x> wezen. Ze had' wel willen zingen, zoo vl was haar hart. De zon brandde, maarErica merkte het niet. Als het hard geregnd had, zou ze het ook niet ge- merk hebben. !oo blij als ik nu toch ben.sprak ze bijddhzelf. Wat moet ik toch beginnen? Enze ging met lichte pas verder. an de ofnschen, die in de warmte van den dag woegend voort gingen, zagen enke len har na en begrepen niet hoe iemand zoo voolijk over den weg kon gaan ,Wj zulk een hitte. ALTIJD WISSELING. In het voorjaar biedt de natuur een haast kaleidoscoplsche wisseling in aller lei opzicht. De levensdrang, die zich dan plotseling openbaart, is zóó overstelpend en zóó overweldigend, dat inen haast niet bij ieder geval op zichzelf kan blijven stilstaan en dus het geheel blijkbaar maar aanvaardt als iets van zelfsprekende. Als we even bij een klein tipje van dien levensdrang, de visscherjj, en dan nog slechts ook daarvan een pietlutterig kleinigheidje, blijven stilstaan en er iets van gaan beschouwen, dan zijn de feiten van dien wisselenden levensfunctionee- ringen zoo onuitsprekelijk groot en grootsch, dat we ook dan reeds, van de scheppingsmogelijkheden duizel en. Gaan we terug naar den tijd, dat en kele haringen zich komen vertoonen ea dat kort daarop dan plotseling de zee als gevuld wordt met die reine blanke vischjes, zoodat de netten de vangsten niet kunnen omvatten, dan pakt zich iets in je brein of in je hart of waar het dan ook mag zijn, beet en vol bewondering sta je dan voor de enorme natuurmoge- lijkheden. Doch van het gevoelig beschouwende dwaal je, in de momentelijke geordende maatschappij, al spoedig af tot het meer nuchtere en ga je dien overvloed bekij ken van den meer materieelen kant en met de belanghebbenden bereken je on geveer hoeveel geld die visch invasie in de maatschappelijke lade brengt. Want als we de reeks van belangheb benden, vanaf den visscher tot het koop mannetje met den hondenkar op het platteland, zoowel hier als bij de ooste lijke buren, goed bekijken, dan zijn er ettelijke menschen, die aan de voorjaars haring een broodje hebben. En hoe lang duurt die tijdOch zoo kort. Want toen ik Zondag langs den havenkant peddelde en bij het haven hoofd een groote menschenmenigte zag staan, begreep ik, dat daar de schatten uit zee opgediept, den stroom gingen formeeren, waaruit velen een emmertje van bestaans vitamine gingen putten. Toch waren al die zeeschatten niet van het deeg, waaruit ten slotte de ge vulde portemonnaie's worden gebakken, want groote hoeveelheden haringen, de z.g. tooters, werden als waardeloos goedje weer in de haven geschoven. Alleen de goede volle haringen hadden eenige waarde. Van vloedharing, de haring dus die op Zuiderzee aan de voortplanting had deel genomen en nu tegenstroom, op weg was naar diepzee om daar van die noodwen dige levensfunctie weer te herstellen, moest de handel heelemaal niets hebben dien dag. Waarom dan toch die haring werd aangebracht? Waarom dan toch met het vloedgetij werd ^evischtP Omdat en riehier de groote wisse ling op visscherijgebied omdat de ansjovis haar joyeuse entrée had gemaakt en deze bij voorkeur daarvoor het vloed getij uitkiest. SB Erica ging de trap van haar woning op. Aan een van de vensters zag ze een spin zitten in haar web en ze glimlachte er tegen. 