De moord op den makelaar Busch 20 3aar' Het pleidooi. een afschrijving/van 3 X op het net onvol doende is? Dan helpt toch zoo'n begroo- tingspost niet. Wel als het b edrag wat minder wordt uitgegeven dan er voor is geraamd, voor kwade jaren zou worden gereserveerd. Doch dit geschiedt niet. Is ook de technische leiding wel overtuigd, dat wij ruim 33 jaar met dit net zullen doen? M. a. w. is een afschrijving- van 3 niet te laag? Wij meenen van wel. Overigens komt het ons voor, dat de winst nog onnoodig is opgedreven door al'erlei kleine uitgaven niet onder „onder houd", maar onder „uitbreiding" te boe ken. B.v. wordt er voor 69.07 aan inven taris bijgekocht en onder „uitbreiding" opgenomen, terwijl slechts van het totai'e bedrag van den inventaris 52.66 wordt afgeschreven. Vooral bij den aankoop dezer kleine zaken moest o. i. meer rekening ge houden worden met de waarde, die de arti kelen na aankoop en gebruik nog hebben, dan met den aanschaffingsprijs. Idem is dit het geval met den voorraad drukwerk. Wie zal nu b.v. met zekerheid kunnen be palen, dat het in voorraad zijnde drukwerk bij'den Compt. dienst juist op 31 Decem ber 1924 een bedrag van 121.98 verte genwoordigde en niet 122 of f 100. Een belangrijk verschil in raming en pitgaaf is voorts te constateeren bij de posten voor belasting en verzekering. Waardoor dit veroorzaakt is, staat niet vermeld. Wat we evenmin kunnen verklaren, is de wijze van de verdeeling der kosten over de drie bedrijven van de commissie-vergade ringen. Zoo staat irt totaal voor dit doel uitgegeven in 1924 77.52, waarvan ten laste van het edectriciteitsbedrijf is gebracht 25.23, idem Waterleidingbedrijf ƒ37.80 en idem Gasfabriek 14.19. Men vraagt zich onwillekeurig af, of de tijdsduur, wel ke de Commissie van Bijstand aan ieder onderwerp ten behoeve der bedrijven op elke vergadering afzonderlijk heeft besteed, is opgeteekend, om die verdeeling van las ten aldus te bewerkstellen. In elk geval moet er toch een zekere maatstaf van bere kening aan ten grondslag liggen, anders «ou men de totale kosten over de drie be drijven gelijk hebben verdeeld. Kost die be- rekening, althans de arbeid daaraan be steed, niet noodeloos veel? En nu de wTnstuitkeering. Zooals uit de bovenstaande Verlies- en Winstrekening blijkt, had men gerekend op een winst var ruim f 18.000; het is geworden 44.000 Wij meenen, dat dan de gemeente best ge noegen had kunnen nemen met een ont vangst van 25.000 en de rest f 19.000 gebruikt was, om een grootere afschrijving toe te passen en er een potje van te vormer om stelselmatig de gemeente verder te elec trificeeren. Thans zijn nog in vrij belang rijke deelen van de gemeente geen kabel.' aangelegd, zoodat hoe gaarne ook ir die deelen de gemeentenaren geen stroorr kunnen betrekken en men daardoor de eigenlijke gezonde ontwikkeling van hei bedrijf stelselmatig tegenhoudt!. Voorts meenen wij, dat de prijszetting nog een beletsel is, anders zou het bedrijf beslist nog een hoögere vlucht hebben genomen. Als ondanks dat alles dit jonge bedrijf vanaf den aanvang tot heden zulke gunstige* uitkomsten vertoont, dan bewijst dit hoe- «eer met de verstrekking van electrischen stroom aan de behoefte wordt voldaan. DE ZWART. De Rechtbank te Amsterdam heeft Vrij dag de behandeling voortgezet van de zaak tegen den 42-jarigen bouwondernemer M. M., beschuldigd van moord, subs. dood slag, geweldpleging of zware mishandeling met' doodelijk gevolg, enz., gepleegd op den makelaar Busch op 22 October 1915 in de