POPULAIRE RUBRIEK. Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, Zonderlinge lotgevallen H in het Dagelijksch leven van Zaterdag 27 Februari 1926. No. 215 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) r XTX. »A« AtX At» »<t» Xfc» X*,« ut.» Al» aV xV xtx xV xtx XT> AtA. 'vjvvi1» v|v >;vy^vyfr>r*y EEN SERIE BABBELPRAATJES OVER DE HOLLANDSCHE SPREEKWOORDEN. m Wat wil zoo'n spreekwoord nu eigenlijk zeggen? Het spreekwoord in Beeld. Alvorens verder te gaan imiet bet opso/m- jtnen van de schillende spreekwoorden In bot alge/meent en die, waarbij! Ib.v. onze -licbaajmsdeelen en onize 'organen te pas gebracht zijn lijkt het wel aardig er eens een in 'n „toepasselijk verhaal" uit te schrijven. Als voorbeeld neem ik dan b.v. het alr lerteerste spreekwoord uit het lijstje van de „beenen" van de vorige week: Het zijn sterke beenen, die de weelde kunnen dragen, In rn'n jongensjaren was ik 'n tijd lang zoo 'n soort duvelstoejager aan een groote zaak in Amsterdam. De oorspronkelijke eigenaar van deze zaak was begonnen als kleine drukker, had jaren lang ja, met recht jaren lang geploeterd, gezwoegd en gewerkt ja, imiet recht gewerkt! oan zijn zaak tot 'bloed te brengen. Dat was hem gelukt. Maar hij Weef werken. Dagelijks en dagen lang zat hij moeder ziel alleen in het kleine hok, dat hij' zijn kantoortje noemde. Reclame /maakte 1 nooit, speculeeren deed hij nimmer. Ge studeerd had hij niet. Enkel zijn vak ge leerd. Hij- had natuurlijk wel het voordeel van den „goeden, ouden tijd", imiaar het grootste voordeel zat in.hem aelf Hij werkte hard1 en altijd I En zijn zaak groeide en bloedde en werd rijk! Deze oude baas had een zoom Deze zoon dreef al van jongs af op de reputatie van zijn vader. Hij studeerde wel van alles en nog wat.Handels recht en talen en muziek voor rin genoe gen en sport voor z"n gezondheid en ma nieren om met de groote heeren van het vak te kunnen omgaan. Deze zoon werd groot en was voorbe stemd om zijn vader in de zaak op te volgen. Dat gebeurde dan ook. Het was juist in mijn tijd. De vader hoewel met verdriet mam op zekeren dag officieel afscheid van het personeel als patroon van de zaak. De oude mieneer verdween. Hij ging op Zandvoort wonen. En wij kregen „de jonge meneer''. Toen begon de pret! De jonge meneer begon onmiddellijk te „reorganiseeren'". Er was geld er was een goede naam Er was werk.Er was van alea Dus op zdjin 'beurt in dat HET DEEL VAN DEN ARME. Een verhaal van Driekoningen. Mevrouw zat in een gemakkeüjjfcen leunstoel, met zachte kussens in den rug, met die /voetjes in een molligen voetenzak, en tegen allen tocht beschut door een rijk geborduurd Japansch scherm. Ze eindigde haar eenzamen maaltijd, want ze was weduwe. Haar eetzaal was licht en warm als een plantenkas, en gesloten en tegen tocht voorzien als een! donzig nestje. Op haar tafel stonden, in twee kristallen vazen, lentebloemen midden in den winter, en geurige zomervruchten bij' dichte sneeuw daarbuiten1. Jan, de hofmeester-huisknecht, uitge- doscht in deftig zwart geM'eeden rok, heeft haar de fijnste schotels aangeboden, schotels zoo talrijk en smakelijk dat me vrouw, door van ieder gerecht maar even tjes te proeven, reeds geen honger meer had. Dit oogenblik heeft Jan afgewacht. Met een fijn glimlachje zegt bij, op een! toon van bescheiden vertrouwelijkheid: Ik hoop, dat mevrouw de gravin zich herinneren' zal weken dag wij heden heb ben, en dat mevrouw een klein beetje trek heeft voor dit En dit zeggende zette hij een grooten Driekoningen/koek op tafel. Dat is waar ook! ft Is vandaag Drie koningen! roept mevrouw uit, half ver wonderd, half bi ij-ver rast. Dat is 'goed van je, Jan, dat je daaraan denkt. Ik heb altijd /gehouden van al die gebruiken en [mooie legenden:. Zeker, ik zal een stukje eten van je Driekoningenkoek. Jan