De moord op den makelaar Busch
20 3aar' Het pleidooi.
een afschrijving/van 3 X op het net onvol
doende is? Dan helpt toch zoo'n begroo-
tingspost niet. Wel als het b edrag wat
minder wordt uitgegeven dan er voor is
geraamd, voor kwade jaren zou worden
gereserveerd. Doch dit geschiedt niet. Is
ook de technische leiding wel overtuigd,
dat wij ruim 33 jaar met dit net zullen
doen? M. a. w. is een afschrijving- van 3
niet te laag? Wij meenen van wel.
Overigens komt het ons voor, dat de
winst nog onnoodig is opgedreven door
al'erlei kleine uitgaven niet onder „onder
houd", maar onder „uitbreiding" te boe
ken. B.v. wordt er voor 69.07 aan inven
taris bijgekocht en onder „uitbreiding"
opgenomen, terwijl slechts van het totai'e
bedrag van den inventaris 52.66 wordt
afgeschreven. Vooral bij den aankoop dezer
kleine zaken moest o. i. meer rekening ge
houden worden met de waarde, die de arti
kelen na aankoop en gebruik nog hebben,
dan met den aanschaffingsprijs. Idem is
dit het geval met den voorraad drukwerk.
Wie zal nu b.v. met zekerheid kunnen be
palen, dat het in voorraad zijnde drukwerk
bij'den Compt. dienst juist op 31 Decem
ber 1924 een bedrag van 121.98 verte
genwoordigde en niet 122 of f 100.
Een belangrijk verschil in raming en
pitgaaf is voorts te constateeren bij de
posten voor belasting en verzekering.
Waardoor dit veroorzaakt is, staat niet
vermeld.
Wat we evenmin kunnen verklaren, is de
wijze van de verdeeling der kosten over de
drie bedrijven van de commissie-vergade
ringen. Zoo staat irt totaal voor dit doel
uitgegeven in 1924 77.52, waarvan ten
laste van het edectriciteitsbedrijf is gebracht
25.23, idem Waterleidingbedrijf ƒ37.80
en idem Gasfabriek 14.19. Men vraagt
zich onwillekeurig af, of de tijdsduur, wel
ke de Commissie van Bijstand aan ieder
onderwerp ten behoeve der bedrijven op
elke vergadering afzonderlijk heeft besteed,
is opgeteekend, om die verdeeling van las
ten aldus te bewerkstellen. In elk geval
moet er toch een zekere maatstaf van bere
kening aan ten grondslag liggen, anders
«ou men de totale kosten over de drie be
drijven gelijk hebben verdeeld. Kost die be-
rekening, althans de arbeid daaraan be
steed, niet noodeloos veel?
En nu de wTnstuitkeering. Zooals uit de
bovenstaande Verlies- en Winstrekening
blijkt, had men gerekend op een winst var
ruim f 18.000; het is geworden 44.000
Wij meenen, dat dan de gemeente best ge
noegen had kunnen nemen met een ont
vangst van 25.000 en de rest f 19.000
gebruikt was, om een grootere afschrijving
toe te passen en er een potje van te vormer
om stelselmatig de gemeente verder te elec
trificeeren. Thans zijn nog in vrij belang
rijke deelen van de gemeente geen kabel.'
aangelegd, zoodat hoe gaarne ook ir
die deelen de gemeentenaren geen stroorr
kunnen betrekken en men daardoor de
eigenlijke gezonde ontwikkeling van hei
bedrijf stelselmatig tegenhoudt!. Voorts
meenen wij, dat de prijszetting nog een
beletsel is, anders zou het bedrijf beslist
nog een hoögere vlucht hebben genomen.
Als ondanks dat alles dit jonge bedrijf
vanaf den aanvang tot heden zulke gunstige*
uitkomsten vertoont, dan bewijst dit hoe-
«eer met de verstrekking van electrischen
stroom aan de behoefte wordt voldaan.
DE ZWART.
De Rechtbank te Amsterdam heeft Vrij
dag de behandeling voortgezet van de zaak
tegen den 42-jarigen bouwondernemer
M. M., beschuldigd van moord, subs. dood
slag, geweldpleging of zware mishandeling
met' doodelijk gevolg, enz., gepleegd op den
makelaar Busch op 22 October 1915 in de
garage van perceel 23 tot 25 aan den Over
toom te Amsterdam.
