UIT DE WIJDE WERELD
KUNST EN TECHNIEK
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
E
wan ZATERDAG 12 DEC. 1925.
NO. 208 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
WAAROVER ANDERS.
Waarover anders zullen we het hebben
dan over den winter. De winter, die is als
een copuette, die met haar oogen lonkt
naar dien een, terwijl er in haar anderen
ooghoek een grimmige grijns ligt.
Zoo is de winter, die aan den een niets
dan een lachend gelaat toont, terwijl hij
den ander slechts stuursche 'blikken toe
werpt.
De winter is voor den één een tijdperk
van lach en genot en voor den ander een
lange huivering, een tijdperk van kom
mer en ellende.
Toch is er ook im den winter, die aap
een grooten groep van menschen ver
maak bezorgt dan welke bron van ver
maak dan ook, een element, dat door de
groote menigte met een zeker spannend
verlangen wordt verbeid.
Dat gewenschte en verbeidde ia wel het
schaatsenrijden.
En de strenge vorst, die ditmaal het ijs
spoedig houdbaar deed worden, verloor
veel van haar strengheid, omdat zij het
was, die inderdaad, jong en oud, rijk en
arm, die er nog een stel schaatsen op na
hielden, eenige uren van opgewekt genot
bezorgde.
Wat een blijheid langs de grachten,
wat een kriebelkrabbel van de beginne
lingen, wat een branieachtige pogingen
van jongelui in den fcalverleeftijd om
beentje over te rijden, wat een gratie en
gemak van sommige rijders en rijdsters,
die zonder moeite over de ij sv akte zwe
ven 1
En dan de zwaargedoekte moeders, die
hun dikingestopte kleuters in en op de
sleden voortschuiven over het gladde ijs
veld, dat haar stijve knieén en kuiten
bezorgt bij hun pogingen om het op de
been en het roeT recht te houden.
De lach galmt voort door de prikkelen-
die vrieslucht en de lach schiet hun oogen
uit en is te lezen van hun gloeiend roode
wangen.
Wat een zee van blijheid wordt er zoo
ln de schemering in vele huizen binnen
gehaald, als daar flakkerend nog het
theelichtje heerlijk gezellige trilsohadu-
wen werpt langs de wanden en tegen het
plafond, de kachel knapperend brandt en
net water zoo zacht suizend in het keteltje
op het kachel gat staat te verdampen.
Als er dan een goede, vriendelijke hand
wat warm drinken heeft klaar staan en
Iets te knabbelen heeft neergezet, dan
kaïn er een zoo Intense gezelllgheidssfeer
in de woonkamer zweven, dat je tot in je
diepste diepte verwarmt en daar een bron
doet geboren worden, die je later, als er
tientallen van Jaren voorbijgetrokken zijn,
nog van haar warmte kan laten genieten.
Zoo"n gezellige hulskamer ln het stren
ge van den winter, waar een lieve hand
zoo onbaatzuchtig voor je zorgt, kan je
ln latere jaren soms nog zoo gemakkelijk
over vele moeilijkheden van het leven
heendragen, Gezegend rijn rij, die zoo'n
koesterende hand hebben gevoeld:, waar
van Je pas later echter de volle aandoen-
UJkheld en warmte gevoelt.
Maar lk rie dat ik wat afdwaal. Maar
els Jezelf zoo van die heerlijke herinne
ringen kan naproeven, dan wil je Je wel
eens even laten gaan.
Toch zijn er ook wel andere huiska-
mers, waar dat flakkerllchtje niet zoo
vrooltjke, gedrochtelijke schaduwen werpt
en waar het waterketeltje niet zoo gezel
lig suizend staat op het knetterend ka-
PENDRAGON VAN PENDRAGON.
Eten levensoffer.
Het was middernacht. In het oude buis
van Tregoon was het zoo stil als in een
graf. Uit een eenzame kandelaar schoot
een flikkerende lichtschijn over de don
kere eikenhouten meubels en belichtte de
slapende 'gedaante van een jong meisje in
een iagen stoel hij den leegen haard.