maakt een deftige en welbehage- tijke buiging. Met zijn zilveren voorsnij mes snijdt hij een dta reepje af en biedt het mevrouw aan op een fijn poroelednen bordje. Met haar mooie fijne vingertjes, die kleine kantoortje zitten verkoos de jonge meneer niet Hij kocht onmiddellijk het huis naast de zaak, liet verhouwen be stelde 'n eerste klas kantoorinventaris, engageerde typisten en boekhouders, schrijfmachines en kaartsystemen. Hij liet 'n afzonderlijk glas-enHmahonie- directie-kantoor in elkaar zetten en plant te zich in 'n duibfeauteuil met 'n /bandjes- sigaar. om daar verder het werk af te wachten. Onderwijl' dirigeerde hij dé typisten en de boekhouders volgens de regelen van het handelsrecht plus het 'p atronaat Dat ging allemaal prachtig. Ook de technische dienst werd gereor ganiseerd. Er kwamen nieuwere en betere machines, snelpersen van 'n stuk of wat toeren meer, 'n eigen stereotypie, zetmia- crimes, machtige Krause's voor het toe komstige massa-werk. Er kwam nieuw personeel bij. Er kwamen loon/staten, reglementen, ploegenstedsels. Toen was het geld' nog niet op. Dus de jonge meneer stelde tegen den zomer een onderdirecteur aan en maakte een halve wereldreis. Oan umiverseede ken nis op te doen. Bijl bracht er een luxe vrouw van mee uit het verre buitenland En hij trou/wde. En hij kocht nog een huis, nu om te wonen, en richtte dit in volgens de regelen der kunst Pianola's, schouwburg-abonnementen en 'n klein autotje waren de eerste stappen op weg naar de huiselijke gezelligheid. ftiaar inmiddels was het massa-werk nog niet gearriveerd. Dies 'klopten de boeken niet vertelde de nieuwe /boek houder. Dan' werkte het personeel niet hard ge noeg, zei de jonge meeneer. En hij vloog vijf malen per dag door de zetterij, drukkerij, binderij en stereo typie, al maar mopperend en op-beu-end en standjes makend. Binnen drie maanden stonden alle mar chines stil want er was een totale sta king. Iets wat nimmer in de veertig voorgaande jaren was voorgevallen. Maar de jonge meneer zou ze die koppige stakers. Uit Groningen en Mid delburg liet hij ze komen. De vroegere waren ontslagen! Onverbiddelijk! Maar de Middelburgers en de Gronin gers verschenen niet De eigen menschen liepen op de gracht pijpje te rooken en armoede te lijden. En tot zelfs het vast gecontracteerde wejjc versnipperde naar de concurrenten. Zou de jonge meneer zich daardoor laten verdemoedigem Nooit! moe schijnen van' het gewicht deer ringen, die zij dragen, eet mevrouw het stukje koek op, langzaam en kruimpjesgewijze, zooals men zit te bladeren in en te treuze len over een boek, dat men lezen moet en waarin men eigenlijk ge zin heeft Daarna staat ze op. Jan schuift baar voetenzak weg en trekt haar stoel achter uit !H}j is op het punt het tochtscherm op te vouwen' als mevrouw, plotseling in dachtig de aartsvaderlijke /gebruiken op het ouderlijk kasteel, op sleependen, treu rig/en toon zegt: Jan, ik ben bijgeüoovig! Eer je dien Driekoningenkoek wegneemt, moet ja er „het deel van den arme" afsnijden en1 wegzetten. Bij deze inbreuk op zijn rechten ver' liest Jan haast al zijn onverstoorlbaren ernst en blijft staan, 'bijna gapend van verbazing. Waar bemoeit mevrouw zich Van avond mee? denkt hij!. Gaat zij beknibbe len op wat voor de keuken is bestemd? Wegzetten? Wat een /burgerlijke zuinig- beid voor een1 'gravin! Want juist haddien hiij en zijn mede- bedienden, overvoedend imet de rijkelui's /gerechten, die hier dagdlijbsche kost wa ren, zich op dezen smakelijken, trisschem, echt landieMjken koek gespitst! En 'zich bewust dat hij' opkwam voor de rechten van alle hofmeesters van Frank rijk /en Navarre zei Jan, met een glim lachje waaruit mevrouw de gravin' juist eventjes voelen kon hoezeer ze te kort geschoten was in grafelijke waardigheid': Pardon, mevrouw, ik heb niet