BINNENLAND MARINE-BEGROOTINQ VOOR 1926. ZulderzeevlsacheriJ- Benoeming. Benoeming van een onderwijzer aan school 14. De voordraoht luidt: 1. C. Waalwijk, onderwijzer te Amster dam. 2. F. O. van Wagensveld, onderwijzer te Maarsbergen. 8. M. Quant, onderwijzer te Oallante- oog. Geldleenlng N. V. „Zeebad Huisduinen". B. en W. hebben aan den Raad het na volgende schrijven gericht: Met betrekking tot het in Uwe verga dering van 27 October j.1. in onze handen om prae-advies gestelde adres van de N.V. „Zeebad Huisduinen" alhier, strek kende om beschikbaarstelling door de ge meente van een uitbreidingskapitaal van ten hoogste 60.000.hebben wij de eer U het volgende mede te deelen: Van de door de N. V. verst|ekte finan- cieele gegevens hebben wij uiteraard aan dachtig kennis genomen en wij zijn tot de conclusie gekomen, dat de vorm waar in een en ander is gesteld, een gunstigen indruk maakt. De rentabiliteitsberekening is zeer scherp aan de ervaringscijfers en de ge calcineerde exploitatiekosten aan de wer kelijke uitgaven getoetst, terwijl voorts de gecalculeerde opbrengsten zeer voor zichtig zijn gesteld, welk een en ander op een juist beleid wijzen. De aflossing van een eventueele lee ning is op ruime wijze te kwijten uit de berekende afschrijvingen. De gecalculeerde afschrijving op het qctief bedraagt 8091.de aflossing der leening 1000.dat is berekend naar een op te nemen kapitaal van 40.000. welk bedrag waarschijnlijk voldoende zal zijn.' Er resteert voldoende om noodig ge achte uitbreidingen uit eigen middelen te bestrijden. Zooals U uit de bij het adres gevoegde toelichting moge blijken, is aan de inge komen aanvragen om seizoenwoningen in de jaren 1924 en 1926 slechts voor ge middeld 10 voldaan kunnen worden. Uit het betrekkelijk groot aantal aan vragen mogen wij met voldoening oon- stateeren, dat Huisduinen als badplaats in trek komt en het versterkt onze mee ning dat het een goede toekomst wacht. Dit zal echter alleen dan mogelijk zijn wanneer vraag naar en aanbod van ge meubileerde woningen elkander méér evenaren, dan in 1924 en 1925 het geval was. Wanneer nu plannen tot uitbreiding gepaard gaan met een voorzichtig finan cieel beleid, dan verdienen die plannen zeer zeker den steun der gemeente, omdat hare belangen bij de verdere ontwikke ling van Huisduinen als badplaats zeer groot zijn. Wij oordeelen dit zóó vanzelf sprekend, dat wij een nadere motiveering daarvan geheel onnoodig achten. Zooeven brachten wij met een enkel woord in 't algemeen het financieel be leid ter sprake. Wij stellen, er prijs op hier te verkla ren, dat wij op grond'van de aan ons, krachtens Uw besluit dd. 21 December 1920, overgelegde rekeningen en verant woordingen der N. V., de overtuiging hebben, dat dat beleid op alleszins ge zonde basis rust. Waar de N. V. al hare eigendommen als onderpand aanbiedt, meenen wij, dat niets meer een gunstige besohikking op het adrea in den weg staat. De verder door ons ontworpen voor waarden behoeven, naar het ons voor komt geen bijzondere toelichting. Onder verwijzing voorts naar de gun stige adviezen van de Oommissie voor Publieke Werken en van den Verifioa- teur, stellen B. en W. den Raad voor te besluiten aan de N. V. .Zeebad Huisdui nen", een rentedragend voorsohot te ver- leenen van ten hoogste Vijftig Duizend Gulden, ten-behoeve van den bouw en de inrichting van een aantal villa's te Huis duinen, alsmede van verbeteringen van bestaande gebouwen en aan andere eigen dommen van genoemde N. V.; zulks on der nader omschreven voorwaarden en daarvoor t, z. t. eene geldleenlng aan te gaan. Vaststelling bepalingen omtrent verloven. Het Oentraal Comité voor Drankbestrij ding „Heldor" wendt zich tot