I
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERI6EN KANT
vanZATERDAG 8 AUGUSTUS 1925
Mi»'®!®?!
OUDERWET80H?
Waar moet dat heen?
Het ls niet gemakkelijk te bepalen wan
neer iets de kenmerken van ouderwetsch-
heid begint te vertoonen, vooral omdat de
kijk, dien men er op heeft, yereohillend
la en dikwijls door gewoonte of voorlief
de wordt beïnvloed.
Het hangt natuurlijk in hooge mate
samen met den graad van aandacht, dien
men gewend is aan het eene gebied bo
ven het andere te schenken. Op het ge
bied van de mode bijv. geef ik niet graag
mijn wijsheid ten beste, eenvoudig om
dat ik een slecht figuur zou slaan: de
nieuwe snufjes laten mij volkomen onver
schillig en ik voel mij eerst behaaglijk in
een kleedingstuk, waaraan ik gewend ben
geraakt.
Op het gebied der letterkunde is het
anders. Daar schijnt iets, dat in de lucht
zit, mi) wel eens de voorbode toe van het
nieuwe, dat komt aanzweven en het is me
alsof ik plotseling een anderen kijk krijg
op wat een tijd lang heerschende was en
nog heerscht, maar waarvan mij de dagen
geteld voorkomen.
Ik wil u wel zeggen dat ik het oog heb
die richting in de letterkunde, waar
bij het schijnt alsof er voor niets belang
stelling bestaat dan voor mislukte huwe
lijken, onttroonde eohtgenooten, zondige
hartstochten met 'al hun rampzalige ge
volgen, die zich in de meest Ingewikkelde
en tragische toestanden openbaren.
"We zijn er oververzadigd van. Een te
genover datgene, waarvan pen oververza
digd is, wordt men licht ©nrechtv aardig.
We zouden dwaas doen met niet te er
kennen, dat zulke toestanden bij uitstek
menschelijk zijn. Hartstochten zijn nu
eenmaal geweldige machten en huwelijken
zijn, tengevolge van de verblindheid waar
mede ze gesloten worden en het gebrek
aan ernst dat er aan het bestendigen van
het levensgeluk wordt besteed, helaas niet
zelden een vergissing.
Maar is dit onderwerp nu het eenige,
alles overheerBchende, dat het leven in zijn
bonten rijkdom van eindelooze afwisseling
voor ons in zijn schoot houdt verborgen?
Zijn er niet duizenderlei andere onder
werpen van minstens even ingrijpend be
lang, die in beeld kunnen worden ge
bracht of zielkundig ontleed, zoodat ook
mensch en uit een andere levensperiode
zich er in kunnen herkennen?
„Neem een greep pit het volle men-
sohenleven. Ieder leeft het, niet aan velen
is het bekend en waar men het pakt daar
is het interessant". Deze woorden van de
„Lustige Person" uit het voorspel van
Faust, ze geven zoo juist weder wat ik
zeggen wil.
Iedereen kent ze. Telkens weer worden
ze aangehaald. Maar de middelste regel
wordt wel eens weggelaten en die behelst
juist datgene, waarop ik hier in het bij
zonder de aandacht wil vestigen.
„Een ieder leeft het, maar het ls niet
aan velen bekend".
Hoe komt dat? Omdat men de oogen
niet openzet om met klaar bewustzijn om
zich heen te zien. Omdat men, om een
broeikas met kunstmatig gekweekte pas
siebloemen te bereiken, honderdduizenden
veldbloemen vertrapt op zijn weg daar-
h'^en. Omdat zoo weinigen in den laatsten
tijd sporen vertoonen van een frisschen,
onafhankeHJken kijk op het leven en om
dat uit dit gemis een betreurenswaardige
armoede en een hooge graad van een
vormigheid en nabootsing zijn ontsproten.