ver staan. Me/vrouw zei? Dat je het deel van den arme zult afsnijden van dien koek! Meneer Jan dacht te stikken. Hij ver loor al zijn deftigheid van zwartgerokten hofmeester. Hij, de man met de pluimzachte manier tjes sloeg nu het tochtscherm dicht met een geraas dat de teere zonuwtjes van me vrouw pijnlijk aandeed. En op een toon van ft aUerburgerfUjksbe kwade humeur bromde hij: Mevrouw, er zijn1 geen armen 5bi ons huis, en in onze straat ook niet, zelfs niet in onze heele wijk. Mieneer Jan vergiste zich. In rijn wijk, Kracht zou hij laten zien. En hij toerde rond met zijn luie vrouw, kocht luxe honden en verscheen als over winnaar des avonds in den schouwburg, waar zijn personeel programma's stand te verkoopen! En overdag speelde de pianola. In het 'luxueuse kantoor zaten de typis ten te hadwerken. De /boekhouder telefoneerde voor tijd verdrijf met Zijn vrienden. De onder-directeur las *n roman. En in de technische lokalen stond alles doodstil. [Buiten Hepen de stakers in 91e kou. „Bet gaat mis met dien jongen meneer'1, mom pelden' ze tot elkaar. En toen zei de oude binder op een mor- igien tegen mij» die de portee van het ge- heele brok levenstraglefc nog niet door gronden kon: Ja, jongen.Het zijn sterke bee nen), die de weelde idragen! Binnen het jaar was de oude meneer uit Zandvoort terug, zat weer moederziel alleen in het kleine kantoortje en telde de twee aotetasschen vol verwaarloosde on betaalde kwitanties. De jonge luxe vrouw had haar man ver laten en was naar het buitenland terug gekeerd. En de jonge meneer had de zaken badoorig den rug toegekeerd. Van zulk zaken doen moest hij niets hebben! En' van hem zeggen de menschen, die het weten, tot vandaag den dag: Het zijn sterke beenen, die de weelde dragen! DE HERTOG VAN REICHSTADT. Een ongelukkige Napoleanstelg. In 1'Aiglon heeft Edmond Rostand den jongen man vereeuwigd, wiens korte leven er een is geweest van een zeld zame tragiek. Nooit misschien werd ter wereld een kind geboren onder grootscher omstandigheden en met grootscher voor uitzichten dan Napoléon-Frangoiak-Josèph Charles, wien bij zijn geboorte in 1811, op den 20en Maart, de titel van Koning van Rome werd geschonken en wellicht is ook nimmer een jong leven zoozeer weggekwijnd door onbevredigde eerzucht als het zijne. Om de tragedie van dit „arendsjong" volkomen te begrijpen, moet men in de historie welke in die dagen romantischer was dan welke roman ook een weinig teruggaan. Napoleon Bo naparte, keizer geworden, had uit zijn echt met de bekoorlijke, maar intrigante Joséphine de Beauharnais zich geen na komelingen zien geboren worden. Toch was het één van keizers grootste wen schen om, naar hij het zelf zoo fier zeide, een groot voorvader te zijn, nu hij niet de nakomeling van een vorstenras kon wezen, par droit de naissance. Dit voor val was een der redenen van zijn dingen naar de hand dér Oostenrijksche aarts hertogin Marie-Louise, dochter van den Keizer van Oostenrijk. Deze betond zich in den lastigen toestand, dat hij zulk een schitterende aanvraag niet kön afslaan, maar de aartshertogin zelve vertrok uit in zijn straat, voor die rijkelui's woning, waren twee armen, vader en dochter. Ze drongen zich dicht togen mekaar op, ze trappelden van de kou onder dien scherpen winxL-on de sneeuwbuien die bij vlagen heenjoegen tusscben de huizen rijen door; doe rijen hooge nieuwe hfuizen, diie met hun gesloten deuren en vensters geleiken op groote, zelfzuchtige steenen gezichten, die hun oogen. ooren en mond stijf toehielden, om toch op geeneriei wijs iets. te weten te komen van de ellende om hen heen; die de ellende niet /wilden zien imet hun oogen, niet hooren met h/un ooren, niet beklagen met hun mondl! Wat komen ze daar doen/, die vqder en die dochter, met hun leege anaag en hun ■leege beurs? Wat hopen