I Mannen! PUROL TWEEDE EN LAATSTE BLAD. PLAATSELIJK NIEUWS. BINNENLAND VAN DONDERDAG 4 FEBRUARI 1926. Me], O. Sehoeman aMer, ibëhaald© aan de Mode Vakschool te dien Haag het diploima als coupeuse. N.V. „Het Schouwtooneel". Het gezelschap van de heeren Adr. van der Horst en' Jan ÏMusch trad Dinsdagavond voor de derde maal in dezen winter voor het voetlicht, thans met het aangekondigde stuk „Haar groot© Dag", tooneelspel in 3 bedrij ven, door A. H v. d'. Feèn. Zooals men weet, is dit een abonnementsvoorstelling, die tegen gereduceerden prijs toegankelijk was voor Een, die ingeteekend hadden op de serie van dirie voorstellingen-. Het succes van dezen avond was zóó groot, dat de heer Balfoort in de pauze naar voren trad om namens de directie mede te doelen, dat men- besloten had in Maart nog een vierden dergelijken Avond te geven, welke blijde boodschap met applaus door de vel© aanwezigen ontvangen werd, A. H. van der Feen, die jarenlang «ls F. de Sinclair een aantal humoristische en tamelijk laag-bij-den-grondsche novellen ge schreven had, ontpopte zich voor enkele jaren plotseling als een serieus schrijver van werk, dat de vergelijking met het beste uit onze literatuur glansrijk kan doorstaan. Hij heeft zelf ingezien, dat dit werk beter was door het onder eigen naam uit ié geven. Wie zijn novelle „Een gunst" kent, weet, dat wij hier niet overdrijven. Hierin schildert hjj. op meesterlijke wijze de gevoelens en gewaar wordingen van een tot langdurige gevange nisstraf veroordeelden jongen man uit de aristocratie, die als „gunst" een dag bulten de gevangenis verblijven mag en hpt sterf bed van zijn vader bezoekt. Dat deze „gunst" een marteling voor den man wordt, laat Van der Feen ons op aangrijpende en meester lijke wijze zien. Diep dringt hij in dit ver band door ln de psychologie van het geval, en wij voelen hevig de tragiek ervan.l) Na deze meesterlijk-geschreven novelle stelt dit tooneelstuk, dat eveneens een „geval" behandeltwel ietwat teleur. Het hier behandelde geval is het volgende: een officiersfamilie heeft een kind aangenomen en opgevoed, een meisje, waarvan de moe der dood en de vader een verloopen sujet is. Het heeft dat gedaan zonder eenige schrif telijke overeenkomst; het meisje, thans zeventien jaar, is als tweejarig kind- -bij hen gekomen en zij beschouwen het natuurlijk geheel als hun eigen kind. Van haar kant weet Betty niet beter of zij is de eigen doch ter. Maar al in het eerste bedrijf komt Vos, Betty's vader, zijn kind opeischen. Het meisje is na groot en volwassen, en hij wil het meenemen. Zelf woont hij samen met een prostituée en het is licht te denken trouwens, Vos windt er ook geen doekjes om wat er van dat kind terecht moet komen. Betty's aangenomen vader zij is in het gezin van een zee-officier -is in Indië, .en dus staat de moeder alleen voor de beslissing. Haar raadsman is een huisvriend, mr. Verschuur, en een predikant, ds. Prins. Geen van tweeën kan haar troost geven: voor den advocaat is het een absoluut hope loos geval, daar de wet alle rechten toekent aan den- vader, in casu Vos, en ook de pre dikant weet niet anders dan eenige alge- meene troostwoorden te gevea Louise de aangenomen moeder van Betty bezit evenwel een brief van haar man, waarin deze zijn spoedige aankomst in Holland meldt. In dien brief dringt Van Heerde er bij zijn vrouw op aan in geen geval toe te geven aan mogelijke eischen van Vos, die het echtpaar al meer heeft'lastig gevallen, maar met alle middelen Betty bij zich trachten- te houden. De arme Louise, teneinde raad, want alle -aanbiedingen aan Vos gedaan, falen, biedt hem een glas cognac, doch weet hierin hei melijk uit het op hèt