den Raad, imiet versoeik, ara, in verhand iruet de om standigheid, dat in de Drankwet geen maximum aantal verloven wordt vastge steld, wat wel het geval ia ten aanzien van te verleenen vergunningen. ,4e. vast te stellen eene verordening, als bedoeld ln artikel 86, 2e lid der Drank wet, waarbij o.a_ als minimum-vloerop pervlakte voor verlof-lokaliteiten wordt geéischt 60 M.'; De. voortaan in de voorwaarden, waarop gemeentegrond wordt verkocht of in erf pacht wordt uitgegeven, zoomede in die, waarop aan particuliere bouwgrond- exploitanten medewerking ..wordt ver leend voor straataanleg enz., de bepaling op te nemen, dat oafé's en slijterijen op den .betrokken grond niet mogen worden gesticht dan met een bijzondere toestem ming, hetzij van Uwe vergadering, hetzij van Burgemeester en Wethouders." Ter voldoening aan het verzoek hierom trent een prae-advies uit te brengen^ dee len B. en W. het volgende mede: Tot het in het leven roepen van een maatregel ais onder le genoemd kunnen wij niet gunstig adviseeren. Weliswaar is Ibij de beraadslaging in de Tweede Ka mer over art, 6, waaraan art, 85 analoog is, door de Regeering gezegd, dat de be voegdheid van den Gemeen beraad is blij ven bestaan om ten aanzien van vergun- ningalocaliteiten nadere eJschen te stel len, omdat de bepalingen, ten aanzien hiervan Ibij aljgeoneenen maatregel van bestuur gemaakt, niet anders kunnen zijn dan van algemeenen aard: zij kunnen niet «x> ln details afdalen, dat voldoende ge rekend kan worden met plaatselijke om standigheden. Nu doen zich in deze ge meente naar de meening van B. en1 W. geen omstandigheden voor die nadere re geling hieromtrent door den gemeente lijken wetgever noodig maken. En om nu ter bespreking van het aantal verloven elschen te gaan stellen, achten zij in strijd imet den geest van de wet, nu im mers de wet het aantal verloven aan geen enkel maximum heeft willen binden. Naar de meerling van het Ooilege moet de Ge- mehiteraad van zijn bevoegdheid alleen gebruik maken, wanneer hij beoogt ver betering van hygiënische toestanden in verlóMocaliteiten te 'bewerken. Mocht de Raad van oordeel zijtn, dat het binden van het aantal verloven aan eenig maximum wenschelijk is, dan zouden stappen kunnen wordeni gedaan om te ge raken tot wetswijziging in dien geest. In dit geval zou de belmMdeling kunnen wor den ingeroepen van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, het daarvoor in dezen aangewezen lichaam. Bovendien zouden de drankbeetrijders- vereenigingen in deze richting werkzaam kunnen zijn. Het 'hierboven ontwikkelde bezwaar geldt tot op zekere hoogte ook de onder 2e genoemde maatregelen. Daarbij doet zich reeds aanstonds een ander bezwaar gevoelen, dat B. en W. er van weerhoudt een gunstig standpunt met betrekking tot dit middel in te nemen. Zij achten het n.L hoogst ongewensoht dat de gemeente zichzelf bij het uitgeven van gronden in erfpacht of bij het veikoopen van gron den lasten gaat opleggen, die niet zullen nalaten een ongunstigen invloed op de exploitatie van het Grondbedrijf uit te oefenen en die niets imet de wijze van be bouwing van de gronden uitstaande hebben. IB. en W. wijzen' er op, dat het Ge meentebestuur het reeds in de hand heeft om op de door de gemeente verkochte of in erfpacht uitgegeven gronden, oafé's en e. d. zaken, en inrichtingen, wier aanwe zigheid zij' ter plaatse ongewenscht acht, te weren, zooals nader wordt gemotiveerd in 'bedoeld prae-advies, en dus dit gedeelte van het verzoek overbodig is. En wat aangaat het tweede gedeelte van het sub 2 genoemde verzoek zijn zij van meening, dat Inwilliging daarvan een zeer zeker niet in overeenstemming met de bedoelingen van den wetgever, en