garage van perceel 23 tot 25 aan den Over toom te Amsterdam. Allereerst stelde de president beklaagde nog eenige vragen in verband met betalin gen, door hem aan Busch gedaan, en in verband met het accept, dat deze van hem had. De president maakte hem opmerk zaam op verschillen tusschen zijn ter te rechtzitting en vroeger daarover afgelegde verklaringen, waarop beklaagde zeide: als u me in de gelegenheid stelde, al de stukken nog eens na te zoeken en na te pluizen, dan zou ik kunnen ophelderen, wat voor ver schillen er nog bestaan. Het is immers 10 jaar geleden, ik heb dat allemaal zoo pre cies niet meer in mijn herinnering. President: Waarom hebt u dat destijds niet gezegd? Uw vroegere verklaringen op de punten, waarover het hier gaat, waren zeer duidelijk en pertinent. Beklaagde: De heeren willen me in de war maken. Pres.: Als ik er alles.bijhaalde, wat met de zaak niet te maken heeft, zou u dat kun nen zeggen. Het verhoor, dat nu volgde, was moeilijk te volgen, doordat beklaagde nogal heftig werd en telkens den president, als die vra gen stelde, in de rede viel, totdat de presi dent vroeg: houdt ge volk dat ge, toen ge Busch aanpakte, hebt geroepen: jij ellende ling, wil je mijn vrouw nog meer verdriet aandoen? Bekl.: Dat heb ik geroepen, toen hij op den grond lag. De president leest daarna een verklaring voor, door beklaagde's vrouw afgelegd ter terechtzitting' bij gesloten deuren. Zijn vrouw had toen verklaard: Het is volstrekt onwaar, dat Busch mij het leven op die wijze onaangenaam maakte. Bekl.: „Het is volstrekt onwaar", zoo heeft ze het niet gezegd. Op verzoek van den verdediger wordt vervolgens voorlezing gedaan van een vroe ger afgelegde verklaring van mevrouw r"ot, echtgenoote van dengeen, die door be middeling van Busch de hypotheek ver strekt heeft. Deze dame had verklaard, dat zij er bij was geweest, dat beklaagde's vrouw eens bijna flauw was gevallen, toen Busch het haar weer lastig maakte om geld. Eveneens doet d e griffier voorlezing van een verklaring van de vrouw van d. K., volgens welke beklaagde's vrouw haar eens gezegd zou hebben: Wat is die Busch toch een akelige kerel, hij kan nooit van je lijf afblijven. Daarna hoort de rechtbank mr. Post, die indertijd curator is geweest in het faillisse ment van beklaagde. Hij meent zich te her inneren, dat Busch in dit faillissement een vordering heeft ingediend van 1600, die toen niet erkend is. Op de crediteurenlijst komt hij voor voor een bedrag van 450. Beklaagde zegt, dat Busch niet voor den curator wilde weten, dat die 1600 was provisie voor hypotheken of op te schuiven hypotheken.' Prof. Brouwer verklaart, Busch in 1913 in zijn polikliniek gehad te hebben met klachten over zwakte in den linkerarm en tintelingen in linkerarm en linkerhand. Ge tuige herinnert zich den patiënt, die avia- teur was. De man klaagcre ook over doof heid. Volgens eigen mededeeling had hij 23 jaar geleden lues <*ehad. Deskundige heeft geen aanteekeningen over den toe stand van het hart van den patiënt, wat er op wijst, dat het hart normaal was. Patiën ten, die lues hebben gehad, worden steeds op het hart onderzocht. De voorgeschreven g:neesmiddelen wijzen er ook niet op, dat usch een niet goedf functionneerend hart had. Heftige incidenten tusschen den president 'en den verdedi ger; ide 'verdediger met schor ting ie uitoefening van zijn beroepbedreigd. De verdediger, ml. Levy, stelde vervol gen» de vraag, of Busoh aan prof. Brouwer indertijd gezegd heeft, dat hij „een groote boemelaar was". De