Het is waarlijk wel eens de moeite
waard dit te constateeren. Heeft men er
eenmaal aandacht aan geschonken, dan
gaan hoe langer hoe meer de oogen er
voor open en kan* men den vurigen
wensoh niet onderdrukken, dat het anders
moge worden.
Wat onze tijd omwoelt en omverwerpt!
zoowel op staatkundig en economisch als
op geestelijk gebied, zal natuurlek onpeil
bare bronnen openen, waaruit velen zul
len putten.
Maar al bestaat er reeds thans een oor
logsliteratuur, toch is het nog te vroeg
om al de stof te verwerken, die nauwe
lijks tijd heeft gehad om te bezinken.
Buitendien zal naast, of liever boven
iots speciaals als de oorlogslitteratuur,
toch altijd de hoogste en meest in hot
oog vallende plaats worden toegekend
aan den zedenroman.
En nu is het merkwaardig dat zij, die
ook een tijd hebben moeten doormaken
dat hun werken voor ouderwetsch werden
uitgekreten, mij overvloedige stof aan de
hand doen om mijn beweren te staven. In
de romans van Thackeray en George El-
liot bijv. vind ik tot in de fijnste schakee-
ringen gemoedsaandoeningen weergege
ven, die betrekking hebben op de meest
afwisselende levenservaringen, en bij
Walter Soott een onuitputtelijken rijkdom
van schilderachtige tafreelen, aan alle
tafreelen, aan alle kringen, alle leeftijden,
alle toestanden ontleend.
Ik wil trachten enkele van die tafreel-
tjes weer te geven die mij zeker daarom
zoo levendig zijn bijgebleven, omdat ze
mij indertijd diepe ontroering of intens
genot hebben verschaft.
Het wordt dan zoo iets als een „gemeng
de voorstelling". Zij, die de werken waar
aan ze zijn ontleend genoten hebben, zul
len waarschijnlijk de aanhalingen be
groeten ais oude kennissen, die ze wel
eens gaarne weerzien. En rij, aan wie de
DE AMSTERDAMSCHE REDDINGBRIGADE.
De Eerste Plicht van Holland lei zwemmenl
door
Bafau 1b Botf!
EnramoBQ is botert
R^viri.vnH gveemnan bot allerbest!
CLUjisprottk van da Amet Bad-
Het 'ligt op imijn weg te Heser plaatse
eene nadar Lu te gaan op het groot» nut
en het groote genoegen van het zwemmen.
Zoo sou ik gevoeglijk kunnen beginnen,
wanneer het verslag, dat hieronder vol
gen moet im jl niet moor was dan een
rymrtoftkftljjTrft OQIVÖÖ EÜOülfl .61 lü hfit
gebenedijde leven van den journalist zoo
ettelijke voorkomen. Wanneer het niet
meer was dan een verslag, waaraan fk
me niet onttrekken omdat van een
publieke gebeurtenis nu eenmaal een
kort en zakelijk overriaht dient te wonden
gegeven in de krant I
Maar wat ik hieronder ga zeggen ls mij
in ft geheel geen oorvee het is mij in
ft geheel niet opgedrongen door de
eiscben van de krant of door een of an
dere oorzaak. Het ls im j| integendeel een
groot genotl Ik ben erg dankbaar voor
de (prachtige aanleiding welke me hier
geboden wordt om nu eens niet uitslui
tend „entra nous" nu eens niet enkel
mondeling en tegenover vrienden en (be
kenden, te kunnen sproken over wat ik
denk van het „zwemmen". fMnnn om nu
eens hardop en meer breedvoerig en ten
aanzien van heel den door ml) bereik
baren lezerskring „uit te halen" over deze
meer dan nuttige en noodzakelijke üninqt
en sport en levensverrichting.
Ik begin dus zoo:
Door een toevallige en gelukkige om
standigheid hen ik in de gelegenheid go-
komen de lezers van deze courant eens
meer uitvoerig te onderhouden over het
zwemmen. Ik acht dit een voorrecht en
een buitengewoon middel tot propaganda
en ik maak dus dankbaar gebruik van de
gelegenheid.