daarom ongewenschte, uitbreiding zou geven aan de voorschriften' van de Wo-* ningwet Die voorschriften toch willen* dat bij hare uitvoering en toepassing en kel gelet zal worden op de 'belangen, welke der genoemde wet zelve bedoelt te regelen en nu Is de aanleg van straten stellig een onderwerp, welks regeling haar grond vindt ln die wet, terwijl deze zich in geen enkel geval bemoeit met de oprichting van oafé's e. d. Samenvattende geven B. en W. den Raad in overweging afwijzend op het adres van het Comité te beschikken. Beperking aantal vergunningen. - In de raadsvergadering van 27 October j.1. werd om prae-advies in kanden van B. en W. gesteld het voorstel van de leden van den Raad D. de Zee, Ir. O. van Dam, mevr. G. H. A. van der HulstHeeroma en P. A. Smit, luidende: „De Raad der gemeente Helder, over wegende, dat blijkens inlichtingen, ver kregen van den Dienst der Invoerrech ten en Aocjjnsen het gebruik van ge distilleerd hi deze gemeente sinds 1 Januari 1921 met naar schatting een derde is verminderd, besluit, dat Bur gemeester en Wethouders geen nieuwe vergunningen meer zullen verleenen." Van den eersten onderteekenaar van het voorstel is 5 November 1926 ontvan gen een gewijzigd voorstel van den vol genden inhoud: „De Raa dder gemeente Helder be sluit ingevolge artikel 4, lid 2, No. 2 der Drankwet, aan de Kroon te verzoeken, wel te willen bepalen, dat Burgemeés- ter en Wethouders der gemeente Hel der geen nieuwe vergunningen meer mogen verleenen." Naar aanleiding van een en ander dee len B. en W. «den Raad mede, dat inge volge artikel 4 der Drankwet de volgende maatregelen kunnen worden genomen om tot beperking van het aantal vergunnin gen te geraken: lo. kan een verlaging van het wettelijk maximum worden vastgesteld; 2o. kan worden bepaald, dat ln een ge meente door Burgemeester en Wethou ders geen vergunningen voor gebruik ter plaatse van verkoop of gecombineerde vergunningen meer mogen worden ver leend; 8o. kan worden bepaald, dat alle door Burgemeester -en Wethouders na 1 Mei 1904 verleende vergunningen voor ge bruik ter plaatse van verkoop of gecom bineerde vergunningen vervallen en nieu we vergunningen niet meer .verleend mo gen wórden. Deze maatregelen kunnen door de Kroon genomen worden, eens in de vijf jaren (1926, 1980, enz.) op voorstel van den Gemeenteraad, Gedeputeerde Staten gehoord. Mocht de Raad eventueel van oordeel zijn, dat verdere beperking van het aan tal vergunningen noodig of gewensoht is op welk standpunt B. en W. niet staan, hetgeen reeds blijkt uit het'voorstel, op- Jenomen in No. 110 (1926) der bijlage an verdient naar hun meening toepas sing van den ondier lo. genoemden maat regel de voorkeur boven'de andere der hiervoor genoemde mogelijkheden. Den onder 8o. genoemden maatregel meenen B. en W. onbesproken te moeten laten. Tegen dien onder 2o. genoemd, die door de voorstellers naar voren wordt ge bracht, hebben zij een tweetal bezwaren. Het eerste bezwaar ls, dat een zoodanige maatregel eerst langzaam effeot zal op leveren, omdat dit een eenvoudig uitster vingssysteem is. Het resultaat ls bij een regeling als onder 1 bedoeld veel sneller te verkrijgen, doordat artikel 6, lid 2, van de Drankwet (het 2 op op 1 stelsel) dan kan worden toegepast. Zoo ls dp vermin dering van het aantal vergunningen se dert 1920 van 60 op 60 voor een goed deel toe te Bahrijven aan de werking van deze wetsbepaling. Het tweede bezwaar is, dat de weduwen van vergunninghouders van het verkrij gen van een vergunning zijn uitgesloten. Daarom zouden B. en W. de sub 1 bedoel de regeling, die hun voorkeur heeft, wil len toepassen, echter niet op dezelfde wijze ala laatstelijk ln 1920 is geschied. In