deskundige zegt, dat hij hierop niet in het publiek kan antwoorden. De president acht de vraag overbodig. Verdediger: Dan wil ik de volgende vraag stellen. Ik heb hier een zuiver chro nologische aaneenrijging van al de verkla ringen, door den beklaagde afgelegd om trent de wijze waarop en de verschijnselen, waaronder Busch gestorven is onder zijn handen. Acht de deskundige het mogelijk, dat een leek een dergelijke beschrijving kan fantaseeren? De president: De rechtbank acht deze zaak afgehandeld. De verdediger: Deze zaak is nog .niet behandelde De vraag is slechts gesteld aan een deskundige van de verdediging. Ik acht het van groot belang, dat ook deze getuige-' deskundige a charge haar beantwoordt. De president: De rechtbank acht deze zaak voldoende toegelicht. De verdediger: Ze is heelemaal niet toe gelicht. Ik verlang, dat deze vraag gesteld worde. De president: Mijnheer Levy, hebt u de uitspraak van de rechtbank gehoord? Mr. Levy i(zeer heftig): Ik vraag hier omtrerit een gemotiveerde uitspraak. De president: De rechtbank verleent al leen acte. Mr. Levy: Dan wensch ik te constatee ren, dat dit van uw kant een volmaakt een zijdige behandeling van de zaak tegen den beklaagde is. Ik heb deze vraag gesteld omdat het antwoord van den deskundige mij bekend is. Ook de politie heeft haar aan den deskundige gesteld. Dat antwoord luidt, dat een leek zulk een beschrijving als de beklaagde gegeven heeft, onmogelijk kan fantaseeren. Onder het uitroepen van deze woorden is mr. Levy heftig gesticuleerend voor de rechtbank komen te staan. Hij slaat zelfs in groote opwinding op de tafel. De president: Ik schors de terechtzitting om mr. Levy in de gelegenheid te stellen tot kalmte te komen. Beklaagde zit intusschen te huilen. Mr. Levyj Ik ral het uitschreeuwen! Schorst u maar de zitting, opdat ik kalm worde, dan kunt ge lang schorsen. Ge kunt ook schorsen om zelf billijk te worden. Bij zulk een vermoording van het recht kan een jurist niet kalm worden. Dan kan de rechtbank lang in raadkamer blijven! De rechtbank heeft intusschen de audiën tiezaal verlaten. Eenige van de talrijk aan wezige advocaten trachten vergeefs mr. Levy tot kalmte te brengen. Hevig opge wonden blijft hij op en neer loopen door de zaal, aan zijn verontwaardiging lucht ge vend met uitroepen als: Het is een schan daall Het ligt niet aan mijl Ik verlang recht en geen macht Zulk een onderzoek is een,schande voor de justitieII Het duurde geruimen tijd, voordat de confrères van mr. Levy er in geslaagd wa ren, hem eenigszins tot bedaren te brengen. Daarna kwam de rechtbank weer binnen, en heropende de president, mr. Eekhout, de zitting. Hij zeide: Ik deel u, mijnheer de verdediger, namens de rechtbank als haar oordeel mee, dat ge u nu voor den tweeden keer hebt schuldig gemaakt aan overtreding van art. 20 van reglement III, hetwelk zegt: „Als een advocaat zich bij pleidooi of anderszins op oneerbiedige wij ze gedraagt, of zich verzet, of zich onbeta melijke uitdrukkingen veroorlooft tegen de rechtbank, de wet of het openbaar gezag, zal hetzelfde college bevoegd zijn, hem voor bepaalden tijd in de uitoefening van zijn /eroep te schorsen". De rechtbank wil nog vachten, de zaak verder met u te behande- en. Maar als ge op deze wijze voortgaat, als ge u weer vergeet in onbetamelijke uit drukkingen, zal ik de rechtbank voorstel len, u te schorsen. Mr. Levy: Vraagt u van mij een ant woord? Pre».: Neen. D^r' 'h dan verzoek doen? Pres.: Neen. U mag vragen stellen aan den deskundige, maar