UIT DE WIJDE WERELD KUNST EN TECHNIEK Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, E wan ZATERDAG 12 DEC. 1925. NO. 208 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) WAAROVER ANDERS. Waarover anders zullen we het hebben dan over den winter. De winter, die is als een copuette, die met haar oogen lonkt naar dien een, terwijl er in haar anderen ooghoek een grimmige grijns ligt. Zoo is de winter, die aan den een niets dan een lachend gelaat toont, terwijl hij den ander slechts stuursche 'blikken toe werpt. De winter is voor den één een tijdperk van lach en genot en voor den ander een lange huivering, een tijdperk van kom mer en ellende. Toch is er ook im den winter, die aap een grooten groep van menschen ver maak bezorgt dan welke bron van ver maak dan ook, een element, dat door de groote menigte met een zeker spannend verlangen wordt verbeid. Dat gewenschte en verbeidde ia wel het schaatsenrijden. En de strenge vorst, die ditmaal het ijs spoedig houdbaar deed worden, verloor veel van haar strengheid, omdat zij het was, die inderdaad, jong en oud, rijk en arm, die er nog een stel schaatsen op na hielden, eenige uren van opgewekt genot bezorgde. Wat een blijheid langs de grachten, wat een kriebelkrabbel van de beginne lingen, wat een branieachtige pogingen van jongelui in den fcalverleeftijd om beentje over te rijden, wat een gratie en gemak van sommige rijders en rijdsters, die zonder moeite over de ij sv akte zwe ven 1 En dan de zwaargedoekte moeders, die hun dikingestopte kleuters in en op de sleden voortschuiven over het gladde ijs veld, dat haar stijve knieén en kuiten bezorgt bij hun pogingen om het op de been en het roeT recht te houden. De lach galmt voort door de prikkelen- die vrieslucht en de lach schiet hun oogen uit en is te lezen van hun gloeiend roode wangen. Wat een zee van blijheid wordt er zoo ln de schemering in vele huizen binnen gehaald, als daar flakkerend nog het theelichtje heerlijk gezellige trilsohadu- wen werpt langs de wanden en tegen het plafond, de kachel knapperend brandt en net water zoo zacht suizend in het keteltje op het kachel gat staat te verdampen. Als er dan een goede, vriendelijke hand wat warm drinken heeft klaar staan en Iets te knabbelen heeft neergezet, dan kaïn er een zoo Intense gezelllgheidssfeer in de woonkamer zweven, dat je tot in je diepste diepte verwarmt en daar een bron doet geboren worden, die je later, als er tientallen van Jaren voorbijgetrokken zijn, nog van haar warmte kan laten genieten. Zoo"n gezellige hulskamer ln het stren ge van den winter, waar een lieve hand zoo onbaatzuchtig voor je zorgt, kan je ln latere jaren soms nog zoo gemakkelijk over vele moeilijkheden van het leven heendragen, Gezegend rijn rij, die zoo'n koesterende hand hebben gevoeld:, waar van Je pas later echter de volle aandoen- UJkheld en warmte gevoelt. Maar lk rie dat ik wat afdwaal. Maar els Jezelf zoo van die heerlijke herinne ringen kan naproeven, dan wil je Je wel eens even laten gaan. Toch zijn er ook wel andere huiska- mers, waar dat flakkerllchtje niet zoo vrooltjke, gedrochtelijke schaduwen werpt en waar het waterketeltje niet zoo gezel lig suizend staat op het knetterend ka- PENDRAGON VAN PENDRAGON. Eten levensoffer. Het was middernacht. In het oude buis van Tregoon was het zoo stil als in een graf. Uit een eenzame kandelaar schoot een flikkerende lichtschijn over de don kere eikenhouten meubels en belichtte de slapende 'gedaante van een jong meisje in een iagen stoel hij den leegen haard. Zooals ze daar lag met het fijne blonde koDie tegen een paars kussen, vormde ze een mooi schilderijtje, dat de oude fa milieportretten «an de Tregoonfl aan de muren er niet bij in de schaduw konden staan Op'eens werd de stilte