POPULAIRE RUBRIEK.
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
Zonderlinge lotgevallen
H in het Dagelijksch leven
van Zaterdag 27 Februari 1926.
No. 215 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
r XTX. »A« AtX At» »<t» Xfc» X*,« ut.» Al» aV xV xtx xV xtx XT> AtA.
'vjvvi1» v|v >;vy^vyfr>r*y
EEN SERIE BABBELPRAATJES OVER DE HOLLANDSCHE SPREEKWOORDEN.
m
Wat wil zoo'n spreekwoord
nu eigenlijk zeggen?
Het spreekwoord in Beeld.
Alvorens verder te gaan imiet bet opso/m-
jtnen van de schillende spreekwoorden In
bot alge/meent en die, waarbij! Ib.v. onze
-licbaajmsdeelen en onize 'organen te pas
gebracht zijn lijkt het wel aardig er
eens een in 'n „toepasselijk verhaal" uit
te schrijven.
Als voorbeeld neem ik dan b.v. het alr
lerteerste spreekwoord uit het lijstje van
de „beenen" van de vorige week:
Het zijn sterke beenen, die de
weelde kunnen dragen,
In rn'n jongensjaren was ik 'n tijd lang
zoo 'n soort duvelstoejager aan een groote
zaak in Amsterdam. De oorspronkelijke
eigenaar van deze zaak was begonnen als
kleine drukker, had jaren lang ja, met
recht jaren lang geploeterd, gezwoegd
en gewerkt ja, imiet recht gewerkt!
oan zijn zaak tot 'bloed te brengen.
Dat was hem gelukt.
Maar hij Weef werken.
Dagelijks en dagen lang zat hij moeder
ziel alleen in het kleine hok, dat hij' zijn
kantoortje noemde. Reclame /maakte 1
nooit, speculeeren deed hij nimmer. Ge
studeerd had hij niet. Enkel zijn vak ge
leerd. Hij- had natuurlijk wel het voordeel
van den „goeden, ouden tijd", imiaar het
grootste voordeel zat in.hem aelf
Hij werkte hard1 en altijd I
En zijn zaak groeide en bloedde en werd
rijk!
Deze oude baas had een zoom
Deze zoon dreef al van jongs af op de
reputatie van zijn vader. Hij studeerde
wel van alles en nog wat.Handels
recht en talen en muziek voor rin genoe
gen en sport voor z"n gezondheid en ma
nieren om met de groote heeren van het
vak te kunnen omgaan.
Deze zoon werd groot en was voorbe
stemd om zijn vader in de zaak op te
volgen.
Dat gebeurde dan ook. Het was juist in
mijn tijd.
De vader hoewel met verdriet
mam op zekeren dag officieel afscheid van
het personeel als patroon van de zaak.
De oude mieneer verdween. Hij ging op
Zandvoort wonen.
En wij kregen „de jonge meneer''.
Toen begon de pret!
De jonge meneer begon onmiddellijk te
„reorganiseeren'". Er was geld er was
een goede naam Er was werk.Er
was van alea Dus op zdjin 'beurt in dat
HET DEEL VAN DEN ARME.
Een verhaal van Driekoningen.
Mevrouw zat in een gemakkeüjjfcen
leunstoel, met zachte kussens in den rug,
met die /voetjes in een molligen voetenzak,
en tegen allen tocht beschut door een rijk
geborduurd Japansch scherm.
Ze eindigde haar eenzamen maaltijd,
want ze was weduwe.
Haar eetzaal was licht en warm als een
plantenkas, en gesloten en tegen tocht
voorzien als een! donzig nestje. Op haar
tafel stonden, in twee kristallen vazen,
lentebloemen midden in den winter, en
geurige zomervruchten bij' dichte sneeuw
daarbuiten1.
Jan, de hofmeester-huisknecht, uitge-
doscht in deftig zwart geM'eeden rok,
heeft haar de fijnste schotels aangeboden,
schotels zoo talrijk en smakelijk dat me
vrouw, door van ieder gerecht maar even
tjes te proeven, reeds geen honger meer
had. Dit oogenblik heeft Jan afgewacht.
