M
m
DE SCHIPBREUK VAN HET DUITSCHE
BARKSCHIP „RENOWN".
Die zeylt met een laege spriet,
Kleyne wint en deert hem niet
LIEDJE VAN DE WEEK.
op 6 December 1887.
Naar een novelle ln Boon's Magazijn
Het maoh vloeyen, het mach ebben,
't Qroot 80hlp wil groot w3*®""
[hebben.
VOOR DE KXNDEBE5L
L
Schaatsenrijden rijden Rijn
sas ijs - haat schade.
n.
XXXXXXXXXX Op de staande en
OP GOED DRUKWERK
STAAT DIT MONOGRAM
C. DE BOER JR
BOEKDRUKKER
V
HET OUDE ITF.n VAN HET
„VROUWTJE VAN STAVOREN".
De GtHkwraka.
Hoort, vrienden, hoort 'n lied,
Dat duidelijk zal verklaren
Wat eenmaal la geschied -
Voor meer dian duizend Jaren.
Toen 't oud en btUb Stavoren
Nog hloelde op Frlerienda grond
En van zjjn maoht deed hooren
Door heel het wereldrond.
Daar ln die rhke stad,
(Die jaarlijks duizend schepen;
Belaan met 's werelds schat'
Haar haven ln zag sleepen.
Daar woonde ln roem en eere
Een rijke weduwvrouw,
Wier voorbeeld ons steeds leere
Hoe hoogmoed brengt in rouw.
Geen Ijzer neen, maar goud!
Zoo sprak zij siert mijn woning....
En 'tHuis voor haar gebouwd
Scheen 't woonhuis van een koning.
'tWas al wat de oogen zagen
Vol vorstelijke praaL
En hoeft men meer te vragen?
De stoep was van metaal!
De leuning was zeer schoon
Uit louter goud gedreven.
De deurknop scheen een kroon
Met ipiaarlen als omgeven!.
En breede zilv'ren platen
Geklonken aan den grond
Bedekten al de straten
Zoover haar woning stond!
Daar treedt een zee-kapitein
Haar bij de haven tegen.
„Wat sprak ze zal het zijn?
Wat schoons hebt gij verkregen?
Wat heerlijks brengt gij mede
Uit overzeesch gebied?
Uw schip ligt op de reede
Maar hoe ge antwoordt niet?
„k Heb Immers u gelast
Het kostljjkst in te laden
Wat rondom d'Oostzee wast
En t oog hier kon verzaden!
Wie zich aan prijs moog' storen
'k Vraag nimmer wat het geldt.
De weduw van Stavoren
ZJJ niet teleurgesteld!
„'k Bracht tarwe naar uw zin
Als 't edelst wat wij vonden.
Aan stuurboord kwam het in,
Zooveel wij laden konden.
„Hoe!! gilt ze dol van zinnen....
„Hoe tarwe lage guit?
Bracht ge ze aan stuurboord binnen?
Zoo werpt ze aan bakboord uit!
Helaas het heerlijk graan
Werd ln den vloed geworpen,
'n Grijsaard zag het aan,
Uit een der naaste dorpen.
„Beef zei hij Beef, o vrouwe,
Misschien lijdt ge eens gebrek.
Dat nooit dit stuk u rouwe.
Zwijg sprak ze grijze gekl
Ze lachte en greep haar ring
En wierp met luid geschater
Terwijl ze henengflng,
Hem weg ln t woelend water.
„Kijk! riep ze dwaze kerel,
Eer geef de zee weerom.
Deez' Bohoone ring met parel,
Eer lk tot armoe koml
Het duurde 'n dag of acht
Toen werd op haar verlangen,
Een groote vlsoh gebracht
Zoo pas uit zee gevangen!
Maar sidderend zonk ze neder.
Want reeds met de eerste snee
Vond zij den ring hier weder,
Geworpen in de zeel
Daar tfeedt 'n dienstknecht ln:
Uw sobepen zijn verloren!
De zee zwolg alles ln.
De wraak rust op Stavoren I
^n Andere knecht stuift binnen 1
En biedt 'n blief haar aan.
„God! roept ze, woest van zinnen
Mrtfo glorie Is vergaan!.
Beroofd van goed en geld.
Veracht van wie haar kende.