Allereerst stelde de president beklaagde
nog eenige vragen in verband met betalin
gen, door hem aan Busch gedaan, en in
verband met het accept, dat deze van hem
had. De president maakte hem opmerk
zaam op verschillen tusschen zijn ter te
rechtzitting en vroeger daarover afgelegde
verklaringen, waarop beklaagde zeide: als
u me in de gelegenheid stelde, al de stukken
nog eens na te zoeken en na te pluizen, dan
zou ik kunnen ophelderen, wat voor ver
schillen er nog bestaan. Het is immers 10
jaar geleden, ik heb dat allemaal zoo pre
cies niet meer in mijn herinnering.
President: Waarom hebt u dat destijds
niet gezegd? Uw vroegere verklaringen op
de punten, waarover het hier gaat, waren
zeer duidelijk en pertinent.
Beklaagde: De heeren willen me in de
war maken.
Pres.: Als ik er alles.bijhaalde, wat met
de zaak niet te maken heeft, zou u dat kun
nen zeggen.
Het verhoor, dat nu volgde, was moeilijk
te volgen, doordat beklaagde nogal heftig
werd en telkens den president, als die vra
gen stelde, in de rede viel, totdat de presi
dent vroeg: houdt ge volk dat ge, toen ge
Busch aanpakte, hebt geroepen: jij ellende
ling, wil je mijn vrouw nog meer verdriet
aandoen?
Bekl.: Dat heb ik geroepen, toen hij op
den grond lag.
De president leest daarna een verklaring
voor, door beklaagde's vrouw afgelegd ter
terechtzitting' bij gesloten deuren. Zijn
vrouw had toen verklaard: Het is volstrekt
onwaar, dat Busch mij het leven op die
wijze onaangenaam maakte.
Bekl.: „Het is volstrekt onwaar", zoo
heeft ze het niet gezegd.
Op verzoek van den verdediger wordt
vervolgens voorlezing gedaan van een vroe
ger afgelegde verklaring van mevrouw
r"ot, echtgenoote van dengeen, die door be
middeling van Busch de hypotheek ver
strekt heeft. Deze dame had verklaard, dat
zij er bij was geweest, dat beklaagde's
vrouw eens bijna flauw was gevallen, toen
Busch het haar weer lastig maakte om geld.
Eveneens doet d e griffier voorlezing
van een verklaring van de vrouw van d. K.,
volgens welke beklaagde's vrouw haar eens
gezegd zou hebben: Wat is die Busch toch
een akelige kerel, hij kan nooit van je lijf
afblijven.
Daarna hoort de rechtbank mr. Post, die
indertijd curator is geweest in het faillisse
ment van beklaagde. Hij meent zich te her
inneren, dat Busch in dit faillissement een
vordering heeft ingediend van 1600, die
toen niet erkend is. Op de crediteurenlijst
komt hij voor voor een bedrag van 450.
Beklaagde zegt, dat Busch niet voor den
curator wilde weten, dat die 1600 was
provisie voor hypotheken of op te schuiven
hypotheken.'
Prof. Brouwer verklaart, Busch in 1913
in zijn polikliniek gehad te hebben met
klachten over zwakte in den linkerarm en
tintelingen in linkerarm en linkerhand. Ge
tuige herinnert zich den patiënt, die avia-
teur was. De man klaagcre ook over doof
heid. Volgens eigen mededeeling had hij
23 jaar geleden lues <*ehad. Deskundige
heeft geen aanteekeningen over den toe
stand van het hart van den patiënt, wat er
op wijst, dat het hart normaal was. Patiën
ten, die lues hebben gehad, worden steeds
op het hart onderzocht. De voorgeschreven
g:neesmiddelen wijzen er ook niet op, dat
usch een niet goedf functionneerend hart
had.
Heftige incidenten tusschen
den president 'en den verdedi
ger; ide 'verdediger met schor
ting ie uitoefening van zijn
beroepbedreigd.
De verdediger, ml. Levy, stelde vervol
gen» de vraag, of Busoh aan prof. Brouwer
indertijd gezegd heeft, dat hij „een groote
boemelaar was".