Met een fijn glimlachje zegt bij, op een!
toon van bescheiden vertrouwelijkheid:
Ik hoop, dat mevrouw de gravin zich
herinneren' zal weken dag wij heden heb
ben, en dat mevrouw een klein beetje trek
heeft voor dit En dit zeggende zette
hij een grooten Driekoningen/koek op
tafel.
Dat is waar ook! ft Is vandaag Drie
koningen! roept mevrouw uit, half ver
wonderd, half bi ij-ver rast. Dat is 'goed
van je, Jan, dat je daaraan denkt. Ik heb
altijd /gehouden van al die gebruiken en
[mooie legenden:. Zeker, ik zal een stukje
eten van je Driekoningenkoek.
Jan maakt een deftige en welbehage-
tijke buiging. Met zijn zilveren voorsnij
mes snijdt hij een dta reepje af en biedt
het mevrouw aan op een fijn poroelednen
bordje.
Met haar mooie fijne vingertjes, die
kleine kantoortje zitten verkoos de jonge
meneer niet Hij kocht onmiddellijk het
huis naast de zaak, liet verhouwen be
stelde 'n eerste klas kantoorinventaris,
engageerde typisten en boekhouders,
schrijfmachines en kaartsystemen.
Hij liet 'n afzonderlijk glas-enHmahonie-
directie-kantoor in elkaar zetten en plant
te zich in 'n duibfeauteuil met 'n /bandjes-
sigaar. om daar verder het werk af te
wachten.
Onderwijl' dirigeerde hij dé typisten en
de boekhouders volgens de regelen van
het handelsrecht plus het 'p atronaat
Dat ging allemaal prachtig.
Ook de technische dienst werd gereor
ganiseerd. Er kwamen nieuwere en betere
machines, snelpersen van 'n stuk of wat
toeren meer, 'n eigen stereotypie, zetmia-
crimes, machtige Krause's voor het toe
komstige massa-werk.
Er kwam nieuw personeel bij.
Er kwamen loon/staten, reglementen,
ploegenstedsels.
Toen was het geld' nog niet op.
Dus de jonge meneer stelde tegen den
zomer een onderdirecteur aan en maakte
een halve wereldreis. Oan umiverseede ken
nis op te doen.
Bijl bracht er een luxe vrouw van mee
uit het verre buitenland
En hij trou/wde. En hij kocht nog een
huis, nu om te wonen, en richtte dit in
volgens de regelen der kunst Pianola's,
schouwburg-abonnementen en 'n klein
autotje waren de eerste stappen op weg
naar de huiselijke gezelligheid.
ftiaar inmiddels was het massa-werk
nog niet gearriveerd. Dies 'klopten de
boeken niet vertelde de nieuwe /boek
houder.
Dan' werkte het personeel niet hard ge
noeg, zei de jonge meeneer.
En hij vloog vijf malen per dag door
de zetterij, drukkerij, binderij en stereo
typie, al maar mopperend en op-beu-end
en standjes makend.
Binnen drie maanden stonden alle mar
chines stil want er was een totale sta
king. Iets wat nimmer in de veertig
voorgaande jaren was voorgevallen.
Maar de jonge meneer zou ze die
koppige stakers. Uit Groningen en Mid
delburg liet hij ze komen. De vroegere
waren ontslagen! Onverbiddelijk!
Maar de Middelburgers en de Gronin
gers verschenen niet De eigen menschen
liepen op de gracht pijpje te rooken en
armoede te lijden. En tot zelfs het vast
gecontracteerde wejjc versnipperde naar
de concurrenten.