De aanleiding hiertoe dank ik aan de
wAmsterdamsoho Vrijwillige Brigade tot
Redding van Drenkelingen". Het bestuur
■**n deze brigade kortweg bekend als
K. 11 en staande onder (bescherm
heerschap van den beer Burgemeester
van Amsterdam, deed mij die eer aan mij
uit te noodigen bi) eenige oefen-avonden
in de Amsterdamsche Bad- en Zwem
inrichting „Zeeburg" en bij haar daarna
gehouden demonstratie-middag in het
water van den Aanstel.
Op dezen demonstratie-middag die
meer dan bijzonder slaagde dank rij niet
alleen het mooie weer, maar dank zij de
buitengewone prestaties van de A.RJL
kom ik afzonderlijk terug.
Vooraf lanceer ik
Benige algemeenheden
waartoe ieder nuchter sterveling zou wor
den gebracht te mijmeren, als hij' al
zwoxn-inogelijkhoden mede had gezien.
We weten allen wat zwemmen is
(inin*T we doen er nog lang niet allemaal
aan. Dat zou zoo erg niet wezen, wanneer
het zwemmen gelijk stond met automo
biel-rijden, pandoeren, postzegels verza
melen of 'n Duitsche herdershond af
richten.
Muur zwammen ls heel wat anders.
Zwemmen rangschikt men gemeenlijk on
der de „sporten". Maar hier valt al dade
lijk op, dat zwemmen moge het van een
zekere rijde bekeken en op een bepaalde
wijze beoefend, onder de sporten
hooren toch nog veel meer is dan dat
alleen.
Er bestaat een zwemsport Er bestaat
ook een zwemkunst.
Echter voor alles bestaat het zwemmen
alsbeweging ais tmienscheljjke
voortbewegingstechnlek als noodzake
lijk onderdeel van het complex manieren,
waardoor de individu zich in zijn lichame
lijk 'bestaan handhaaft.
Van deze zijde bezien wordt de betee-
kenis en de noodzakelijkheid voor den
mensoih van het zwemmten regelrecht ge
lijk aan het.loopen.
Fietsen is belangrijk. Schaatsenrijden
ook en vliegen ook.
Maar het meest (belangrijke na het loo
pen is voor don mensch het zwemmen.
Al dadelijk (hierom:
De planeet waarop wff onderling
afgesproken hebben te leven bestaat
voor twee derde van haar oppervlakte uit
bronnen onbekend rijn gebleven, zullen
misschleü een (kijkje nemen, dat hen als
nog zal lokken tot verdere kennismaking.
DE EERSTE BUIKSPREKER.
Een grapje in den postwagen.
.Toen de tooneelspeler Karei Oomte in
het jaar 1807 eens van Lyon naar Gre-
noble reisde in een postwagen, was hfj in
gezelschap van den Parijschen politie
commissaris Frans Bessara en diens echt
genoot». Wijl Bessara al zfln geld op de
zen tocht bij zich droeg en de wegen ta
melijk onveilig waren, verkeerde hij in
de grootste zorgen.
Plotseling werd de ongerustheid van
den commissaris bewaarheid, toen ze een
eenzamen hollen weg doorreden. Dreigen
de stemmen, die „Halt" geboden, w er-
klonken in den stillen nacht
Hierop ging Comte met 'n benauwd ge-
richt uit het raampje kijken en opnieuw
hoorde men schreeuwen:
Geef zonder weerstand uw geld en
er zal u geen kwaad overkomen!
Daarop trok Oomte het hoofd terug en
wendde zich tot den doodsbleeken com
missaris met de woorden:
Elk verzet is nutteloos, Bessara
laten we ons leven tenminste trachten te
redden!
Sidderend volg|de deze het voorbeeld
van Oomte en haalde onder het uitbreken
van dikke zweetdroppels zijn zwaro beurs
te voorschijn.