De deskundige zegt, dat hij hierop niet
in het publiek kan antwoorden.
De president acht de vraag overbodig.
Verdediger: Dan wil ik de volgende
vraag stellen. Ik heb hier een zuiver chro
nologische aaneenrijging van al de verkla
ringen, door den beklaagde afgelegd om
trent de wijze waarop en de verschijnselen,
waaronder Busch gestorven is onder zijn
handen. Acht de deskundige het mogelijk,
dat een leek een dergelijke beschrijving kan
fantaseeren?
De president: De rechtbank acht deze
zaak afgehandeld.
De verdediger: Deze zaak is nog .niet
behandelde De vraag is slechts gesteld aan
een deskundige van de verdediging. Ik acht
het van groot belang, dat ook deze getuige-'
deskundige a charge haar beantwoordt.
De president: De rechtbank acht deze
zaak voldoende toegelicht.
De verdediger: Ze is heelemaal niet toe
gelicht. Ik verlang, dat deze vraag gesteld
worde.
De president: Mijnheer Levy, hebt u de
uitspraak van de rechtbank gehoord?
Mr. Levy i(zeer heftig): Ik vraag hier
omtrerit een gemotiveerde uitspraak.
De president: De rechtbank verleent al
leen acte.
Mr. Levy: Dan wensch ik te constatee
ren, dat dit van uw kant een volmaakt een
zijdige behandeling van de zaak tegen den
beklaagde is. Ik heb deze vraag gesteld
omdat het antwoord van den deskundige
mij bekend is. Ook de politie heeft haar
aan den deskundige gesteld. Dat antwoord
luidt, dat een leek zulk een beschrijving
als de beklaagde gegeven heeft, onmogelijk
kan fantaseeren.
Onder het uitroepen van deze woorden
is mr. Levy heftig gesticuleerend voor de
rechtbank komen te staan. Hij slaat zelfs
in groote opwinding op de tafel.
De president: Ik schors de terechtzitting
om mr. Levy in de gelegenheid te stellen
tot kalmte te komen.
Beklaagde zit intusschen te huilen.
Mr. Levyj Ik ral het uitschreeuwen!
Schorst u maar de zitting, opdat ik kalm
worde, dan kunt ge lang schorsen. Ge kunt
ook schorsen om zelf billijk te worden. Bij
zulk een vermoording van het recht kan
een jurist niet kalm worden. Dan kan de
rechtbank lang in raadkamer blijven!
De rechtbank heeft intusschen de audiën
tiezaal verlaten. Eenige van de talrijk aan
wezige advocaten trachten vergeefs mr.
Levy tot kalmte te brengen. Hevig opge
wonden blijft hij op en neer loopen door de
zaal, aan zijn verontwaardiging lucht ge
vend met uitroepen als: Het is een schan
daall Het ligt niet aan mijl Ik verlang
recht en geen macht Zulk een onderzoek
is een,schande voor de justitieII
Het duurde geruimen tijd, voordat de
confrères van mr. Levy er in geslaagd wa
ren, hem eenigszins tot bedaren te brengen.
Daarna kwam de rechtbank weer binnen,
en heropende de president, mr. Eekhout,
de zitting. Hij zeide: Ik deel u, mijnheer
de verdediger, namens de rechtbank als
haar oordeel mee, dat ge u nu voor den
tweeden keer hebt schuldig gemaakt aan
overtreding van art. 20 van reglement III,
hetwelk zegt: „Als een advocaat zich bij
pleidooi of anderszins op oneerbiedige wij
ze gedraagt, of zich verzet, of zich onbeta
melijke uitdrukkingen veroorlooft tegen de
rechtbank, de wet of het openbaar gezag,
zal hetzelfde college bevoegd zijn, hem voor
bepaalden tijd in de uitoefening van zijn
/eroep te schorsen". De rechtbank wil nog
vachten, de zaak verder met u te behande-
en. Maar als ge op deze wijze voortgaat,
als ge u weer vergeet in onbetamelijke uit
drukkingen, zal ik de rechtbank voorstel
len, u te schorsen.
Mr. Levy: Vraagt u van mij een ant
woord?
Pre».: Neen.
D^r' 'h dan verzoek doen?