verbroken door snelle hoefslagen. Ze werd verschrikt wakker, sprong op, en haar loebandigon broer, DiokJFaifax. op alle uren van den nacht, nuchter of dron ken te zien thuiskomen. Ze hoorde verder niets, ^*>nd ging ze naar de hal, nam een lan na™ den muur, en liep naar het biimenple-ru Dick was nergens t» rian. Ze riep faam oheltje. En dat is niet afhankelijk van de aankleeding der kamer, ook niet van den welstand, doch slechts van de Koestering, die uitgaat van de onbaatzuchtige hana, die de warmtesfeer rond zich straalt. Rn waar die sfeer niet Is, daar is de winter een lange huivering, onmdat dan de avonden zoo somber lang zijn, En dan nog de vele huisgezinnen, waar de stoffelijke toestand Inderdaad zdó is, dat de warmtesfeer met geen mogelijk heid is te scheppen en voor hen is de winter een tijd van kommer en ellende. Dat er dit jaar zoo vele zullen zijn, is wel zeker en we hopen, dat de helpende hand daar niet zal wegblijven. Terwijl we dit schrijven is de weer voorspelling van de Bilt uitgekomen en de dooi ingetreden Vele pruilelippen hingen er, toen Zon dag reeds de zee gromde en murmureer de, want vanouds was het bekend, dat er dan verandering op til zou zijn. Maar toen toch de thermometer Maandag op 9 0 C. stond liet men de zee grommen en inur- muroeren, want men pieende, dat ook die oude zee kindsoh was geworden. Doch Dinsdag bleek, dat die oude zee niets van haar kracht had verloren en haar voorspellende geest ongebroken was. De dooi trad in; het water kwam op het ijs en de scholen hadden vrij. Het was voorloopig weer uit met de ij sprot.» Doch de ijsmisère bleef. Want de Zui derzee zat en zit nog vol ijs, zoodat de scheepvaart van Amsterdam naar Fries land weer is verlegd door het kanaal vla Nieuwediep naar Harlingen. Een ongekende drukte is er weer aan het einde van de Binnenhaven en door de Koopvaardijsluis. Is het voor de bemanningen ijsmisère, voor de winkeliers daar aan de Binnen haven zal het allicht nog wat ijsvreugde zijn al is het dan in een andere beteeke- nis dan de gewone. Het eerste wintertje is voorbij, hoeveel wacht ons nog? UIT HET LEVEN VAN ARME IEREN. De Iersche mantel. Onder de armoedige volksklassen in Ierland komt het heel vaak voor, dat een groot gezin slechts een familie-mantel bezit, die door alle vrouwelijke leden wordt gedragen. De grootste draagt hem zoo, als door den kleermaker oorspronkelijk was be doeld, de niet volwassene baalt dat ge deelte van het kleedlngstuk over het hoofd, dat eigenlijk ter bedekking van de schouders moest dienen, en weet daar bij de kap zoodanig te schikken, dat zij Teel op den Turksohen kaftan gelijkt. De kleintjes van vier of vijf jaar wor den eenige malen in den mantel gewik keld. Allen kleeden zloh er in zoo sierlijk als mogelijk is en ontleenen ieder op hun beurt, daaraan hun warmte of trachten er hun warmte mede op peil te houden. Op dezelfde manier dragen de jongens de jassen van hun vaders. Jassen en mantels zijn van oud nationaal model, bijzonder w]jd en alle met kappen of kragen. Men heeft in Ierland een bijzondere liefde voor de jas en de mantel als klee dlngstuk. Men behoeft daar niet ver wonderd te zijn zoo men een man ont moet, die twee ouderwetsche mantels over zijn gewone jas draagt, maar verder zonder kousen, sohoenen ol west is. In Engeland is men zeer bezorgd voor voeten en borst en de Engelschman zal steeds trachten, deze lichaamsdeelen zoo goed mogelijk tegen koude of vorst te beschermen. De Ier is daarover echter niet bezorgd. Vaak ziet men hem met zijn schoenen ln de hand een varkentje drijven, zijn hals onbedekt, zijn hemd op de borst open. Hij laat den regen doodbedaard op zijn gezicht en naakte borBt neervallen, en hij schijnt er niet om te denken, dat hij door het opzetten van zijn kraag