buffet staande fleschje met het preparaat, dat Betty voor de ont wikkeling van haar-photografische platen gebruikt, .te gieten, waardoor Vos, na slechts weinig schreden te hebDen gedaan, op straat ineenzakt en sterft. -Dit alles speelt zich in het eerste bedrijf af. In het tweede zien wij het gezin Van Heerde bijeen; ook de beide huisvrienden, de advocaat en de predikant, zijn er en het geval van den plotseüngen dood1 van Vos komt wederom ter sprake. Louise, zenuw achtig geworden door al deze gesprekken, biecht tenslotte, als de gasten weg zijn, haar geheim aan den man. Deze, wel verre van met haar daad accoord te gaan, keurt die af, een scherp conflict ontstaat, en scheiding is er het gevolg van. In het derde bedrijf zijn Van Heerde en zijn pleegdochter naar Chili vertrokken en Louise is alleen overgebleven in het reeds bijna geheel leege huis. Zij zal voorloopig naar een vriendin in Londen gaan. In- dit bedrijf komt mr. Verschuur, die haar, nu zij weldra gescheiden vrouw is, een- huwelijksdeclaratie doet, doch wien zij. even eens haar geheim biecht, en die haar daarna evenzeer veroordeelt als haar man dat deed. Tot slot krijgen we den dominé, die natuur lijk ook de daad veroordeelt, doch althans de ■belofte doet de arme vrouw nu en dan te zullen schrijven, en met Louise s vertrek eindigt het stuk. Zooals de lezer ziet, culmineert zich de handeling in het eerate bedrijf. Hoewel in een tooneelstuk uit den a,ard- der zaak alles zeer compaot moet geschieden en de ge beurtenissen, conflicten enz. elkander snel opvolgen, mogen wij toch als toeschouwer verwachten, dat -een- en ander ons aanneme lijk wordt gemaakt. Welnu, op zichzelf is een geval als dat van Vos en zijn dochter i) Djt, verhaal is tri de Leeszaal voorradig en wij kunnen den lezer ten zeerste aan raden hst eens tor lering to vragen. denkbaar, en behoort het helaas niet tot de ongebeurlijkheden. Maar waar hier zelfs het gezin Van Heerde desnoods zijp geheele ver mogen wil opofferen om Betty te mogen behouden, lijkt ons dit halsstarrige vasthou den van den vader om zijn dochter bij zich te hebben en haar willens en wetens te gronde te doen gaan, te zeer geforceerd. Hoogere motieven zitten bij den man niet voor, men moet dus enkel- denken aan platte geldzucht. Welnu, wat kan hem dan beletten van' Van Heerde een vast jaargeld te eischen om daarvan met zijn minnares te kunnen leven? Zooals het ons wordt voorgesteld, maakt het weinig indruk, omdat het onvol doende -tot den toeschouwer spreekt. Louise's wanhoopsdaad: den man uit den weg te ruimen, is a priori verwerpelijk en het is de fout van den- .schrijver, dat hij den loop der gebeurtenissen in deze richting heeft ge stuurd. Het plotselinge conflict tusschen Van Heerde en zijn vrouw, nadat zij hem haar daad gebiecht heeft, overvalt den toe schouwer. Dat hij- Louise's daad afkeurt, is begrijpelijk; dat het zonder -meer óp een der gelijke catastrophe uitloopen moest zij zijn al jaren getrouwd geenszins, althans niet-zooals het geval ons hier wordt voorge- legd. Dit zijn enkele der grootste bezwaren, die wij tegen dit stuk hebben. Het is natuurlijk propagandistisch bedoeld: er moet een an dere, betere, regeling van de hierin behan delde materie komen, bedoelde de schr. te zeggen. Maar, zooals boven opgemerkt, het geval lijkt ons ietwat geforceerd. Wij hebben meer, zuiver literaire, bezwa ren: de tamelijk rechtzinnige predikant, die Multatuli citeert („Er is e n kracht uit hoo- ger kracht ontsproten)") in een geheel andere beteekenis, dan Multatul-zelf er aan- ver leent, de advocaat, d-le den argeloozen toe schouwer plotseling verrast met een decla ratie aan de,amper gescheiden Louise, ter