Zou de jonge meneer zich daardoor
laten verdemoedigem Nooit!
moe schijnen van' het gewicht deer ringen,
die zij dragen, eet mevrouw het stukje
koek op, langzaam en kruimpjesgewijze,
zooals men zit te bladeren in en te treuze
len over een boek, dat men lezen moet en
waarin men eigenlijk ge zin heeft
Daarna staat ze op. Jan schuift baar
voetenzak weg en trekt haar stoel achter
uit !H}j is op het punt het tochtscherm op
te vouwen' als mevrouw, plotseling in
dachtig de aartsvaderlijke /gebruiken op
het ouderlijk kasteel, op sleependen, treu
rig/en toon zegt:
Jan, ik ben bijgeüoovig! Eer je dien
Driekoningenkoek wegneemt, moet ja er
„het deel van den arme" afsnijden en1
wegzetten.
Bij deze inbreuk op zijn rechten ver'
liest Jan haast al zijn onverstoorlbaren
ernst en blijft staan, 'bijna gapend van
verbazing.
Waar bemoeit mevrouw zich Van
avond mee? denkt hij!. Gaat zij beknibbe
len op wat voor de keuken is bestemd?
Wegzetten? Wat een /burgerlijke zuinig-
beid voor een1 'gravin!
Want juist haddien hiij en zijn mede-
bedienden, overvoedend imet de rijkelui's
/gerechten, die hier dagdlijbsche kost wa
ren, zich op dezen smakelijken, trisschem,
echt landieMjken koek gespitst!
En 'zich bewust dat hij' opkwam voor de
rechten van alle hofmeesters van Frank
rijk /en Navarre zei Jan, met een glim
lachje waaruit mevrouw de gravin' juist
eventjes voelen kon hoezeer ze te kort
geschoten was in grafelijke waardigheid':
Pardon, mevrouw, ik heb niet ver
staan. Me/vrouw zei?
Dat je het deel van den arme zult
afsnijden van dien koek!
Meneer Jan dacht te stikken. Hij ver
loor al zijn deftigheid van zwartgerokten
hofmeester.
Hij, de man met de pluimzachte manier
tjes sloeg nu het tochtscherm dicht met
een geraas dat de teere zonuwtjes van me
vrouw pijnlijk aandeed.
En op een toon van ft aUerburgerfUjksbe
kwade humeur bromde hij:
Mevrouw, er zijn1 geen armen 5bi ons
huis, en in onze straat ook niet, zelfs niet
in onze heele wijk.
Mieneer Jan vergiste zich. In rijn wijk,
Kracht zou hij laten zien.
En hij toerde rond met zijn luie vrouw,
kocht luxe honden en verscheen als over
winnaar des avonds in den schouwburg,
waar zijn personeel programma's stand te
verkoopen!
En overdag speelde de pianola.
In het 'luxueuse kantoor zaten de typis
ten te hadwerken.
De /boekhouder telefoneerde voor tijd
verdrijf met Zijn vrienden.
De onder-directeur las *n roman.
En in de technische lokalen stond alles
doodstil.
[Buiten Hepen de stakers in 91e kou. „Bet
gaat mis met dien jongen meneer'1, mom
pelden' ze tot elkaar.
En toen zei de oude binder op een mor-
igien tegen mij» die de portee van het ge-
heele brok levenstraglefc nog niet door
gronden kon:
Ja, jongen.Het zijn sterke bee
nen), die de weelde idragen!
Binnen het jaar was de oude meneer
uit Zandvoort terug, zat weer moederziel
alleen in het kleine kantoortje en telde de
twee aotetasschen vol verwaarloosde on
betaalde kwitanties.
De jonge luxe vrouw had haar man ver
laten en was naar het buitenland terug
gekeerd.
En de jonge meneer had de zaken
badoorig den rug toegekeerd.
Van zulk zaken doen moest hij niets
hebben!
En' van hem zeggen de menschen, die
het weten, tot vandaag den dag:
Het zijn sterke beenen, die de weelde
dragen!
DE HERTOG VAN REICHSTADT.
Een ongelukkige Napoleanstelg.