Pres.: Neen. U mag vragen stellen aan
den deskundige, maar buiten het onder
werp, waarvan de rechtbank zoo straks
heeft uitgemaakt, dat het afgehandeld is.
De verdediger stelt daarna nog eenige
vragen aan den deskundige. Hij toont ver
volgens aan den deskundige een kaart,
waarop Busch eigenhandig eenige aantee-
ceningen heeft^geschjeven, n.1.: „druiven-
suiker in urine", clan een naam van een ge
neesmiddel bij suikerziekte, en de woorden
„commissaris waarschuwen, als er iets ge
beurt".
D* deskundige herinnert zich niets van
verschijnselen van suikerziekte bij Busch.
Vervolgens hoort de rechtbank dr. Bak
ker, een der artsen, die Busch indertijd
tijdens zijn verpleging in het Binnengast
huis hebben behandeld. Deze deskundige
verklaart, dat een passage in de ziektege
schiedenis over huiduitslag niet betreft iets
wat geconstateerd is, maar berust op mede-
deelingen van den patiënt.
Dr. Meursink, opnieuw gehoord, ver
klaart daarna op een vraag van den verde
diger, dat hij het niet wel mogelijk oor
deelt, dat een leek een beschrijving, zooals
beklaagde gegeven heeft van de verschijn
selen, waaronder Busch stierf, zou kunnen
fantaseeren.
Mr. Post, daarna opnieuw voorgeroe
pen, verklaart, dat de vordering van Busch
in het faillissement van beklaagde nooit als
provisievordering is ingediend, maar als
arbeidsloon. Busch wilde n.1. tegenover de
familie Pot niet weten, dat hij provisie
kreeg voor de door haar verleende hypo
theken.
Getuige Stap, timmerman, verklaart!, dat
hij in 1915 bij beklaagde M. werkte. Op
een ochtend, aldus getuige, zag ik in de
garage, dat er 's nachts of 's avonds ge
werkt moest zijn. Er lag n.1. tegen den ach
termuur een hoop zand, die er den avond
tevoren niet gelegen had. Getuige heeft
toen tegen Eeltjes gezegd: Hier is wat ge
beurd, wat de politie niet mag weten, of
het gaat hier om een smokkelhandel. Hier
op heeft Eeltjes niet veel geantwoord.
Wanneer het precies was, weet getuige
niet meer, maar het was wel in den tijd,
dat verteld werd,»dat Busch naar Amerika
was. Denzetfden dag, dat getuige dien hoop
zand zag, liep beklaagde met twee verbon
den vingers.
Beklaagde ontkent, in den tijd van de
verdwijning van Busch met een verbonden
hand te hebben geloopen.
De president herinnert hem aan de ver
klaring van dr. Voorhoeve, dat deze hem
op 24 October 1915 een der handen ver
bonden heeft; op 22 October is volgens zijn
eigen verklaring Busch in zijn hardden
doodgebleven.
Beklaagde: Ja, toen heb ik mijn hand
tusschen de schuifdeuren geklemd.
Daarna is gepauzeerd.
Het requisitoir.
Na de pauze was het woord aan den
ambtenaar van het O. M., mr. Reilingh,
tot het houden van zijn requisitoir.
Naar mijn gevoelen, zoo begon de amb
tenaar, heeft het volledige licht over deze
zaak nog niet geschenen. Dit is te meer te
betreuren, omdat er verschillende personen
zijn, die dit wel hadden kunnen doen schij
nen, en het is hun gemakkelijk gemaakt,
omdat wij de toezegging hadden, dat zij er
geen nadeelige gevolgen van zouden onder
vinden. Te meer is het te betreuren, omdat
er in verband met deze zaak namen ge
noemd zijn van personen, die daardoor
misschien ten onrechte in een ongunstig
daglicht zijn gekomen. Spr. hoopt, dat het
geweten van diegenen, die kunnen spreken,
alsnog, vóór de sluiting van het onderzoek,
wakker moge worden. Hij heeft in den
aanvang de kleine mogelijkheid aangeno
men, dat beklaagde's verklaringen juist
zouden zijn, maar dit heeft hij moeten los
laten op het oogenblik, toen beklaagde de
bekentenis van den diefstal van het geld
terugnam, zeggende, dat hij het geld van
het lijk heeft weggenomen, omdat hij het
zonde vond, dat het in het graf zou gaan.