Zooals ze daar lag met het fijne blonde
koDie tegen een paars kussen, vormde
ze een mooi schilderijtje, dat de oude fa
milieportretten «an de Tregoonfl aan de
muren er niet bij in de schaduw konden
staan
Op'eens werd de stilte verbroken door
snelle hoefslagen. Ze werd verschrikt
wakker, sprong op, en
haar loebandigon broer, DiokJFaifax. op
alle uren van den nacht, nuchter of dron
ken te zien thuiskomen.
Ze hoorde verder niets, ^*>nd
ging ze naar de hal, nam een lan na™
den muur, en liep naar het biimenple-ru
Dick was nergens t» rian. Ze riep faam
oheltje. En dat is niet afhankelijk van de
aankleeding der kamer, ook niet van den
welstand, doch slechts van de Koestering,
die uitgaat van de onbaatzuchtige hana,
die de warmtesfeer rond zich straalt.
Rn waar die sfeer niet Is, daar is de
winter een lange huivering, onmdat dan
de avonden zoo somber lang zijn,
En dan nog de vele huisgezinnen, waar
de stoffelijke toestand Inderdaad zdó is,
dat de warmtesfeer met geen mogelijk
heid is te scheppen en voor hen is de
winter een tijd van kommer en ellende.
Dat er dit jaar zoo vele zullen zijn, is
wel zeker en we hopen, dat de helpende
hand daar niet zal wegblijven.
Terwijl we dit schrijven is de weer
voorspelling van de Bilt uitgekomen en
de dooi ingetreden
Vele pruilelippen hingen er, toen Zon
dag reeds de zee gromde en murmureer
de, want vanouds was het bekend, dat er
dan verandering op til zou zijn. Maar toen
toch de thermometer Maandag op 9 0 C.
stond liet men de zee grommen en inur-
muroeren, want men pieende, dat ook die
oude zee kindsoh was geworden. Doch
Dinsdag bleek, dat die oude zee niets
van haar kracht had verloren en haar
voorspellende geest ongebroken was.
De dooi trad in; het water kwam op het
ijs en de scholen hadden vrij. Het was
voorloopig weer uit met de ij sprot.»
Doch de ijsmisère bleef. Want de Zui
derzee zat en zit nog vol ijs, zoodat de
scheepvaart van Amsterdam naar Fries
land weer is verlegd door het kanaal vla
Nieuwediep naar Harlingen.
Een ongekende drukte is er weer aan
het einde van de Binnenhaven en door
de Koopvaardijsluis.
Is het voor de bemanningen ijsmisère,
voor de winkeliers daar aan de Binnen
haven zal het allicht nog wat ijsvreugde
zijn al is het dan in een andere beteeke-
nis dan de gewone.
Het eerste wintertje is voorbij, hoeveel
wacht ons nog?
UIT HET LEVEN VAN ARME IEREN.
De Iersche mantel.
Onder de armoedige volksklassen in
Ierland komt het heel vaak voor, dat een
groot gezin slechts een familie-mantel
bezit, die door alle vrouwelijke leden wordt
gedragen.
De grootste draagt hem zoo, als door
den kleermaker oorspronkelijk was be
doeld, de niet volwassene baalt dat ge
deelte van het kleedlngstuk over het
hoofd, dat eigenlijk ter bedekking van
de schouders moest dienen, en weet daar
bij de kap zoodanig te schikken, dat zij
Teel op den Turksohen kaftan gelijkt.
De kleintjes van vier of vijf jaar wor
den eenige malen in den mantel gewik
keld. Allen kleeden zloh er in zoo sierlijk
als mogelijk is en ontleenen ieder op hun
beurt, daaraan hun warmte of trachten
er hun warmte mede op peil te houden.
