I Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, VAN 'S LEVENS WIJSGEERI6EN KANT vanZATERDAG 8 AUGUSTUS 1925 Mi»'®!®?! OUDERWET80H? Waar moet dat heen? Het ls niet gemakkelijk te bepalen wan neer iets de kenmerken van ouderwetsch- heid begint te vertoonen, vooral omdat de kijk, dien men er op heeft, yereohillend la en dikwijls door gewoonte of voorlief de wordt beïnvloed. Het hangt natuurlijk in hooge mate samen met den graad van aandacht, dien men gewend is aan het eene gebied bo ven het andere te schenken. Op het ge bied van de mode bijv. geef ik niet graag mijn wijsheid ten beste, eenvoudig om dat ik een slecht figuur zou slaan: de nieuwe snufjes laten mij volkomen onver schillig en ik voel mij eerst behaaglijk in een kleedingstuk, waaraan ik gewend ben geraakt. Op het gebied der letterkunde is het anders. Daar schijnt iets, dat in de lucht zit, mi) wel eens de voorbode toe van het nieuwe, dat komt aanzweven en het is me alsof ik plotseling een anderen kijk krijg op wat een tijd lang heerschende was en nog heerscht, maar waarvan mij de dagen geteld voorkomen. Ik wil u wel zeggen dat ik het oog heb die richting in de letterkunde, waar bij het schijnt alsof er voor niets belang stelling bestaat dan voor mislukte huwe lijken, onttroonde eohtgenooten, zondige hartstochten met 'al hun rampzalige ge volgen, die zich in de meest Ingewikkelde en tragische toestanden openbaren. "We zijn er oververzadigd van. Een te genover datgene, waarvan pen oververza digd is, wordt men licht ©nrechtv aardig. We zouden dwaas doen met niet te er kennen, dat zulke toestanden bij uitstek menschelijk zijn. Hartstochten zijn nu eenmaal geweldige machten en huwelijken zijn, tengevolge van de verblindheid waar mede ze gesloten worden en het gebrek aan ernst dat er aan het bestendigen van het levensgeluk wordt besteed, helaas niet zelden een vergissing. Maar is dit onderwerp nu het eenige, alles overheerBchende, dat het leven in zijn bonten rijkdom van eindelooze afwisseling voor ons in zijn schoot houdt verborgen? Zijn er niet duizenderlei andere onder werpen van minstens even ingrijpend be lang, die in beeld kunnen worden ge bracht of zielkundig ontleed, zoodat ook mensch en uit een andere levensperiode zich er in kunnen herkennen? „Neem een greep pit het volle men- sohenleven. Ieder leeft het, niet aan velen is het bekend en waar men het pakt daar is het interessant". Deze woorden van de „Lustige Person" uit het voorspel van Faust, ze geven zoo juist weder wat ik zeggen wil. Iedereen kent ze. Telkens weer worden ze aangehaald. Maar de middelste regel wordt wel eens weggelaten en die behelst juist datgene, waarop ik hier in het bij zonder de aandacht wil vestigen. „Een ieder leeft het, maar het ls niet aan velen bekend". Hoe komt dat? Omdat men de oogen niet openzet om met klaar bewustzijn om zich heen te zien. Omdat men, om een broeikas met kunstmatig gekweekte pas siebloemen te bereiken, honderdduizenden veldbloemen vertrapt op zijn weg daar- h'^en. Omdat zoo weinigen in den laatsten tijd sporen vertoonen van een frisschen, onafhankeHJken kijk op het leven en om dat uit dit gemis een betreurenswaardige armoede en een hooge graad van een vormigheid en nabootsing zijn ontsproten. Het is waarlijk wel eens de moeite waard dit te constateeren. Heeft men er eenmaal aandacht aan geschonken, dan gaan hoe langer hoe meer de oogen er voor open en kan* men den vurigen wensoh niet onderdrukken, dat het anders moge worden. Wat onze tijd omwoelt en omverwerpt! zoowel op staatkundig en economisch als op geestelijk gebied, zal natuurlek onpeil bare bronnen openen, waaruit velen zul len putten. Maar al bestaat er reeds thans een oor logsliteratuur, toch is het nog te vroeg om al de stof te verwerken, die nauwe lijks tijd