Oomte reikte ze met de zijne schijn
baar huiteri. Daarop hoorde men ruw ge
schreeuw en spottend gelach en.de
wagen vervolgde zijn wegl
Reeds in de eerste de beste herberg
waar men halt hield, overhandigde Oomte
aan den sprakeloozen Bessare zijn beurs
terug. Hierna verklnardo hij hem op ze
gevierenden toon zijn kunststuk. Voor
den aanvang der reis had Oomte name
lijk reeds alles met den koetsier bespro
ken.
Maar Bessara lachte niet.
BEIS-INDRUKKEN.
(Vertellingen uit Walcheren's scboone
landouwen).
EL
Als een koning op zijn heerlijk gebied
van vruchtbare akkers, met aardappelen,
tarwe, bieten of boonen bëbouwd, troont
er de boer te midden van zijn gezin in zijn
typische kleedij, in den loop denaren vrij
wel gelijk gebleven.
Zijn broek van zwaar pilow 'staat" als
het ware; over zijn hemd of boezeroen
wordt „het buis" gedragen, eveneens van
pilow of zwaar laken, waarover hij weer
draagt de rok (jas) van laken, fries of'cas-
tor. Sterke spullen, in overeenstemming
met het stoere geslacht, uitgebeeld in het
vaandel, hetwelk we in de oudheidskamer
te Veere aanschouwden, met dit opschrift:
water en slechts voor een derde uit vasten
grond.
Om ons nu op dien vasten grond goed
te leeren bewegen om ons daarop even
tueel te bunnen redden, uitwijken, voort
gaan, zoowel voor ons genot als voor onze
ontwikkeling, als voor onze veiligheid,
leeren onze moeders ons van stonde af
aan te loopen.
Geen moeder zon er aan denken om
na te laten ons te leeren loopen. Dat eene
derde deel van onze aarde heeft alle aan
dacht.
Het overige tweederde deel wordt over
het algemeen schromelijk verwaarloosd.
Begrijp nu zelf hoe onevenwichtig
eigenlijk onze lichamelijke opvoeding te
dien opzichte is.
Niet alleen dat hierdoor tweederde van
de geheele aarde practisch voor ons afge
sloten blijft en we dus van dit gedeelte
niet voldoende bunnen profltoeron en ge
nieten. Maar als een of ander toeval of
ongeluk wat schier lederen dag ge
beurt, omdat d© twee veraóhillende doe
len: water en land zoo door elkaar ge
strengeld rijn ons voor een oogonbllk
onverwacht verplaatst van het harde ge
deelte in het zachte, dan moeten we dit
(misstapje in negen van de tien gevallen
met ons leven betalen!
Dat is geen kleinigheid.
En dat komt omdat we ons van jongs
af wel oefenen in het loopen en niet in
het zwemmen!
Vandaar dan ook, dat ik de vrijheid
neem de wereld nu en dan van geweldige
eenzijdigheid te beschuldigen.
Want nietwaar? De wetenschap !s er
voor alles op uit om geen hoekje en geen
plekje van de wereld ononderzocht te la
ten. De mensoh moet vooral bunnen door
dringen heet het en zich overal
bunnen bewegen. Daarom zoekt men het
in de lengte en ia de breedte In de
hoogte en in de diepte.Een onder
zoeker popelt van verlangen om nog eens
weer een tot nu toe onbetreden stukje
land te exploreeren. De Noordpool en de
Zuidpool zijn nog amper ver genoeg. Het
hartje van Afrika en van Amerika en van
IndlS van ijsgebieden en van tropische
gebieden wordt rondgespeurd. De Hyma-
laya-hoogte is imaar net hoog genoeg.
Eigenlijk nog niet eens, want men gaat
de lucht in heelemaal de lucht in. Al
leenmaar om de mogelijkheden te bestu-
deeorèn om zich In de lucht of aan den
1572
door strijd.
1922
door arbeid.