Op dezelfde manier dragen de jongens
de jassen van hun vaders.
Jassen en mantels zijn van oud nationaal
model, bijzonder w]jd en alle met kappen
of kragen.
Men heeft in Ierland een bijzondere
liefde voor de jas en de mantel als klee
dlngstuk. Men behoeft daar niet ver
wonderd te zijn zoo men een man ont
moet, die twee ouderwetsche mantels
over zijn gewone jas draagt, maar verder
zonder kousen, sohoenen ol west is.
In Engeland is men zeer bezorgd voor
voeten en borst en de Engelschman zal
steeds trachten, deze lichaamsdeelen zoo
goed mogelijk tegen koude of vorst te
beschermen.
De Ier is daarover echter niet bezorgd.
Vaak ziet men hem met zijn schoenen ln
de hand een varkentje drijven, zijn hals
onbedekt, zijn hemd op de borst open.
Hij laat den regen doodbedaard op zijn
gezicht en naakte borBt neervallen, en
hij schijnt er niet om te denken, dat hij
door het opzetten van zijn kraag dit
ongemak zou kunnen ontkomen.
Een vreemdeling zou licht kunnen
denken, dat bij met opzet zelfs de knoopen
van zijn broek niet vastmaakt, teneinde
een vrijen doortocht aan den regen te
verleenen, die rijkelijk langs zijn beenen
afstroomt, na zijn gelaat, zijn borst en
buik gewaBSchen te hebben.
Een Ierscbe bedelaar behoort tot een
klasse, die in aanzien staat en moet
geenszins met de vagebonden in Engeland
gelijk gesteld worden, dié gewoonlijk
alleen daarom bedelaars zijn, omdat lui
heid en liederlijkheid hen van den arbeid
terughouden.
In Ierland is dit geheel anders. Ieder,
die door keus of noodzakelijkheid bede
laar wordt, wordt daardoor lid van een
nieuwe gemeente of broederschap, en
verliest door dezen overgang volstrekt
zijn aanzien niet.
Hij is zichzelven van geen enkele on
eerlijke handeling bewust, houdt zijn stand
in eer, en heft daarom het hoofd even
trotsch op, als ware hij een krijgsman.
Hij is dus wezenlijk onderscheiden van
het wolfachtige wezen dat een Engelscha.
bedelaar is, die, al is het niet terstond,
toch weldra, door noodzakelijkheid en
door zijn omgang met anderen, diejtègen
de wetenschappelijke inrichting gezondigd
hebben, een dief moet worden.
De Iersche bedelaar vindt een woning
in elke hut of schuur, een schuilplaats
in ieders hart, en een aardappel in elks
pot. Hij is een soort van heraut of nieuws
rondbrenger voor hen, die geen geschre
ven of gedrukt schrift verstaan. Hij is
de raddraaier bij intrigues, de bode zoo
wel van den niets kwaads bedoelenden
minnaar, ais van deh gevaarlijken samen
zweerder. Hjj is werkelijk een geacht en
erkend burger van de maatschappij, die
zich in zijn bepaalde kring beweegt, zijn
bezigheden of posten waarneemt, en zoo
wel rechtmatig als door gunst, op be
looning en dankbaarheid aanspraak maakt.
De Iersche bedelaar is beroemd wegens
zijn geestigheid en geslepenheid. Hieraan
moet echter niet te veel waarde worden
gehechtimmers al de menschen van die
soort hebben een tameljjken-voorraad van
zetten en kwinkslagen, die zij bij voor
komende gelegenheden handig aan den
man weten te brengen. Zoo ook is de
soldaat, de zeeman, de omnibus-conduc
teur, de Iersche karvoerman beroemd,
wegens hun geestige zetten.