heeft gehad om te bezinken. Buitendien zal naast, of liever boven iots speciaals als de oorlogslitteratuur, toch altijd de hoogste en meest in hot oog vallende plaats worden toegekend aan den zedenroman. En nu is het merkwaardig dat zij, die ook een tijd hebben moeten doormaken dat hun werken voor ouderwetsch werden uitgekreten, mij overvloedige stof aan de hand doen om mijn beweren te staven. In de romans van Thackeray en George El- liot bijv. vind ik tot in de fijnste schakee- ringen gemoedsaandoeningen weergege ven, die betrekking hebben op de meest afwisselende levenservaringen, en bij Walter Soott een onuitputtelijken rijkdom van schilderachtige tafreelen, aan alle tafreelen, aan alle kringen, alle leeftijden, alle toestanden ontleend. Ik wil trachten enkele van die tafreel- tjes weer te geven die mij zeker daarom zoo levendig zijn bijgebleven, omdat ze mij indertijd diepe ontroering of intens genot hebben verschaft. Het wordt dan zoo iets als een „gemeng de voorstelling". Zij, die de werken waar aan ze zijn ontleend genoten hebben, zul len waarschijnlijk de aanhalingen be groeten ais oude kennissen, die ze wel eens gaarne weerzien. En rij, aan wie de DE AMSTERDAMSCHE REDDINGBRIGADE. De Eerste Plicht van Holland lei zwemmenl door Bafau 1b Botf! EnramoBQ is botert R^viri.vnH gveemnan bot allerbest! CLUjisprottk van da Amet Bad- Het 'ligt op imijn weg te Heser plaatse eene nadar Lu te gaan op het groot» nut en het groote genoegen van het zwemmen. Zoo sou ik gevoeglijk kunnen beginnen, wanneer het verslag, dat hieronder vol gen moet im jl niet moor was dan een rymrtoftkftljjTrft OQIVÖÖ EÜOülfl .61 lü hfit gebenedijde leven van den journalist zoo ettelijke voorkomen. Wanneer het niet meer was dan een verslag, waaraan fk me niet onttrekken omdat van een publieke gebeurtenis nu eenmaal een kort en zakelijk overriaht dient te wonden gegeven in de krant I Maar wat ik hieronder ga zeggen ls mij in ft geheel geen oorvee het is mij in ft geheel niet opgedrongen door de eiscben van de krant of door een of an dere oorzaak. Het ls im j| integendeel een groot genotl Ik ben erg dankbaar voor de (prachtige aanleiding welke me hier geboden wordt om nu eens niet uitslui tend „entra nous" nu eens niet enkel mondeling en tegenover vrienden en (be kenden, te kunnen sproken over wat ik denk van het „zwemmen". fMnnn om nu eens hardop en meer breedvoerig en ten aanzien van heel den door ml) bereik baren lezerskring „uit te halen" over deze meer dan nuttige en noodzakelijke üninqt en sport en levensverrichting. Ik begin dus zoo: Door een toevallige en gelukkige om standigheid hen ik in de gelegenheid go- komen de lezers van deze courant eens meer uitvoerig te onderhouden over het zwemmen. Ik acht dit een voorrecht en een buitengewoon middel tot propaganda en ik maak dus dankbaar gebruik van de gelegenheid. De aanleiding hiertoe dank ik aan de wAmsterdamsoho Vrijwillige Brigade tot Redding van Drenkelingen". Het bestuur ■**n deze brigade kortweg bekend als K. 11 en staande onder (bescherm heerschap van den beer Burgemeester van Amsterdam, deed mij die eer aan mij uit te noodigen bi) eenige oefen-avonden in de Amsterdamsche Bad- en Zwem inrichting „Zeeburg" en bij haar daarna gehouden demonstratie-middag in het water van den Aanstel. Op dezen demonstratie-middag die meer dan bijzonder slaagde dank rij niet alleen het mooie weer, maar dank zij de buitengewone prestaties van de A.RJL kom ik afzonderlijk terug. Vooraf lanceer ik Benige algemeenheden waartoe ieder nuchter sterveling zou wor den gebracht te mijmeren, als hij' al zwoxn-inogelijkhoden mede had gezien. We weten allen wat zwemmen is (inin*T we doen er nog lang niet allemaal aan. Dat zou zoo erg niet wezen, wanneer het zwemmen gelijk stond met automo