De Praktijk van Helder
MillE RUBRIEK t
UIT DE OUDE DOOS.
1
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch feven
van ZATERDAG 31 OCT. 1925.
NO. 199 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
SARDEENYANGST.
Zooals met alles, is er ook veel ver
anderd in de sardienvisscherij.
Was men eertijds gewoon deze soort
van visscherij te zien uitgeoefend door
uitsluitend vletten, die óf op de reede,
óf, en vooral, in de haven hun sardiennet
uitvierden, terwijl de vletten zelf geankerd
lagen, thans wordt door de motorbotters
de sardienvisscherijintensief beoefend.
Daarmede is men verleden jaar begonnen
en met afwisselend zoo'n goed resultaat,
dat ook dit jaar, en dan al zeer vroeg,
door de motorbotters, hun geluk op de
aardijn werd en wordt beproefd.
Het eigenaardige verschijnsel doet zich
dan ook voor, dat men in de buitenhaven
soms enkele spannen kan bezig zien dat
bedrijf uit te oefenen.
De botters toch maken gebruik van een
sleep- of kuilnet, dat, tusschen beide
schuiten gespannen, langzaam stoomende,
wordt voortgesleept, zoodat, niet zooals
bij de vletten, kalm wordt afgewacht, doch
de vlsch wordt opgevangen.
Het gevolg van die havenvisscherij is
dan, dat als 't ware alle sardien wordt
opgevischt, terwijl de vletten weinig
vangst maken.
Een ander gevolg is, dat, door de ge
weldige aanvoeren de prijzen vaak der
mate zakken, dat toch haast geen be
somming kan worden gemaakt.
Het is soms ontzettend hoe groote hoe
veelheden van deze vischsoort wordt aan
gevoerd.
En wanneer er uit Duitschland geen
vraag is, is de sardien nagenoeg waarde
loos.
Vaak wordt er geklaagd over te weinig
aanvoer van visch. De sardienvangsten
bewijzen dikwijls, dat er een geweldige
hoeveelheid kan zijn.
En het fatale is dus; dat, door gebrek
aan afzetgebied, de visscherij niet loonend
kan worden gemaakt
Daarmede rijst dan vanzelf de vraag
of het nu niet mogelijk zou zijn meerder
afzetgebied te verkrijgen of dat de sardien
zoodanig zou kunnen worden geconser
veerd, dat ze, als blijvend handelsproduct,
geregeld afname zou kunnen krijgen.
De sardienvisscherij hier is toch, even
als de ansjovisvisscherij, een seizoen-
bedrijf.
De ansjovis laat zich uitstekend con-
serveeren en blijft een zeer gevraagd
handelsartikel.
Voor onze plaats, waar de sardienvis
scherij misschien nog meer intensief kan
worden beoefend zou dat van niet te
onderschatten beteekenis kunnen zijn.
Het lijkt ons van voldoende belang om
daaraan de voldoende aandacht te schen
ken, want nu worden vooral de vletterlui
de dupe, die met hun betrekkelijke kleine
vangsten soms lang de sardien op prijs
konden houden, doch door de motorbotters
gehandicapt zijn.
En als nu beide bedrijven het kleine
vletbedrijf en het grootere motorbedrijf
in het ruwe seizoen een goed stuk brood
met de sardienvisscherij zouden kunnen
bemachtigen, was dat voor Helder een
belangrijk staand zeiltje.
WAT MEN IN VROEGER DAGEN
VAN DE AARDRIJKSKUNDE LEERDE
In een vele malen herdrukt werkje, be
vattende „600 gedenkwaardigheden'* uit
gegeven tér bevordering van de geleerd
heid; uitgave van 1734, leest men:
Het Aardrotnd wórdt in zes deelen
verdeeld. Het eerste deed begrijpt in zich
de koude landen naar het Noorden of den
Middernacht gelegen, bijv. Groenland en
Nova Zemlbla.
Het tweede deel Is Europa, het beste
van alle:
L door de menigte, en deftigheid der
steden;
2. door de treffelijke kunsten en ge
leerdheid der inwoners; en
8. door den godsdienst, die daar ver
maard is.