Met den Ierschen bedelaar is het even
zoo gesteld. Hij is altijd de aanvallende
partij, neemt zijn slag waar, en verkoopt
zijn inval, dien hij reeds b]j voorbuut
gereed had. Doch deze is meestal uit de
lulde hij den naam. Geen antwoord. Etn
de lantaarn in de hoogte houdend zag ze
zijn paard, de flanken met bloed bevlekt,
daim-pend bij den stal staan. Ze begon te
beven van' angst. Wat kon ze doen, ge
heel alleen als ze was.
In stilte had ze den dag betreurd,
waarop ze Diok had overgehaald naar
Tregoon te vluchten. Otn hem te bemoe
digen was 2e meegegaan, weg van de
stoel, waar ze als een koningin geregeerd
had over tal van aanbidders, waar ze een
jongen zee-officier had liefgekregen, die
korten tijd in Bafch vertoefde, voor hij
naar zijn schip terugging.
Kort daarop had haar broer Dick een
schandelijke daad verricht, waardoor haar
vader geruïneerd werd en van verdriet
stierf. Zij was met ham naar Tregoon ge
vlucht, om hem voor verdere misdaden te
bewaren. Ze bewoonde daar een klein
afgelegen- heerenhuls. Ongelukkigerwijze
was hij echter in handen gevallen van den
eigenaar van Pendragon, het naastbijge-
egen landgoed, die bekend was om zijn
hazardspel" vechten, brasserijen en, drink
gelagen, zoodat Dick al maar dieper
zonk.
Terwijl Lallle naar het met bloed be
vlekte paard staarde, bedacht ze dat
Diok wel op Pendragon in een duel ge
wond moest zijn geworden. Waarschijn
lijk had hij nog getracht naar huis te rij
den en onderweg was hij zeker van het
zadel gestort
oude doos. De laatste geestige-zet, dien
vernaamt toen ge Liverpool verliet,
de eerste zijn die ge van hem hoort.
Het aardige ligt eigenlijk ln de wijze
van zeggen, die voor de vreemdelingen
verrassend en nieuw is, en geheel ver
schilt van datgene, wat zii van anderen
in dien stand ooit gehoord hebben.
Dit laatste wordt vooral hierdoor ver
oorzaakt, dat de Iersche bedelaar zioh
allesbehalve over zijn stand schaamt, en
derhalve veel vrijer ën openhartiger
spreekt.
Hij voelt zich door een weigering vol
strekt niet beleedigd en ook niet wanneer
zijn inval de laohlust niet opwekt en hem
niets opbrengt.
Want dan trekt hij af en ruimt het
veld voor een ander, even behoeftig en
arm als hij zelf. Hij gaat vroolijk en op
geruimd heen alsof hij een rijke aalmoes
stand iets ontvangt is hii even verblijc
en dankbaar alsof hij zelf de gift hac
bad ontvangen. Zoo maar één van
leti
inkh
zijn beminnelijk karakter.
MM gl
gekregen, wat op zichzelf zeker wël spreekt
Be heb gemerkt dat U de kamer ver
laten, toen mijn vrouw song- Houdt u niet
van muziek?
Integendeel 1 Ik houd er heel veel
van. Daarom verliet lk de kamer.
EEN STOOMFIETS.
Het oude modeL
In onzen tijd waarin de auto's en de
motorfietsen van allerlei typen ons voor
bij «norren, waarin (Ioot de voetgangers
wordlt geklaagd' dat de wegen onveilig en
on
wa
■mail
zich ver
begaanbaar worden gemaakt,
mrin de zakenman lacht en ri»
heugt ln het feit dat hij, zonder precies
op bepaalde tijden te moeten afreizen,
zich zoo «nel kan verplaatsen dat afstan
den eigenlijk niet meer béhoeven te wor
den gietelds in onzen tijd is bet wel aar-
d'ig om de eerste «toomflets, toentertijd
nog deftig en niet sportlef „stoom-velool-
pède" genoemd, nog eens even onze aan
dacht te geven.
mtdbten hunner naspoeingen meedeel
den, en die met ijver en geestdrift, waar
van men tegenwoordig geen voorstelling
meer heeft, de lessen hunper meesters op
vingen en deze bijna altijd volgden.