1 i i 'n Spin in den middag brengt ge luk zei ze 'bij zichzelf. En imet 'n zucht van verlichting trad ze haar kamer binnen. Ze nam niet eens den tijd om haar hoed1 af te zetten. Aan haar kleine schrijftafel ging ze zitten en ontsloot haastig een la. Uit de la nam ze 'n fotografie. O, lieveling, fluisterde ze zacht en overgegeven. O, wat ben ik blij geluk kig. Ze duwde het portret tegen haar wang en drukte er een lieve kus op. De tranen kwamen haar in de oogen en drup ten op het portret. En ze begon weer te spreken tegen den ernstigen man, die op 'het portret voor gesteld was, zooals ze het reeds zoo vaak in de vooraf gegane jaren gedaan had. Niemand kon haar hooren. Ze was alleen. Er klonk een jubel in ha* woorden nu en niet meer een smartelijk heimwee, zoo- als zoo vaak tevoren. Nu bom je eindelijk, eindelijk bij me klonk bet zacht. O, Frans, jo weet niet hoe gelukkig me dat maakt. Ik ben haast gestorven van eenzaamheid die drie lange, lange jaren! O, Frans, het was zoo lang drie jaren ver van je verwijderd! Drie lange jaren alleen. En nu kom' je terug en nu moet je alles voor me goed maken moeder en vader en zusters. 'Meteen droogde Erica weer haar tranen van vreugde en lachte van hernieuwd geluk. Uit dezelfde la nam ze een brief en ont vouwde deze. Het was een brief van Frans, haar ver loofde. Het was de laatste brief en de allerbelangrijkste, die ze ooit van hem gekregen had. Het was de brief, waarin stond, dat hij terug kwam en wanneer ze elkaar jveer zouden zien en In de armen sluiten. Frans was drie lange jaren in Dultsch Ooet-Afrika geweest om een positie te scheppen voor hem en voor Erica samen. Nn had hij zijn eerste verlof en kwam terug naar haar en zijn stad oan haar te halen en weer mee te voeren als zijn vrouw. Volgens sommigen zou dat immers de genadeslag voorde ansjovis visscherjj zijn. Wat in geen paar tientallen van jaren is gebeurd, is dat thans de geheele botter- visschersvloot van hier is vertrokken naar Zuiderzee om aan de ansjovis- visscherij deel te nemen. Voorloopig hadden enkele spannen reeds gunstig resultaat en konden een goede weekbesomming maken. Laat ons hopen, dat in financieel op zicht 1890 nog eens mag worden ge ëvenaard, toen Zuiderzee getoond beeft, dat ze ook nog, behalve een armoed- zaaister, kan zijn een goudmijn. De vletterlieden hier hebben nog geen groote besommingen aan ansjovis kun nen boeken. Er is te veel ansjovis door gegaan, zonder dat het begeerde vischje eerst poolshoogte langs het strand kwam nemen. En op die strandvisscherij is het vlet- termans bestaan nu eenmaal gebaseerd. Laat ons echter ook hopen, dat onze noeste visschers een goede schep uit de „Egyptische" ansjovispot mogen meeëten, want een extra hap uit een rijstebrijberg hebben ook zij wel noodig, omdat de resultaten der haringvisscherij financieel gemiddeld niet zoo schitterend zijn ge weest. Robinson. De Kasrekening. Twee vrienden kwamen samen uit het café en liepen voorbij bet huis van een vriend en trouwe stamgast. In diens wo ning scheen het licht in alle kamera met onverminderd igeweld te branden. Jonge zei een van de vrienden die Meijer is ook niet zuinig met 't gas. Zeker omdat z*n vrouw niet thuis isan ders zou hij het wel uit z*n hart laten. Juist omdat z*n vrouw niet thuis is sprak de tweede min of meer geheimzin- iiig en zweeg verder. Des morgens vroeg kwamen de twee vrienden er wéér voorbij, nu samen op weg naar kantoor. Tot verwondering van den een brandde nu nog, en wel op klaarlichten dag in alle kamers het gaslicht. Zeg sprak de eerste vriend zou onze vriend Meijer zoowat gek ge worden zijn? Clown (achter de coulissen): Heb Je en gagement gekregen voor Amsterdam?. Dat zal je wat aan bagagegeld kosten! Gewichthef f er: Waarom?.... Er mag toch tot en met 26 kilo in bet bagagenet!. Ze las bet voor de honderdste maal: „Woensdagavond komt het schip in Hamburg aan en den volgenden middag brengt de trein me naar jou! Dan zullen we