In 1'Aiglon heeft Edmond Rostand den
jongen man vereeuwigd, wiens korte
leven er een is geweest van een zeld
zame tragiek. Nooit misschien werd ter
wereld een kind geboren onder grootscher
omstandigheden en met grootscher voor
uitzichten dan Napoléon-Frangoiak-Josèph
Charles, wien bij zijn geboorte in 1811,
op den 20en Maart, de titel van Koning
van Rome werd geschonken en wellicht
is ook nimmer een jong leven zoozeer
weggekwijnd door onbevredigde eerzucht
als het zijne. Om de tragedie van dit
„arendsjong" volkomen te begrijpen, moet
men in de historie welke in die dagen
romantischer was dan welke roman ook
een weinig teruggaan. Napoleon Bo
naparte, keizer geworden, had uit zijn
echt met de bekoorlijke, maar intrigante
Joséphine de Beauharnais zich geen na
komelingen zien geboren worden. Toch
was het één van keizers grootste wen
schen om, naar hij het zelf zoo fier zeide,
een groot voorvader te zijn, nu hij niet
de nakomeling van een vorstenras kon
wezen, par droit de naissance. Dit voor
val was een der redenen van zijn dingen
naar de hand dér Oostenrijksche aarts
hertogin Marie-Louise, dochter van den
Keizer van Oostenrijk. Deze betond zich
in den lastigen toestand, dat hij zulk een
schitterende aanvraag niet kön afslaan,
maar de aartshertogin zelve vertrok uit
in zijn straat, voor die rijkelui's woning,
waren twee armen, vader en dochter.
Ze drongen zich dicht togen mekaar op,
ze trappelden van de kou onder dien
scherpen winxL-on de sneeuwbuien die bij
vlagen heenjoegen tusscben de huizen
rijen door; doe rijen hooge nieuwe hfuizen,
diie met hun gesloten deuren en vensters
geleiken op groote, zelfzuchtige steenen
gezichten, die hun oogen. ooren en mond
stijf toehielden, om toch op geeneriei wijs
iets. te weten te komen van de ellende om
hen heen; die de ellende niet /wilden zien
imet hun oogen, niet hooren met h/un
ooren, niet beklagen met hun mondl!
Wat komen ze daar doen/, die vqder en
die dochter, met hun leege anaag en hun
■leege beurs? Wat hopen zij hier te vin-
dén? Ze weten het niet! Als bij instinct
blijven ze tegen den muur staan, die naar
hun kant too zoo koud en' vochtig is, en
aan den binnenkant zoo warm behangen
en' van vuurhltte doorgloeidl
In' de duisternis daarbuiten loeren ze
op een reet in de buitenluiken, waardoor
heen hen het vroolijike licht van daarbin
nen' bestralen zal; bibberend! in de ijzige
kou, hunkeren ze naar een deur die even
tjes open zal gaan en hun een adem van
warmte zal toezenden'.
Die muur, niets dtn die muur, scheidt
hun lijldeu en' ontberen van eon; bestaan
van overdaad en weelde maar die muur
is doof, blind en stom.
Als ze zich tegen! hem aan zouden vlijen
om te sterven, dan- fou hun dbodsnik zelf
tocani igeen oogenblik doen rillen op rij11
grondvesten.
De man dacht misschien aan al die din
gen, want tusschen zijn tanden mompelde
hij': O, die rijken! men hoort ze, /men
ruikt ze, men' voelt ze, en toch wat rijn
ze ver van ons! 1
Vader, vroeg het kléine meisje op
een klagelijfcen toon, waarin de nagalm
van haar kinderlijk drooimen nog weer
klonk: vader, vanavond smlullen die rijke
menschen van die lekkere koeken, die
wij hij den hakker voor het venster heb
ben gezien, nietwaar?
De rijken smullen niet, antwoordde
de vader, imet /bitterheid in zijn stem
dié eten' hun genoegen eer ze honger krij
gen. Ze zetten die 'koeben op tafel omdat
dé mode het zoo wil; maar niet omdat het
Weenen, met wrok in het hart tegen den
man, dien zij beschouwde als een haar
tegen haar wil opgedrongen echtgenoot.