wijl niets er op wees, dat het dien kant uit ging. Komende op de details van het stuk, heb ben wij niets dan lof voor de vele aardige tooneeltjes, die dit stuk biedt. Het kostelijk samenspel van de- beide jongelui Betyt en Heinze bood' alleraardigste momenten; dit was Hollandsche kunst op zijn best, een waar genreschilderijtje van levende men» schen. Het heele eerste bedrijf trouwens is een en al actie en leven. Voor de artisten gaf dit tooneelstuk gele genheid- voor prachtig spel. Hierin culmi neerden uit den aard der zaak Mevrouw Van der Horst—van der Lugt Melsert als de tra gische Louise-figuur: sterke, hartstochtelijke vrouw, die te» koste van alles haar aangeno men kind beschermt, en die bereid is er alles voor te ondergaan. En verder Enny de Leeu- we, de frissche, heerlijk-jonge bakvisch, die volkomen ongedwongen, natuurlijk en naief haar rol speelde. Haar ter zijde stond Carel Rijken, haar verliefde aanbidder, een beetje geaffecteerd, subliem in zijn verlegenheid en linkschheid. Wat deze twee aan samenspel te genieten gaven, zal wel niet worden over troffen en alleen hierom is dit stuk de moeite van het zien waard. De scène van het strengetje wol, dat de jonge man moet op houden voor zijn plaaggeest, kon zóó uit Hildebrand genomen zijn. Van Staalduynen als advocaat was deftig, ernstig, zakelijk, maar volstrekt geen -toekomstig minnaar; de dominéé (Ko Arnoldi) statig, waardig, geloo- vig, alleraardigste oude heer. Tenslotte was daar in het tweede bedrijf Go Balfoort als de zee-officier: in- groot-uniform, hoffe lijk gastheer eerst, vertoornde echtgenoot later. Zij allen hadden betrekkelijk bijrollen. Heel goed- was ook Pierre Mols als Vos; hij had zich een volkomen onherkenbare grime gemaakt. Kalm en- beheerscht spel gaf hij- in zijn ondankbare rol. Rie van Gogh speelde een bescheiden rolletje van dienstbode. De indruk van het publiek over het stuk was verdeeld; maar allen waren het over het sublieme spel eens. Het stuk leent zich ook bizonder voor sterk spel, (slotscène tweede bedrijf tusschen Van Heerde en zijn vrouw), en wij, zagen weer eens welke waarlijk eer- ste-rangs tooneelspelers wij, bezitten. Vergeet u het dus niet: in- Maart komt nog eep. vierde voorstelling, eveneens tegen de geldende gereduceerde prijzen van de andere. Onder de door het „Casino"-orkest uitge voerde nummers hoorden wij met genoegen de compositie van onzen stadgenoot Gijs van der Hulst. Nol Ver. van Hulsvrouwen. Vrijdagavond 8 uur houdt mej. Christine Doorman uit den Haag een lozing in, bet Allg. Mil. Tehuis, Spoorstraat, over „Selrna Lagerlöf. Reeds in zeer vele afdeelin- -gen dezer vereendiging hield mej. Door man deze zelfde lezing. Overal mocht zij zich in een zeer groote (belangstelling verheugen. Voor do vele llezers en lezeressen der boe/ken van de begaafde schrijfster Selma Lagerlöf is dit d' e 'gelegenheid iets meer van haar leven en werken te loeren ken nen. Ook leerlingen- van onderwijsinrich tingen kunnen door deze lezing meer let terkundige kennis opdoen en mogen de gelegenheid daartoe niet laten voorbij gaan. Vit fiet Politierapport Door een landbouwer werd Maandag middag aan een agent medegedeeld, dat hij een hond had opgevangen. De hond werd naar het Hoofdbureau gebracht en vandaar naar het asyl in de Breestraat getransporteerd. Maandagavond werd door een agent een man wegens openbare dronkenschap aangehouden. De man verzette zich zoo heftig, dat er twee andere agenten bij te pas moesten komen om hem naar het Hoofdbureau over te brengen. Door een bewoner van den Kanaalweg werd Maandagavond telefonisch aan de politie medegedeeld, dat een 4-tal marine schepelingen met een mes voor zijn