DE lederen dag in het Monte Oarlo van de Ardennen, in Spa, de bronnenstad. Als we even over middernacht voorbij de groote speelzaal naar ons hótel wan delden, stond daar een file van luxe auto's, in één woord prachtwagens, wachtende op de eigenaars en de eigenaressen, die straks in speelroes huiswaarts zouden keeren. Toen we hierover even onze gedachten den vrijen loop lieten, kwam ons een punt dichtje (naar we mêenen van Staring) in t geheugen, dat mede zoo volkomen van toepassing is op 't monaalne leven te Spa. JReinier is met zijn stramme leden Naar Aken's baden heengereden; Daar heeft hij geld èn goed èn peerd In alle vroolqkheid verteerd. Ziet wat de wateren vermogen, Hij is te peerd er heen getogen En op zijn voeten weergekeerd." Ook hier de contrasten! Op het breed aangelegde plein tusschen het Casino en de Salon voor „kleine spe len" verrijst het prachtige gedenkteeken voor de vallenen in den wereldkrljg. Op een breed voetstuk, uitgebouwd tot een massale zuil verheft zich een prachtig gebeeldhouwde gevleugelde engel, in haar nand de palmtak en aan heur voeten uit rustingstukken van den Belgischen sol daat. Op de zuil, fraai gebeiteld, de veel zeggende woorden; 1014—1918 La ville de Spa glorifie ses héros. Hieronder emblemen van kransen en bloemen en op het voetstuk de woorden; Souvenons-nous Les ecoles communales de Spa, Greppe et Niveze. Hiermede willen we ons reisje door den Noordhoek der Ardennen besluiten. Vol ledig zijn we niet geweest; trouwens, dit lag geenszins in onze bedoeling. We heb ben slechts getracht U in groote trekken een beeld te geven van de werkelijke schoonheid van het Belgische landschap, zoo dicht bij onze grenzen gelegen. Zijn we hierin geslaagd.... aan U, ge achte lezer of lezeres, het oordeel. Wat voer jij In je tuin uit? vraagt de buurman van Willemse. Onkruid wieden, antwoord Willemse. En je hebt heelemaal geen onkruid in je tuin, zegt de buurman verbaasd. Neen, dat weet ik wel, zegt Willemse. Ik doe bqt alleen maar om mijn vrouw te laten zien dat ik geen tijd heb om messen te slijpen. DE VROUW ALS SCHAAK- 8PÉELSTEB. Ze zijn er. Niet alleen in onzen tijd zijn er veel vrouwelijke sohaakspeelsters, ze zijn er door alle eeuwen heen geweest Bij de Romeinen kon men ze vinden, in de oude nonnenkloosters en aan de koningshoven van Frankrijk, evenals in het paleis van Maria Theresia. Mag men den Duitschen dichter Max SchrOder gelooven, dan is de vrouw in het algemeen niet voor het schaakspel geschapen. Hij dichtte het volgende: Nie wird flüchtigen Geist das Schach- spiel dauernd gewinnen. Tieferen Denkens bedarf 's urn sich i daran zu erfreuen. Darum iat auch der Mann dem edlen Spiele gewogen. Aber das tlndelnde Weib schilt es Ver- geudung der Zeit Al mogen des dichters woorden niet van waarheid ontbloot zijn, volkomen luist zijn zij evenmin, want er zijn stel lig tal van beroemde schaakspeelsters geweest In de Neue Frele Presse Bchrijft Paula Kalmar, de vrouwelijke schaakkampioen van Oostenrijk, over de heldinnen der aohaakkunst in onzen tijd. Zij zegt dat in het begin van de twin tigste eeuw onder de Engelsche vrouwen zeer sterke vrouwelijke schaakspelers ge vonden werden. Ook Zweden bleef niet achter, en weldra werden in Zweden en in Engeland dames-schaakclubs ge vormd en hadden wedstrijden plqats. Bekende namen in de schaakwereld werden die van de dames Finn, Oarling, Houldlng, Holowy, Stevenson enz. Ook in