Zij was mooi en nog zeer jong, nauwelijks
negentien jaar oud, toen zjj in 1810 als
keizerin aller Franschen de grenzen
overschreed. In het bosch van Oompiègne
wachtte Napoleon haar vol hartelijk on
geduld, dat zij echter geenszins beant
woordde.
Een jaar later werd de toekomstige
heerscher van Frankrijk geboren, de
koning van Rome. Niemand gelukkiger
dan Napolepn, die zijn zoon verafgoodde.
Toen hij in 1813 met zijn Grande Armée
moest uittrekken voor den veldtocht, die
hem zoo noodlottig zou worden, bekleedde
hij de keizerin met een soort beperkt
regentschap over het kind. Maar de
lijfsbewaking ervan droeg hij op aan de
keizerlijke garde, de oude stoere beren
mutsen, met hun groote knevels, hun
doorploegde gezichten en hun warme
harten voor den man, die de wereld aan
zijn voeten had liggen. Napoleon vertrok
en viel. Marie-Louise, die nooit de groot
heid van Napoleon begrepen of gewaar
deerd had, vertrok aanstonds met haar
kleinen zoon naar het vaderlijke hof te
Weenen. En de troon van het Eerste
Keizerrijk werd bestegen door Lodewijk
XVIII, den Burgerkoning.
In 1815 wist Napoleon van Elba te ont
vluchten en zijn eerste pogingen waren
gericht op het weerkrijgen van vrouw en
kind. Maar Marie-Louise weigerde,
gesteund door haaf vader. En de
Honderd Dagen, tusschen Elba en Water-
loo, verliepen zonder dat Napoleon zijn
innig-geliefd kind wederzag. Marie
Louise vond in Weenen, wat haar hart
begeerde, daaronder begrepen een trouw
gunsteling, graaf Neipperg, en dacht aan
geen terugkeeren tot Napoleon, dien de
trotsche Habsburgers slechts zien konden
als een dwingeland en een parvenu.
Sint Helena volgde en het was gedaan
met Napoleons macht. Onder deze
omstandigheden groeide de kleine koning
van Rome op. Zijn grootvader, de
keizer, verhief hem tot Hertog van Reich-
stadt en Oostenrijksch officier, hjj werd
met Hoogheid aangesproken en genoot
roote vrijheid aan het toch zoo strenge
"eensche hof. Maar de kanselier vorst
Metternioh, bleef voortdurend waakzaam.
Zoolang de Jonge Napoleon, die zijns
vaders gepassioneerden aard had geërfd,
zich slechts wikkelde in verschillende
kleine amourettes, bleef hij welwillend
toeschouwer. Doch toen de jonge
hertog meer en meer politieke aspiraties
kreeg, werd Metternich niet alleen waak
zaam, maar ook zijn felle tegenstander.
En de hertog was zich dit zeer wel be
wust.
In Frankrijk schoolden inmiddels de
Bonapartisten samen. In het geheim
kwamen, ze overeen, dat de Bourbon-
regeering moest verdwijnen. Het
arendsjong moest eindelijk zelf adelaar
worden en, als Napoleon II, den Fran
schen troon bestijgen. Niemand wilde
dit liever dan de hertog van Reichstadt
zelf. Hij beweende zijns vaders dood
in de verbanning hartstochtelijk en ver
stond zich. in het geheim met zijn Fran-
sche aanhangers. Plannen werden
gemaakt om hem naar Frankrijk te voe
ren, waar de omwenteling werd voorbe
reid. Maar Metternich, die niet voor
niets een der politieke kopstukken van
zijn tijd was, waakte rusteloos. Alles
liever dan een tweede Napoleontisch
regime, was zijn leus. En zelfs waagde
hij het Zijne Hoogheid den hertog van
Reichstadt een tijdlang vast te zetten op
een afgelegen kasteel. Keizer Joseph
evenwel maakte dit, zoo spoedig het te
•voor hen iets bijzonders is!