dit jaar is het maximum aantal ver gunningen gesteld op 50. Ook reeds eer der werd zdhder meer het maximum voor deze gemeente gesteld beneden het in de wet genoemde maximum. In deze maatregel schuilt een onbillijk heid voor de weduwen van vergunning houders, zoolang het bepaalde maximum is overschreden, welke onbillijkheid B. en W. hiervoor bedoelden, en die na tuurlijk ook geldt wanneer Burgemeester en Wethouders, geen vergunningen meer mogen verleenen. Zoolang namelijk zoo danige overschrijding bestaat, kan, be houdens één uitzonderingsgeval, dat hier verder niet ter zake is, bij overlijden van een vergunninghouder zijn weduwe geen vergunning worden verleend, tengevolge waarvan zij dubbel wordt getroffen. Be doelde onbillijkheid kan voorkomen wor den door toepassing van het zoogenaam de Amsterdamsche stelsel. In dit stelsel wordt het maximum der gelaten vergun ningen niet op een bepaald getal ver laagd, doch daalt het naarmate het wer kelijk aantal vergunningen vermindert in dier voege, dat wel art 14, maar niet art. 16 der wet buiten toepassing bijft Dit komt hierop neer, dat zoolang het even tueel nieuw maximum is overschreden, geen vergunningen worden verleend aan gegadigden, die geplaatst zijn op de lijst, bedoeld in art. 18 der Drankwet of aan andere personen (toepassing art. 14), maar wel aan weduwen van overleden vergunninghouders (toepassing art. 16). Wanneer de Raad dus, in tegenstelling met B. en W., van oordeel mocht zijn, dat het aantal vergiünningen moet worden verminderd, dan geven B. en W. in over weging aan H. M. de Koningin het voor stel te doen om met ingang van 1 Januari 1926 het maximum der vergunningen te bepalen op een zooveel lager cjjfer dan bet krachtens art 4, eerste lid, der Drank wet toegelaten aantal, dat art 14 dier wet buiten toepassing blijft, met dien ver stande echter, dat dit maximum niet be neden 45 mag dalen. Hebben B. en W. hierboven den weg aangegeven, die naar hun meening moet worden ingeslagen, om tot beperking te komen, wanneer men per sé beperken wil. B. en W. meenen hun afwijzend voor stel, in bijlage No. 110 (1926) opgenomen, te moeien handhaven en refereeren zich dan ook aan hetgeen zij daarin schreven. Subsidie Wlnnubst Burgemeester en Wethouders stellen voor aan de Muziekvereeniging Winnubst een bijdrage uit de gemeentekas te ver leenen groot 100— ter bijdrage in hst nadeelig saldo van het door die Vereeni ging uitgeschreven solistenoonoours op 26, 27 September en 4 October j.1. ter ge legenheid van haar 25-jarig bestaan. Het College is van oordeel, dat door het or ganiseerden van wedstrijden ln het alge meen zeer zeker het gemeentebelang wordt gediend. Verhuur grond. B. en-W. stellen voor ondershands voor 1926 als tuingrond (volkstuinen^ te ver huren tegen een eenheidsprijs van 41/» cent per M2. een terrein achter het Kan tongerecht en het voormalig Weeshuis. Verder stellen B. en W. voor betreffende een bij J. Wal ln huur zijnd perceel dezen van de verdere huur na 1 Januari 1926 te ontheffen en bedoeld perceel alsdan te verhuren aan W. Berg, oonform diens verzoek. Memorie van Antwoord. (Vervolg van het le blad.) Aan de Memorie van Antwoord ontlee- nen wij nog de volgende bijzonderheden, aansluitende op het verkort overzicht in, het le blad. - Uit de uitéénzetting gegeven onder „De Vredestaak" volgt, dat het beroeps- personeel der marine In Nederland weinig talrijk behoeft te zijn, terwijl op veel rui mere sohaal dan tot dusverre geschiedde, van dienstplichtig- en reserve-personeel zal worden gebruik gemaakt, hetgeen tot aanmerkelijke besparing zal leiden, zoo dra dit stelsel heeft doorgewerkt Dat bij de voorgestelde organisatie op het bedrijf der vloot in