Was ze als t geschiedboek meldt
Ten prooi aan alle ellende.
Nog doet de nazaat hooren
De hoovaardij tot'les,
Hoe 't vrouwtje van Stavoren
Eens stierf als beed'lares!
Nog ziet men aan het strand
Zoo rijk in vroeger dagen,
De haven gansch verzand
Een zee van halmen dragen!
Maar ledig zijn die aren.
Geen korrel lacht u aan.
Als blijk wat hier voor jaren
Gods Almacht heeft gedaan!
Ja hoogmoed v°rdt verneêrd.
Ia wissen val beschoren.
Wij hebben 'thler geleerd.
Van 't Vrouwtje van Stavoren!
Wilt vrienden er aan denton
Wat ook het lot u Wedt:
'tls God, die tu wil schenken
En hoogmoed past ons met!
van
P. O. S AM WEL.
Het was de 8e December 1887. De
wirai woed fel em boud laxngjs grachten en
straten. Het vroos. De kraaien vlogen
krassend langs den kerktoren op liet
Westplein te Nlenwediep. Op den
ztxxiijik, die een ver gezicht opende op
Texel, die Bandplaten en verder op de
uitgestrekte Noordzee; die daar geheel
verlaten lag; bevonden zich slechts enkele
zeelleden, die onnet bezorgde blikken de
onstuimige zee en de grauwe luchten' ga
desloegen.
Het werd avetnd. De wind sloeg over tot
'n storm, en niaim hand' Over hand lm he
vigheid toe. Groote wit gekamde water
massa's braken op den zworen dijk. Het
scheen of ze zonder ophouden met woest
geweld het bolwerk, door menscben aam-
gelegd, wilden vernielen.
Steeds woedender kookte de zee en hef
tiger brak de sbartm los.
Tegen middernacht scheen het alsóf de
vreeseliijlke elementen jjaimenispanden: om;
aangevoerd! door deni zeegod Neptumus,
het eigendom, dat hun was ontworsteld;
weder te heroemeni
Klagend vlogen de stormvogels over het
water en loerden op de prooi., die de zee
hun waarschijnlijk bracht 't Holle brui
sen der zee werd dieni verschrikkelijken
nacht meer dan ooit te Helder gehoord' en
menig gebed' werd opgezonden tot den
Almachtige voor den armen zeeman.
In een armoedig huisje, aan de binnen
zijde nabij den zeedijk gebouwd, zat een
oude vrouw, bij het licht eener walmende
lamp gebeden opzeggende uit een geel
verschrompeld gebedenboek. Haar lippen
bewogen zich zacht, terwijl haar bij elke
hevige stormvlaag, die de oude hut deed
kraken), het hart ineenkromp. Als werk
tuigelijk voort biddende, ging haar in ge
dachten haar levensloop voorbij. Ze was
wedurwe. Ze zag weer haar kloeken man,
en haar drie forsdhe zonen. Helaas.
Dezelfde zee had eerst haar irnan* en
daarna haar bedde zonen opgeëiacht en.
Ze had tenslotte -berust!
Zou haar thans echter ook het laatste,
wat ze op aarde 'bezat, worden ontnomen.
25e luisterde echter tevergeefs. Ze ves
tigde haar betraande oogen op de deur,
telkens als ze meende eenlg gerucht te
hooren. 't Hart klopte haar in de keel.
Zou hjj dan ook?.
Haze hoort "h haastigen stap. Ze
strompelt, zoo vlug haar stramme lede
maten dit gedoogen, naar de deur, en haar
openend, roept ze gejaagd: Ben jij daar,
Jan?
Ja, moeder! klinkt een heldere stem.
Hier ben ik.
Goddank, dat je thuis bent, wat Is
het "h weer, he?
Ja, móeder, t Is noodweer. Maar
ik moeit weer dirert weg. Daar rijn van
den lichttoren vuurpijlen gezien en er ls
*n schip gestrand. Ik moet mee. Met de
reddingboot. Er is geen oogenblik te ver
liezen.
Maar Jangen.In dat weer? t Is
niet om te doen, zegt ze angstig.
Ja, moeder t moet De menschen
moeten eraf.
Maar Jan.t Is niet mogelijk.