buiten het onder werp, waarvan de rechtbank zoo straks heeft uitgemaakt, dat het afgehandeld is. De verdediger stelt daarna nog eenige vragen aan den deskundige. Hij toont ver volgens aan den deskundige een kaart, waarop Busch eigenhandig eenige aantee- ceningen heeft^geschjeven, n.1.: „druiven- suiker in urine", clan een naam van een ge neesmiddel bij suikerziekte, en de woorden „commissaris waarschuwen, als er iets ge beurt". D* deskundige herinnert zich niets van verschijnselen van suikerziekte bij Busch. Vervolgens hoort de rechtbank dr. Bak ker, een der artsen, die Busch indertijd tijdens zijn verpleging in het Binnengast huis hebben behandeld. Deze deskundige verklaart, dat een passage in de ziektege schiedenis over huiduitslag niet betreft iets wat geconstateerd is, maar berust op mede- deelingen van den patiënt. Dr. Meursink, opnieuw gehoord, ver klaart daarna op een vraag van den verde diger, dat hij het niet wel mogelijk oor deelt, dat een leek een beschrijving, zooals beklaagde gegeven heeft van de verschijn selen, waaronder Busch stierf, zou kunnen fantaseeren. Mr. Post, daarna opnieuw voorgeroe pen, verklaart, dat de vordering van Busch in het faillissement van beklaagde nooit als provisievordering is ingediend, maar als arbeidsloon. Busch wilde n.1. tegenover de familie Pot niet weten, dat hij provisie kreeg voor de door haar verleende hypo theken. Getuige Stap, timmerman, verklaart!, dat hij in 1915 bij beklaagde M. werkte. Op een ochtend, aldus getuige, zag ik in de garage, dat er 's nachts of 's avonds ge werkt moest zijn. Er lag n.1. tegen den ach termuur een hoop zand, die er den avond tevoren niet gelegen had. Getuige heeft toen tegen Eeltjes gezegd: Hier is wat ge beurd, wat de politie niet mag weten, of het gaat hier om een smokkelhandel. Hier op heeft Eeltjes niet veel geantwoord. Wanneer het precies was, weet getuige niet meer, maar het was wel in den tijd, dat verteld werd,»dat Busch naar Amerika was. Denzetfden dag, dat getuige dien hoop zand zag, liep beklaagde met twee verbon den vingers. Beklaagde ontkent, in den tijd van de verdwijning van Busch met een verbonden hand te hebben geloopen. De president herinnert hem aan de ver klaring van dr. Voorhoeve, dat deze hem op 24 October 1915 een der handen ver bonden heeft; op 22 October is volgens zijn eigen verklaring Busch in zijn hardden doodgebleven. Beklaagde: Ja, toen heb ik mijn hand tusschen de schuifdeuren geklemd. Daarna is gepauzeerd. Het requisitoir. Na de pauze was het woord aan den ambtenaar van het O. M., mr. Reilingh, tot het houden van zijn requisitoir. Naar mijn gevoelen, zoo begon de amb tenaar, heeft het volledige licht over deze zaak nog niet geschenen. Dit is te meer te betreuren, omdat er verschillende personen zijn, die dit wel hadden kunnen doen schij nen, en het is hun gemakkelijk gemaakt, omdat wij de toezegging hadden, dat zij er geen nadeelige gevolgen van zouden onder vinden. Te meer is het te betreuren, omdat er in verband met deze zaak namen ge noemd zijn van personen, die daardoor misschien ten onrechte in een ongunstig daglicht zijn gekomen. Spr. hoopt, dat het geweten van diegenen, die kunnen spreken, alsnog, vóór de sluiting van het onderzoek, wakker moge worden. Hij heeft in den aanvang de kleine mogelijkheid aangeno men, dat beklaagde's verklaringen juist zouden zijn, maar dit heeft hij moeten los laten op het oogenblik, toen beklaagde de bekentenis van den diefstal van het geld terugnam, zeggende, dat hij het geld