dit ongemak zou kunnen ontkomen. Een vreemdeling zou licht kunnen denken, dat bij met opzet zelfs de knoopen van zijn broek niet vastmaakt, teneinde een vrijen doortocht aan den regen te verleenen, die rijkelijk langs zijn beenen afstroomt, na zijn gelaat, zijn borst en buik gewaBSchen te hebben. Een Ierscbe bedelaar behoort tot een klasse, die in aanzien staat en moet geenszins met de vagebonden in Engeland gelijk gesteld worden, dié gewoonlijk alleen daarom bedelaars zijn, omdat lui heid en liederlijkheid hen van den arbeid terughouden. In Ierland is dit geheel anders. Ieder, die door keus of noodzakelijkheid bede laar wordt, wordt daardoor lid van een nieuwe gemeente of broederschap, en verliest door dezen overgang volstrekt zijn aanzien niet. Hij is zichzelven van geen enkele on eerlijke handeling bewust, houdt zijn stand in eer, en heft daarom het hoofd even trotsch op, als ware hij een krijgsman. Hij is dus wezenlijk onderscheiden van het wolfachtige wezen dat een Engelscha. bedelaar is, die, al is het niet terstond, toch weldra, door noodzakelijkheid en door zijn omgang met anderen, diejtègen de wetenschappelijke inrichting gezondigd hebben, een dief moet worden. De Iersche bedelaar vindt een woning in elke hut of schuur, een schuilplaats in ieders hart, en een aardappel in elks pot. Hij is een soort van heraut of nieuws rondbrenger voor hen, die geen geschre ven of gedrukt schrift verstaan. Hij is de raddraaier bij intrigues, de bode zoo wel van den niets kwaads bedoelenden minnaar, ais van deh gevaarlijken samen zweerder. Hjj is werkelijk een geacht en erkend burger van de maatschappij, die zich in zijn bepaalde kring beweegt, zijn bezigheden of posten waarneemt, en zoo wel rechtmatig als door gunst, op be looning en dankbaarheid aanspraak maakt. De Iersche bedelaar is beroemd wegens zijn geestigheid en geslepenheid. Hieraan moet echter niet te veel waarde worden gehechtimmers al de menschen van die soort hebben een tameljjken-voorraad van zetten en kwinkslagen, die zij bij voor komende gelegenheden handig aan den man weten te brengen. Zoo ook is de soldaat, de zeeman, de omnibus-conduc teur, de Iersche karvoerman beroemd, wegens hun geestige zetten. Met den Ierschen bedelaar is het even zoo gesteld. Hij is altijd de aanvallende partij, neemt zijn slag waar, en verkoopt zijn inval, dien hij reeds b]j voorbuut gereed had. Doch deze is meestal uit de lulde hij den naam. Geen antwoord. Etn de lantaarn in de hoogte houdend zag ze zijn paard, de flanken met bloed bevlekt, daim-pend bij den stal staan. Ze begon te beven van' angst. Wat kon ze doen, ge heel alleen als ze was. In stilte had ze den dag betreurd, waarop ze Diok had overgehaald naar Tregoon te vluchten. Otn hem te bemoe digen was 2e meegegaan, weg van de stoel, waar ze als een koningin geregeerd had over tal van aanbidders, waar ze een jongen zee-officier had liefgekregen, die korten tijd in Bafch vertoefde, voor hij naar zijn schip terugging. Kort daarop had haar broer Dick een schandelijke daad verricht, waardoor haar vader geruïneerd werd en van verdriet stierf. Zij was met ham naar Tregoon ge vlucht, om hem voor verdere misdaden te bewaren. Ze bewoonde daar een klein afgelegen- heerenhuls. Ongelukkigerwijze was hij echter in handen gevallen van den eigenaar van Pendragon, het naastbijge- egen landgoed, die bekend was om zijn hazardspel" vechten, brasserijen en, drink gelagen, zoodat Dick al maar dieper zonk. Terwijl Lallle naar het met bloed be vlekte paard staarde, bedacht ze dat Diok wel op Pendragon in een duel ge wond moest zijn geworden. Waarschijn lijk had hij nog getracht naar huis te rij den en onderweg was hij zeker van het zadel gestort oude doos. De laatste geestige-zet, dien vernaamt toen