woning aan het vechten waren. Drie agenten gingen er onmiddellijk heen en troffen het 4-tal, dat onder den invloed vta sterken drank verkeerde, Ingezonden mededeellng. aan. Zij waren na eèn woordentwist slaags geraakt. Zij werden aangemaand naar boord te gaan, waaraan zjj voldeden. Dinsdagmiddag deed een juffrouw aan gifte. dat een jongen een meisje spelen derwijs door een ruit had geduwd. Voor de woning van iemand aan den Huisduinerwég lag Dinsdagavond een dronken man. De bewoner deed hiervan telefonisch aangifte, waarop 2 agenten er heen gingen en den beschonk ene naar het Hoofdbureau overbrachten. DE KABINETSCRISIS. Na tachtig dagen. Inderdaad^ reeds meer dun- tachtig dia gen, heeft de crisis geduurd en nog is het einde niet in heit zicht. Dr. de Visser heeft na vele weiken on derhandelen zijn taak opgegeven. Het bleek, voorloopig althans, onmogelijk de rechtsche partijen tot overeenstemming te brengen en dus evenmin mogelijk het Kaïblnet-Oolijh op de been te bonden. De Koning,lm heeft nu aan Mr. Limburg opdracht gegeven, een extra-parlemen tair Kabinet te vormen. Zijn persoon en- zijn -groote kennis hadden hem reeds se dert lang een -bijlaondere plaats gegeven in het Nederlandsche publieke leven. Ook daarbuiten intusschen -heeft zijn naam een goeden klank. Ver over de 'grenzen kent men hem ais een1 jurist van 'buiten gewone gaven. De heer Limburg is dan ook bij alle partijen „persona grata" behalve bij zijn eigen partijgenooten, wier leider slechts -grievende woorden voor hem hooft -gehad. Dit alles verhindert niet, dat mr. Lim burg moeite genoeg zal hebben met zijn opdracht te slagen. Een groote moeilijk heid daarbij is het ongelukkige verdrag met België. Het schijnt buiten twijfel, dat hij Minister van Karnebeek eventueel aan zijn Kabinet zal willen verbinden maar helaas heeft deze zich vastgeklon ken aan dit traktaat. In- de Kamer zal ze ker tot uitdrukking komen, hoe sterk het verzet tegen dit reeds aanstonds zoo im populaire tractaat, tijdens de crisisperio de, is geworden. Want d-it voordeel heeft de crisis tenminste gehad, dat ons volk zich heeft bezonnen. De oomité's van actie tegen het verdrag, waarin alle kringen git de burgerij en a-He politieke partijen zijn vertegenwoordigd, rijzen1 als paddestoelen op uit den' grond, en het verzet groeit aan tot een nationale beweging. Moge de nieuwe Kabinetsformateur deze teekenen verstaan1! DE WATERSNOOD. Hulpverleening. Het totaal bedrag der ^ij de algemeene vereenigde commissie ter leniging van rampen door watersnood in Nederland in gekomen gelden bedraagt thans, na de 23ste verantwoording 1.593.755.871/*. Niettegenstaande Grave van het eerste oogenblik van de doorbraak af veel ge daan heeft voor mensch en dier in het overstroomde gebied aan de overzijde van de Maas, heeft men aldaar toch nog 1118 aan geld voor de door watersnood geteisterde streken "bijeen,weten te krij gen. Bij het pronvinciale watersnoodoomité in Noordbrabant is uit verschillende ge meenten een bedrag van ruim 80.000 ontvangen. Particulier initiatief. Thans blijkt bo-e gelukkig het is ge weest, dat geen gevolg is gegeven aan den aandrang om de hulp door het parti culier initiatief aan Bonculo geboden te vervangen1 door Staatshulp in den- vorm van opcenten op die Inkomstenbelasting. Tot onze groote voldoening -bleek, dat door vrijwillige bijdragen is bijeenge bracht ruim- 3 mll-lioen gulden- (hierbij is niet inbegrepen' wat voor herstel van kerkgebouwen c.a in eigen- 'kring is bij eengebracht) waardoor het Nationaal Steuncomité in staat is gesteld aan alle aanvragen om- steun te kunnen voldoen. „Vadertje Staat" kan zich gelukkig af zijdig houden. De mentaliteit