biel-rijden, pandoeren, postzegels verza melen of 'n Duitsche herdershond af richten. Muur zwammen ls heel wat anders. Zwemmen rangschikt men gemeenlijk on der de „sporten". Maar hier valt al dade lijk op, dat zwemmen moge het van een zekere rijde bekeken en op een bepaalde wijze beoefend, onder de sporten hooren toch nog veel meer is dan dat alleen. Er bestaat een zwemsport Er bestaat ook een zwemkunst. Echter voor alles bestaat het zwemmen alsbeweging ais tmienscheljjke voortbewegingstechnlek als noodzake lijk onderdeel van het complex manieren, waardoor de individu zich in zijn lichame lijk 'bestaan handhaaft. Van deze zijde bezien wordt de betee- kenis en de noodzakelijkheid voor den mensoih van het zwemmten regelrecht ge lijk aan het.loopen. Fietsen is belangrijk. Schaatsenrijden ook en vliegen ook. Maar het meest (belangrijke na het loo pen is voor don mensch het zwemmen. Al dadelijk (hierom: De planeet waarop wff onderling afgesproken hebben te leven bestaat voor twee derde van haar oppervlakte uit bronnen onbekend rijn gebleven, zullen misschleü een (kijkje nemen, dat hen als nog zal lokken tot verdere kennismaking. DE EERSTE BUIKSPREKER. Een grapje in den postwagen. .Toen de tooneelspeler Karei Oomte in het jaar 1807 eens van Lyon naar Gre- noble reisde in een postwagen, was hfj in gezelschap van den Parijschen politie commissaris Frans Bessara en diens echt genoot». Wijl Bessara al zfln geld op de zen tocht bij zich droeg en de wegen ta melijk onveilig waren, verkeerde hij in de grootste zorgen. Plotseling werd de ongerustheid van den commissaris bewaarheid, toen ze een eenzamen hollen weg doorreden. Dreigen de stemmen, die „Halt" geboden, w er- klonken in den stillen nacht Hierop ging Comte met 'n benauwd ge- richt uit het raampje kijken en opnieuw hoorde men schreeuwen: Geef zonder weerstand uw geld en er zal u geen kwaad overkomen! Daarop trok Oomte het hoofd terug en wendde zich tot den doodsbleeken com missaris met de woorden: Elk verzet is nutteloos, Bessara laten we ons leven tenminste trachten te redden! Sidderend volg|de deze het voorbeeld van Oomte en haalde onder het uitbreken van dikke zweetdroppels zijn zwaro beurs te voorschijn. Oomte reikte ze met de zijne schijn baar huiteri. Daarop hoorde men ruw ge schreeuw en spottend gelach en.de wagen vervolgde zijn wegl Reeds in de eerste de beste herberg waar men halt hield, overhandigde Oomte aan den sprakeloozen Bessare zijn beurs terug. Hierna verklnardo hij hem op ze gevierenden toon zijn kunststuk. Voor den aanvang der reis had Oomte name lijk reeds alles met den koetsier bespro ken. Maar Bessara lachte niet. BEIS-INDRUKKEN. (Vertellingen uit Walcheren's scboone landouwen). EL Als een koning op zijn heerlijk gebied van vruchtbare akkers, met aardappelen, tarwe, bieten of boonen bëbouwd, troont er de boer te midden van zijn gezin in zijn typische kleedij, in den loop denaren vrij wel gelijk gebleven. Zijn broek van zwaar pilow 'staat" als het ware; over zijn hemd of boezeroen wordt „het buis" gedragen, eveneens van pilow of zwaar laken, waarover hij weer draagt de rok (jas) van laken, fries of'cas- tor. Sterke spullen, in overeenstemming met het stoere geslacht, uitgebeeld in het vaandel, hetwelk we in de oudheidskamer te Veere aanschouwden, met dit opschrift: water en slechts voor een derde uit vasten grond. Om ons nu op dien vasten grond goed te leeren bewegen om ons daarop even tueel te bunnen redden, uitwijken, voort gaan, zoowel voor ons genot als voor onze ontwikkeling, als voor onze veiligheid, leeren onze moeders ons van stonde af aan te loopen. Geen moeder zon er aan denken om na te laten ons te leeren loopen. Dat eene derde deel van onze aarde heeft alle aan dacht. Het overige tweederde deel wordt over het