„De watergeus nam mes en btfl
De Spanjaard werd verplet
De polderwerker neemt zijn spa
En stelt de zee zijn wet"
Want aan de golven heeft de Zeeuw
zijn land ontwoekerd, zoo karakteristiek
uitgedrukt in zijn wapen: de zwemmende,
klauwende leeuw te midden der baren,
met het opschrift:
JLuctor et emergo"
G4k worstel, maar ontzwean").
En tegenover het hoofd van ft gezin
troont de boerin met de dochters vrijwel
in 't zelfde schilderachtige oostuum.
Hoe leuk flatteerend fladdert over de
ondermuts de keurig helder gesteven
berenmuts uit niet ter zij de „gouden
krullen" in kurketrekkervorm, waaraan
op Zondag nog de „strikken" bengelen:
gouden versierselen in den vorm van het
klaverblad,
Hoe frisch blinken om de blanke hals
de vier of vijf strengen van bloedkoralen;
met in den „rouwtijd" in donkerder kleur,
vastgehouden door het groote gouden
„slot".
Om de 'borst sluit de zoogenaamde
„beuk" van geruite of in feest
kleed!) van gebloemde of kleurige stof,
waarover „de doek" en „het jakje", uit
welks korte mouwen de gevulde armen
prijken.
En met een tooi van zwarte robken en
de geruite schort wiegt als het ware de
Zeeuwsche schoone op platte, moderne
schoentjes door de eenvoudige woning.
Weet ge wat eigenaardig is? Bijna
leder dorp heeft oen Ietwat verschillende
kleedij, zoodat de ingewijd© u aanstonds
zal vertellen, of ft tmeiske komt uit Koude-
kerke of Souburg, dan wei behoort tot de
Westkapelsche sohoonen.
Zoo kleurt" er de vrouw mooier dan
de man. Toch draagt ook <je®e zijn ver
sierselen: de gouden bewerkte fcnoopen
aan zijn boezeroen of halsdoek en de vier
groote zilveren broek- en klapstukken.
Eenvoudig in leven en wandel is ft ken
merk van de familie. „Joa joa me-
heer" vertelt gemoedelijk de stevige
boerin „ft is altied imfir wftarken".
Een keer in de week: den Donderdag
dan is ft „bakdag". Dan nemen we ft meel
vaü eigen tarwe, wat deur den molenaar
is gemalen en gezift en dan mot mien
dochter Marie kneeên, met karnemelk er
door.
Joa joa dier is waflrk anï ft Eten
rolt rnftr zoo niet in den mond. En dan
maken we de brooden, die acht uur in
den oven gaan. Kiek, hier ls d© bakoven.
En leder brood weegt door mekaar twee
kilo. Zoo bak Ik voor de heeie week ge
noeg: zeven of acht brooden gelijk. En
den zeurenden dag ls ft nóg „vaaraoh".
Moet meiheer d'reis pruuven? Of lust
rneheer oen „spakje?" Dat bèrme zooveul
als de „babbelaars", die benne ook lakker.
En ze haalde het trommeltje vol van die
zoet-zure ballotjes of „steken" voor den
dag.
Moak ik ook zelf" liet ze ons triom
fantelijk snoepen „suiker-azijn, wat
zout en ©en lekker brokkie boter en
dan maar koken."
Dan moeten we de woning zien: het
heeie bedrijf: bij sommige boeren heel
uitgestrekt met al die bijgebouwen al
was ft dan bij boer Stro© eenvoudiger.
Noordpool of in het oerwoud te kunnen
handhaven, te bewegen, televen.
Maar tweederde van ons planeet-gebied
rondom ons heen het water blijft vrij
in het oog loopend verwaarloosd. Zoodat
we daar nog bijna in het geheel niet kun
nen leven.