Hiertoe kan zijn motief zijn geweest, dat
hij hiermede slechts erkende, het geld Jte
hebben verduisterd, een misdrijf, dat hem
niet ten laste is gelegd en dat trouwens
verjaard zou zijn. Bij het verhoor van 9
Januari zeide bekl. voor den rechter-com-
missaris: „Ik heb hem beroofd van alle
geldswaarden; ook heb ik hem van een ket-
tingring beroofd, maar verder heb ik niets
beroofd". Driemaal gebruikte hij dus het
woord berooven, een voor hemzelf zeer be
zwarend woord. Op 23 Januari verklaarde
hij, dat de haat tegen Busch weer bij hem
opkwam; dat hij dacht: nu kun je het ac
cept krijgen, en dat hij besloot, het geld en
andere waarden van hem af te nemen. La
ter weer zegt hij, dat hij dat gedaan heeft
uit zelfzuchtige motieven, ook omdat Busch
hem en zijn vrouw het leven zoo vergald
had. Eenige dagen later, zoo vervolgde hij,
had ik spijt, dat ik dit gedaan had, en vatte
ik de gedachte op, het voor zijn vrouw en
zijn kinderen te bewaren. En weer in een
ander verhoor: „Tenslotte ben ik gezwicht
en heb ik hem alles ontnomen".
Wij hebben hier dus een tijdperk van 4 a
5 maanden, waarin hij telkens na dit eerst
spontaan gedaan te hebben, den diefstal er
kende. Er kan hier dus allerminst sprake
zijn van een vergissing van hemzelf of van
een misverstand van den rechter-cammis-
saris.
In het vervolg van zijn requisitoir zeide
de officier van justitie, mr. Reilingh, dat
de nieuwe lezing, die M. thai^s van zijn
doen en laten geeft, wordt ontzenuwd door
de getuigenverklaring van den broer van
Busch, die bij bekl. is geweest om hem te
vragen, aan de weduwe te betalen, wat hij
Busch schuldig was, n.1. f 1372. Toen heeft
hij gezegd, dat niet te kunnen doen, omdat
Busch terug kon komen, wat hij zeer goed
wist, dat onmogelijk was.
Op alle mogelijke manieren had hij aan
de familie Busch het geld, dat hij schuldig
was, kunnen doen toekomen, zonder dat
iemand zou weten, waar het vandaan
kwam. Den diefstal bekennende, heeft hij
dus den rechter-commissaris de volle waar-
ïeid gezegd. Den diefstal acht spr. hier
mede volkomen bewezen.
Wij kunnen dus, aldus spreker, de ver
klaringen van dezen bekl. niet zoo maar
voetstoots aannemen. Wij hebben hier een
>ekl., die voorgeeft, boete te doen voor God
en voor zijn aardschen rechter de volle
waarheid te willen zeggen. Een dergelijke
>ekl. mag in dien zin zijn verklaringen niet
wijzigen.
Ook zijn gedenkschriften, waaraan spr.,
ondanks den gezwollen stijl, zeker primi
tief talent voor schrijven niet kan ontzeg
gen, bevatten wel degeliik aanwijzingen,
dat bekh Busch opzettelijk heeft gedood.
Anders laat het zich toch ook haast niet
denken, dat bekl. niet onmiddellijk de auto
riteiten erbij zou hebben gehaald. Hoeveel
beter zou zijn zaak er dan hebben voorge
staan, als vast was komen te staan, dat hij
den man bij ongeluk had gedood. Hoe is
het, als dit het geval is geweest^ mogelijk,
3at men twee uur daarna, het lijk nog wel
volledig beroofd, een biertje gaat drinken
en den volgenden dag volledige inflichtingen
gaat geve9. over het vertrek van den over
ledene naar Amerika?
De berooving wijst er geheel op, dat
bekl. den dood van Busch heeft beraamd
om hem daarna te berooven. Het laat zich
niet denken, dat men iemand, dien men in
dolle drift doodt, berooft.
Het openbaar ministerie acht moord
overtuigend en wettig bewezen.