zij hier te vin- dén? Ze weten het niet! Als bij instinct blijven ze tegen den muur staan, die naar hun kant too zoo koud en' vochtig is, en aan den binnenkant zoo warm behangen en' van vuurhltte doorgloeidl In' de duisternis daarbuiten loeren ze op een reet in de buitenluiken, waardoor heen hen het vroolijike licht van daarbin nen' bestralen zal; bibberend! in de ijzige kou, hunkeren ze naar een deur die even tjes open zal gaan en hun een adem van warmte zal toezenden'. Die muur, niets dtn die muur, scheidt hun lijldeu en' ontberen van eon; bestaan van overdaad en weelde maar die muur is doof, blind en stom. Als ze zich tegen! hem aan zouden vlijen om te sterven, dan- fou hun dbodsnik zelf tocani igeen oogenblik doen rillen op rij11 grondvesten. De man dacht misschien aan al die din gen, want tusschen zijn tanden mompelde hij': O, die rijken! men hoort ze, /men ruikt ze, men' voelt ze, en toch wat rijn ze ver van ons! 1 Vader, vroeg het kléine meisje op een klagelijfcen toon, waarin de nagalm van haar kinderlijk drooimen nog weer klonk: vader, vanavond smlullen die rijke menschen van die lekkere koeken, die wij hij den hakker voor het venster heb ben gezien, nietwaar? De rijken smullen niet, antwoordde de vader, imet /bitterheid in zijn stem dié eten' hun genoegen eer ze honger krij gen. Ze zetten die 'koeben op tafel omdat dé mode het zoo wil; maar niet omdat het Weenen, met wrok in het hart tegen den man, dien zij beschouwde als een haar tegen haar wil opgedrongen echtgenoot. Zij was mooi en nog zeer jong, nauwelijks negentien jaar oud, toen zjj in 1810 als keizerin aller Franschen de grenzen overschreed. In het bosch van Oompiègne wachtte Napoleon haar vol hartelijk on geduld, dat zij echter geenszins beant woordde. Een jaar later werd de toekomstige heerscher van Frankrijk geboren, de koning van Rome. Niemand gelukkiger dan Napolepn, die zijn zoon verafgoodde. Toen hij in 1813 met zijn Grande Armée moest uittrekken voor den veldtocht, die hem zoo noodlottig zou worden, bekleedde hij de keizerin met een soort beperkt regentschap over het kind. Maar de lijfsbewaking ervan droeg hij op aan de keizerlijke garde, de oude stoere beren mutsen, met hun groote knevels, hun doorploegde gezichten en hun warme harten voor den man, die de wereld aan zijn voeten had liggen. Napoleon vertrok en viel. Marie-Louise, die nooit de groot heid van Napoleon begrepen of gewaar deerd had, vertrok aanstonds met haar kleinen zoon naar het vaderlijke hof te Weenen. En de troon van het Eerste Keizerrijk werd bestegen door Lodewijk XVIII, den Burgerkoning. In 1815 wist Napoleon van Elba te ont vluchten en zijn eerste pogingen waren gericht op het weerkrijgen van vrouw en kind. Maar Marie-Louise weigerde, gesteund door haaf vader. En de Honderd Dagen, tusschen Elba en Water- loo, verliepen zonder dat Napoleon zijn innig-geliefd kind wederzag. Marie Louise vond in Weenen, wat haar hart begeerde, daaronder begrepen een trouw gunsteling, graaf Neipperg, en dacht aan geen terugkeeren tot Napoleon, dien de trotsche Habsburgers slechts zien konden als een dwingeland en een parvenu. Sint Helena volgde en het was gedaan met Napoleons macht. Onder deze omstandigheden groeide de kleine koning van Rome op. Zijn grootvader, de keizer, verhief hem tot Hertog van Reich- stadt en Oostenrijksch officier, hjj werd met Hoogheid aangesproken en genoot roote vrijheid aan het toch zoo strenge "eensche hof. Maar de kanselier vorst Metternioh, bleef voortdurend waakzaam. Zoolang de Jonge Napoleon, die zijns vaders gepassioneerden aard had geërfd, zich slechts wikkelde in verschillende kleine amourettes, bleef hij welwillend toeschouwer. Doch toen de jonge hertog meer en meer politieke aspiraties kreeg, werd Metternich niet alleen waak zaam, maar ook zijn felle tegenstander. En