algemeen schromelijk verwaarloosd. Begrijp nu zelf hoe onevenwichtig eigenlijk onze lichamelijke opvoeding te dien opzichte is. Niet alleen dat hierdoor tweederde van de geheele aarde practisch voor ons afge sloten blijft en we dus van dit gedeelte niet voldoende bunnen profltoeron en ge nieten. Maar als een of ander toeval of ongeluk wat schier lederen dag ge beurt, omdat d© twee veraóhillende doe len: water en land zoo door elkaar ge strengeld rijn ons voor een oogonbllk onverwacht verplaatst van het harde ge deelte in het zachte, dan moeten we dit (misstapje in negen van de tien gevallen met ons leven betalen! Dat is geen kleinigheid. En dat komt omdat we ons van jongs af wel oefenen in het loopen en niet in het zwemmen! Vandaar dan ook, dat ik de vrijheid neem de wereld nu en dan van geweldige eenzijdigheid te beschuldigen. Want nietwaar? De wetenschap !s er voor alles op uit om geen hoekje en geen plekje van de wereld ononderzocht te la ten. De mensoh moet vooral bunnen door dringen heet het en zich overal bunnen bewegen. Daarom zoekt men het in de lengte en ia de breedte In de hoogte en in de diepte.Een onder zoeker popelt van verlangen om nog eens weer een tot nu toe onbetreden stukje land te exploreeren. De Noordpool en de Zuidpool zijn nog amper ver genoeg. Het hartje van Afrika en van Amerika en van IndlS van ijsgebieden en van tropische gebieden wordt rondgespeurd. De Hyma- laya-hoogte is imaar net hoog genoeg. Eigenlijk nog niet eens, want men gaat de lucht in heelemaal de lucht in. Al leenmaar om de mogelijkheden te bestu- deeorèn om zich In de lucht of aan den 1572 door strijd. 1922 door arbeid. „De watergeus nam mes en btfl De Spanjaard werd verplet De polderwerker neemt zijn spa En stelt de zee zijn wet" Want aan de golven heeft de Zeeuw zijn land ontwoekerd, zoo karakteristiek uitgedrukt in zijn wapen: de zwemmende, klauwende leeuw te midden der baren, met het opschrift: JLuctor et emergo" G4k worstel, maar ontzwean"). En tegenover het hoofd van ft gezin troont de boerin met de dochters vrijwel in 't zelfde schilderachtige oostuum. Hoe leuk flatteerend fladdert over de ondermuts de keurig helder gesteven berenmuts uit niet ter zij de „gouden krullen" in kurketrekkervorm, waaraan op Zondag nog de „strikken" bengelen: gouden versierselen in den vorm van het klaverblad, Hoe frisch blinken om de blanke hals de vier of vijf strengen van bloedkoralen; met in den „rouwtijd" in donkerder kleur, vastgehouden door het groote gouden „slot". Om de 'borst sluit de zoogenaamde „beuk" van geruite of in feest kleed!) van gebloemde of kleurige stof, waarover „de doek" en „het jakje", uit welks korte mouwen de gevulde armen prijken. En met een tooi van zwarte robken en de geruite schort wiegt als het ware de Zeeuwsche schoone op platte, moderne schoentjes door de eenvoudige woning. Weet ge wat eigenaardig is? Bijna leder dorp heeft oen Ietwat verschillende kleedij, zoodat de ingewijd© u aanstonds zal vertellen, of ft tmeiske komt uit Koude- kerke of Souburg, dan wei behoort tot de Westkapelsche sohoonen. Zoo kleurt" er de vrouw mooier dan de man. Toch draagt ook <je®e zijn ver sierselen: de gouden bewerkte fcnoopen aan zijn boezeroen of halsdoek en de vier groote zilveren broek- en klapstukken. Eenvoudig in leven en wandel is ft ken merk van de familie. „Joa joa me- heer" vertelt gemoedelijk de stevige boerin „ft is altied imfir wftarken". Een keer in de week: den Donderdag dan is ft „bakdag". Dan nemen we ft meel vaü eigen tarwe, wat deur den molenaar is gemalen en gezift en dan mot mien dochter Marie kneeên, met karnemelk er door. Joa joa dier is waflrk anï ft Eten rolt rnftr zoo niet in den mond. En dan maken we de brooden, die acht uur in den oven gaan. Kiek, hier ls d© bakoven. En