van het lijk heeft weggenomen, omdat hij het zonde vond, dat het in het graf zou gaan. Hiertoe kan zijn motief zijn geweest, dat hij hiermede slechts erkende, het geld Jte hebben verduisterd, een misdrijf, dat hem niet ten laste is gelegd en dat trouwens verjaard zou zijn. Bij het verhoor van 9 Januari zeide bekl. voor den rechter-com- missaris: „Ik heb hem beroofd van alle geldswaarden; ook heb ik hem van een ket- tingring beroofd, maar verder heb ik niets beroofd". Driemaal gebruikte hij dus het woord berooven, een voor hemzelf zeer be zwarend woord. Op 23 Januari verklaarde hij, dat de haat tegen Busch weer bij hem opkwam; dat hij dacht: nu kun je het ac cept krijgen, en dat hij besloot, het geld en andere waarden van hem af te nemen. La ter weer zegt hij, dat hij dat gedaan heeft uit zelfzuchtige motieven, ook omdat Busch hem en zijn vrouw het leven zoo vergald had. Eenige dagen later, zoo vervolgde hij, had ik spijt, dat ik dit gedaan had, en vatte ik de gedachte op, het voor zijn vrouw en zijn kinderen te bewaren. En weer in een ander verhoor: „Tenslotte ben ik gezwicht en heb ik hem alles ontnomen". Wij hebben hier dus een tijdperk van 4 a 5 maanden, waarin hij telkens na dit eerst spontaan gedaan te hebben, den diefstal er kende. Er kan hier dus allerminst sprake zijn van een vergissing van hemzelf of van een misverstand van den rechter-cammis- saris. In het vervolg van zijn requisitoir zeide de officier van justitie, mr. Reilingh, dat de nieuwe lezing, die M. thai^s van zijn doen en laten geeft, wordt ontzenuwd door de getuigenverklaring van den broer van Busch, die bij bekl. is geweest om hem te vragen, aan de weduwe te betalen, wat hij Busch schuldig was, n.1. f 1372. Toen heeft hij gezegd, dat niet te kunnen doen, omdat Busch terug kon komen, wat hij zeer goed wist, dat onmogelijk was. Op alle mogelijke manieren had hij aan de familie Busch het geld, dat hij schuldig was, kunnen doen toekomen, zonder dat iemand zou weten, waar het vandaan kwam. Den diefstal bekennende, heeft hij dus den rechter-commissaris de volle waar- ïeid gezegd. Den diefstal acht spr. hier mede volkomen bewezen. Wij kunnen dus, aldus spreker, de ver klaringen van dezen bekl. niet zoo maar voetstoots aannemen. Wij hebben hier een >ekl., die voorgeeft, boete te doen voor God en voor zijn aardschen rechter de volle waarheid te willen zeggen. Een dergelijke >ekl. mag in dien zin zijn verklaringen niet wijzigen. Ook zijn gedenkschriften, waaraan spr., ondanks den gezwollen stijl, zeker primi tief talent voor schrijven niet kan ontzeg gen, bevatten wel degeliik aanwijzingen, dat bekh Busch opzettelijk heeft gedood. Anders laat het zich toch ook haast niet denken, dat bekl. niet onmiddellijk de auto riteiten erbij zou hebben gehaald. Hoeveel beter zou zijn zaak er dan hebben voorge staan, als vast was komen te staan, dat hij den man bij ongeluk had gedood. Hoe is het, als dit het geval is geweest^ mogelijk, 3at men twee uur daarna, het lijk nog wel volledig beroofd, een biertje gaat drinken en den volgenden dag volledige inflichtingen gaat geve9. over het vertrek van den over ledene naar Amerika? De berooving wijst er geheel op, dat bekl. den dood van Busch heeft beraamd om hem daarna te berooven. Het laat zich niet denken, dat men iemand, dien men in dolle drift doodt, berooft. Het openbaar ministerie acht moord overtuigend en wettig bewezen. Dit alles betreft echter nog slechts het overtuigend bewijs. Maar spreker meent, dat ook het wettig bewijs geleverd