En vervolgt ze snikkend als Je weg
gaat zie fk je zeker niet terug. Je vader
ging ook zoo weg.en.den volgen
den spoelde rin lijk aan strand.Daarna
Klaas en Hendrik. En moet lk jou nu
ook nog missen?
Heb geen zorg, moeder, de boot is
sterk en wordt goed bemand. We hebben
zwemgordels aan en Rijkers zal de boot
ocantmandeerefl'. We moeten toch trachten
de menschen te redden? We moeten; ver
staat ge? En als hot God! behaagt dan
koeren we terug.
(De oude vrouw zag haar zoon met be
wondering aan. Precies rin vader. Meit
van tranen verstikte stem sprak ze: Ga,
ra'n jongen, Je hebt gelijk.Ik zal bid
den, dat God1 jullie moge sparen.
Eigenhandig geeft ze helm zijn zeelaar
zen, zijn oliepak en zuidwester. Ito na
van moeder afscheid te hebben genomen
spoedt Jan Koningstedn zich naar de ha
ven. Hij haalt *n donkere gestalte ln, die
voor hem uit loopt
Ben jij daar, Docrus! roept hij den
mam toe. De aangesprokene wendt zich
om en zegt: Ja, Jan.Bar weer he?
(Dorus Rijkers is die schipper van die
reddingboot. Hij' ls to man, wiens open
'gelaat, met schitterend donkere oogen' en
herculische gestalte, aanstonds den zee
man verraden. Zijn verleden getuigt, dat
hij volkomen met zijn element vertrouwd
ia. Bedde mennen spoeden zich voort
t Was twee uur te middernacht Ter
wijl de storm op zfn felst woedde was de
aandacht der lichtwachten op den vuur
toren 'getrokken door t smal lichtstrookje,
nu en dan herhaald, dat zich flauw, aan
den horizon, in den stik/donkeren nacht
afboekende. Dat waren vuurpijlen. Daar
moest 'n schip in nood verkeeren.
Onmiddellijk werd gerapporteerd naar
het havenkantoor: ^Er vertoonen zich in
het Noordwesten' vuurpijlen. Daar schijnt
'in schip gestrand op de Haaksgromden.
Vermoedelijk op de panmefcoek.""
De pannekoek is 'n beruchte zandplaat,
waar ibfj stormweer de zee overheen stuift.
Aanstonds was, toen de noodlottige tij
ding was getelefoneerd, die havenmeester
present en gaf den kapitein van de Her
cules, ti reusachtige zeesleepboot, die
altijd onder stoom, lag; order om zoo mo
gelijk ter assistentie te vertrekken.
Ten allen tijde en ondier elke weersge
steldheid zijn in den omtrek ven het ha
venkantoor de zeelui op hun post Ter
stond! verbreidde zldh die mare.... "h
schip ln noodt l
Er werd niet getalmd. Ongeacht het
weer wist leder wat hem te doen stond.
En toen Rijkers en Kaningstein die haven
bereikten, lag de roddlngbxit gereed! om
gesleept door de Hercules zee te kie
zen. Want ofschoon het onmogelijk
scheen, moest ia de eerste plaats worden
>eproefd de equipage van het in nood
veikeerenlde zeeschip van te wissen docid
redden. Vrouwen en zelfs kinderen
waren ondanks de koude op het eerste
gerucht komen toeloopen en verdrongen
zich tusschen de mannen.
Hier vlei echter niet te talmen, elk
oogenblik was kostbaar. Er moest gehan
deld worden. De zee zou het schip vernie
len en dam was die manschap aan de gol
ven' ten prooi
Er volgt Tn, haastig afscheid! De
armpjes der in doeken gewikkelde kléi-
non slaan zich een oogenblik om den
breeden nek dies vaders, daarop neetmit
iedler der tien mannen vastberaden ,zjjto
plaats in de 'boot in. Rijkers ls de laatste
die instapt en grijpt met vaste hand het
roer,
l>oor de spreekbuis klinkt het schor
naar de machinekamer: Zachtaan vooruit!
De Hercules met de boot op sleep
touw verlaat den steiger. Kapitein Bak
ker verschijnt op de oammandobrug,
commandeert met rustige stern: Volle
kracht! En nnet luid geraas ploffen de
schepraderen van de raderboot ln het
iter. En kalm en statig verlaten Ibedde
lartulgen ln het 'holst van den nacht de
haven, oom geroepen door zuivere naas
tenliefde en met het voorbijzien' van
eigen behoud een werk van mensdhlle-
venüheid te verrichten, eeniig in rijn soort!