Dit alles betreft echter nog slechts het
overtuigend bewijs. Maar spreker meent,
dat ook het wettig bewijs geleverd is. Hij
wil er nog op wijzen, dat bekl. zeer korten
tijd nadat hij vernomen heeft, dat er getui
gen aan het spreken waren gegaan, kijn
houding gewijzigd heeft. Beklaagde is te
ruggekomen op verschillende verklaringen,
vroeger afgelegd.
Daarbij komt de allertreurigste finan
cieele toestand, waarin beklaagde, gelijk in
rechten vast is komen te staan, in het n;.
jaar van 1915 was komen te verkeeren.
Wel had hij van het Credit Mutuel pas
f 4000 gekregen voor den afbouw van hei
perceel aan den Overtoom, maar dit was
zoozeer een druppel op een gloeiende plaat,
dat hij zelfs uitstel vin zijn electriciteits-
rekening móest vragen. Beklaagde wist, dat
Busch, toen deze bij hem kwam, zeer vee
geld bij zich had. Hij heeft het voor den
rechter-commissaris erkend, al heeft hij er
later van gemaakt» Ik wist, dat Busch ge
woonlijk veel geld bij zich had.
Dit wist hij ook uit eigen waarneming
Het verbetering brengen in zijn treurigen
financieelen toestand kin dus voor bekl.
een motief zijn geweest om Busch van het
leven te berooven. Verschillende getuigen,
met wie Busch op den dag van zijn verdwij
ning in aanraking of gezelschap is geweest,
hebben eenstemmig verklaard, te hebben
gezien, dat hij duizenden guldens bij zich
had.
Zeker mogen we aannemen, dat hij
30.000 bij zich had, een bedrag, dat groot
genoeg was om een enorme verandering
teweeg te brengen in zijn berooiden finan
cieelen toestand. Nu is het wel waar, dat
zijn financieale toestand zeer spoedig nn
dien tijd weder zeer slecht was; hij moest
meubels hebben, en nam die in consignatie.
Dit wijst erop, dat hij het groote bedrag,
dat hij van het lijk van Busch genomen
heeft, niet voor^zich alleen heeft kunnen
behouden, dat hij heeft moeten deelen met
anderen; dat er een complot is geweest, en
hiermede staat de voorbedachte raad vast.
Spreker zet voorts .uiteen, 'dat beklaagde
de kist met het lijk onmogelijk alleen van
'den kelder naar den kuil heeft kunnen krij
gen. Al zijn pogingen om aan te wijzen wie
hem daarbij geholpen heeft of hebben heb
ben gefaald. En dit wijst op opzettelijke
misleiding; evenzeer misleidt beklaagde
ons als hij voorgeeft, dat hij zonder
iemands hulp de kist in den kuil heeft ge
kregen. Hiervan is de absolute onmogelijk
heid wel komen vast te staan. Onmogelijk
is het, dat hij de steenen, die onder de kis:
zijn gevonden, daaronder heeft kunnen wer
ken zonder iemand's hulp. In het begin
spreekt hij van het inzetten vaA de kist,
die .van handvatten voorzien was; later
spreekt hij van „laten zakken met touwen".
Spr. komt dan'tot de kwestie, die bestond
tusschen Busch en beklaagde.
Is het waar, dat Busch hem het leven zoo
moeilijk maakte? Er was geen sprake van,
dat M. aan Busch overgeieverd was; eerder
had bekl. M. den anderen in zijn macht,
die immers voor de familie Pot niet wilde
weten, dat hij voor het bezorgen vart de
hypotheken provisie zbu hebben genoten.
Niets is ervan gebleken, dat Busch het
leven van beklaagde's vrouw en haar fami
lie zou hebben vergald.
Wat het accept betreft, spr. erkent, dat
het hem niet gelukt is dit punt volledig te
'reconstrueeren. Het schijnt, dat er een ac
cept heeft bestaan; niets is komen vast te
staan, dat het op 22 October 1915 nog be
stond, noch tot welk bedrag het accept was
ingevuld.