Het derde 3S Azië. Dit is het land;
waar het „Paradijs" was, enz. Het vierde
werelddeel is Afrika. Hier is Barbarijen
en Egypte, daar de kinderen Israëls met
slavernij gedrukt wierden. Het vijfde is
de nieuwe wereld of Amerika, die Oolum-
bus ontdekt heeft
Oolumlbus wandelde dikwijls in Spanje
'langs het strand der zee, wierd eindelijk
gewaar, dat somS sterke langdurige win
den, uit het Westen komende, over zee
waaiden, en1 wel wetende, dat de winden
hun eersten oorsprong uit de aarden had
den, geloofde hij voor vast dat er verder
op nog ©en land wezen moest
De eilanden Hispaniola, Ouiba en Ja
maica zijn, anno 1492, door Oolumlbus
eerst gevonden, in welke eilanden de
Spanjaarden acht en veertig honderd'
duizend menschen vermoord hebben, door
welk 'bloedvergieten de zee eenige mijlen
ver imiet bloed geverfd* was.
Ferdlnand MageManus Is daar ook naar
toe gezeild, naar welken het land' Magel-
lancia is genoetad. Het zesde en laatste
deel Is dat groote, onbekende Zuidlamd,
anders MagellanJca genaamd, ver over de
Zuidpool gelegen.
De gelegenheid van die plaats is ons
tot nog toe niet wel bekend. Het geheele
landschap schijnt bij nacht in vuur en
vlam te staan, maar bij dag kan menig
een vuur zien, weshalve de Spanjaarden
het Tierra del Fuogo, dit Is vuurland
noemen.
Van die Noordzee wordt verhaald:
Daar is een wonderbaarlijke af
grond, welks breedte 18 mijlen in de
rondte beschreven wordt La het midden
van dezen poel is een klip, die tnen voor
dezen MouSke genoemd heeft
Deze Wip verslindt en trekt alles zee
uren aan zich al hetgeme, dat haar voor
komt, en dat met zulk een geweld, dat
het niet om uit te spreken ls. Na verloop
van zes uien spouwt hij alles weer uit
Velen gelooven dat dit de oorzaak van eb
en vloed is.
PLANTYN.
Door werk en standvastigheid.
Er zijn groote mannen geweest wier
namen niet in wijder kring bekend ge
worden zijn, hoewel het voor iedereen
van belang zou zijn hun leven en streven,
hun strijd en wilskracht nader te leeren
kennen. Onder deze mannen kan Otoris-
tophe Plantyn gerekend worden, die in
de buurt van Tours geboren werd.
Zijn grafsteen meldt: Plantyn, die 75
jaar oud weid, stierf op 1 Juü 1689. (An
dere gegevens spreken reeds van 1614)
Eenige jaren geleden vierde België en
in het bijzonder Antwerpen, feest. Rede
voeringen getuigden van de verdiensten
van hein; die zooveel deed! voor de ver
spreiding van wetenschap door druk- en
boekverkoop.
'Belgische, Pranscbe, Engelsche en Ne-
derlandsche geleerden spraken over den
beroemdsten typograaf dien de wereld
heeft gekend.
Parijs, Oxford Ledden verkondigden
den lof van den drukker van Bijbel en
klassieken.
Wie Antwerpen 'bezocht heeft, zal niet
hebben verzuimd het Museum Plantynr
Moretus aan de Vrijdagplaats te bezoe
ken, om daar, ln de intimiteit van het
patrjsische huis rond te doden, bewonde
rend den boekenschat, de rijke familie-
portretten door Rubens (14 in getal), door
van Dijk (20 portretten) en andere imees-
t*™. bet betMhauwwerk van Quellimus.
De haring wordt alleen in de Noordzee
gevangen. Zij hebbepi een koning onder
haar gelijk de bijen, die een teeken op
zijn hoofd heeft, roodachtig en een kroon
gelijk, is ook overal van het hoofd tot de
staart op de schubben met kronen ver
sierd.
Daar is nog nooit een koning geweest,
die meer onderdanen heeft dan deze. An
dere koningen moeten niet één kroon te
vreden wezen, imiaar deze heeft er wel
honderd. t
Hoe dichter de haringen bij het land
komen, hoe magerder dat ze worden,
doordat de oever zandachtig en schraler
is, dan de diepte der zee.