niet meer ver van elkander leven en gescheiden zijtu. Want ais ik weer terug ga, dan neem ik jou mee jou als mijn vrouw. Als mijn eigen vrouw." Hierna las ze nog eens juist over wat Frans schreef van den tijd' van aankomst ongeveer zes uur dat was van mid dagNu, over 'n uur.Over ander half uur. Ze vouwde den brief dicht en 'begon zich haastig te verkleeden. Ze kon haast niet opschieten. Ze zocht 'n witte japon en een strooien hoed. Frans had dat altijd zoo aardig gevonden bij baar bruine teint Ze deed heur haar weer eens over. En dan viel ze weer minuten lang op de sofa neer oan te denken en te soezen. Dan droomde ze van het verleden en alvast van de toekomst Ze zag in haar verbeelding^ 'n heet land met palmboomen en bruine menschen. Dan schrok ze weer op en haastte zich verder met 't toilet Met den middagtrein uit Hamburg zou dan eindelijk haar geluk komen mompelde ze. Het komt nu al nader, steeds nader. O, wat ging de tijd langzaam.af schuwelijk langzaam. Nu was ze in 't ge heel nog maar 'n half uur thuis. Over rijf kwartier zou de trein pas 'binnen komen en ze was maar tien minuten van het station verwijderd. O, wat duurde die tijd lang, als je verlangend wachtte. En ze zette zich weer op de sofa en herlas nog eens de passages uit- den brief. Ik zou wel over den Oceaan willen zwemmen om des te eerder bij je 1» zijn! schreef Frans. En Erica gaf een lieve kus als belooning op het papier, dat de mooie woorden bevatte. Boven op een van de verdiepingen, begon een man te zingen, terwijl hij zich zelf op de piano begeleidde. Ze kon de woorden niet verstaan, maar het leek haar een melancholisch liefdelied en ze kwam onder den indruk van de bekorende melo die, Zacht zong ze mee. En ze vouwde voor de zooveelste maal tusschen haar gesloten oogleden uit drup pelen. Frans o, mijn Frans. Toen was het eindelijk tijd.einde lijk! Opgelucht verliet Erica eindelijk haar woning. Ze was büj dat ze tenminste heen gaan kon. Wel was ze nog veel te vroeg, want het duurde nog wel drie kwartier. Maar als maar vast op weg was. Na 'n kwartier bereikte ze het station. En toen ze 'n perronkaartje genomen had, bleek dat er nog rond 'n half uur zou ver- loopen voor de trein binneri kwam. Langzaam begon ze op en neer te ioopen. Plotseling trof baar iets buitengewoons. In de seinzalen van het stationsgebouw hoorde ze tumult en drukte. Beambten liepen heen en weer en er was een getik en signaalteekens van jewelste De s6a- tionsoammiezen en telegrafisten sprongen van hun stoelen op. Uit de verschillende deuren werden hoofden gestoken. Wat was er aan de hand? Plotseling begonnen de menschen rond om Erica op het perron ook bewegelijk te worden. De menschen holden heen en weer. Er was gedempt geroep en hoe langer hoe luider geschreeuw en gedraaf. Wat was er? Men gaf elkaar teekenB. De hieele dienst leek in de war. Erica stond verbijsterd. Ze vergat Frans voor het moment en gaf haar aandacht nieuwsgierig aan de drukte om haar heen. Plotseling troffen 'n paar losse woorden haar oor. Ze kromp onwillekeurig ineen van schrik. Vreeselijk spoorwegongeluk, hoorde ze zeggen. De sneltrein van Hamburg is ontspoord, nog geen half uur hiervandaan. Er sprong eén heer toe en ving het wan kelende meisje in zijn armen op. Erica was gevallen. Ze zag 'het met verbaasde oogen aan. Het ongeluk stamelde ze. Het ongelukWaar is Frans? De vreemde heer begreep, dat hij hier stond tegenover een vermoedelijk slacht offer van het ongeluk al was ze er ver vandaan. Het ongeluk had haar misschien uit de verte getroffen arglistig en van- de handen en liet de tranen van geluk i uit een