ge Liverpool verliet, de eerste zijn die ge van hem hoort. Het aardige ligt eigenlijk ln de wijze van zeggen, die voor de vreemdelingen verrassend en nieuw is, en geheel ver schilt van datgene, wat zii van anderen in dien stand ooit gehoord hebben. Dit laatste wordt vooral hierdoor ver oorzaakt, dat de Iersche bedelaar zioh allesbehalve over zijn stand schaamt, en derhalve veel vrijer ën openhartiger spreekt. Hij voelt zich door een weigering vol strekt niet beleedigd en ook niet wanneer zijn inval de laohlust niet opwekt en hem niets opbrengt. Want dan trekt hij af en ruimt het veld voor een ander, even behoeftig en arm als hij zelf. Hij gaat vroolijk en op geruimd heen alsof hij een rijke aalmoes stand iets ontvangt is hii even verblijc en dankbaar alsof hij zelf de gift hac bad ontvangen. Zoo maar één van leti inkh zijn beminnelijk karakter. MM gl gekregen, wat op zichzelf zeker wël spreekt Be heb gemerkt dat U de kamer ver laten, toen mijn vrouw song- Houdt u niet van muziek? Integendeel 1 Ik houd er heel veel van. Daarom verliet lk de kamer. EEN STOOMFIETS. Het oude modeL In onzen tijd waarin de auto's en de motorfietsen van allerlei typen ons voor bij «norren, waarin (Ioot de voetgangers wordlt geklaagd' dat de wegen onveilig en on wa ■mail zich ver begaanbaar worden gemaakt, mrin de zakenman lacht en ri» heugt ln het feit dat hij, zonder precies op bepaalde tijden te moeten afreizen, zich zoo «nel kan verplaatsen dat afstan den eigenlijk niet meer béhoeven te wor den gietelds in onzen tijd is bet wel aar- d'ig om de eerste «toomflets, toentertijd nog deftig en niet sportlef „stoom-velool- pède" genoemd, nog eens even onze aan dacht te geven. mtdbten hunner naspoeingen meedeel den, en die met ijver en geestdrift, waar van men tegenwoordig geen voorstelling meer heeft, de lessen hunper meesters op vingen en deze bijna altijd volgden. Vooral nadat Socrates, die van het jaar 4M tot 400 voor onze tijdrekening te Athene leefde, aan de wij "l vf f-rtr een geheel nieuwe richting had gegeven. HIJ bezegelde zijn lessen, door zijn merkwaar dig leven en rijn min <1 mes» verheven dood. Na hem werden de wflsgoerige scholen beroemd en kregen een Invloed op dé air gemeene beschaving, waarvan wij nu nog de gevol Ze bracht het paard naar den stal en bette de wonden, en, terwijl ze daarmee bezig was, hoorde ze een luid rat-tat-tat op die voordeur. i Ze snelde er heen, snaar bleef ver schrikt staan, toen ze ln de forsche, krachtige figuur in jaohtoostuum Pendra gon herkende. Komt u mij bericht brengen van mijn broer? stamelde rij. Ja, sta mfj toe binnen te komen, dan zal ik u alles vertellen. Met angst liet ze hem in de hal. Daar wierp hij zijn hoed op tafel en keek haar met bloedbe- loopen oogen aan. Dit is de eerste maal, dat ik het ge noegen heb u te bezoeken, begon hij zeer vreemd. Uw broer is mijn vriend, maar u is mij van het begin af vijandig geweestl Hoe komt dat, juffrouw Lallie? Is mijn broer wei een avond nuchter van uw huis teruggekomen, kapitein Pendragon? Neen, zei ze onbevreesd. Is het dan wonder als ik zou wensohen, dat hij u nooit gezien had? Zeg mij nu waar Diok is! Dick had geldgebrek waardoor hij in de verzoeking kwam voor struikroover te spelen. En terwijl hij bezig was een reiziger te plunderen, kreeg hij een slag met het zwaard en viel hij van het paard. Toevallig kwam ik Juist van Arundell, vond hem aan den kant van den weg en verschafte hem een veilige schuilplaats, die hij noodig had, omdat hU den reiziger, die hem wondde, bad doodgeschoten! Ons plaatje toont die stoomfiets naar het plan van Parkyna, door de werktuigkun digen Bateman Co. te Greenwich ver vaardigd'. Ook Perraux, een Franschman, kwam bijna gelijktijdig uit met een zelf de soort fiets. Perraux