Thans het causaal velband tusschen den
aanval van M. op Busch, en den dood in
verband met de lichamelijke gesteldheid
met B. Meermalen heeft veroordeeling we
gens doodslag of moord plaats gehad, zon
der dat op het lijk van het slachtoffer sectie
heeft kunnen geschieden. Volgens de be
schrijving, welke beklaagde geeft, zou de
waarschijnlijke doodsoorzaak geen worging
zijn geweest, maar evenmin dood door in
hibitie. Er zijn vele mogelijkheden geop-
S:rd van ongesteldheden en ziekten, die
usch zoude hebben gehad; maar de ver
klaringen van prof. Brouwer maken deze
veronderstellingen zeer onwaarschijnlijk.
De eenige aanwijzing, die hiervoor bestaat
is, dat Busch zelf wel eens gezegd heeft,
dat hij 18 jaar geleden een zekere ziekte
heeft gehad. Maar de medici, die hem tus
schen 1901 en zijn dood in 1915 hebben
behandeld, hebben daarvan niets bejnerkt,
alle deskundigen zijn het erover eens, dat
het onverantwoordelijk is geweest van be
klaagde, dat hij doorgegaan is met zijn ste-
vigen greep in den nek van Busch, toen
deze vaalbleek werd en schuim op den
mond kreeg. Alleen reeds dat hij toen nog
niet losliet wijst erop, dat het zijn bedoeling
was om te dooden.
Het O. M. etecht 20 Jaar gevan
genisstraf wegens moord.
Spr. resumeert dan alle bovenstaande
argumenten, die hem leiden tot de slot
som, dat beklaagde zich heeft schuldig
gemaakt aan moord met voorbedachten
rade. De gruwelijkheid van het misdrijf
behoeft spr. niet nader te sohetfsen. Hij
wil er sleohts op wijzen dat beklaagde
nieta heeft gedaan om de gevolgen van
«tJn da-iU voor de nabestaanden van zijn
slachtoffer te verzachten. Verzachtende
omstandigheden vindt spr. niet. Hadden
we hier, wat gelukkig niet het geval is,
nog de (ioodstraf. en een jury-rechtspraak,
het ware niet twijfelachtig, welke straf
dezen beklaagde wachtte. Na ^gdurig
wikken en wegen is spr. echter tot het in
zicht gekomen, dat er omstandigheden
zijn buiten den beklaagde om, die aan
leiding moeten zijn om geen levenslange
gevangenisstraf te vorderen.
Wegens het primair ten laste gelegde,
moord met voorbedachten rade, vordert
de ambtenaar van het O. M. tegen den be
klaagde M. M. een gevangenisstraf van
Het woord was vervolgens aan den ver
dediger, mr. Alfred Levy, voor het voeren
van tfijn pleidooi.
Tusschen mfl en mijn geaohten tegen-
pleiter, zoo begon hij, botsen en zullen bot
sen twee meeningen. De officier gaf een
eerlijke overtuiging, de mijne is daaraan
tegenovergesteld. Maar desondanks zul
len tusschen ons geen oonflicten ontstaan.
Wat u betreft, mijnheer de President,
ik ben overtuigd van de goede bedoelin
gen, welke u in deze zaak hebben geleid,
maar wel vreesde ik van den aanvang af,
dat tusschen ons wel conflicten zouden
ontstaan. Daarom vroeg ik aangtonds: wilt
toch een overtuiging respecteeren. Die
botsingen zijn ontstaan doordat op be
paalde oogenblikken het temperament aan
beide zijden te sterk bleek om ons in toom
te houden.
President: Mijnheer Levy, ik kan niet
toestaan dat u in deze zaak over mijn lei
ding spreekt.
De verdediger: Ik zal mfj aan uw lei
ding volledig onderwerpen om nieuwe
conflicten te voorkomen.
Het door den officier gevolgde syBteem,
zoo vervolgt pL, is, dat er voorbedachte
raad bestond bij beklaagde om te dooden.
Mijn eerlijke overtuiging is, dat het on
derzoek op dit punt is uitgeput Nergens
in het heelal is een mensch te vinden die
zou kunnen verklaren omtrent de mede
plichtigheid van wien ook aan den dood
van Busch.
En wat verder den voorbedachten raad
aangaag wie van plan- is om iemand te
dooden zal het zeker nooit zoo aanleggen,
als beklaagde het heeft aangelegd. Alle
feiten wijzen erop, dat hij op den noolotti-
gen avond verrast is geweest door de aan
wezigheid van een lfjk in zijn huis bij
avond; hoe moest hij zich ervan ontdoen?