vtfn ons volk is een ander© gebleken dan die, welke in het brein huisde van degenen, die Staatshulp aanprezen. Op Oudejaarsavond en- volgende dagen heeft een ander element,* het water, een deel van onze 'bevolking in groote •legenibeid1 gebracht; de overstroom!: zijn een ramp geworden- voor de strckep, die eerst onder water en daarna onder en' sneeuw zijn bedolven. De heer Braat heeft thans zijn verhven. Hij wilde direct onzen Mini ter van Financiën maar aan het w< zetten. I WijMenken er met verreweg het ste d'eel onzer bevolking andenrover En dè Nederlanders, die thans in kornmèr en zorg zitten1, 'hebben ervaj dat hun landgenooten, dankbaar zijn, dat hun die drinkbeker is voorbij gaan, ook nu weer hebben getoond paxtlóullacD initiatief vanaagt Het zilveren huwelijksfeest van het Koninklijk echtpaar. Het Noordzetvharin^vlsBcherilhedïriJf v Indien b(j het scheren nw huid pijn doet of ptuk gaat, kunt gij dit voorkomen door uw huid vóér het inzeepen eerst in te wrijven met een weinig 30-60-90 ct. 1901 7 Februari 1926 In den vroegen herfst van het jaar 1900 logeerde een jonge man incognito ^ls Graaf von Bülow in een eenvoudig loge ment nabij König. Tijdens een wandeling werd hij op een buitenweg aangesproken door een man, die hem gejaagd de mede- deeling bracht, dat de eenzame wandelaar des middags ten paleize te König werd verwacht. Deze korte, maar veelzeggende bood schap gaf Hertog Hendrik van Mecklen- burg - want dat was de jonge man de zekerheid, dat hij door Koningin Wil- helmina als haar gemaal werd aanvaard. Enkele dagen daarna kwam- de Koningin op Het Loo terug, en het feit, dat de toenmalige Minister-President was uitge- noodigd aldaar aanwezig te zijn, deed ver moeden, -dat het uitstapje naar König iets anders dan een eenvoudig familiebezoek had gegolden. Den dag daarna ging dan ook een Koninklijke boodschap aan de Staten-Generaal, en op 17 October 1900 verscheen het bijzondere nummer van de Staatscourant, waarin mededeeling van de verloving werd gedaan. Op 7 Februari had het huwelijk, dat door een groot aantal vorsten en vorstin nen werd bijgewoond, plaats. Het burger lijk huwelijk werd teu paleize te 's Gra- venhage door den toenmaligen Minister van Justitie, den heer Cort van der Linden, voltrokken. De plechtigheid in de kerk werd geleid door den hofprediker, Dr. Van der Flier, die de eerste was, die daarbij op den nieuwen staat van den Hertog, tot Prins verheven, mocht doelen. Na afloop van het feestmaal ten paleize sprak de Koningin-Moeder 'met begrijpelijk ont roerde stem de gasten toe en uitte de beste wenschen voor het geluk van haar kinderen. In den laten namiddag vertrok het vorstelijk echtpaar naar Het Loo, uit geleide gedaan door de vele bruiloftsgas ten, die vanaf het balcon van het paleis tot het laatste oogenblik Eet echtpaar bleven nawuiven. Spoedig volgden bezoeken van de Ko ningin en haar Gemaal aan Amsterdam, Rotterdam en andere steden en provinciën des lands. De intocht te Amsterdam zal gedenkwaardig blijven om het noodweer, dat zich daarbij deed gelden, maar de Koningin liet' de rijtuigkappen neerdoen, en onder stroomenden regen deed het Koninklijk echtpaar zijn intocht in de hoofdstad, toegejuicht door vele duizenden, die geduldig hadden gewacht. Prins Hendrik is er vrij spoedig in ge slaagd de sympathie van Nederland te winnen. Zijn opvoeding was eenvoudig en verstandig; in zijn jeugd ondernam hij groote reizen en deed zich daarbij als een onverschrokken jager kennen. Bij de be kende scheepsramp te Hoek van Holland in 1907 heeft de Prins, gevaar niet ont ziende, zich aan boord van de loodsboot begeven en persoonlijk de redders tot de grootst mogelijke