Fantastisch ls de Kleine stoet, die don
kere reuzen ln hun buikgordels, om-
krijscht door opgeschrikte zeemeeuwen,
beschenen door dien rooden gloed van
het havenlicht''Men vraagt rich niet af
welk schip, welke menóchen het zijn, die
hun hulp 'behoeven Rijkers en zijn roei
ers mogen er aan denken, spreken doen
ze niet Elk is op rijn qui vlve. En alB
straks het noodsdhip ln het gezicht ls, dan
weten ze hoe'wind en stroom zijn van
welken kant ze langszij moeten 'komen en
hoe de terugtocht die mede een zeer ge
vaarlijke is, moet worden uitgevoerd.
Kapitein Bakker kan met rijn Hercules
„lezen en schrijven*. Hij kent de Noorder
gaten als zichzelf en houdt er 'n paar
oogen op na ln staat de dikste duisternis
te doorboren.
t Moet trouwens "n oude zeerot rijh, die
bij nacht en storm tusschen de branding
van „Onrust" en de „Razende Bol* het
Westgat durft ultstoomen
De tocht wordt voortgezet De
stuiven over den zuidwester. Het oliepak
druipt van het water. De strijd der
elementen is ditmaal buitengewoon. (Het
is of de zee en Lucht rich hebben samen
gevoegd. Na eenlge uren is de strandings-
pliaats bereikt Het rammelen der kettin
gen bewijst dat de Hercules voor anker
gaat Zfy kan door het afloopende water
het vaartuig niet dan op verren afstand
naderen. De dag breekt aan. Mét onge
duld wordt het „los" van den sleeptros
afgewacht Eindelijk ls de ligging van de
boot gunstig en plotseling dondert het
hoven den storm uit dien mond' van Rij
kers:
En als automatisch krommen rich de
tien roeiers over die riemen en voort schiet
de boot door de branding.
Hemelhoog wordt die boot opgeheven
en daarna weer in de diepte geknakt De
strijd la wanhopig. Met reuzenkrachten
worden de riemen gehanteerd. Da boot
houdt rich voortreffelijk. Rijkers staat
onwrikbaar aan het roer.
Daar klinkt hun het hulpgeschrei dier
arme schipbreukelingen, die dik oogen
blik door de zee kunnen worden verzwol
gen, ln de ooren. Dat verdubbelt hun
'krachten. De strijd duurt voort, doch her
haaldelijk wordt de boot toruy^t «lagen..
En in één oogenblik ls In afstand, die 'n
half uur roelens heeft gekost, soms weer
verloren.
Het schip, dat daar op die zandplaat rit,
is 'n groot Duitsch barkschip, „Renown'
genaamd. Het staat onder bevel van kapi
tein Resenao en ls geladen nnet rijst, van
Bangkok bestemd voor Hamburg. Het ls
door den vreeselijken storm uit de boers
geslagen en op de bank geloopen. De be
manning bestaande uit vijf en twintig
koppen heeft rich angstig bij de ba-
zaansmast samengevoegd' en slaat vüi
hoop den strijd van de reddingboot tegen
de woedende zee gade.
Schipper Rijkers vuurt rin mannen aan
Haal op, jongens.Bij God haal opl
'Verscheldenen der inzittenden bloeden
uit den neus van krachtsinspanning. Ze
zijn weer tot een paar bootriengten het
schip igienaderd. Nu opgepast dat de boot
niet door de zee tegen het schip wordt
verforijlzeld. Een lijm wordt toegeworpen
en met de vlugheid van een kat wordt ze
gegrepen. En roerend 1b het otm te zien 't
verheugde gelaat waarmee de redders
worden begroet.
De Duitsche kapitein staat met de re
volver ln dè band bij de valreep en wijst
de imannen aan, die het schip het eerst
bunnen verlaten. Het zijin de gehuwden,
die het eerst gaan. De reddingboot ban
met geen mogelijkheid meer dan elf men
schen opnemen en hartverscheurend ls de
aanblik van hen; die moeten achterblijven.