zocht reeds lang en niet zondier resultaat in deze richting. Reeds op een tentoonstelling in Parijs 1878, was een stoomfiets te bewonderen van zijn vinding!. Deze was toen echter nog te gevaarlijk voor dén berijder. Het was een tweewieler en vooronderstelde te veel behendigheid' bij zijn bestuurder, zoo dat hij nooit op algemeen gebruik kon hopen. Het verschil tusschen de hier afgebeel de en de Fransche bestond hoofdzakelijk hierin, dat bij gene de beide drfjfwielen den ganschen last droegen en het alleen staande wiel hoofdzakelijk stuurwiel was, terwijl bij deze de last kwam op het paar wielen en het enkele, welks middellijn dan ook nog grooter was dan die der beide andere en tegelijk stuur- en dirijfwlel was. Wel mogen wij zeggen, dat er in den tuaschentijd aan de stoomfiets is „ge werkt". Ons lijkt dit een voorbeeld om nieuwe dingen niet af te wijzen met een ongeloovlgi schouderophalen, maar er steeds de noodlge aandacht aan te schen ken, omdat de ervaring ons heeft geleerd, dat de tijd zelf voor verdere ontwikkeling zorgt B. DE TUINEN DER WIJSGEEREN TE ATHENE. Hoog er onderwijs in de open lacht In den tijd, toen het oude Athene de kweeksohool voor de wetenschappen en fraaie kunsten was, en het licht der be schaving v*n daar naar andere landen der wereld uitging, ontbrak het ln die be roemde stad niet aan mannen, die geheel hun leven wijdden aan het ontwikkelen van hun verstand, en aan het navorschen van hetgeen dé in openbaring, on bestemming en den samenhang der dln gen te weten kan komen. Men noemde zulke mannen Philoso- phen, dat is vrienden der wijsheid of, zoo- tensuh zonder boogere at God, ome ziel, onze Lallle stond roerloos als een steenen beeld. Nu wachtte hom de galg. U zult hem toch redden! riep ze wanhopig uit U is zijn trouwe metgezel en u zult hem dus niet verraden! Hij nam brutaal haar hand en bracht die aan de lippen. Lallle, zeide hij, sedert je in Tregoon gekomen bent heb ik naar bet oogenblik verlangd, dat ik je zou kunnen zeggen dat ik gezworen heb je tot mijn vrouw te maken, hoezeer je mij ook haat Ze rukte zioh vol afsohuw van hem los. Kom riep hij uit trouw met mij, en op den dag van ons huwelijk zal ik al mijn vrienden voor een laatste drinkge lag bijeenroepen en dan zal jij ze verzoe ken te blijven of heen te gaan, precies zooals je verkiest zoodat ze kunnen zien dat ik jou meesteres heb gemaakt van Pendragon. Ik zou liever willen sterven, riep ze uit. Ais je weigert mijn naam te nemen, zal ik zorgen, dat Dick opgehangen wordt! Hebt u dan geen hart, geen zweem van medelijden? kreet ze wanhopig uit. Neen, tenminste op 'het oogenblik riiet Ik ben als een jager, die een ree ver volgt, en als ik je gevangen heb, zal ik trachten je te laten zien dat ik toch een hart héb! Ik weet heel goed, dat ik je niet dooroverreding kan winnen, en daarom moet lk dit middel te baat nemen, om js te dwingen in mijn armen te fco- gevolgen ondervindon. Iwant de nog overgeblé van Plato, de meest geliefde nog overgebleven geschriften to, de meest geliefde der leerlln- i Socrates, en de weiken van es, die op zijn beurt bij Plato ter gen van Aristotei schole ging, zijn nog altijd gidsen op het moeilijke pad der wijsbegeerte. Ook de Btelsols van Epicurus, Zeno en nog an dere Grleksohe wijzen, rijn zeer bekend gebleven. Het ls bier de plaats niet om over den aardt van de stelsels der genoemde wijs- ge eren uit te wijdien. Wij willen er alleen dit van zeggen, dat Plato, die door zijn tijdgenooten de Goddelijke werd genoemd, alreeds die verhevenste denkbeelden om trent het wezen der Godheid en de on sterfelijkheid der menschelijke ziel heeft verbreid. Noch Plato, noch de ahdere genoemde Grieksche wijsgeeren, waren gewoon om zich met hun leerlingen in gesloten ge hoorzalen te