Berlijn onderscheidden zich vele vrou wen bij 't schaakspel, zooals Frau Stern en Dimitriesku. In Weenen heb ik zeer goede schaak- speelsters gevonden, aldus vervolgt Pau la Kalmar. Er zijn daar in de laatste ja ren talrijke nieuwe schaakclubs ontstaan en in het welbekende oafe „Central", waar men allerhande olubs vindt worden vanaf twee uur de middags tot aan mid dernacht duizenden partijtjes gespeeld. Onder de spelers vindt men veel vrou welijke en tot de bekendste moeten ge kend worden Josephine Pohlner, Cilly Auach, Sophie Kohn, en een jonge, zeer talentvolle speelster Gisela Harum, die, hoewel zij nog maar twintig jaar is, uit muntend speelt, met wonderlijke rust en met volkomen beheersohing. De Oostenrijkaohe schaakkampioen geeft dan zooeven geciteerdan dichter ten deele gelijk, als zij zegt dat de pshy- che van de vrouw in het algemeen niet voor een strijd waarin uithoudingsver mogen een eerste eisch is, geschikt is. Van haar zelf sprekend zegt zij dat het spel een strijders natuur vraagt en dat het daarom juist haar een groot genot en bevrediging geeft. Ik ben, zoo vervolgt zij, in een harde levensschool opgegroeid. Reeds zeer vroeg moest ik op eigen beenen staan en heb ik mijn geheele verdere leven mijn onderhoud en dat van mijn kinde ren met eigen hoofd en hand moeten verdienen en daarbij tal van moeilijkhe den overwonnen. Een goede kennis van mij bracht mij tot het schaakspel. Einde 1918 begon ik er mee. In het begin kon ik slechts een maal in de week spelen, eerst in '15 be gon ik driemaal per week en weldra da gelijks. Wel maakte ik snelle vorderingen, maar ik kwam tevens tot de ontdekking dat ernstige, theoretische studie noodig is, wil men een inderdaad sterke speel ster worden. Ik nam les bij Kete en werkte ver scheidene boeken door. In de jaren '20 en '21 nam ik les bij Heinrich Wolff en hij was het, die mij den diepsten geest van het spel openbaarde, dat mij sinds dien een bron van groote vreugde is, In Augustus 1922 nam ik deel aan een schaakcongres te Innsbruck, waar ik, als eenige vrouwelijke speelster, in den hoofdwedstrijd den vierden prijs won. RA RRFT,UURTJE OVER MODE. Luchtige zomerjaponnen van mousseline de sole. t Was mijn stellige voornemen cwn het dezen keer eens te hebben over zeer een voudige imin of meer sportieve complets, maar.t spijt me zeer, ik kan niet' t is te warm. Hoè ik ook m'n best doe, hoè ik mezelf ook tracht te dwingen verstan dig te zijn, t gaat niet Straks dwalen m'n gedachten af naar, ja laat ik het maar eerlijk opbiechten, naar gfien kleeren, cLvx naar t water, imet op z"n hoogst een zwempak aan. Ja, zwem- of badpakjes zou ik vandaag willen beschrijven. De ge dachte dóóraan maakt je tenminste koe ler, maar manteloostuums! Ffff.spaar ma Echter badpakjes beschrijven; och koen, waarvoor? Eén van zwart tricot met roode biesjes of een blauw met gele biesjes, dat is immers allang mooi om in 't water te gaan. Och, neen, t moet in hemelsnaam maar iets gekleeders zijn. Maar dim moet t blijven. Zeer dun zelfs. Nog maar kort geleden zag ik een schitterende collectie mousseline de sole. U kent het toch wel, dat ragfijne goedje, wat iets is en toch niets? Rijke, prachtige patronen en kleuren in smaakvolle plaat sing. Stukken die over de geheele stof bedrukt waren en andere weer in stree- pen of ruiten of cirkels beteekend. Er waren er ook, die van de geheele breedte maar voor 25 80 C.M. bedrukt waren. Maar