Vooral nadat Socrates, die van het jaar
4M tot 400 voor onze tijdrekening te
Athene leefde, aan de wij "l vf f-rtr een
geheel nieuwe richting had gegeven. HIJ
bezegelde zijn lessen, door zijn merkwaar
dig leven en rijn min <1 mes» verheven
dood.
Na hem werden de wflsgoerige scholen
beroemd en kregen een Invloed op dé air
gemeene beschaving, waarvan wij nu nog
de gevol
Ze bracht het paard naar den stal en
bette de wonden, en, terwijl ze daarmee
bezig was, hoorde ze een luid rat-tat-tat
op die voordeur.
i
Ze snelde er heen, snaar bleef ver
schrikt staan, toen ze ln de forsche,
krachtige figuur in jaohtoostuum Pendra
gon herkende. Komt u mij bericht
brengen van mijn broer? stamelde rij.
Ja, sta mfj toe binnen te komen,
dan zal ik u alles vertellen. Met angst liet
ze hem in de hal. Daar wierp hij zijn
hoed op tafel en keek haar met bloedbe-
loopen oogen aan.
Dit is de eerste maal, dat ik het ge
noegen heb u te bezoeken, begon hij
zeer vreemd. Uw broer is mijn vriend,
maar u is mij van het begin af vijandig
geweestl Hoe komt dat, juffrouw Lallie?
Is mijn broer wei een avond nuchter
van uw huis teruggekomen, kapitein
Pendragon? Neen, zei ze onbevreesd. Is
het dan wonder als ik zou wensohen, dat
hij u nooit gezien had? Zeg mij nu waar
Diok is!
Dick had geldgebrek waardoor hij
in de verzoeking kwam voor struikroover
te spelen. En terwijl hij bezig was een
reiziger te plunderen, kreeg hij een slag
met het zwaard en viel hij van het paard.
Toevallig kwam ik Juist van Arundell,
vond hem aan den kant van den weg en
verschafte hem een veilige schuilplaats,
die hij noodig had, omdat hU den reiziger,
die hem wondde, bad doodgeschoten!
Ons plaatje toont die stoomfiets naar het
plan van Parkyna, door de werktuigkun
digen Bateman Co. te Greenwich ver
vaardigd'. Ook Perraux, een Franschman,
kwam bijna gelijktijdig uit met een zelf
de soort fiets. Perraux zocht reeds lang
en niet zondier resultaat in deze richting.
Reeds op een tentoonstelling in Parijs
1878, was een stoomfiets te bewonderen
van zijn vinding!. Deze was toen echter
nog te gevaarlijk voor dén berijder. Het
was een tweewieler en vooronderstelde te
veel behendigheid' bij zijn bestuurder, zoo
dat hij nooit op algemeen gebruik kon
hopen.
Het verschil tusschen de hier afgebeel
de en de Fransche bestond hoofdzakelijk
hierin, dat bij gene de beide drfjfwielen
den ganschen last droegen en het alleen
staande wiel hoofdzakelijk stuurwiel was,
terwijl bij deze de last kwam op het paar
wielen en het enkele, welks middellijn dan
ook nog grooter was dan die der beide
andere en tegelijk stuur- en dirijfwlel was.
Wel mogen wij zeggen, dat er in den
tuaschentijd aan de stoomfiets is „ge
werkt". Ons lijkt dit een voorbeeld om
nieuwe dingen niet af te wijzen met een
ongeloovlgi schouderophalen, maar er
steeds de noodlge aandacht aan te schen
ken, omdat de ervaring ons heeft geleerd,
dat de tijd zelf voor verdere ontwikkeling
zorgt
B.
DE TUINEN DER WIJSGEEREN
TE ATHENE.