is. Hij wil er nog op wijzen, dat bekl. zeer korten tijd nadat hij vernomen heeft, dat er getui gen aan het spreken waren gegaan, kijn houding gewijzigd heeft. Beklaagde is te ruggekomen op verschillende verklaringen, vroeger afgelegd. Daarbij komt de allertreurigste finan cieele toestand, waarin beklaagde, gelijk in rechten vast is komen te staan, in het n;. jaar van 1915 was komen te verkeeren. Wel had hij van het Credit Mutuel pas f 4000 gekregen voor den afbouw van hei perceel aan den Overtoom, maar dit was zoozeer een druppel op een gloeiende plaat, dat hij zelfs uitstel vin zijn electriciteits- rekening móest vragen. Beklaagde wist, dat Busch, toen deze bij hem kwam, zeer vee geld bij zich had. Hij heeft het voor den rechter-commissaris erkend, al heeft hij er later van gemaakt» Ik wist, dat Busch ge woonlijk veel geld bij zich had. Dit wist hij ook uit eigen waarneming Het verbetering brengen in zijn treurigen financieelen toestand kin dus voor bekl. een motief zijn geweest om Busch van het leven te berooven. Verschillende getuigen, met wie Busch op den dag van zijn verdwij ning in aanraking of gezelschap is geweest, hebben eenstemmig verklaard, te hebben gezien, dat hij duizenden guldens bij zich had. Zeker mogen we aannemen, dat hij 30.000 bij zich had, een bedrag, dat groot genoeg was om een enorme verandering teweeg te brengen in zijn berooiden finan cieelen toestand. Nu is het wel waar, dat zijn financieale toestand zeer spoedig nn dien tijd weder zeer slecht was; hij moest meubels hebben, en nam die in consignatie. Dit wijst erop, dat hij het groote bedrag, dat hij van het lijk van Busch genomen heeft, niet voor^zich alleen heeft kunnen behouden, dat hij heeft moeten deelen met anderen; dat er een complot is geweest, en hiermede staat de voorbedachte raad vast. Spreker zet voorts .uiteen, 'dat beklaagde de kist met het lijk onmogelijk alleen van 'den kelder naar den kuil heeft kunnen krij gen. Al zijn pogingen om aan te wijzen wie hem daarbij geholpen heeft of hebben heb ben gefaald. En dit wijst op opzettelijke misleiding; evenzeer misleidt beklaagde ons als hij voorgeeft, dat hij zonder iemands hulp de kist in den kuil heeft ge kregen. Hiervan is de absolute onmogelijk heid wel komen vast te staan. Onmogelijk is het, dat hij de steenen, die onder de kis: zijn gevonden, daaronder heeft kunnen wer ken zonder iemand's hulp. In het begin spreekt hij van het inzetten vaA de kist, die .van handvatten voorzien was; later spreekt hij van „laten zakken met touwen". Spr. komt dan'tot de kwestie, die bestond tusschen Busch en beklaagde. Is het waar, dat Busch hem het leven zoo moeilijk maakte? Er was geen sprake van, dat M. aan Busch overgeieverd was; eerder had bekl. M. den anderen in zijn macht, die immers voor de familie Pot niet wilde weten, dat hij voor het bezorgen vart de hypotheken provisie zbu hebben genoten. Niets is ervan gebleken, dat Busch het leven van beklaagde's vrouw en haar fami lie zou hebben vergald. Wat het accept betreft, spr. erkent, dat het hem niet gelukt is dit punt volledig te 'reconstrueeren. Het schijnt, dat er een ac cept heeft bestaan; niets is komen vast te staan, dat het op 22 October 1915 nog be stond, noch tot welk bedrag het accept was ingevuld. Thans het causaal velband tusschen den aanval van M. op Busch, en den dood in verband met de lichamelijke gesteldheid met B. Meermalen heeft veroordeeling we gens doodslag of moord plaats gehad, zon der dat op het lijk van het slachtoffer sectie