Nederland, zoodra het stelsel is doorgewerkt aanmerkelijk zal worden bezuinigd, is, na hetgèen hier voor en bij de behandeling van hoofdstuk I der Startsbegrooting is medegedeeld, wel niet voor tegenspraak vatbaar. Wanneer de kruisers „Java" en „Su- matra" naar Indiê zullen zijn gedirigeerd, benevens de thans ln aanbouw zijnde on derzeebooten, zal de sterkte van het Euro- peesoh marinepersoneel in Indië onge veer bedragen 2000 man; in Nederland zullen dan zijn pijn. 8700 man. De categorieën van vrijwillig dienend personeel, waarvoor waarschijnlijk reeds spoedig een definitieve splitsing kan wor den doorgevoerd, behooren in hoofdzaak tot het verplegend personeel en tot de ambachtslieden. De regeling der positie van dat personeel moet nog worden vast gesteld ln overleg met de Indische Rg- geering. De vloot voor Indlë. De samenstelling der vloot uit een kern van onderzeebooten, gesteund door krui sen, jagers, onderzeebooten en luoht- maoht, ls naar de meening van den mi nister voor die taak bijzonder geschikt. Welk aantal van elk type voldoende kan worden geacht om het gestelde doel kunnen bereiken, ls meer een zaak ian subjectieve appreciatie, in nauw verband met ons kunnen op het gebied van finan ciën en personeel. Onderzee booten. Vervanging van de O 2 t/m C 6 in ver band met den ouderdom van die onder zeebooten is dringend noodig. Op volgende begrootingen zullen zeker gelden voor geleidelijke vervanging van de O 2 t/m O 6 moeten voorkomen. Bevordering onderofficieren. De wensch, om ln het bijzonder voor sergeants eene snellere bevordering mo gelijk te maken, door het bepalen van een maximum aantal dienstjaren, na verloop waarvan aanspraak op bevordering ont staat, komt feitelijk neer op invoering voor deze categorie van periodieke bevor dering, zij het ook na een minimufn aan tal dienstjaren. Om de verschillende aan- gei oerde redenen kan de minister ook op dit punt voorshands nog geen beslissing nemen. De ,Hertog Hendrik". Omtrent het in dienst stellen van het pantserschip „Hertog Hendrik" voor de eerste opleiding en oefening van het per soneel hier te lande, schijnt eene misvat ting te bestaan. Op het oogenblik zijn voor oefening van het personeel in dienst Hr. Ms. „Heemskerck" en Hr.-Ms. „Tromp". Het ligt in de bedoeling Hr. Ms. „Tromp" buiten dienst te stellen, zoodra is bepaald, hoe zonder dit schip in de eischen van den dienst zal worden voor zien. Zooals hiervoor is uiteengezet, zullen in de toekomst de pantserschepen niet meer in de oorlogsformatie voorkomen, doch zij worden aangehouden voor oefe ning van personeel en vlagvertoon, zoo lang zij zonder groote kosten in bruik- baren staat kunnen worden gehouden. Voor onderhoud en herstelling zal niet meer worden uitgetrokken dan voor dit doel'noodzakelijk is. Het ligt in de bedoe ling aan Hr. Ms. „Hertog Hendrik" te (Joen verrichten hetgeen uit dit oogpunt noodig is; pa afloop der herstelling blijft het schip voorloopig in reserve. Rectificatie. Op blz. 31 van dien Staat, in kolom Toe- liohtingen, ad Art. 19 wordt vermeld, dat in 1926 naar Oost-Indië zullen worden uit gezonden vier onderzeebooten en één kruiser. Bedoeld werd: twee onderzeeboo ten, twee flettieijevaartuigen en één krui ser. Nederland en China. Naar Reuter uit Peking meldt, heeft de Nederlandsche regeering aan de Chi- neesche regeering voorgesteld, in verband met de overstroomingsramp der Gele Ri vier, welke onlangs heeft plaats gevon den, voortaan af te zien van het geheele aandeel, da tNederland nog te vorderen heeft van de schadeloosstelling naar aan leiding van den Bokseropstand. Het ge heele bedrag zou dan worden bestemd voor een^ wetenschappelijke inspectie en de ontwerping van een