Een onzer meest gelezen dichters In de
Telegraaf had het er juist dezer dagen
over. Hij zei: Je kunt de ster van je elftal
wezen of de held van alle tennisbanen. Je
schrijftafel kan volstaan unet zilveren be
kers en je behang bedekt zijn met hard
loop- en hoogspringimedailles. Je kunt *n
heele portefeuille hebben met middelbare
en hoogere diploma's en certificaten en
getuigschriften en bullen.en dan
wordt* er toch maar één ding in je leven
geëischt:.zwemmenl
Zwemmen voor je leven en voor dat van
"n ander!
Is het niet zoo? Wat doe Je in Je leven
met al die diploma's als er geen zwem-
luma tussdhen is?
Het kan ten gevolge hebben, dat een
wereldberoemd en meer dan koen wereld
reiziger, aooais 'boven bedoeld, die maan
den heeft weten door te brengen in de
meest onherbergzame streken zonder er
het leven bij in te schieten, op een onbe
waakt oogenblik tijdens het vlsschen in
het vijvertje van zijn dorpje valt en onher
roepelijk verdrinkt!
Alleen omdat hij niet kon zwemmen.
Alleen omdat hij maar 'had geleerd om
zich te 'bewegen óp één derde van het
aardoppervlak inplaata van op de overige
tweederden ook!
Zwemmen dat is loopen In het water.
Dat is' je bewegingsmogelijfkheid over de
wereld met circa 65 procent vergrootonl
Zwemmen dat is 'de geheele wereld tot
je veiligste gebied maken inplaata van
slechte een simpel derde deeL
Dat wij het niet zonder uitzondering
kennen, zooals we kunnen loopen,, dat is
een fout van ons. Dat is een eenzijdigheid
in onze lichamelijke ontwiflckeliilg, 'n
tekort in onze physieke opvoeding.
En het is een schande voor ons moreel
als mensch te meer waar we er zoo
gaarne prat op gaan nu langzamerhand
wel het hoogsto trapje van kunnen te
hebben bereikt!
Geen kwestie van. In dit opzicht vooral
Maar onder Middelburg hebben we rond
gedwaald in ft groote bedrijf.
Dan kwamen we eerst in de zoogenaam
de „voorvloer" het vertrek waar zoowat
alle deuren op uitkomen. Daarop volgt de
woonkamer, welke weer grenst aan de
„mooie kamer", In beide troffen we tus-
schen de bedsteden een gedeelte van den
houten wand van glaa ft Bleek de „spin
de* een soort „pronkkast" te zijn.
En hi de mooie kamer stond daar het
antiek koperwerk te pronk: de koperen
doofpot en theeketel.
Maar iets heel.bijzondere in de „mooie
kamer" van de hoeve „Zandvoort", da-
teerende uit het jaar 1654 was wel die
groote „glazen kast", welke alleen 'bevatte
alle felicitatiekaarten en uitslaande pren
ten en platen, welke aan den boer en de
boerin bij hun huwelijk waren aange
boden.
Godsdienstige spreuken sierden den
wand.en boven de deur tusschen de
beide kamera prakte een fraai portret in
lijst van wijlen Dr. Kuyper. Terzij van
voorvloer kwam men nog in de „opka
mer", een hooger liggend vertrek met
opgang naar den zolder waaronder de
groote kelders.
„Morgen meheer" begon Stroo
„dan ziet ge het mooist bij den kerkgang.
Om hatf tien en 's middags tweemaal
is er ka&rk."
En werkelijkdien opgang naar het
bedehuis van die eenvoudige dorpelingen
uit Zoutelande, waar vlak bij de kirk in
de duinen nog de Bonifaciusput ligt,
eeuwen en eeuwen oud is van machtige
bekoring.
Om rukn negen uur kwamen ze aan
stappen de stoere mannen en jonkerels in
ft „ikaêrkezwart" gekleed.
Echte typen uit de Toorop-flgureni
En terzij van het overoude kerkje met
zijn witgrijze muren bleven ze in groep
jes nog wat staan „klagjenieren".