Men kan hiernaar gemakkelijk afme
ten, hoeveel men in die dagen wist Het
was niet minder dan een rector der L®-
tljnsche scholen te Nijmegen; die deze
vori*4erde uitgavei het licht deed
„ten nutte dfer leergierige Jeugd".
zien
WAARAAN DE RPOORWEGMAN TE
HERKENNEN IR
Ook een Salomo.
Onlangs gebeurde het, dat één van de
conducteurs van don Eriospoorweg, Dana
Kruim genaamd, even voor het vertrek van
den trein werd aangesproken, door een
hem volkomen onbekend persoon, en wel
op een wijze, alsof ze elkaar minstens ge-
pornen lederen dag spraken.
Zeg eens Dan; zei hij, en hij legde
zeer vertrouwelijk zijn hand op Dan's
schouder, zeg, ik heb mijn vrfjbiljet
vergeten en ik moet naar Husquehanna
Je weet, ik 'ben hier machinist en Je zult
me zeker wel laten gaan.
Kruim beweerde, dat men zijn vrijhiljet
bij zich moest hebben en verwijdt-rde
zich. De ander stapte rustig in den trein,
die weldra vertrok. Niet lang daarna be
gon de conducteur met het ophalen van
kaartjes en' kwam ook bij den man, die
hem zoo juist had aangesproken.
Deze hield natuurlijk vol, dat hij een
machinist was, die een vrijblljet had ver
geten en het was voor onzen oonducteur
niet gemakkelijk te bepalen wat heun te
doen stond. Een collega onheusch behan
delen was hem onaangenaam. Maar de
man was hem totaal onbekend en zich la
ten bedriegen wilde hij toch ook niet.
Plotseling schiet hem iéts te binnen en
hij vraagt:
Kun je mij ook zeggen hoe laat het
De ander, verheugd den conducteur een
dienst te kunnen bewijzen en meenende
dat hij het pielt reeds gewonnen had, ant
woordde zeer verheugd
Ja zeker, het is tien (minuten over
negenen.
Nu laat Je mij Je vrijbiljet zien, of
jo betaalt, of ik laat den tredn stoppen,
kreeg hij zeer onverdacht te boeren. Je
bent zoo min machinist als de bank waar
op je zit Geen spoorwegman zegt „tien
minuten over negenen" hty ^egt
„negen uur tien".
De ander gaf zich gewonnen en be
taalde. B.
ik naar het Bophia-
tt er zonaverduiste-
Karel: Moeder,
plein? Ze zeggen,
ring ls.
Moeder: Ja, ga maar. Maar voorzichtig
zijn hoor. Er niet te dicht bij willen
komen!
Zij: Ik wil met jou Mie zorgen doelen!
Hij: Maar ik heb geen zorgen!
Zlji: O, die komen wol, als je met
trouwt!
Welk een rust thans in dien ouden,
deftigen boekenwinkel, in do antieke
drukkerij, waar de correcties, de matrij
zen gereed liggen alsof men zóó weer uuu
het werk zal gaan.
De wandtapijten ln de zoogen. kamer
van Lipaius stemmen' -tot ernst De boog
vormige gaanderijen der biunenplauts,
met wingerd begroeid, geven bijkans
mixideleeuwscübe kloosfcerkatobe.
De overal wederkeerendie levemnprfuk
van Plantyn (tevens zijn drukkersmerk):
Laboro et Oonstantia (door werk en
standvastigheid) wekt tot nadenken en
navolging. De deftige woning werd in
1875, met meubels, schilderijen en boe
ken, voor 1.200.000 tra. door staat en stad
van Plantyrfs erven gekocht en ingericht
tot museum, cm Plantyn's glorie voor
altijd in stand te houden.
In dat patricische huis woonde en
werkte de drukker Plantijn, die in 1550
als Chrisophe Plantin uit Frankrijk
kwam en zich in Vlaanderen vestigde.
Zijn naam varvlaaimschte hij tot Christof-
fel Plantyn. Ook noemde hij; zich wel met
Latijnsch cachet Christophorus Plantim
Antwerpen was sedert Brugge's verval
na 1450 gaan bloeien. De jaarmarkt was
er druk bezocht AP* ambachten werden
er uitgeoefend.