leder brood weegt door mekaar twee kilo. Zoo bak Ik voor de heeie week ge noeg: zeven of acht brooden gelijk. En den zeurenden dag ls ft nóg „vaaraoh". Moet meiheer d'reis pruuven? Of lust rneheer oen „spakje?" Dat bèrme zooveul als de „babbelaars", die benne ook lakker. En ze haalde het trommeltje vol van die zoet-zure ballotjes of „steken" voor den dag. Moak ik ook zelf" liet ze ons triom fantelijk snoepen „suiker-azijn, wat zout en ©en lekker brokkie boter en dan maar koken." Dan moeten we de woning zien: het heeie bedrijf: bij sommige boeren heel uitgestrekt met al die bijgebouwen al was ft dan bij boer Stro© eenvoudiger. Noordpool of in het oerwoud te kunnen handhaven, te bewegen, televen. Maar tweederde van ons planeet-gebied rondom ons heen het water blijft vrij in het oog loopend verwaarloosd. Zoodat we daar nog bijna in het geheel niet kun nen leven. Een onzer meest gelezen dichters In de Telegraaf had het er juist dezer dagen over. Hij zei: Je kunt de ster van je elftal wezen of de held van alle tennisbanen. Je schrijftafel kan volstaan unet zilveren be kers en je behang bedekt zijn met hard loop- en hoogspringimedailles. Je kunt *n heele portefeuille hebben met middelbare en hoogere diploma's en certificaten en getuigschriften en bullen.en dan wordt* er toch maar één ding in je leven geëischt:.zwemmenl Zwemmen voor je leven en voor dat van "n ander! Is het niet zoo? Wat doe Je in Je leven met al die diploma's als er geen zwem- luma tussdhen is? Het kan ten gevolge hebben, dat een wereldberoemd en meer dan koen wereld reiziger, aooais 'boven bedoeld, die maan den heeft weten door te brengen in de meest onherbergzame streken zonder er het leven bij in te schieten, op een onbe waakt oogenblik tijdens het vlsschen in het vijvertje van zijn dorpje valt en onher roepelijk verdrinkt! Alleen omdat hij niet kon zwemmen. Alleen omdat hij maar 'had geleerd om zich te 'bewegen óp één derde van het aardoppervlak inplaata van op de overige tweederden ook! Zwemmen dat is loopen In het water. Dat is' je bewegingsmogelijfkheid over de wereld met circa 65 procent vergrootonl Zwemmen dat is 'de geheele wereld tot je veiligste gebied maken inplaata van slechte een simpel derde deeL Dat wij het niet zonder uitzondering kennen, zooals we kunnen loopen,, dat is een fout van ons. Dat is een eenzijdigheid in onze lichamelijke ontwiflckeliilg, 'n tekort in onze physieke opvoeding. En het is een schande voor ons moreel als mensch te meer waar we er zoo gaarne prat op gaan nu langzamerhand wel het hoogsto trapje van kunnen te hebben bereikt! Geen kwestie van. In dit opzicht vooral Maar onder Middelburg hebben we rond gedwaald in ft groote bedrijf. Dan kwamen we eerst in de zoogenaam de „voorvloer" het vertrek waar zoowat alle deuren op uitkomen. Daarop volgt de woonkamer, welke weer grenst aan de „mooie kamer", In beide troffen we tus- schen de bedsteden een gedeelte van den houten wand van glaa ft Bleek de „spin de* een soort „pronkkast" te zijn. En hi de mooie kamer stond daar het antiek koperwerk te pronk: de koperen doofpot en theeketel. Maar iets heel.bijzondere in de „mooie kamer" van de hoeve „Zandvoort", da- teerende uit het jaar 1654 was wel die groote „glazen kast", welke alleen 'bevatte alle felicitatiekaarten en uitslaande pren ten en platen, welke aan den boer en de boerin bij hun huwelijk waren aange boden. Godsdienstige spreuken sierden den wand.en boven de deur tusschen de beide kamera prakte een fraai portret in lijst van wijlen Dr. Kuyper. Terzij van voorvloer kwam men nog in de „opka mer", een hooger liggend vertrek met opgang naar den zolder waaronder de groote kelders. „Morgen meheer" begon Stroo „dan ziet ge het mooist bij den kerkgang. Om hatf tien en 's middags tweemaal is er