allen waren ze beeldig mooi en zeer geschikt voor de warme dagen. Ze hebben 't voordeel van zeer gekleed te staan en in werkelijkheid maar zeer weinig kleeding te zijn. (Arme heeren, konden zij ook maar zoo'n gaasje aan trekken. Maar waarom loopen ze dan niet allemaal in shantung of linnen, dót kun nen ze toch wél?) Zoo'n japon van geor gette of mousseline de sole is heerlijk en staat lief. Onsterk?, Och neen, niet minder sterk dan een zijden japon. Het eerste model vertoont een hupsch kleedje van tup-kleurig mousseline de soie met een kleurig bedrukten rand. Het aardige model bestaat uit een kortere Jurk met ingezette ruime stukken en 2 nauwe onderstukken. Het mouwlooze bo venstuk heeft een kraag van de bedrukte mousseline, waarvan ook de ingezette ■malle zijpanden, zijn. De tweede Juifc is van beige crêpe georgette, bedrukt niet bruine en roode patronen en heeft tot versiering een cein tuur en strik van roode georgette. Ook de groote hoed is van deze roode georgette gemaakt Een eenvoudig effect maakt In plaats van het roode, bruine georgettei fër! Teeken van verkorting. Hoe gaat het met t jonge paar In uw familie? Zijn ze nog altijd zoo ver liefd op elkaar? - Het schijnt dat er eenige verkoeling is ingetreden. Want ze hebben tegen woordig ieder 'n parapluie afzonderlijk. „Reclame-termen". „....Kinderen hall geld.... Kinderen half geldl".... riep voor de tent op d^ kermis de boniseur ....„Komt nou bin nen, moeders!.... En de kleine Albert, die dit hoorde, trok zijn moeder mee en zeurde: ....He, moeder, koop me nou hier 'n broertje... Je hebt 't al zoo lang beloofd en nou is er hier uitverkoop van.. De snuggere. Zeg ken jij die mop van die gids op het eiland Corsica, die twee schedels aan de toeristen liet zien van Keizer Napo leon - een van toen hij nog 'n kind was en een van toen hij op KL Helena ge storven was? Nee Hoe is die mop dan? De slimme Eva. Foei, Liesje geef jij niet eens wat van je appel aan Frits? Liesje: Nee, hoor ik denk er niet aan.... Want Eva in het paradijs, die heeft aan Adam ook van haar appel ge geven en daar is nu nog iedereen boos om. s De goeie oude tfjd. Gids (in het museum) ....Dit por selein, dames, is meer dan twee honderd jaar oud. Dame: Goeie genade, wat waren die vroegere meiden toch juweelen van voor zichtigheid. Het verloren dubbeltje. Willv kwam hullend uit school. Wat is er gebeurd, jongenlief? vroeg grootmoeder. Meneer beloofde 'n dubbeltje aan den jongen, die het beste zijn sommen gemaakt had.... en.... en.... nou heb ik het dubbeltje verloren. Dat is spijtig sprak grootmoeder nou huil maar niet Hier heb je van mij 'n ander dubbeltje.... En vertel nou 's hoe 't kwam dat je dat dubbeltje ver loor? Willy: Nou ik had de sommen heele maal niet goed. mijn jongen!" antwoordde de heks. „Heel lang geleden was ik zóó met Ogir bevriend; ddt hij ime een paar toover- schaatsen heeft gegevep, die ik gebrui ken kon, als ik OgiPs hulp noodig had. Nu mag jij ze een keeh van me leenen!" Even later holde Roodmutsje weg met de schaatsjes in zijn hand. Bij het jfefveld bond hij ze onder en toe hij opstond vloog hij met een duizelingwekkende vaart over het ijs regelrecht op het kasteel aan. Bij de poort gekomen, lieten De derde japon is van geheel bedrukte en geheel effen mousseline de soie ge maakt De bedrukte mousseline, waarvan de jurk is gemaakt, heeft een rosé fond met goudkleurige patronen. De geplis- seeide tusschengezette