De kunst won er in Queilyn, in Quin-
tyn Masyas, in tal van andere beoefenaars
In zulk een stad was de bodem gunstig
voor iemand, die een vak liefheeft dat
kunst met nijverheid en handel vereenigt:
de boekdrukkunst De bodem was er
vruchtbaar.
In 1550 vond Plantyn te Antwerpen
met tainder dan dertig drukkerijen in
werking.
Plantyn wasgeen man van fortuin.
Eigenaardig is het hoe hij aan benoodigd
kapitaal kwam. Voor een bij vergissing
opgeloopen degenstoot kreeg hij een rijke
van een reeks vierkanten kregen.
De grootte van deze vierkanten hing
af van de grootte der te vervaardigen
beelden, doch die altijd negentien deelen
voor de hoogte van een mensohelijk af
beeldsel bedroeg. Moest men kleine beel
den maken, dan trok men nog tusschen-
lijnen, die kleinere vierkanten vormden
en dus een naar verhouding kleiner beeld
deden te voorschijn komen.
adhadüvergoodlriig ln gelid; diat hij besteed
de aan dien koop van drukpersen.
Hij zegt het zelf: Jk koos het beroep
van boekbinder en de bekomen degen
stoot dreef mij om drukker te worden."
„Het eerste knopje aan zijn drukkers-
tuin ontsproten", zooaüs hij het noemt,
droeg hij aan den Antwerpsohen magi
straat op in 1656.
Sedert 1568 voert hij als drukkersmerk
de afbeelding van den passer met heit
veelzeggend devies: Laboro et Oonstantia.
De vaststaande punt is de Oonstantia, de
draaiende beweging van het andere pas
ser been symboliseert het werk.
Hiji arbeidde bard, gaf veel uit Per
bladzijde berekend in de eerste 12 jaren
wel 12.000 bladen druks.
Van zijn pers kwamen getijboeken, La-
tijn&che auteurs, bijbels, later Grieksche
en Hebreeuwsche werken.
De in 1563 door hem uitgegeven woor
denboeken; bijv. dkt van KUIhhu (wel
tien molen herdrukt) vormen een schat
voor onze taal, en zijn nu nog een vaak
geraadpleegde vraagbaak.
(De meest uitnemende eigenschap van
Plantyn is geiweeet *die karaktertrek,
welke alle (mannen van beteekenis ken
merkt: dat hij znjn helpers zoo juist wist
te kiezen, die zijn grootsche denkbeelden
moesten uitvoeren.
Jammer dat zijn schoonzoons (eigen
zoons had Plantyn niet) althans de óéne,
die zijn Leidsche drukkerij ging besturen,
Van Kavelingen (Rhaphelingius) niet zijn
schoonvaders talenten mede aanhuwden.
Zijn aanwezigheid in Leiden werd' dan
ook wel nooddg geacht en tijdens zijn kort
professoraat in het Hebreeuwsch aan de
Leftdsche Hoogeedhool bestuurde hQ daar
tevens zijn twee drukkerijen.
Zijn tweede schoonzoon, Jan Moereturf,
ln de geleerde wereld' beroemd onder den
naam Moretus, werd in Antwerpen het
EGYPTISCHE BEELDHOUWKUNST.
De techniek dor code
kunstenaars,
Wanneer de Egyptenaar* wilden beeld-
rnwen, begonnen sij met de oppervlakte
glad te maken en op de steen op gelijke
afstanden een aantal evenwijdige lijnen
te trekken. Rechthoekig op deze lijnen
kunstenaar niet door een gewoon of on
geletterd persoon uitgeoefend worden.
Het ls zelfs zeer waarschijnlijk, dat de
beeldhouwers eenlgszlns aan het pries
terschap verbonden waren, of er een tak
van uitmaakten.
Bovenstaande was ln het bijzonder be
doeld voor den arbeid in steen. Evenwel
nam men ten opzichte van andere grond
stoffen dezelfde reselen in aoht. Want
de Egyptische schilderstukken geven ook
te dien opzichte de uitvoerigste en dui
delijkste opheldering.