Men stoot al En met veel zeemanschap
wordt de terugtocht van da volte bood! paar
de Hercules volbracht
Het is rmlddag geworden. De geredden
worden op de sleepboot overgebracht en
de reddingboot wendt opnieuw dien steven
om het roddingwerk voort te zetten Op
nieuw wordt de strijd gestreden. Het op
komende water bemoeilijkt thans
meer de redding. Ondanks die
Inspanning van krachten Mijven de po
gingen om het schip opnieuw te naderen
vruchteloos. De bemanning ls uitgeput Ze
ieeft thans meer dan twaalf uur op de
riemen gezeten. De duisternis begint al
weer te vallen. En hiermede moeit, hoe
noode ook, van verdere pogingen Voor
dien dag worden afgezien. En zoo blijven
veertien schipbreuken ngon met den nacht
voor den boeg aan boord achter.
De Hercules met rix> dierbare last ver
trekt en juist zagen de opvarenden hoe
de folcke en groote mant achtereenvol
gens van de „Renown" achterover en over
boord' sloegen.
"n Menigte van mannen en vrouwen
verdringt rich WJ de aanlegplaats als de
haven weer wordt 'bereikt De geredden
worden liefderijk dn het marinehospataal
opgenomen.
Daar dringt *n oud vrouwtje bevend
door de menigte en vat een der redders
bij de band. Ze staart hem in de oog*en:
Kom mee; Jan je bent In ferme jongen
hoor! Ik heh voor jullie gebeden en God
heeft mijn bedien' verhoord.
t t
't Werd weer nacht Het gieren van dep
stormwind vermengd' imet het holle brei
en van de zee klonk onheilspellend Langs
het firmament Vele harten kloppen ang
stig bij de wetenschap dat daar ver bul
ten 'n aantal menschen den dood! aan
grijnsde. Doch op dien nacht volgde een
morgen. En riien morgen vond men de
Hercules en de reddingboot roet Bakker
en Rijkers weer op hun post ami te rien
wat hun nog te redden overbleef.
De zee sloeg thans geheel over de
„Renown* heen. Alleen de davits, de
rondhouten en het ijzerwerk vormden uit
stekende doelen. De bezaanmast ls als
h wonder overeind gebleven en daar
tegen stond gansch den langen nacht de
rest van de bemanning. H H
De boot nadert opnieuw, doch ze loopt
gevaar op de uitstekende doelen te stoo-
ten en dan ls hun eigen ondergang nabij,
Men werpt In dunne lijn uit Ze wordt
gegrepen en nu moeten t is andere
niet mogelijk de arme zeelleden rich
aan de lijn binden. Ze moeiten zich uit de
mast langs de gaftelgeerd in zee storten
om door de branding ln de reddingboot te
worden gesleurd.
De tweede stuurman Barez had zich
door z*n verkleumde handen dó lijn niet
vast ongebonden. Deze schoot Los en de
man verdronk voor hun oogen. De ma
troos Johansun was dien nacht reeds dóór
koude en uitputting bezweken. Zijn lijk
wordt van de sallng ln zee geworpen.
Thans waren' opnieuw zeven mannen
gered. Doch daarmede viel' de avond en
was het onmogelijk de vijf overblijvenden
te redden.
Een horloge.
ZL
Goede oplossingen van Ibekle
ontvangen van:
W. A.; O. E. A.; A. A.: K. en M. B.;
A. d. B.O. B.R. v. B. j W. B.B.
B.J. en W. B.w. B.0. B.W. B.
A. de B.8. 0.G. D.D. en O. D.A.
E.T. en D. F.M. F.N. G. P, 8. E.
G.A. v. G.j D. G.j A. G.j C. de H.
J. H.j T. H.8. de J.J. K.j E. K.j P.
K.R. K. j J. 0. de M. j O.J en M. M.
M. M. T. Nj D. v. O.F. J. v. P.J.
J. P. j J. en K. P. j A. R.W. R.A. R.
8. en A. 8.D. 8.M. 8.0. en R. T.
W. T.D. v. j L. en 0. V. j H. en R. V.
W. W.; J. v. W.; A. IJ.
Nieuwe raadsels.