heeft kunnen geschieden. Volgens de be schrijving, welke beklaagde geeft, zou de waarschijnlijke doodsoorzaak geen worging zijn geweest, maar evenmin dood door in hibitie. Er zijn vele mogelijkheden geop- S:rd van ongesteldheden en ziekten, die usch zoude hebben gehad; maar de ver klaringen van prof. Brouwer maken deze veronderstellingen zeer onwaarschijnlijk. De eenige aanwijzing, die hiervoor bestaat is, dat Busch zelf wel eens gezegd heeft, dat hij 18 jaar geleden een zekere ziekte heeft gehad. Maar de medici, die hem tus schen 1901 en zijn dood in 1915 hebben behandeld, hebben daarvan niets bejnerkt, alle deskundigen zijn het erover eens, dat het onverantwoordelijk is geweest van be klaagde, dat hij doorgegaan is met zijn ste- vigen greep in den nek van Busch, toen deze vaalbleek werd en schuim op den mond kreeg. Alleen reeds dat hij toen nog niet losliet wijst erop, dat het zijn bedoeling was om te dooden. Het O. M. etecht 20 Jaar gevan genisstraf wegens moord. Spr. resumeert dan alle bovenstaande argumenten, die hem leiden tot de slot som, dat beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan moord met voorbedachten rade. De gruwelijkheid van het misdrijf behoeft spr. niet nader te sohetfsen. Hij wil er sleohts op wijzen dat beklaagde nieta heeft gedaan om de gevolgen van «tJn da-iU voor de nabestaanden van zijn slachtoffer te verzachten. Verzachtende omstandigheden vindt spr. niet. Hadden we hier, wat gelukkig niet het geval is, nog de (ioodstraf. en een jury-rechtspraak, het ware niet twijfelachtig, welke straf dezen beklaagde wachtte. Na ^gdurig wikken en wegen is spr. echter tot het in zicht gekomen, dat er omstandigheden zijn buiten den beklaagde om, die aan leiding moeten zijn om geen levenslange gevangenisstraf te vorderen. Wegens het primair ten laste gelegde, moord met voorbedachten rade, vordert de ambtenaar van het O. M. tegen den be klaagde M. M. een gevangenisstraf van Het woord was vervolgens aan den ver dediger, mr. Alfred Levy, voor het voeren van tfijn pleidooi. Tusschen mfl en mijn geaohten tegen- pleiter, zoo begon hij, botsen en zullen bot sen twee meeningen. De officier gaf een eerlijke overtuiging, de mijne is daaraan tegenovergesteld. Maar desondanks zul len tusschen ons geen oonflicten ontstaan. Wat u betreft, mijnheer de President, ik ben overtuigd van de goede bedoelin gen, welke u in deze zaak hebben geleid, maar wel vreesde ik van den aanvang af, dat tusschen ons wel conflicten zouden ontstaan. Daarom vroeg ik aangtonds: wilt toch een overtuiging respecteeren. Die botsingen zijn ontstaan doordat op be paalde oogenblikken het temperament aan beide zijden te sterk bleek om ons in toom te houden. President: Mijnheer Levy, ik kan niet toestaan dat u in deze zaak over mijn lei ding spreekt. De verdediger: Ik zal mfj aan uw lei ding volledig onderwerpen om nieuwe conflicten te voorkomen. Het door den officier gevolgde syBteem, zoo vervolgt pL, is, dat er voorbedachte raad bestond bij beklaagde om te dooden. Mijn eerlijke overtuiging is, dat het on derzoek op dit punt is uitgeput Nergens in het heelal is een mensch te vinden die zou kunnen verklaren omtrent de mede plichtigheid van wien ook aan den dood van Busch. En wat verder den voorbedachten raad aangaag wie van plan- is om iemand te dooden zal het zeker nooit zoo aanleggen, als beklaagde het heeft aangelegd. Alle feiten wijzen erop, dat hij op den noolotti- gen avond verrast is geweest door de aan wezigheid van een lfjk in zijn huis bij