Zoowel van het werken ln hout en het
timmerwerk ln het algemeen, vanaf het
vellen van het hout en het sagen daar
van tot aan de vervaardiging van onder
scheidene artikelen voor huishoudelijk of
krijgsgebruik. Het was alles aan deselfde
regels gebonden.
Nadat de eerste omtrekken van het
beeld gereed waren, werd het werk door
deu meester onderzocht Deze schreef
hier en daar in het gewijd priesterschrift
(hieratiek) opmerkingen en terechtwij
zingen op, welke hij in den loop van het
werk door de kunstenaars wilde ln acht
genomen zien. Deze teekenen verdwenen
bij het bearbeiden van de steen weer van
zelf. De gewoonte was nu, dat verschil
lende soorten van kunstenaars achtereen
volgens hun werk aan hetzelfde beeld
voltooiden. De eerste soort maakte de
afmetingen en trok de vier kanten. Een
andere soort werkte de gegevens van den
priester uit. Dan kwam weer een andere
soort het werk voltooien en er de kleur,
het verguldsel of polijstwerk of den op
schik of versierselen aanbrengen.
De priester of meester had inmiddels
de opperste leiding, want men houde in
het oog, dat de beeldhouwers niet alleen
aan zekere kunstregels gebonden waren,
maar ook ln de afbeeldingen hunner god
heden aan de opvolging van zekere, door
de priesters voorgesohreven vormen.
Deze te overschrijden, werd voor hei
ligschennis gehouden.
Teneinde zioh de nakomln;
van dit
alles te verzekeren' en te voykomen dat
de heilig geachte voorwerpen niet door
het een of ander bij de wet verbodene
werden ontheiligd, mooht het beroep van
De hier gereproduceerde houtsneden
geven een kleine voorstelling van het
boven omschrevene. Men kan er de ma
nier uit zien, waarop de oude kustenaars
werkten en de gereedschappen waarvan
zij zich bedienden. Het blijkt niet, dat
men ooit een werkbank of zoo iets ge
bruikte. Dat doet men in het Oosten nu
nog niet. Evenals toen verrichtten de
Oostersohe werklieden en beeldende kun
stenaars hun arbeid meestal op de hurken
op de grond zittend. Alleen wanneer het
strikt noodig is, werkt men overeind-
staande. B.
EEN EERZUCHTIGE SCHOEN-
f POETSER.
De schoenen vut den President
Dat Jo in je vak het hoogste tracht te
bereiken is alleszins aanbevelenswaardig
en prijzenswaard en dat streven toomt de
gansche geanounsohap ten goede; zoodat
een mensch, bezield imet een deirgolijko
eerzucht, zoor zeker een goed lid der
maatschappij genoemd mag worden.
Een zoodanig soort eerzucht bezielde
eens een sdhOBnpoetsur. Om de originali
teit et) zijn streven hier erven gememo
reerd.
Natuurlijk was hl) een Amerikaan en
hij droeg* in zich het plein rond de schoe
nen van Roosevelt te poetsen en met dat
doel begaf hij zich van San Froncisoo,
waar hij tot nu toe zijn beroep bad uitge
oefend, naar Washington.
Door tdjin buitengewone brutaliteit ge
lukte het hem tot den toenmaüjgpn praal
den door te dringen, en diens schoenen te
poetsen.
Toen klaar was; vroeg en verkreeg
hij van Roosevelt een certificaat, dat hij
naar genbegen gediend' had; en den vol
genden dag schreven' alle kranten over
het geval en onze schoenpoetser had zich
tot een man van naam weten op te wer
ken.
Nog geen week daarna scheepte hij zich
in naar Europa, om aan de EUrepeesoho
hoven en aan de hoofden der Europee-
eche staten te laten zlen, hoe glanzend hij
wist te werken.
Wij hooiden nog niet, of hij ook
trachtte de schoenen onzer Koningin on
der zttn behandeling te krijgen. Nu wij
zoo juist lazen, hoe vriendelijk de Lands
vrouwe voor den photagraaf poseerde,
zou wellicht ook ouzo jongeman geluk ge
luid hebben! B.
hoofd van het 'stamhuis Plautyn-Moretus,
naar wien museum uu drukkerij genoemd
rijn.