onderhouden. Zooals onze ge leerden dat doen. Het zachte klimaat van Griekenland veroorloofde hun om hun leerlingen in dé open lucht rond zich te scharen. Al daar werd men door voorleringen en on derlinge gesprekken tot hoogere wijsheid en dieper levensinzicht gebracht In het bijzonder waren er bepaalde tuinen on geveer op een kwartier afstand van Athe ne gelegen waar Plato en later ook Epicurus en Zeno hun lessen gaven. Dit waren de zoogenaamde tuinen der wijsgeeren. Van uit de stad wandelde men daarheen langs een weg, die aan beide zijden gegarneerd was met de graftomben van voor het vaderland gevallen burgers, naast de meest beroemde staatslieden. Die tuinen zelf leverden allerbekoor lijkste wandelingen op. Hekjes beekjes murmelden daar door breed gebladerd® Slataanboomon en olijven overschaduwd, ln verschillende standbeelden b.v. dat van Minerva, de Godin der Wijsheid rijkten tusschen de boomen en bloeiend® eestera Lang nadat deze gewoonte in onbruik geraakt was, wist men nog bet plekje in den tuin bü een kleinen tempel aan te wij- at» gewoon was geweest zijn der wijsheid uit te deeien. tuin bijeen kleinen tempel aan te wij zen, waar Pla lessen der Een andere plek was er waar Epicurus altijd samenkomsten hield!. Boven den in gang van dat gedeelte van den tuin, stond een opschrift, inhoud'ende, dat daar het hoogste goed en bet grootste genot te vinden waa Als men bet Epicurus hoorde uitleggen, vernam: men dat hij de wijsheid bet hoog ste goed en de vriendschap bet hoogste genot noemde. Van uit de tuinen zag men twee van de prachtigste gebouwen der stad. In de eer ste plauts „Eet Parthenon" waarvan nog overblijfselen gevonden worden. En ln de tweede olaats ae „Propylaeën" of d® zoo genaamde buitengalerijen van bet kasteel van Athene. In den tijd' dezer wijsgeeren noemde men dé tuin de Academie. Vermoede lijk een afgeleide naam van een der vroe gere bezitters. Inmiddels ls deze naam de grondslag geworden van dien wélke men tegenwoor dig aan onze Hoofie Scholen of soms of soms ook wel aan geleerde genootschap pen geeft. Van deze tuinen ls in onzen tijd be- houdéns een paar brok steenen van beel den of muren, ln mtusea hoegenaamd niets meer te vinden. Zoo min uls van het ou<je, eertijds zoo bloeiend® Athene zelf. Vrjjlmoedlg heer: (op de Pier) Het komt me voor dat lk uw gezicht él eens eerder gezien heb. BDdclutndte dlame: Dat verwondert tme niet. Het ls niet de eerste maal dat lk er mee uit ben. men. Heb lk' mij duidelijk genoeg uit gedrukt? Ja zei ze mot ijzige kalmte. Duide lijk -genoeg dat ik nu geheel kan overzien^ welk een duivel dat j« bent! Bdj bet aanschouwen van haar uitda gende houding, ham- fonkelende oogen, brak al zijn wilde hartstocht in hem los, en met een forschen zwaai nam hjj haar in zijn armen Wanneer wil je met mij trouwen? hijgde hij. Niet voordat mijn broer in veiligheid ls antwoordde ze met een blik vol af schuw ik vertrouw je niet! Neen, Ut weet dat je mij graag dood aan je voeten zou zien, maar dat prikkelt mij des te meer om je te bezitten. Hoor eens, niet- ver hier vandaan ligt een schip ln de haven, dat, als ik wil, morgen kan vertrekken. Jij en1 je broer zullen met mij naar de havenstad gaan, zonder dat je hem iets zegt van het offer dat je brengt En zoodra Dick op zee is, zul je met mij trouwen. Zal lk morgenochtend met mijo. rijtuig aan de poort van Tregoon op je wachten? Ze boog langzaam het boofd als kon ze haar lichaam maar moeilijk tot die toe stemmende houding brengen. Ze was bleek als een dood'e. De deur werd ge opend en gesloten. Het geluid van de gehate voetstappen stierf weg, en ln het oude buis van Tregoon was bet weer zoo stil als het graf. 't Juffertje Roblnson. i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1925 | | pagina 7