Hoog er onderwijs in de
open lacht
In den tijd, toen het oude Athene de
kweeksohool voor de wetenschappen en
fraaie kunsten was, en het licht der be
schaving v*n daar naar andere landen
der wereld uitging, ontbrak het ln die be
roemde stad niet aan mannen, die geheel
hun leven wijdden aan het ontwikkelen
van hun verstand, en aan het navorschen
van hetgeen dé in
openbaring, on
bestemming en den samenhang der dln
gen te weten kan komen.
Men noemde zulke mannen Philoso-
phen, dat is vrienden der wijsheid of, zoo-
tensuh zonder boogere
at God, ome ziel, onze
Lallle stond roerloos als een steenen
beeld. Nu wachtte hom de galg.
U zult hem toch redden! riep ze
wanhopig uit U is zijn trouwe metgezel
en u zult hem dus niet verraden!
Hij nam brutaal haar hand en bracht
die aan de lippen.
Lallle, zeide hij, sedert je in
Tregoon gekomen bent heb ik naar bet
oogenblik verlangd, dat ik je zou kunnen
zeggen dat ik gezworen heb je tot mijn
vrouw te maken, hoezeer je mij ook haat
Ze rukte zioh vol afsohuw van hem los.
Kom riep hij uit trouw met mij,
en op den dag van ons huwelijk zal ik al
mijn vrienden voor een laatste drinkge
lag bijeenroepen en dan zal jij ze verzoe
ken te blijven of heen te gaan, precies
zooals je verkiest zoodat ze kunnen zien
dat ik jou meesteres heb gemaakt van
Pendragon.
Ik zou liever willen sterven, riep ze
uit.
Ais je weigert mijn naam te nemen,
zal ik zorgen, dat Dick opgehangen
wordt!
Hebt u dan geen hart, geen zweem
van medelijden? kreet ze wanhopig uit.
Neen, tenminste op 'het oogenblik
riiet Ik ben als een jager, die een ree ver
volgt, en als ik je gevangen heb, zal ik
trachten je te laten zien dat ik toch een
hart héb! Ik weet heel goed, dat ik je
niet dooroverreding kan winnen, en
daarom moet lk dit middel te baat nemen,
om js te dwingen in mijn armen te fco-
gevolgen ondervindon.
Iwant de nog overgeblé
van Plato, de meest geliefde
nog overgebleven geschriften
to, de meest geliefde der leerlln-
i Socrates, en de weiken van
es, die op zijn beurt bij Plato ter
gen van
Aristotei
schole ging, zijn nog altijd gidsen op het
moeilijke pad der wijsbegeerte. Ook de
Btelsols van Epicurus, Zeno en nog an
dere Grleksohe wijzen, rijn zeer bekend
gebleven.
Het ls bier de plaats niet om over den
aardt van de stelsels der genoemde wijs-
ge eren uit te wijdien. Wij willen er alleen
dit van zeggen, dat Plato, die door zijn
tijdgenooten de Goddelijke werd genoemd,
alreeds die verhevenste denkbeelden om
trent het wezen der Godheid en de on
sterfelijkheid der menschelijke ziel heeft
verbreid.
Noch Plato, noch de ahdere genoemde
Grieksche wijsgeeren, waren gewoon om
zich met hun leerlingen in gesloten ge
hoorzalen te onderhouden. Zooals onze ge
leerden dat doen.
Het zachte klimaat van Griekenland
veroorloofde hun om hun leerlingen in
dé open lucht rond zich te scharen. Al
daar werd men door voorleringen en on
derlinge gesprekken tot hoogere wijsheid
en dieper levensinzicht gebracht In het
bijzonder waren er bepaalde tuinen on
geveer op een kwartier afstand van Athe
ne gelegen waar Plato en later ook
Epicurus en Zeno hun lessen gaven.
Dit waren de zoogenaamde tuinen der
wijsgeeren. Van uit de stad wandelde men
daarheen langs een weg, die aan beide
zijden gegarneerd was met de graftomben
van voor het vaderland gevallen burgers,
naast de meest beroemde staatslieden.