bepaald plan voor de regularisatie van den geheelen loop der rivier. China heeft er ln toegestemd, dat Ne derland tot dat doel een van de bekwaam ste Nederlandsche ingenieurs zal aan wijzen. Uit het bakkersbedrijf. De collectieve arbeidsovereen komst onderteekend. Van arbeiderszijde deelt men aan de Telegr. het volgende mee: Thans is de collectieve overeenkomst voor het bakkersbedrijf onderteekend. De overeenkomst geldt voor den tijd van acht maanden en aanvankelijk alleen voor. de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De loonen zijn vastgesteld op reep. 84 voor de gewone bakkers en broodbezor gers, 86 voor de deegmékers en 87 voor d» ovenisten. Voor Amsterdam blij ven de eventueele hoogere loöneu tot 6 April 1926 gehandhaafd. De overige bepalingen zijn gelijk aan datgene, wat in 1920 werd vastgesteld. De arbeidsduur voor broodbezorgers in volledigen dienst is op 68 $er week be paald. Kaan er van Koophandel Voor de afdeelimg grootbedrijf van de Kamer van Koophandel voor Weet-Fries- land zijn hij enkele oandldaatstellinig ge kozen de heer M. A. Kolster te Helder, J. Blaauwboer te Barmngerhorn, J. Metse laar en J. Grondöma te Alkmaar. Voor de afdeeling kleinbedrijf (moet een ^temming plaats hebben; oandidaat zijn gesteld de heeren G. Nobel te Winkel, J. Dokter te Alkmaar, J. Hoogland te Broek op Lan- gendijk, J. Rinigers te Alkmaar, en B. G. G. KönJg te Sohagen. I Borcula De stormschade lang -zoo groot niet als aanvankelijk geschat (De stormschade te Borcrulo is, zoo als Dondepdaig reedis is gemeld; geschat op 840,686. De schatti ngeoommiaaie nam als grondbeginsel bij <te schatting aan: de kosten van herbouw in dien oorapron- keljj'keni toestand, met aanwending van alle nog bruikbare materialen. Ëiarult volgt, dat de herbouw belangrijk meer zal kosten; die wordt begroot op ongeveer 1.500.000. De commissie heeft in het geheel 828 taxatierapparten ingediend. De schade aan onroerende goederen werd geschat op 114,480, aan oogst, vee, enz. op 21,808, aan bed rijf «sol iade op 17,681, aan boaman op 2MO0. Men zal zich herinneren, dat de burg*^ meester van Bomilo de imiaterieele scha de in zijn gemeente aanvankelijk heeft .geschat op drie milüoen, volgens een be- richt uit Deventer nelfs op vier tmdllloen gulden. j Wijzigingen afsluiting en droogmaking Zuiderzee. Verschenen ls het Voorloopig Verslag over de wetsontwerpen tot wijziging van de wet van 14 Juni 1918 tot afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee en tot wij ziging van de wet van 20 December 1818 tot instelling van een Jonde ten behoeve van de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee. Met de voorgestelde regeling vin de drooglegging van den N.-W. polder ver klaarden sommige leden zich weinig in genomen. Dat de meerdere kosten der dijkverzwaring zullen worden gecompen seerd door de vroegere besohikking over cultuurland, betwijfelen zij. Voorts zullen -door den N.-W. polder droog te leggen, eerst de minst goede gronden beschik baar komen, naar welke gronden zich de prijs zal regelen, waardoor de rentabili teit van het geheele werk in gevaar kan worden gebracht Deze leden zouden er de voorkeur aan geven dat het bedrag, boven de aanvankelijke raming benoó- digd voor een spoedige droogmaking van genoemden polder, zou wórden aange wend voor de ontginning van woeste gronden, bij voorkeur in Overijsel. Zij drongen aan op terugneming van het door hen bestreden gedeelte van het wets ontwerp. Aan verschillende andere zijden werd het denkbeeld om den N.