avond; hoe moest hij zich ervan ontdoen? Wie het plan om iemand te dooden tevo ren beraamd heeft, gebruikt geen kist Allee had in dit stelsel moeten hebben klaargestaan, van te voren gearrangeerd moeten zijn. Als M. gehandeld heeft in rustig, kalm beraad, hoe is het dan mog^ lijk dat Zaterdagmiddag het graf nog openstond? Een geroutineerde moorde naar zou van te voren een diep smal graf hebben gegraven; en daarin het lijk heb ben geëvacueerd, zonder kist om bet ont bindingsproces zooveel mogelijk te be spoedigen. Bovendien blijft er geen twijfel over, of de kuil is gegraven op Zaterdagmor gen, dus niet vóór den dood van Busch. Wanneer we hier te doen hadden met een ■moord met voorbedachten rade met mede plichtigen, dan zouden zij tezamen het lijk onmiddellijk hebben begraven. En hoe on waarschijnlijk is het ook, dat hij Busch in zijn huls zou hebben gelokt om hem te dooden op een uur dat zijn huisgenoo- ten ook thuis waren, en er zelfs visite van zijn schoonzuster was. De officier concludeert ook den voorbe dachten raad, de onjuistheid van de ver onderstelling, dat Busch tengevolge van een ongeluk zou zijn gestorven, hieruit, dat hij zelf de politie er niet bij gehaald heeft. Maar gelooft de offiioer zelf, dat M. nog een oogenblik op vrije voeten zou zijn gebleven, als hij onmiddellijk de po litie gewaarschuwd had? Temeer, waar immers het geld, dat Busoh bij zich moest hebben, verdwenen was? PI. betoogt voorts, dat de bekentenis van beklaagde is een volledige zelf-aan- klacht, die zelfs vertoont een climax; een zelf-aanklacht, waarbij heelemaal geen sprake is van later terugkrabbelen. Hü schrijft zelfs ln zijn gedenkschriften, dat hij het zelf niet begrijpt, maar dat hij vol komen bij zijn positieven was, toen hij den ring van het lijk afnam, al duizelde het hem. Hij erkent zelfs, dat hij onmid dellijk het voornemen had gemaakt: beken wat ze je bewijzen kunnen, maar ontken verder allosl Dat is een rQoksichtlose zelf aanklacht! Zelf noemt hij zich in zijn ge denkschriften een moordenaar, omdat nij niet wist dat het mogelijk was, dat Busch duur andere oorzaken gestorven is. Deze mogelijkheid heeft pl. hem niet voorge houden. Ze ia tot beklaagde eerst doorgedrongen op de zitting: want beklaagde was voor pleiter niet anders dan een object van observatie. Pleiter ia er dus volkomen en eerlijk ran overtuigd, dat de bekentenis van be daagde volledig is. Wanneer er tegen spraken voorkomen in deze gedenkschrif ten ten aanzien van zjjn zelf-analyse, zijn gedaohtengang en zijn motieven, dan is dezo toch voldoende verklaard door het tijdsverloop van tien Jaar tusschen het voorgevallene en het te boek Btellen daar van. Met te schrijven gelijk hij deed, kan be daagde niet de bedoeling hebben gehad om de zaak voor zichzelf minder leelljk e maken. Het is toch volkomen hetzelfde, WJ onmiddellijk of eerst twee maanden ater het geld van Busoh is gaan gebrui- xen. Men moet iemand, die zichzelf in geen enkel opzicht bij zijn zelfbeschuldi ging spaart, die in zijn gedenkschriften nooit poogt, eens gedarie zelfbeschuldi gingen te herroepen, eerder ze telkens er- I [er maakt, men moet zoo iemand toch niet Kmtvaardig als comediant besohouwen. s het niet aannemelijk dat beklaagde, toen lij voor den rechter-commissaris kwam met de bekentenis: ik heb dezen man ge dood, na, tien jaar zich niet meer herin nert, dat hij eerst twee maanden na het feit begonnen is, het geld van Buaoh ais het «ijne te beschouwen?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 6