Ja, dat heb je ine al eens gezegd. En
je zei ook dat de menschen, vroeger, van
iederen Driekoniogenkoek een 'groot stuk
afsneden voor den eersten arme die bij
hen /aanklopte.Vader, als ik hier eens
aan/beide? Misschien' kregen wij 'het deel
van den) arme? Is dat nog aitijld gewoonte,
vaider?
Je zou het niet krijgen kindl Het is
niet meer de gewoonte. Zelfs op Drieko
ningen gewen de menschen den arme zijn
deel niet meer. Denk je dat de menschen
no/g aan z/ulke dingen! gelooven?
Och, mag ik niet eens probeeren, va
der? Ik hefb zoo'n honger!
Ga je gang kind.
En, het kind helde aan. Dé Ibreede deur
ging open en rij' gloed' naar ibinnen; aniaar
in heit voorportaal was de portier, en' die
snauwde haar toe:
- Wil je wei eens maken dat je weg
komt, bedelpak!
Och meneer, smeekte rij n/edlerig,
bleek, 'bevend, 't ds vanavond Driekonin
gen! Misschien is er iemand in h/uis, die
den a/rme rijin deel geeft van den koek.
Mag ik eens 'gaan' vragen?
Goed, ga dén maar, zei de huisbe
waarder, zijns /omdlanks bewogen door het
zien van zooveel armoede.
Maar als de rijke lui op imiij brom
men, dat ik je heb binnen/gelaten, zeg
dan' dat je achter iemiand aan bent geslo
pen en dat ik van niets weet.
-r Ja, mijnheer.
Reeds was ze de trap op. Op de eerste
verdieping hield' ze stil en beide aan de
eerste deur, die zij voor zidh zag.
De deur bleef toe. Ze schelde nog eens
en nog 'eens, en eindelijk /besloot /roerteer
Jan toch maar eens open te doen.
Evenals voor den huisbewaarder vouw
de rij voor hem de handjes saam en zei:
- Het is Driekoningen, meneer, ik kom
bet deel van den arme vragen! 1
Eten arme! Niet alléén in rijn wijk en
m zijn straat, maar in zijn huis! Jan kon
zijn oogen niet gelooven. /En evenals de
>ortier eerst, snauwt hij' haar toe: Wil
e wei eens maken dat jo /wegkomt, bedel
pak!
Maar achter den) hofmeester, nieuws
gierig geworden door het driemaal M:l»nt
zijner kennis kwam, ongedaan en ver
klaarde den kanselier nadrukkelijk, dat
zijn kleinzoon vrij was. Vele plannen
werden daarop weer beraamd voor Na-
poleon's vertrek naar zijn geboorteland,
maar inmiddels was de jonge man be
slopen door een vijand, gevaarlijker dan
vorst Metternich. Van kind af aan was
hij teringachtig geweest en het opwindende
leven, zijn onbevredigde eerzucht en zijn
inspannen studies van de krijgswetenschap
hadden zijn teer gestel volkomen onder
mijnd.
In 1832 stierf hij in het keizerlijk slot
Schönbrunn bij Weenen. Marie-Louise
zat aan zijn zijde, maar het was de
trouwe graaf de Montholon die hem de
oogen toedrukte, gelijk hij dit gedaan
had bij Napoleon, in de verbanning gestor
ven. Een tragische bijzonderheid is, dat
de hertog van Reichstadt stierf in de
zelfde kamer, waarin meer dan twintig
jaar tevoren Napoleon, op het hoogste punt
zijn glorie, te Schönbrunn had gelogeerd
en waar hü zijn huwelijksplan met aarts
hertogin Marie-Louise had opgevat.
HET RISICO VAN DEN ACTEUR.
Het publiek moge er van denken wat
het wil het acteursberoep is niet
zonder gevaren. Getuige het geval
van den Engelscben tooneelspeler Claude
Rains, die optredend in een tragedie van
Bernard Shaw, waarin hij de rol van den
onschuldige speelt, die ten onrechte tot
den dood op het schavot is veroordeeld,
zijn hals moet leenen voor een schijnop-
hanging, welke nimmer nalaat grooten
indruk op het publiek te maken. Voort
gedreven door de beulsknechten, bestijgt
bij iederen avond een plankier, dat op
het fatale oogenblik moet neerklappen,
terwijl de veroordeelde zijn hals moet
streken in een strop, die van een galg af
hangt. Op het bioment, dat de executie zal
plaatsvinden, treedt (natuurlijk) de wer
kelijke schuldige naar voren en het stuk
eindigt met de verheerlijking van de on
schuld.