ka&rk." En werkelijkdien opgang naar het bedehuis van die eenvoudige dorpelingen uit Zoutelande, waar vlak bij de kirk in de duinen nog de Bonifaciusput ligt, eeuwen en eeuwen oud is van machtige bekoring. Om rukn negen uur kwamen ze aan stappen de stoere mannen en jonkerels in ft „ikaêrkezwart" gekleed. Echte typen uit de Toorop-flgureni En terzij van het overoude kerkje met zijn witgrijze muren bleven ze in groep jes nog wat staan „klagjenieren". Dan kwam de koster aangewandeld met in de linkerhand de koffer, waarin de toga van den dominé. En tegen half tien,' als de klok begon te luiden, kwam stem mingsvol de predikant. 'En de stoere Toorop-koppen, soms prachtig vergrijsd^ ontblootten het (hoofd eerbiedig ten groet Dan pas naderden van alle (kanten de vrouweil en de „bloem van het dorp" de kleine meiskes naast zich, alles in die schilderachtige Zeeuwsche kleedij: de handen gevouwen over de zware roükkenr trits, dragend het „kafirkboek*. Werkelijk lezer(es) zoo'n kerkgang te Zoutelande of Serooskerke of ln e|k ander oud Walcherensch dorp is een groot schil derij van zeldzame schoonheid. Zeeland eert er den dag dies Hoeren. D V (Wordt vervolgd.) Bescheidenheid. Een film-acteur eisohte van zijn directie een enorme som geld wegens contract breuk. Want zoo zeide hij voor het ge recht ik ben de grootste acteur van de wereld. Een zijner vrienden maakte er hem later opmerkzaam op, dat eigen lof niet al te frisch riekt Ja was het antwoord' ik ben er anders ook niet voor om mezelf op ta geval. Ik stond onder eede erf moest dus wel de waarheid zeggen. zijn we niet andera dan rechtstreeks ach terlijk te noemen. Want juist ons 'be- schaafdelingen kleeft dit tekort sterk aan. Juist wij moeten in deze In de eerste plaats ter schol© gaan bij de z.g. onont- wikkelden en onbeschaafden mensch. Want zoover mijn simpele kennis van Land- en Volkenkunde gaat is er geen ras van wilden bekend t mogen zijn Indianen of Zoelcenegera, Indische of Australische wilden of ze (kunnen zwemmen als vissohen. Sn wij? Wij Westerlingen? We beschouwen zwemmen in de meeste ge vallen als *n aparte kunst 'n sport of "n iet of wat uitzonderlijke bezigheid, waar van je nu eenmaal moet houden om het te beoefenen. Wij beschouwen het zwem men ongeveer gelijkstaande met biljarten, schaken, harmonikaspelen, kanarievogels fokken of voetballen. Je mot er van hou wen I En je doet er-an of Je doet er niet anf En hoe staan we er te dien opzichte tegenover in Holland? In ons land van driekwart water? Op zij zee en boven de zee en mlddep, in de zee en voor de rest aioten en kanalen en waterplassen? We denken er net over als de reet Je mot van zwemmen houden net als van voetballen. Maar de meesten houden dan nog van voetballen inplaata van zwemmen. Want het water is toch altijd nattig. En als je op de tribune fti heele Piet bent dan verlies je in ft bassin 90 procent van je waardig heid! Dat zei dan ook de hierboven aange haalde dichter hr de Telegraaf: Als men sporten en genoegens (Rangschikt volgens alphabet, Wordt het „zwemmen" ft is niet Op de laatste plaats gezet Rangschikt men ze naar verdienste (Naar belang van ft algemeen, Dan kafht zwemmen, zonder twijfel, Zeer terecht ais nummer één! Daarom zoo zeide hij staat het woord „zwemmen" alphabetisóh bekeken, op een heel verkeerde plaats in ons maat schappelijk levenswoordenboek; daarom is het aanbevelenswaardig dit boek van achteren naar voren te lezen! En voor deze buitengewone gelegenheid was ik het geheel met den dichter eens! (Wordt voortgezet). 't Jutte rtje NO. 187 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) CAREL J. BRENSA. B, B. poe hopeloos kleintjes en onbeholpen is oon sterveling, die niet kan zwemmen, in het water?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 11