stukken in de rok zijn van goudkleurige effen mousseline de soie. Dergelijke zeer dunne japonnen dienen natuurlijk op een keurige en mooie bij kleurende ónderjapon gedragen te wor den. Het allerbeste Is een geheel rechte onderjurk van japon-zijde te neonen, dat „glijdt" goed, staat mooi, is sterk en goed koop; vier zeer gezochte hoedanigheden dus. ROODMUTSJE, DE ELF. I» sprookjesland zijn evengoed als in de gewone menschenwereld goede en ondeugende wezens. De Elfen en Ka bouters zijn meestal wel lief, maar er zijn ook wel stouterds bij en de meeste reu zen zijn ook stout Zoo woonde ergens in een hoek van sprookjesltnd een reus, Ogir geheeten. Zijn woning, een heel groot kasteel, was omgeven door een uit gestrekt spiegelglad ijsveld, waar niemand over heen kon loopen, behalve Ogir zelf. Ogir was gelukkig nogal vredelievend, zoodat de Elfenkoning hem eens uitnoo- digde om het verjaardagsfeest van zijn dochter mee te komen vieren. Ogir ver scheen en in het begin ging alles goed. Maar plotseling ontdekte Ogir dat hij zijn ring kwijt was. Ogir was er vast van overtuigd, dat de ring gestolen was en wilde naar geen reden luisteren. Hij was zóó woedend, dat hij onverwacht de El fenprinses op greep en weg liep, terwijl hij uitriep: Ik houd Prinses Goudhaar tot ik mijn ring terug heb. De de schaatsjes hem vanzelf stil staan. Roodmutsje bond ze af, klom met veel moeite de groote trap op en stond plot seling In- een groote zaal recht tegenover Ogir. O, o wat .voelde Roodmutsje zióh nu klein! Maar moedig stak hü den ring vooruit eü zei: „Ogir, lk...." met een schreeuw sprong Ogir overeind: „Zoo ben jij de diefl Hier mijn ring!" „Wacht even Ogir!" zei de dappere Elf. „Ik ben geen dief. Ik heb Uw ring gevonden aan een tak van den wilde ker senboom, waarvan U bloesem hebt ge plukt voor Goudhaar® verjaardag!" Toen smeet Roodmuts den ring zoover hij kon de zaal in, pakte Goudhaar die naast Ogir op een laag stoeltje zat bij de hand en holde de hooge trap weer af. Wip de schaatsen weer onder en eer Ogir zijn ring had opgeraapt, was Rood muts verdwenen met de koningsdochter in zijn armen. Wat was de heks blij, dat ze haar neef veilig terug zag en de Koning, toen Goudhaar hem omhelsde! „Wat zou je nu het allermeeste wen- schfen?" vroeg de Koning aan Rood mutsje. „O. Koning, Ik zou het allerliefste met Goudhaar trouwen! Als ze mij tenmin ste hebben wil!" antwoordde Roodmutsje. En omdat Goudhaar ook veel hield van den dapperen kleinen Elf was er eenige weken later een heel groot feest in El fenland. Maar Ogir wenl dezen keer niet uitgenoodigdL N.B. Door een vergissing worden eerst nu de goede oplossers en de prijswin naars van de raadsels ba Juni vermeld in plaats van 4 Juli. G. en J. B.; J. B.; B. B.; A de B.; O. B.; a O.; G. D.; A E.; M. F.; I H; O. K.; - P. K.; O. en M. M.; M. M.; J. en K. P.; O. R.; J. S.; M. 8.; L en A. H; H. ten R. V.; W. W. De prijzen zijn ten deel gevallen aan: J. Boendermaker, Spoorstraat 63. S. Clowting, Klaas Duitstraat 22. Annie Eylders, Hoogstraat 1L ■lohan He ijlman, Molengracht 87. Piet Keijzer, Ooversstraat 26. Cor en Mies Maas, Molenstraat HL Jan en Kees Pompert, Trechtersteeg 2. Janna Smit, Breewaterstraat 67. Bennie en Reina Vil, Weststraat 81 Willem Willemse, Nleuwstraat 43. Mijnheer, paard vasthouden? vroeg de jongen aan den Zondagsruiter die voor het café van zijn mageren knol steeg. Neen jongen, dat is niet noodig, zei