Wie het plan om iemand te dooden tevo
ren beraamd heeft, gebruikt geen kist
Allee had in dit stelsel moeten hebben
klaargestaan, van te voren gearrangeerd
moeten zijn. Als M. gehandeld heeft in
rustig, kalm beraad, hoe is het dan mog^
lijk dat Zaterdagmiddag het graf nog
openstond? Een geroutineerde moorde
naar zou van te voren een diep smal graf
hebben gegraven; en daarin het lijk heb
ben geëvacueerd, zonder kist om bet ont
bindingsproces zooveel mogelijk te be
spoedigen.
Bovendien blijft er geen twijfel over,
of de kuil is gegraven op Zaterdagmor
gen, dus niet vóór den dood van Busch.
Wanneer we hier te doen hadden met een
■moord met voorbedachten rade met mede
plichtigen, dan zouden zij tezamen het lijk
onmiddellijk hebben begraven. En hoe on
waarschijnlijk is het ook, dat hij Busch
in zijn huls zou hebben gelokt om hem
te dooden op een uur dat zijn huisgenoo-
ten ook thuis waren, en er zelfs visite
van zijn schoonzuster was.
De officier concludeert ook den voorbe
dachten raad, de onjuistheid van de ver
onderstelling, dat Busch tengevolge van
een ongeluk zou zijn gestorven, hieruit,
dat hij zelf de politie er niet bij gehaald
heeft. Maar gelooft de offiioer zelf, dat
M. nog een oogenblik op vrije voeten zou
zijn gebleven, als hij onmiddellijk de po
litie gewaarschuwd had? Temeer, waar
immers het geld, dat Busoh bij zich moest
hebben, verdwenen was?
PI. betoogt voorts, dat de bekentenis
van beklaagde is een volledige zelf-aan-
klacht, die zelfs vertoont een climax; een
zelf-aanklacht, waarbij heelemaal geen
sprake is van later terugkrabbelen. Hü
schrijft zelfs ln zijn gedenkschriften, dat
hij het zelf niet begrijpt, maar dat hij vol
komen bij zijn positieven was, toen hij
den ring van het lijk afnam, al duizelde
het hem. Hij erkent zelfs, dat hij onmid
dellijk het voornemen had gemaakt: beken
wat ze je bewijzen kunnen, maar ontken
verder allosl Dat is een rQoksichtlose zelf
aanklacht! Zelf noemt hij zich in zijn ge
denkschriften een moordenaar, omdat nij
niet wist dat het mogelijk was, dat Busch
duur andere oorzaken gestorven is. Deze
mogelijkheid heeft pl. hem niet voorge
houden.
Ze ia tot beklaagde eerst doorgedrongen
op de zitting: want beklaagde was voor
pleiter niet anders dan een object van
observatie.
Pleiter ia er dus volkomen en eerlijk
ran overtuigd, dat de bekentenis van be
daagde volledig is. Wanneer er tegen
spraken voorkomen in deze gedenkschrif
ten ten aanzien van zjjn zelf-analyse, zijn
gedaohtengang en zijn motieven, dan is
dezo toch voldoende verklaard door het
tijdsverloop van tien Jaar tusschen het
voorgevallene en het te boek Btellen daar
van.
Met te schrijven gelijk hij deed, kan be
daagde niet de bedoeling hebben gehad
om de zaak voor zichzelf minder leelljk
e maken. Het is toch volkomen hetzelfde,
WJ onmiddellijk of eerst twee maanden
ater het geld van Busoh is gaan gebrui-
xen. Men moet iemand, die zichzelf in
geen enkel opzicht bij zijn zelfbeschuldi
ging spaart, die in zijn gedenkschriften
nooit poogt, eens gedarie zelfbeschuldi
gingen te herroepen, eerder ze telkens er-
I [er maakt, men moet zoo iemand toch niet
Kmtvaardig als comediant besohouwen.
s het niet aannemelijk dat beklaagde, toen
lij voor den rechter-commissaris kwam
met de bekentenis: ik heb dezen man ge
dood, na, tien jaar zich niet meer herin
nert, dat hij eerst twee maanden na het
feit begonnen is, het geld van Buaoh ais
het «ijne te beschouwen?