krachtsinspanning aan gespoord. Vanaf dat oogenblik was zijn belangstelling voor alles wat het redding wezen betreft, gewonnen, terwijl ook bij het Roode Kruis velen hem mochten leeren kennen en waardeeren. Overigens is de positie van den Prins geen gemakkelijke geweest, maar hij heeft de rol, hem door de omstandigheden toe bedeeld, met tevredenheid en opgewekt heid vervuld. Op 30 April 1909 werd uit het huwelijk van Koningin en Prins ^en dochter gebo ren. Prinses Juliana is onder geheel andere omstandigheden opgegroeid dan haar Moeder. De jeugd van onze Koningin is in vele opzichten een zonnige geweest, maar toen Koning Willem III in 1890 de oogen sloot, was het tienjarige kind Koningin en vanaf dat oogenblik kon haar jeugd niet zijn als die van andere kinderen. Maar Prinses Juliana behoefde .zich niet voor te bereiden op een aanvaarding van het koningschap reeds op zoo jeugdigen leeftijd. Menschelijker wijze gesproken zal zij niet vóór haar meerderjarigheid het Koninklijk hermelijn op haar schouders zien neervallen. De Koningin heeft dan ook haar dochter in het ongestoord bezit van haar jeugd gelaten en, in tegenstelling met wat bij haar kon geschieden, een kring van jeugdige vrienden en vriendinnen om haar heen geschapen. Alleen in de moeilijke dagen van 1918 heeft de Koningin Prinses Juliana eenige malen medegenomen om Nederland te wijzen op het bezit van dit koningskind, haar eventueele opvolgster; en bjj elk be zoek werd men getroffen door de innige verhouding tusschen moeder en do'chter. Geen gewest van Nederland, geen plaats van beteekenis, waar het Koninklijk echt paar in deze kwarteeuw van regeering niet meer dan eens is geweest. Geen Neder lander, die niet zonder veel moeite kans heeft gehad om beiden van aangezicht tot aangezicht te zien. De Koningin was te midden van haar volk bij vreugde en bij leed; bij de vreeselijke overstroomin gen, die ons land in de vorige maand teisterden, heeft men haar toewijding op nieuw kunnen waardeeren. In dat opzicht toonde zij steeds haar afkomst van het Huis van Oranje, welks afstamming terug gaat tot de tijden van Clovis en dat een der oudste vorstenhuizen van Europa vormt. Het zilveren bruiloftsfeest van het Koninklijk echtpaar zal dan ook niet alleen in haar vaderland met (ditmaal)-stille, doch oprechte vreugde worden herdacht, maar zeker ook in het buitenland „niet onopgemerkt voorbijgaan". Het hoofdbestuur der Reedersvereeni- ging voor de Ned. Haringvisscherij heeft een rapport uitgegeven, waaraan het vol gende is ontleend Is er werkelijk overbevtssching van de Noordzee te constatee- ren Zoo ja, uit welke oorsaak Overbevissching door de eigenlijke ha- ringdrijfnetvisschers kan men in werke- lijken zin niet constateeren. Uit een ver gelijking van de sterkte der vloot en der statistische gegevens der laatste jaren met die van den voor-oorlogstijd blijkt duide lijk, dat allengs een geringer aantal vaar tuigen aan de haringdrijfnetvisscherij deel neemt en het quantum door die vaartuigen aangebrachte haring allerminst op een sterke toeneming wijst. In de andere lan den, die ,aan de haringdrijfnetvisscherij in de Noordzee deelnemen, valt hetzelfde waar te nemen. Oorsaak van den veranderden vischstand der haringvisscherij Als vermoedelijke hoofdoorzaak moet daarvoor worden aangenomen, het niet aanwezig zijn van voldoend haringvoedsel (plankton), waardoor vooral in het afge- loopen jaar weinig haring is gevangen, die bovendien veelal klein van stuk en van mindere qualiteit was dan in het voorafgaande jaar. Daarbij komt de aan wezigheid van veel tonijnen, ifelke d$ laatste jaren meer en meer noordelijk worden aangetroffen en groote verwoes ting