Ais verdiensten van Plantyn op dtruk-
keragehied moeten gerekend worden: de
mooie letten; het prachtige poules; de
pikzwarte Inkt; do fraaie vurdooLing van
het zetsel over dn pagina, de sierlijke be
ginletter*.
De scherpe snede der lettere en hare
markante uhlrukiking bracht het verhaal
ln omloop, dat Plantyn met zilveren let
tere drukte.
In nauwkeurigheid van drukproeven
was hij ongeëvenaard. Men vertelde dat
hij de proefbladen voor zijn winkel hing;
zródat ieder, in het bijzonder de studen
ten, gelokt werden de drukfouten te zooken
en aan te wijzen.
Hij leverde zooveel en zoo goed werk
op allerlei gebied; dat Philips de Tweede
hemi ln 1570 vereerde met den £lteiL van
Aartsdrukker.
Doch geld' bracht het hem niet lm kas,
integendeel. Plantyn moest, om aan het
wenk te kunnen blijven, alles, ook zijn
boekenvoorraden verpanden; hij moest zijn
■winkel in Parijs verkoopen en zijn boe
ben tegen den hialven prijs van de hand
doen. Toch sloeg hij het aanbod van den
Fnanschen Koning af om tot Fransch hof-
drukker te worden aangesteld; evenals hij
een diergelijke aanbieding van den Hertog
van Savede voor Turijn afwees.
Hij wenschte ln zijn aangenomen •va
derland: de Nederlanden te blijven, ook
al keerde hj) Antwerpen, waar het hem
financieel zoo slecht ging, den rug toe.
Offij week uit en vestigde zich in 1588 ln
Ledden. Hij gaf een memorie van zijn
ongeluk ln het licht, waarin hij verklaart
Antwerpen te veriaten: „omdat ik het
bevel van dien koning steeds heb gehoor
zaamd zonder betaling of beüoomdng te
ontvangen.19
Ook ln Leiden zette hfl zijn uitgevers-
werk voort; tfiuttur hield Intussahen Ant
werpen aan. Wout terwijl in de jaren van
zijn Leddsdh verblijf (1584 en 20 uit
gaven in Lelden verschenen; kwamen ZO
edities ln Antwerpen van de pere.
In 158B keerde hij naar Antwerpen
terug, waar man zijn uitwijking naar het
kettersoh Leiden vreemd had gevonden
en had geweten aan afvallige gevoelens.
En zooveel invloed had cllit zelfs, dat
een uitgave van verschillende schatten
uit die Vatibaansche bibliotheek op die
verdenking aMuitte.
Den len Juli 1589 stierf Plantyn op
75-jarigen leeftijd. Zijn zaak werd door
rijn schoonzoon Moretus voortgezet, een
man wiens geslacht tot in het midden der
19e eeuw bleef voortbestaan en dat des
drukkers zoem bleef hooog houden.
Zoo was het leven van Plantyn, door
wiens helderziend oog en vernuft veel wat
te voren verborgen' was, is opgeklaard bd
tot 'gemeengoed is gemaakt
Wat zijn die groote verdiensten van
dezen nijvere? Dat hij dien weg heeft
gebaand door die wereld van die meester
stukken der ouden. Dat hij ze ln handel
bare en goedkoop© uitgaven herdrukte en
verkrijgbaar stelde, waartoe geen moeiten
of kosten hem te groot waren. (Dat hij
een verschiet opende zonder welke de ge
leerdheid ndet kon leven, dat hij bronnen
aansloeg voor plant- en ontleedkunde
(Dodenaeus en Vesalk») om hunnen we
tenschap bekend te maken.
Zijn smaakvol gedrukte, onovertroffen
nauwkeurige uitgaven getuigen heit
Tot de wijagoerige 'beweging zijner
oeuw heeft 'hfj zóó meegewerkt ook voor
de toekomst, dus ook voor het themi le
vende geslacht.
Dat is de glorie van Plantyn, die dus
wiel verdiend in broeder kring bekend Is
worden.
't Juttertje
Ib het nu niet mogelijk ook zoodanig
de sardien te conserveeren