Die tuinen zelf leverden allerbekoor
lijkste wandelingen op. Hekjes beekjes
murmelden daar door breed gebladerd®
Slataanboomon en olijven overschaduwd,
ln verschillende standbeelden b.v. dat
van Minerva, de Godin der Wijsheid
rijkten tusschen de boomen en bloeiend®
eestera
Lang nadat deze gewoonte in onbruik
geraakt was, wist men nog bet plekje in
den tuin bü een kleinen tempel aan te wij-
at» gewoon was geweest zijn
der wijsheid uit te deeien.
tuin bijeen kleinen tempel aan te wij
zen, waar Pla
lessen der
Een andere plek was er waar Epicurus
altijd samenkomsten hield!. Boven den in
gang van dat gedeelte van den tuin, stond
een opschrift, inhoud'ende, dat daar
het hoogste goed en bet grootste genot
te vinden waa
Als men bet Epicurus hoorde uitleggen,
vernam: men dat hij de wijsheid bet hoog
ste goed en de vriendschap bet hoogste
genot noemde.
Van uit de tuinen zag men twee van de
prachtigste gebouwen der stad. In de eer
ste plauts „Eet Parthenon" waarvan nog
overblijfselen gevonden worden. En ln de
tweede olaats ae „Propylaeën" of d® zoo
genaamde buitengalerijen van bet kasteel
van Athene.
In den tijd' dezer wijsgeeren noemde
men dé tuin de Academie. Vermoede
lijk een afgeleide naam van een der vroe
gere bezitters.
Inmiddels ls deze naam de grondslag
geworden van dien wélke men tegenwoor
dig aan onze Hoofie Scholen of soms of
soms ook wel aan geleerde genootschap
pen geeft.
Van deze tuinen ls in onzen tijd be-
houdéns een paar brok steenen van beel
den of muren, ln mtusea hoegenaamd
niets meer te vinden. Zoo min uls van het
ou<je, eertijds zoo bloeiend® Athene zelf.
Vrjjlmoedlg heer: (op de Pier) Het
komt me voor dat lk uw gezicht él eens
eerder gezien heb.
BDdclutndte dlame: Dat verwondert tme
niet. Het ls niet de eerste maal dat lk er
mee uit ben.
men. Heb lk' mij duidelijk genoeg uit
gedrukt?
Ja zei ze mot ijzige kalmte. Duide
lijk -genoeg dat ik nu geheel kan overzien^
welk een duivel dat j« bent!
Bdj bet aanschouwen van haar uitda
gende houding, ham- fonkelende oogen,
brak al zijn wilde hartstocht in hem los,
en met een forschen zwaai nam hjj haar
in zijn armen
Wanneer wil je met mij trouwen?
hijgde hij.
Niet voordat mijn broer in veiligheid
ls antwoordde ze met een blik vol af
schuw ik vertrouw je niet!
Neen, Ut weet dat je mij graag dood
aan je voeten zou zien, maar dat prikkelt
mij des te meer om je te bezitten. Hoor
eens, niet- ver hier vandaan ligt een schip
ln de haven, dat, als ik wil, morgen kan
vertrekken. Jij en1 je broer zullen met mij
naar de havenstad gaan, zonder dat je
hem iets zegt van het offer dat je brengt
En zoodra Dick op zee is, zul je met mij
trouwen. Zal lk morgenochtend met mijo.
rijtuig aan de poort van Tregoon op je
wachten?
Ze boog langzaam het boofd als kon ze
haar lichaam maar moeilijk tot die toe
stemmende houding brengen. Ze was
bleek als een dood'e. De deur werd ge
opend en gesloten. Het geluid van de
gehate voetstappen stierf weg, en ln het
oude buis van Tregoon was bet weer zoo
stil als het graf.
't Juffertje
Roblnson.
i