de hertog was zich dit zeer wel be wust. In Frankrijk schoolden inmiddels de Bonapartisten samen. In het geheim kwamen, ze overeen, dat de Bourbon- regeering moest verdwijnen. Het arendsjong moest eindelijk zelf adelaar worden en, als Napoleon II, den Fran schen troon bestijgen. Niemand wilde dit liever dan de hertog van Reichstadt zelf. Hij beweende zijns vaders dood in de verbanning hartstochtelijk en ver stond zich. in het geheim met zijn Fran- sche aanhangers. Plannen werden gemaakt om hem naar Frankrijk te voe ren, waar de omwenteling werd voorbe reid. Maar Metternich, die niet voor niets een der politieke kopstukken van zijn tijd was, waakte rusteloos. Alles liever dan een tweede Napoleontisch regime, was zijn leus. En zelfs waagde hij het Zijne Hoogheid den hertog van Reichstadt een tijdlang vast te zetten op een afgelegen kasteel. Keizer Joseph evenwel maakte dit, zoo spoedig het te •voor hen iets bijzonders is! Ja, dat heb je ine al eens gezegd. En je zei ook dat de menschen, vroeger, van iederen Driekoniogenkoek een 'groot stuk afsneden voor den eersten arme die bij hen /aanklopte.Vader, als ik hier eens aan/beide? Misschien' kregen wij 'het deel van den) arme? Is dat nog aitijld gewoonte, vaider? Je zou het niet krijgen kindl Het is niet meer de gewoonte. Zelfs op Drieko ningen gewen de menschen den arme zijn deel niet meer. Denk je dat de menschen no/g aan z/ulke dingen! gelooven? Och, mag ik niet eens probeeren, va der? Ik hefb zoo'n honger! Ga je gang kind. En, het kind helde aan. Dé Ibreede deur ging open en rij' gloed' naar ibinnen; aniaar in heit voorportaal was de portier, en' die snauwde haar toe: - Wil je wei eens maken dat je weg komt, bedelpak! Och meneer, smeekte rij n/edlerig, bleek, 'bevend, 't ds vanavond Driekonin gen! Misschien is er iemand in h/uis, die den a/rme rijin deel geeft van den koek. Mag ik eens 'gaan' vragen? Goed, ga dén maar, zei de huisbe waarder, zijns /omdlanks bewogen door het zien van zooveel armoede. Maar als de rijke lui op imiij brom men, dat ik je heb binnen/gelaten, zeg dan' dat je achter iemiand aan bent geslo pen en dat ik van niets weet. -r Ja, mijnheer. Reeds was ze de trap op. Op de eerste verdieping hield' ze stil en beide aan de eerste deur, die zij voor zidh zag. De deur bleef toe. Ze schelde nog eens en nog 'eens, en eindelijk /besloot /roerteer Jan toch maar eens open te doen. Evenals voor den huisbewaarder vouw de rij voor hem de handjes saam en zei: - Het is Driekoningen, meneer, ik kom bet deel van den arme vragen! 1 Eten arme! Niet alléén in rijn wijk en m zijn straat, maar in zijn huis! Jan kon zijn oogen niet gelooven. /En evenals de >ortier eerst, snauwt hij' haar toe: Wil e wei eens maken dat jo /wegkomt, bedel pak! Maar achter den) hofmeester, nieuws gierig geworden door het driemaal M:l»nt zijner kennis kwam, ongedaan en ver klaarde den kanselier nadrukkelijk, dat zijn kleinzoon vrij was. Vele plannen werden daarop weer beraamd voor Na- poleon's vertrek naar zijn geboorteland, maar inmiddels was de jonge man be slopen door een vijand, gevaarlijker dan vorst Metternich. Van kind af aan was hij teringachtig geweest en het opwindende leven, zijn onbevredigde eerzucht en zijn inspannen studies van de krijgswetenschap hadden zijn teer gestel volkomen onder mijnd. In 1832 stierf hij in het keizerlijk slot Schönbrunn bij Weenen. Marie-Louise zat aan zijn zijde, maar het was de trouwe graaf de Montholon die hem de oogen toedrukte, gelijk hij dit gedaan had bij Napoleon, in de verbanning gestor ven. Een tragische bijzonderheid is, dat de hertog van Reichstadt stierf in de zelfde kamer, waarin meer dan twintig jaar tevoren Napoleon, op het hoogste punt zijn glorie, te Schönbrunn had gelogeerd en waar hü zijn huwelijksplan met aarts hertogin Marie-Louise