Zaterdag scheelde het intusschen niet
veel of de alleronschuldigste, n.1. de
beroepsgetrouwe acteur, was echt opge
hangen. Terwijl hij daar in de hoogte
op het plankiertje stond, kwam dit, door
nog onopgehelderde oorzaak, vanzelf in
beweging: de speler had zijn hoofd reeds
in de lus, de grond verdween onder zijn
voeten weinige seconden nog en hij
had voor de oogen van het ontzette pu
bliek het tijdelijke met eeuwige verwisseld.
Toen opeens de „beul", blijk gevend van
een ongewone mate van tegenwoordig
heid van geest, op den ongelukkige toe
sprong en dezen omhoog tilde, zoodat
het touw slap kwam te hangen. Tegelijk
bracht hij met den voet het schavot weer
in de oude positie.
Van zijn vreeselijken schrik bekomen
verklaarde Rains, dat hij zijn rol alleen
dan opnieuw wilde spelen, wanneer er
geduchte stutten onder het draaiend
schavot werden aangebracht.
Een tweede ongeval op de planken
heeft zich afgespeeld in een schouwburg
te Hove bij Brighton. Hier trof het een
heeft mevrouw de deur van haar salon
opengedaan en alles geboord!
Zie je weL, Jan zegt ze, dat er nog
armen zijn. Laat dat kind /binnen; ik ben
bjjgüloovig, dat zal mij geluk brengen.
Wacht /meisje, wacht even,!
En /mevrouw, met een/ geruiach van
zijden rokken, verdwijnt in de eetkamer,
•blijft er eventjes, en komt dan terug met
eten /groot stuk van den koningsboek, dat
zjj in het schortje van het meisje legt
En nu vort! roept meneer Jam, en
slaat die deur zoo hevig achter het kind
toe, dat mevrouw het bijna op haar zenu
wen krijgt.
Maar het kind is de trappen al afge
hold, bedankt in ft voorbij/gaan den huis
bewaarder nog even, en vlié/gt de straat
op.
O, vader, vadertje! wat een igefluk!
Mijn deel stond al Maar op de tafel, en
kijk wat een stuk! Wel' voor vier
menschen! Gauw vader, de koek is nog
warm!
Ze deel/dien samen het stuk boek, ze
verslind/en het, en zij' smullen er wel vani,
dé stakkerds, want ze hadden ho/njger,
sinds langer dan vandaag!
■En teen hij een Ibeetje ibebomen was, en
'langzamer at, zied de vader opeens:
He, ik voel wat tusschen /mijn tan-
dien'! Zouden wijl den hoon /getroffen heb
ben? Maar hij Is rond' en plat, en heel
hard.
En meteen haalt hij dat ronde, platte,
harde ding uit den mond, kijkt, enft
is een' /goudstuk
Twintig francs! roept het /meisje uit
Dat heeft de mevrouw er in gestopt! Ik
helb gezien, dat ze iets in den boek stak.
O, vader, vanavond 'ben' ib /blijer dan een
'koningin!
En het goudstuk bekijkend, 9at voor
tien dagen levensonderhoud beteebent,
tien dagen, in dien tijd' vindt dé vader
imissdhién wel weer werk dat /goudstuk
bekijkend dat hem voor ft oogenblik
weer hoop en' moed geeft, zegt de man
met een stam die van aandoening trilt:
Ze waren toch maar goed!, die ge
woonten van vroeger!
Naar het Fransch van
Charta* Foley.
't Juttertje
Enfin: Hij kwam slecht aan z*n eind!
Carel Brensa,
B.
Gehangene en zelfmoordenaar
tegen wil en dank.