-W. polder zoo spoedig mogelijk te bedijken, zeer toege juicht. Niet juist kwam het dezen leden voor de ontginning van woeste gronden met rijkssteun op gelijke lijn te stellen met met het droogleggen van de Zuider zee. Verscheidene leden hadden met leed wezen en verbazing vernomen, dat afge zien is van de destijds door de Zuiderzee- vereeniging voorgestelde richting van den afsluitdijk, welke zou loopen van de Noord-Hollandsche kust over Wieringen naar Piaam. Thans stelt de regeering zich voor de aansluiting van den dijk met de Friesche kust te maken benoorden Piaam, even bezuiden Zurig. Gaarne zou den deze leden de overwegingen, die hier toe hebben geleid en de voordeelen, die ervan verwachtworden, vernemen! In het bijzonder betreurden sommige leden de hierbedoelde wijziging wijl zij groote schade toebrengt aan de belangen van den Zuidwesthoek van Friesland, daar de spoorwegverbinding in de rich ting Leeuwarden dqn een andete aanslui ting zal krijgen dan aanvankelijk was ge dacht. Door andere leden werd hiertegenover opgemerkt, dat de belangen van Sneek en Bolsward evenmin als die van Harlingen en Franeker den doorslag' mogen geven en dat het uitsluitend de vraag is welke richting uit technisch en financieel oog punt voor den afsluitdijk is te verkiezen. Gevraagd werd of de regeering bereid is dit gedeelte van het wetsontwerp te rug te nemen, om het in den vorm van een afzonderlijk ontwerp aan het oordeel der Staten-Generaal te onderwerpen. Eenige leden achten een kanaal tus- schen den geprojecteerden N.O.-polder en den N.-W. hoek van Overijsel als scheep vaartverbinding overbodig met het oog op de bestaande verbinding tusschen het Zwartewater en Friesland. In dit opzicht zou een aanzienlijke besparing kunnen worden verkregen. Andere leden hadden er bezwaar te gen, dat de nieuwe polders voor een groot deel door zeer breede boezemwateren van de omliggende streken gesoheiden zullen blijven, waardoor het economisch verkeer met de nieuwe polders zeer be moeilijkt zal worden. Voorts werd de vraag gesteld of er voldoende reden be staat om vast te houden aan het voorne men om de Zuidelijke Inpoldering in tweeën, een Z.O. en een Z. W. polder, te deelen. Gevraagd werd of er geen aanleiding bestaat tot de Instelling van een oommis sie om het vraagstuk van de uitgifte van de eerste gronden te bestudeeren. Arbeidstijd bakkerijen. De Minister van Arbeid, H. en N. heeft onder bepaalde voorwaarden aan hoofden of bestuurders van broodbakke rijen, waarin tevens koek-, banket-, chocolade en suikerwerken wor den vervaardigd, ln alle gemeenten des Rijks vergund, dat in het tijdvak van 16 NTov. t m. 6 Dec. 1926 op werkdagen en bovendien op 28,24,26,80 en 8; Deo. 1925: lo. de werktijd van de in hunne onder neming werkzame bakkersgezellen per dag met ten hoogste twee uren en per week met ten hoogste twaalf uren wordt verlengd j 2o. door de in hunne onderneming werk zame jongens van 16 en 17 jareD gedu- Jjende ten hoogste 10 uren per dag arbeid wordt verricht. GevoWvan opheffing van het kollverbod. Uit Durgerdam wordt aan de Telegr. gemeld: Op het Pampus en het Hoornsahe Hop wordt, gelijk bekend, jaarlijks van 1 Aug. tot 1 November den visachers verboden, met kuilnetten te visschen. Die terreinen worden van regeeringawege beschermd, opdat de visch daar rustig kan voorttelen om zich daarna over de Zuiderzee te ver spreiden. Het resultaat is verrassend. Tot aan de Oranjesluizen wemelt het van jonge snoekbaarzen, forellen, zalmpjea enz., wel ke geschikt zijn om ala pootvlaoh naar het binnenwater te worden overgebraoht Wat gaat men nu doen? 1 November is het Kullverbod opgeheven en terstond ls een heele vloot Volendammer vaartui gen dag en naoht bezig, het Buiten-IJ en het Pampus met kuilnetten al te vlasohen, zoodat millioenen jonge broedvteoh *or-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 6