hinderlaag. Een gevoel van diep Hoezoo? vroeg de ander onnoozeL Ik heb niets verkeerds aan hem gemerkt Wel gisteravond brandde het licht in alle kamers en nu op klaarlichten dag brandt het weer. Wat zou die illuminatie te beteekenen hebben? Dat zal ik je vertellen, zei de vriend De vrouw van Meijer is uit logeeren ge weest vier weken. Ze kamt morgen weer thuis.Maar ze is uitgegaan on der de uitdrukkelijke voorwaarde, dat haar man al die avonden stilletjes thuis zou zitten. Hij heeft haar zelfs geschreven, dat hij niet alleen thuis is gebleven^ maar zelfs meestal tot heel laat in den nacht heeft zitten werken. Als z*n vrouw nu terug komt, zou het haar natuurlijk zeer verwonderen als onder die omstandig heden de gasrekening niet meer bedroeg dan een gulden vijftig of zoo.Snap jeOm nu een minder aangename ont dekking van het gepleegde bedrog te. voorkomen, neemt Meijer een echt huis middeltje te baat. Als hij dat spelletje door speelt tot z*n vrouw morgenavond terug komt. Dan zal de gasrekening hoog genoeg wezen. Dat denk ik ook en dan heeft z*n vrouw haar zin. Je moet ze wat gunnen. Asperges plokken. Ze waren 'beiden heel jong. Ze waren beiden pas getrouwd. Ze waren beiden heel 'gelukkig. Ze waren beiden nog haast kinderen! Ze woonden beiden buiten. Ze woonden in een huis met 'n groeten tuin. Ze hadden daarin veel groenten. Ze hadden ook veel vruohtboomen. Maar ze wisten er 'beiden niet veel van! Angeline.lieveling zei de jonge man toen ik zoo straks door den tuin ging zag ik, dat we al wel asperges konden eten. Uit onzen eigen tuin? vroag Angeline. Uit onzen eigen tuin zei haar man misschien vindt je het wel aardig oan ze zelf af te steken. Het zijn de eersten in het seizoen. Zij vond het wel aardig ze had er wel schik in.Het zou erg lijken of ze medelijden overmeesterde hem. Hij voerde het machtelooze en willooze meisje buiten bet gedrang. Om hen heen klonk steeds heviger geroep en 'geschreeuw en geklaag en geween. Het perrein liep overvol van de menschen. De sterke stem van een beambte over schreeuwde ineens alles: Een extra trein gaat naar de plek van het ongeluk. Wie vermoedt,, dat daar een nabestaande van hem ls, kan er gebruik van maken. Ik wil naar hem toel kreet Erica Heldt. Ik wil mee! De vreemdeling leidde haar naar een coupé van den gereed staanden trein en nam naast haar plaats. Ik 'ben dokter verklaarde hij een voudigmen heeft mij gevraagd om hulp to verleenen. Kan ik wat voor u doen? Hij kon zijn gezicht niet van het doods bleek en verwrongen gezicht afhouden. Haar hoofd leunde willoos in de kussens. Op zijn vraag zag Erica den dokter vreemd' aan. Haar oogen stonden hol en er was een vrecselijke lach om haar mond. U behoeft mij niet te helpen zei ze kort, haast ruw. En Frans ook niet. Want.Want er kan hem niets gebeurd zijn. Hij moet bewaard gebleven wezen, dat moet.Want wij' hebben toch drie jaren lang op elkaar gewacht.... Drie jaren tot vandaag aan toe. En met krampachtig vertrokken lippen vertelde ze de geheele geschiedenis, totdat de trein langzaam stepte. Tusschen de puinhoopen van de eerste wagons was Frans. Hij was al opzij ge legd voor de extra trein aan kwam. Zijn borst was plat gedrukt als tot 'n plank. Zjjn beenen waren verbrijzeld eu zijn kleeren waren vervormd tot een vormloo- zen hoop van bloed. Alleen zijn gezioht was ongedeerd. Zijn oogen stonden wijd en eerlijk open zooals altijd en om zijn mond was de glim lach verstijfd, die er op gelegen had, ter wijl hij zat te denken aan het oogienblik van aankomen over *n half uur. Zoo was het wederzien!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 7