L
Welk spreekwoord staat hier onder
--n-e- - - aw-,-o--e- --e-
Ingez. door 4. en M. Beversluis.
liggende kruisjes-
lijn komt de naam
van verschijnselen
waar we op 't oogen-
blik veel last van
hebben, op de le
rij het gevraagde
woord; op de 2e de
naam van een plaats
ln N.-Hollandop de 8e 'voedselop de
4e een adellijk heerop de 5e de tegen
woordige tijd van het jaarop de 6e een
mooi voorwerp uit de natuur; op de 7e
eetbare bollenop de 8e een boomop
de 9e een landbouwwerktuig; op de 10e
een medeklinker.
DAMRUBRIEK
Alles betreffende deze rubriek tq adres-
eeeren aan:
Den Damredacteur der Heldersche
Courant,
Valeriusstraat 64huia,
x Amsterdam.
Onderstaanden fraalen stand ontleenen
we aan het Engelscbe tijdschrift „The
Draughts Revlew". Auteur: Dr. M. 3.
Bellnfante.
alsnog
Zoo diaalkte die donkere derde nacht en
overdekte onder het geraas dier branding
het vrxxeelljtoe tooneel met zijn doodsche
sluier. De arme lieden op de sallng wulf-
den de redders toe. Alsof ze wilden zeg
gen: Vaart wel hebt denk edele men
nen voor uw opoffering. Wjj rien u niet
weer!
Den ruwen zeelieden welde een traan ln
het oog. Tandenknarsend wendde Rijkers
rich ara Men mocht de levenden niet bij
de dOoden brengen. Zft warén zelf huis
vaders, die wedüzren en weezen zouden
achterlaten. Die dOodische stommen
zoon tooneel rijn arabdj te hevea Het
lieven verliest ln zulke ooganlbUKkeu alle
waarde; alle bekoring.
De dunne mest kraakte als riet De
steng slaat omlaag. Dat ia het behoud'! In
den nacht bedaarde de storm en twee uur
in den morgen verlaat men de haven op
nieuw, niet Ln staat langer te' wachten.
Nog donker la het als men de plaats dies
onhells bereikt Goddank! De mast staat
nog! Men nadert.Rijkers brult: JRe-
nown!.AhooU* Doch niets beweegt
rich. 'De armen hangen! bewegingloos In
het touwwerk. Ze hebben twee en zeven
tig uren ln diepe ellende en in dien toe
stand doorgebracht
De 'bootslieden -klimmen ln de mast en
ztjn verplicht hun de handen los te rek
ken en nen zoo ln de boot neer te laten.
Zij slaan die oogen op en mompelen on
verstaanbare woorden. Voor die laatste
maal wordt de 'boot gewend en nauwelijks
ls men eenlge riemslagen van het wrak
verwijderd' of krakend' stort de laatst»
maat over boord.De zee heeft haar
werk van vernieling volbracht
Maar de menscben rijn haar God rij
geloofd' ontrukt!
I P.0.0.
Brenaa.
De bekende 17e Eeuwsche Amster-
damsche schrijver, kunstkenner en
patriciër, Roemer Visscher, noemde
zichzelf zoo, omdat zijn voorvaderen
door middel van de vischvangst in
hun onderhoud hadden voorzien.
„TexelRchade" omdat dit kind juist
geboren was op den dag, dat een
gedeelte zijner handelsvloot op de
reede van Texel schipbreuk leed en
hem groote schade deed.
En zijn hond noemde hij „Schae-
baet", omdat hij „schae" (schade)
had ondervonden vanwege de schip
breuk op Texel, maar daarna weqr
„baet" (voordeel) bij het sloopen Van
de oude stadsmuur, die recht tegen
over zijn oude huls stond.
5-
n
mm
til
?§1
m
i
g
L-
i!5
Wit wint «eer geestig als volgt
1. 87-22 1726 (a)
2. 22-17 12:21
8. 81-27 2182
4.87:10 4:15
5. 25 8 gewonnen.
(a)
1.27-22 17:28
2. 22-17 1221
8. 81-27 2182 -
4.89-88 28:89
6. 87 10 4 16
6. 25 8 gewonnen.
Dit probleempje ls ruim tien jaar oud
en ln tegenstelling met de meeste
problemen, die één keer gepubliceerd
worden en spoedig daarna vergeten zijn
Interesseeren, voor deze zuivere stel
ling met haar mooie afwikkeling, zioh
nog steeds de voornaamste periodieken.