de man; bij zal niet wegloopen. Daar is het ook niet voor, antwoord de de jongen; maar u moet toch iemand hebben om op hem te passen dat hij uiet omvalt? Wat overdreven. Mevrouw A Ons dienstmeisje kookt de eieren altijd veel te hard. Mevrouw B. Wees er nog maar tevre den mee. Onze dienstmeisjes blijven daar tegenwoordig niet eens lang ge noeg voor. Den nog liever.... Jonge vrouw: Maar inan, schaam jij Je eigenUjk niet als zoo'n gezonde sterke kerel om van andere menschen geld te bedelen? Bedelaar: Ja, mevrouw eigenlijk schaam ik me wel daar hebt u gelijk in. Mara ziet u eenmaal heb ik eens geld van anderen genomen zonder er om te bedelen en toen eh.... toen heb lk drie maanden gekregen, ziet ui... Dus.... rinses schreide luid en smeekte Ogir, haar te laten gaan, maar niets hielp. En wat konden de kleine Elfen en Kabou ters tegen den Reus beginnen. Eén was al heel erg bedroefd. Dat was een heel gewoon elfje, Roodmutsje ge naamd. Hij hield zóóveel van Prinses Goudhaar, dat hij steeds zat te denken, hoe hij haar vrij zou kunnen maken, maar hij wist maar niets. Eindelijk be sloot hij zijn peettante om raad te gaan vragen. Roodmutsjes peettante, een oude heks, woonde in een groot bosch. Toen Roodmutsje al eenige uren ge wandeld had en even ging zitten rusten, zag hij plotseling boven zjjn hoofd iets glinsteren aan een boomtak. Roodmutsje vergat zijn vermoeidheid; hij klom in den boom en vond tot zijn onuitspreke lijke blijdschap.... den ring van Ogir. Hoe was dat nu mogelijk. Hoe kon de ring daar nu komen. Plotseling herin nerde Roodmutsje zich dat Ogir een groote bos wilde kersenbloesem had mee gebracht op de verjaarspartij van Goud haar. Die had de reus hier zeker ge plukt en bij het plukken was vast zijn ring aan een tak blijven hangen. Roodmutsje klemde den ring stevig in zjjn handje en rende naar het huisje van zijn peettante. Buiten adem kwam hij daar aan. Hij stoof naar binnen en hijg de: „Kijk eens tante, wat ik gevonden heb!" „O, Roodmutsje, dat is OgiPs ringl" riep de heks verbaasd uit „Iioc kom ie daar aan?" Roodmutsje vertelde het en vroeg toen „maar hoe kom ik nu over het ijsveld naar OgiPa kasteed?" „O, daarmee kan ik Je wel helpen, DAMRUBRIEK. Alles betreffende deze rubriek tQ adree- seeren aan: Den Daurredacteur der Helderache Courant, Valeriusstraat 64huis, Amsterdam. Hieronder twee stukjes, die wij voor deze rubriek samenstelden: Stand in cijfers: Zwart: 4, 8, 9, 11, 15, 17, 28. Wit: 27, 30/38, 48, 49. Wit verlokt Zwart hier tot een foutzet: 1. 8024 28 -29? denkt nu een schijf te winnen. Echter: 2. 24—19 29 88 8. 19—18 9 18 of 8 19 4. 2721 17 28 moet 8 slaan. Stand in cijfers; Zwart: 8, 7, 8, 18, 19, 20, 25 en 28. Wit: 17, 28, 82, 88, 87/39. W it, die een schijf achter la, forceert als volgt remise: Wit Zwart 1. 1712 7 18 (gedw. want op o oo M 8:" vo1# 28-28 en 88 2) 2. 2828 19 28 (gedw. anders slaat Wit naar 15, met doorbraak naar dam) 8. 82:12 8:17 4. 87—81 26 87 5. 88—82 87 28 6. 88 11 remise. Een aardige en leerzame afwikkeling. 6. 48 8 gewonnen. I i Corry Brens. „Laten we eerst maar eens naar den ring zoeken," zei de Elfenkoning. „Mis schien heeft Ogir hem hier wel verlorenl" Allen hielpen zoeken. Ze zochten een heelen dag, een week, ja een maand lang, maar de ring werd niet gevonden. Toen staakten allen het zoeken, maar heel Sprookjesland was bedroefd over Goud haar.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 12