Dan kwam de koster aangewandeld met
in de linkerhand de koffer, waarin de
toga van den dominé. En tegen half tien,'
als de klok begon te luiden, kwam stem
mingsvol de predikant.
'En de stoere Toorop-koppen, soms
prachtig vergrijsd^ ontblootten het (hoofd
eerbiedig ten groet
Dan pas naderden van alle (kanten de
vrouweil en de „bloem van het dorp" de
kleine meiskes naast zich, alles in die
schilderachtige Zeeuwsche kleedij: de
handen gevouwen over de zware roükkenr
trits, dragend het „kafirkboek*.
Werkelijk lezer(es) zoo'n kerkgang te
Zoutelande of Serooskerke of ln e|k ander
oud Walcherensch dorp is een groot schil
derij van zeldzame schoonheid.
Zeeland eert er den dag dies Hoeren.
D V
(Wordt vervolgd.)
Bescheidenheid.
Een film-acteur eisohte van zijn directie
een enorme som geld wegens contract
breuk.
Want zoo zeide hij voor het ge
recht ik ben de grootste acteur van de
wereld.
Een zijner vrienden maakte er hem
later opmerkzaam op, dat eigen lof niet
al te frisch riekt
Ja was het antwoord' ik ben
er anders ook niet voor om mezelf op ta
geval. Ik stond onder eede erf moest dus
wel de waarheid zeggen.
zijn we niet andera dan rechtstreeks ach
terlijk te noemen. Want juist ons 'be-
schaafdelingen kleeft dit tekort sterk
aan. Juist wij moeten in deze In de eerste
plaats ter schol© gaan bij de z.g. onont-
wikkelden en onbeschaafden mensch.
Want zoover mijn simpele kennis van
Land- en Volkenkunde gaat is er geen
ras van wilden bekend t mogen zijn
Indianen of Zoelcenegera, Indische of
Australische wilden of ze (kunnen
zwemmen als vissohen.
Sn wij? Wij Westerlingen? We
beschouwen zwemmen in de meeste ge
vallen als *n aparte kunst 'n sport of "n
iet of wat uitzonderlijke bezigheid, waar
van je nu eenmaal moet houden om het
te beoefenen. Wij beschouwen het zwem
men ongeveer gelijkstaande met biljarten,
schaken, harmonikaspelen, kanarievogels
fokken of voetballen. Je mot er van hou
wen I
En je doet er-an of Je doet er niet anf
En hoe staan we er te dien opzichte
tegenover in Holland? In ons land van
driekwart water? Op zij zee en boven de
zee en mlddep, in de zee en voor de rest
aioten en kanalen en waterplassen?
We denken er net over als de reet Je
mot van zwemmen houden net als van
voetballen.
Maar de meesten houden dan nog van
voetballen inplaata van zwemmen. Want
het water is toch altijd nattig. En als je op
de tribune fti heele Piet bent dan verlies
je in ft bassin 90 procent van je waardig
heid!
Dat zei dan ook de hierboven aange
haalde dichter hr de Telegraaf:
Als men sporten en genoegens
(Rangschikt volgens alphabet,
Wordt het „zwemmen" ft is niet
Op de laatste plaats gezet
Rangschikt men ze naar verdienste
(Naar belang van ft algemeen,
Dan kafht zwemmen, zonder twijfel,
Zeer terecht ais nummer één!
Daarom zoo zeide hij staat het
woord „zwemmen" alphabetisóh bekeken,
op een heel verkeerde plaats in ons maat
schappelijk levenswoordenboek; daarom
is het aanbevelenswaardig dit boek van
achteren naar voren te lezen!
En voor deze buitengewone gelegenheid
was ik het geheel met den dichter eens!
(Wordt voortgezet).
't Jutte rtje
NO. 187 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
CAREL J. BRENSA.
B,
B.
poe hopeloos kleintjes en onbeholpen
is oon sterveling, die niet kan zwemmen,
in het water?