had opgevat. HET RISICO VAN DEN ACTEUR. Het publiek moge er van denken wat het wil het acteursberoep is niet zonder gevaren. Getuige het geval van den Engelscben tooneelspeler Claude Rains, die optredend in een tragedie van Bernard Shaw, waarin hij de rol van den onschuldige speelt, die ten onrechte tot den dood op het schavot is veroordeeld, zijn hals moet leenen voor een schijnop- hanging, welke nimmer nalaat grooten indruk op het publiek te maken. Voort gedreven door de beulsknechten, bestijgt bij iederen avond een plankier, dat op het fatale oogenblik moet neerklappen, terwijl de veroordeelde zijn hals moet streken in een strop, die van een galg af hangt. Op het bioment, dat de executie zal plaatsvinden, treedt (natuurlijk) de wer kelijke schuldige naar voren en het stuk eindigt met de verheerlijking van de on schuld. Zaterdag scheelde het intusschen niet veel of de alleronschuldigste, n.1. de beroepsgetrouwe acteur, was echt opge hangen. Terwijl hij daar in de hoogte op het plankiertje stond, kwam dit, door nog onopgehelderde oorzaak, vanzelf in beweging: de speler had zijn hoofd reeds in de lus, de grond verdween onder zijn voeten weinige seconden nog en hij had voor de oogen van het ontzette pu bliek het tijdelijke met eeuwige verwisseld. Toen opeens de „beul", blijk gevend van een ongewone mate van tegenwoordig heid van geest, op den ongelukkige toe sprong en dezen omhoog tilde, zoodat het touw slap kwam te hangen. Tegelijk bracht hij met den voet het schavot weer in de oude positie. Van zijn vreeselijken schrik bekomen verklaarde Rains, dat hij zijn rol alleen dan opnieuw wilde spelen, wanneer er geduchte stutten onder het draaiend schavot werden aangebracht. Een tweede ongeval op de planken heeft zich afgespeeld in een schouwburg te Hove bij Brighton. Hier trof het een heeft mevrouw de deur van haar salon opengedaan en alles geboord! Zie je weL, Jan zegt ze, dat er nog armen zijn. Laat dat kind /binnen; ik ben bjjgüloovig, dat zal mij geluk brengen. Wacht /meisje, wacht even,! En /mevrouw, met een/ geruiach van zijden rokken, verdwijnt in de eetkamer, •blijft er eventjes, en komt dan terug met eten /groot stuk van den koningsboek, dat zjj in het schortje van het meisje legt En nu vort! roept meneer Jam, en slaat die deur zoo hevig achter het kind toe, dat mevrouw het bijna op haar zenu wen krijgt. Maar het kind is de trappen al afge hold, bedankt in ft voorbij/gaan den huis bewaarder nog even, en vlié/gt de straat op. O, vader, vadertje! wat een igefluk! Mijn deel stond al Maar op de tafel, en kijk wat een stuk! Wel' voor vier menschen! Gauw vader, de koek is nog warm! Ze deel/dien samen het stuk boek, ze verslind/en het, en zij' smullen er wel vani, dé stakkerds, want ze hadden ho/njger, sinds langer dan vandaag! ■En teen hij een Ibeetje ibebomen was, en 'langzamer at, zied de vader opeens: He, ik voel wat tusschen /mijn tan- dien'! Zouden wijl den hoon /getroffen heb ben? Maar hij Is rond' en plat, en heel hard. En meteen haalt hij dat ronde, platte, harde ding uit den mond, kijkt, enft is een' /goudstuk Twintig francs! roept het /meisje uit Dat heeft de mevrouw er in gestopt! Ik helb gezien, dat ze iets in den boek stak. O, vader, vanavond 'ben' ib /blijer dan een 'koningin! En het goudstuk bekijkend, 9at voor tien dagen levensonderhoud beteebent, tien dagen, in dien tijd' vindt dé vader imissdhién wel weer werk dat /goudstuk bekijkend dat hem voor ft oogenblik weer hoop en' moed geeft, zegt de man met een stam die van aandoening trilt: Ze waren toch maar goed!, die ge woonten van vroeger! Naar het Fransch van Charta* Foley. 't Juttertje Enfin: Hij kwam slecht aan z*n eind! Carel Brensa, B. Gehangene en zelfmoordenaar tegen wil en dank.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1926 | | pagina 13