aanrichten onder de haringscholen, waardoor deze uiteen worden gejaagd. Ten slotte nteenen wij, dat stroom veran dering in het Noordzeegebied en veran dering der temperatuur van het water, het hunne er toe bijdragen, dat de haring zich meer en meer heeft verspreid. Een periode van abnormale temperatuur van het water en van onvoldoend voedsel oefent enormen invloed uit op de latere grootte en qualiteit van de haring. Deze factoren Jrebben er zéér waar schijnlijk, zoo niet zeker toe geleid, dat men op eertijds bekende goede vang- plaatsen, de paar laatste jaren geen of zeer weinig haring aantrof. De vernieling van den visch- rijkdom van het haringgebied. Geconstateerd moet worden, dat vooral de groote stoomtreilers, welke op schel- visch visschen, haringkuit vernielen, maar niet vergeten dient te worden, dat de paaigronden eveneens wordén bezocht door groote scholen schelvisch (z.g. spoon- schelvisch), welke enorme hoeveelheden haringkuit verorberen. De vraag doet zich dan ook voor, door welken vijand de voortplanting van de haring het meest wordt benadeeld door de schelvisch, die groote massa's kuit verzwelgt of door de op die kuitroovende schelvisch visschende stoomtreilers, die bij het visschen evenzeer veel kuit en broed voor de voortplanting van de ha ring doen verloren gaan? Stellig zou het, naar onze meening, voor de haringdrijf netvisscherij groot voordeel opleveren, wanneer gedurende den paaitijd de stoom- treilvisscherij op Doggersljank verboden kon worden, al zou daarmee natuurlijk niet worden voorkomen, dat de nadee- lige invloed, door de spoonschelvisch ver oorzaakt, zou blijven bestaan. Het wegvangen van z.g. zeebliek dient zoo krachtig mogelijk te worden tegen gegaan, aangezien wetenschappelqk is komen vmé te sta^n, dat „zeebliek" niets anders is aan jonge haring. Ten slotte valt de vraag te beantwoor- deh, of de uitkomsten der onderzoekingen grond opleveren om maatregelen te nemen ter bescherming van de drijfnetvisscherij. Uit het voorgaande moge zijn gebleken, dat er niet veel ten nadeele van den haringtreil aan het licht is gekomen. Het eenige wat dezén ten laste kan worden gelegd is, dat hij eenige hoeveelheid oti- dermaatsche haring vernietigt, en dat is altijd een ongewenscht bedrijf. De hoe veelheid daarvan op zichzelf *en de ver houding van deze hoeveelheid tot de totaalvangst blijkt echter tot dusver van geen groote beteekenis te zijn. Ten slotte blijft ten aanzien van de vernieling overhet visschen met te naüwe mazen. Dit kan stellig niet in het belang van het product zijn, aangezien het de qualiteit van onze Hollandsche haring zeer déprécieert. Dit kwaad zal zich echter zelf spoedig straffen, indien algemeen weer haring van normale grootte wordt gevangen, waardoor voor het speciaal met te nauwe netten visschen geen of weinig aanleiding meer zou zijn. De invoer van Engelsche haring in ons land. De invoering van Engelsche haring is o.i. op zich zelf niet te bestrijden. Wel dient bestreden te worden de uitvoer van hier ingevoerde (cjjkwijls van inferieure qualiteit zijnde) Engelsche haring, onder den naam van „Hollandsche haring". Maatregelen ter bestrijding van dit euvel, mogen niet langer op zich laten wachten en behooren tegelijk te worden genomen met die, behoorende bij het volgende punt. Het rapport behandelt dan het Tegengaan der bekende mis standen op exportgebied. Ten slotte wordt opgemerkt, dat de resultaten van het haringvisscherijbedrijf weliswaar voor het grootste gedeelte be ïnvloed worden door prijs en quantiteit van de vangst, doch ook in sterke mate door de lasten die op het bedrijf drukken. s. J I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 5